Antwoord op vragen van het lid Piri over het bericht 'Pakistaans homostel met geregistreerd partnerschap volgens IND geen koppel: 'Geen toekomst zonder Ali''
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2023D44366, datum: 2023-10-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20232024-309).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (VVD)
Onderdeel van zaak 2023Z15037:
- Gericht aan: E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Indiener: K.P. Piri, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
309
Vragen van het lid Piri (PvdA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Pakistaans homostel met geregistreerd partnerschap volgens IND geen koppel: «Geen toekomst zonder Ali»» (ingezonden 12 september 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 25 oktober 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 138.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Pakistaans homostel met geregistreerd partnerschap volgens IND geen koppel: «Geen toekomst zonder Ali»» van RTV Drenthe op 5 september jl.?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Op welke wijze worden huwelijken en geregistreerde partnerschappen meegewogen in het oordeel van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over de homoseksualiteit van een asielzoeker? Hebben huwelijken en geregistreerde partnerschappen hetzelfde gewicht in de beoordeling? Waarom staan huwelijken en geregistreerde partnerschappen niet specifiek vermeld in werkinstructie 2019/17 van de IND?
Antwoord 2
Bij de beoordeling van de verklaringen van asielzoekers over hun seksuele gerichtheid betrekt de IND een aantal thema’s, waaronder het privéleven, huidige en voorgaande relaties, contacten met lhbti in het land van herkomst en in Nederland en wat de asielzoeker in zijn land heeft ervaren. Indien de vreemdeling verklaart over een partnerrelatie, worden de verklaringen en bewijsmiddelen hieromtrent (waaronder eventuele informatie en verklaringen over een huwelijk of geregistreerd partnerschap) meegewogen in de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid. Het gewicht dat daaraan toekomt, hangt af van het geheel aan informatie in het dossier. Er komt daarbij geen doorslaggevend gewicht toe aan de officiële vorm van de gestelde relatie. Ook een relatie waarbij geen sprake is van een geregistreerd partnerschap of huwelijk kan geloofwaardig zijn. Ook wordt hierbij geen onderscheid gemaakt tussen een huwelijk en een geregistreerd partnerschap.
Vraag 3
Worden verklaringen van derden over de oprechtheid van een huwelijk of geregistreerd partnerschap, zoals verklaringen van getuigen, meegenomen in de beoordeling van de IND?
Antwoord 3
Indien ingebracht, worden verklaringen van derden altijd betrokken in de beoordeling van de IND. Het gewicht dat hieraan wordt toegekend is afhankelijk van de individuele casus. Er komt met name betekenis toe aan feitelijke informatie die met verklaringen van derden over een relatie wordt verstrekt.
Vraag 4
Bij een geregistreerd partnerschap vindt een verplicht onderzoek plaats onder andere over of er geen beletselen zijn en of er geen sprake is van een schijn-geregistreerd partnerschap, bijvoorbeeld op basis van artikel 1:58 lid 2 en artikel 1:80a lid 4 en 5 van het Burgerlijk Wetboek; hoe verhoudt een beoordeling op basis van dit onderzoek zich tot een besluit van de IND dat de homoseksualiteit van een persoon met een geregistreerd partnerschap met iemand van hetzelfde gender niet aannemelijk is?
Antwoord 4
Artikel 1:44 lid 1 onder f BW verplicht aanstaande echtgenoten, of te registreren partners, zonder de Nederlandse nationaliteit of een verblijfstitel voor onbepaalde tijd, om een verklaring af te leggen dat het voornemen tot de verbintenis niet is ingegeven door het oogmerk om verblijfsrecht in Nederland te verkrijgen. Alvorens tot voltrekking van het huwelijk of het partnerschap over te gaan, verifieert de ambtenaar van de burgerlijke stand opnieuw de rechtmatigheid van het verblijf van de aanstaande echtgenoten of geregistreerde partners. Is de ambtenaar van oordeel dat een huwelijk met iemand zonder verblijfstitel voor onbepaalde tijd niet is gericht op de door de wet aan de huwelijkse staat verbonden verplichtingen maar op het verkrijgen van toelating tot Nederland, dan weigert de ambtenaar de voltrekking van het huwelijk of het sluiten van het geregistreerd partnerschap (zie artikel 1:58 lid 2 en artikel 1:80a lid 5, BW). Deze bepalingen zien op het voorkomen van een schijnhuwelijk dan wel schijnpartnerschap met als oogmerk het verkrijgen van toelating tot Nederland.
Bij het oordeel van de ambtenaar van de burgerlijke stand kunnen verschillende indicatoren betrokken worden. Hierbij kunt u denken aan het leeftijdsverschil tussen de beide partners, de snelheid waarmee men na de kennismaking wil huwen, eventuele werkzaamheid in de prostitutie, de wijze van onderlinge communicatie en het eventuele «huwelijksverleden» van de Nederlandse aanstaande echtgenoot.2 Indien de weging van deze en/of soortgelijke omstandigheden leidt tot de overtuiging dat het een op toelating tot Nederland gerichte schijnhandeling betreft, dan weigert de ambtenaar van de burgerlijke stand zijn medewerking hieraan vanwege strijd met de openbare orde. Anders dan bij het onderzoek door de IND vindt er geen beoordeling plaats ten aanzien van de geloofwaardigheid van de (gestelde) geaardheid.
Hoewel het de intentie van de wetgever is geweest om dergelijke schijnhuwelijken en -partnerschappen in den brede tegen te gaan, springen casussen waarbij één van de betrokkenen reeds over een verblijfstitel dan wel de Nederlandse nationaliteit beschikt het meest in het oog met betrekking tot het onderzoek uit artikel 1:58 lid 2 BW. Dan kan het huwelijk of partnerschap immers gericht zijn op een afgeleide verblijfstitel. Situaties waarbij echter beide partners niet over een verblijfstitel voor onbepaalde tijd noch over de Nederlandse nationaliteit beschikken, zullen in dat licht minder snel tot een vermoeden van een schijnhuwelijk met oog op toelating tot Nederland leiden. De IND is niet betrokken bij de keuze om al dan niet een nader onderzoek naar een mogelijk schijnhuwelijk of -partnerschap uit te voeren.
Bij de beoordeling in de asielprocedure wordt een integrale weging gemaakt van alle informatie en bewijsmiddelen uit het dossier van de vreemdeling. Indien een asielzoeker aan zijn asielaanvraag ten grondslag legt dat hij homoseksueel is wordt de geloofwaardigheid van de gestelde seksuele gerichtheid dus beoordeeld op basis van alle relevante informatie uit het dossier. Indien hiertoe bewijsmiddelen omtrent een geregistreerd partnerschap worden ingediend, worden deze betrokken bij de beoordeling. Het is daarbij primair aan de vreemdeling om de gestelde seksuele gerichtheid aannemelijk te maken. De IND geeft uitvoering aan de op haar rustende onderzoeksplicht. Zie ook het antwoord op vraag 2 voor een beschrijving van de wijze waarop de IND haar onderzoek uitvoert.
Vraag 5
Komt het vaker voor dat de IND de homoseksualiteit van een asielzoeker niet-aannemelijk verklaart ondanks het feit dat de asielzoeker gehuwd of geregistreerd partner is met een persoon van dezelfde gender? Zo ja, hoe vaak is dit de afgelopen jaren voorgekomen?
Antwoord 5
Dergelijke informatie wordt niet opgeslagen op een manier dat dit geaggregeerd inzichtelijk gemaakt kan worden.
Vraag 6
Wanneer de IND de homoseksualiteit van een asielzoeker niet-aannemelijk verklaart en de asielzoeker ten gevolge daarvan Nederland moet verlaten, neemt de IND in dat geval in overweging dat de asielzoeker wellicht in het land van herkomst wél te boek staat als homoseksueel en dus mogelijkerwijs gevaar loopt bij terugkeer naar het land van herkomst?
Antwoord 6
Indien uit de verklaringen van de vreemdeling, dan wel andersoortige informatie die bekend is bij de IND op het moment van het besluit, blijkt dat aan een vreemdeling in het land van herkomst homoseksualiteit wordt toegedicht, wordt dit uiteraard betrokken bij de beoordeling van het risico op vervolging of ernstige schade bij terugkeer. Een toegedichte seksuele gerichtheid kan een zelfstandige grond zijn voor asielbescherming indien de vreemdeling op grond daarvan te vrezen heeft.
Vraag 7
Hoe strookt het opsplitsen van twee asielzoekers met een geregistreerd partnerschap over twee verschillende locaties met het recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven zoals verwoord door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens?
Antwoord 7
Juist voor mensen die alles achter hebben moeten laten voor oorlog en geweld, is het belangrijk om als gezin bij elkaar te blijven. Het gescheiden opvangen van gezinsleden wordt daarom zoveel mogelijk voorkomen. In de situatie dat gezinsleden door verschillende aanvraagmomenten of door de inhoudelijke beoordeling afwijkende asielprocessen doorlopen (bijvoorbeeld omdat 1 gezinslid al in een ander Europees land asiel heeft aangevraagd), zien we dat dit niet altijd lukt. In zijn algemeenheid kan niet worden gesteld dat 8 EVRM er altijd toe noopt om gezinsleden samen op te vangen. Dit hangt af van de individuele omstandigheden en de belangenafweging die hierop wordt gemaakt. Desalniettemin zal het COA binnen de bovenbeschreven kaders doen wat mogelijk is om gezinsleden bij elkaar te houden.
RTV Drenthe, 5 september 2023, Pakistaans homostel met geregistreerd partnerschap volgens IND geen koppel: «Geen toekomst zonder Ali» (https://www.rtvdrenthe.nl/nieuws/15855883/pakistaans-homostel-met-geregistreerd-partnerschap-volgens-ind-geen-koppel-geen-toekomst-zonder-ali).↩︎
Vergelijk de toelichting bij de introductie van artikel 1:58 BW, Kamerstuk 22 488, nr. 3 p. 4.↩︎