De NCP-analyse van de voorstellen voor de CSDDD en de Nederlandse inzet in de EU
Schriftelijke vragen
Nummer: 2023D44540, datum: 2023-10-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2023Z18492).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Koekkoek, Tweede Kamerlid (Volt)
Onderdeel van zaak 2023Z18492:
- Gericht aan: E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Indiener: M. Koekkoek, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2023Z18492
Vragen van het lid Koekkoek (Volt) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingsssamenwerking over de NCP-analyse van de voorstellen voor de CSDDD en de Nederlandse inzet in de EU (ingezonden 26 oktober 2023).
Vraag 1
Deelt u de zorgen van het Nationaal Contactpunt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen over «een ernstig afbreukrisico» en een «verwatering» van de OESO-richtlijnen als de uiteindelijke EU-richtlijn voor gepaste zorgvuldigheid (CSDDD) op verscheidene punten ernstig afwijkt van de OESO-richtlijnen?1
Vraag 2
Erkent u dat ook de Raadspositie, ondanks de mede door Nederland gerealiseerde verbeteringen, op verschillende punten afwijkt van de OESO-richtlijnen, zoals geconstateerd door onder meer het NCP?
Vraag 3
Bent u het met het NCP eens dat overeenstemming met de OESO-richtlijnen veel meer behelst dan slechts het opnemen van elementen van elk van de zes stappen van het proces voor gepaste zorgvuldigheid? Erkent u dat het mogelijk is dat de uiteindelijke EU-Richtlijn weliswaar elementen van deze zes stappen bevat, maar dat dat nog niet wil zeggen dat de bepalingen in de Richtlijn daadwerkelijk overeenkomen met de verwachtingen in de OESO-richtlijnen?
Vraag 4
Hoe verklaart u dat het NCP veel meer afwijkingen van de OESO-richtlijnen heeft geïdentificeerd in de voorstellen voor de CSDDD dan de drie die u eerder zelf noemde en waarvan u suggereerde dat dat uitputtend was?2
Vraag 5
Welke acties heeft u ondernomen om het draagvlak voor het Nederlandse standpunt omtrent conformiteit met de OESO-richtlijnen bij andere EU-lidstaten te vergroten? Kunt u hier concreet op antwoorden?
Vraag 6
Bent u bereid om op basis van de NCP-analyse aanvullende acties te ondernemen? Bent u bijvoorbeeld bereid om de analyse van het NCP zowel op ministerieel als ambtelijk niveau te bespreken met andere EU-lidstaten?
Vraag 7
Kunt u, gezien uw uitspraak dat het «voor de hand» ligt om «zoveel mogelijk aan te sluiten» op de OESO-richtlijnen, omdat bedrijven «hun inspanningen ook nu al» daarop baseren3, aangeven welke nadelen voor bedrijven u ziet als de CSDDD onvoldoende overeenstemt met de OESO-richtlijnen?
Vraag 8
Hoe verwacht u duidelijkheid en zekerheid te bieden aan bedrijven als u uitspreekt dat bedrijven zich moeten houden aan twee afwijkende en op punten mogelijk zelfs conflicterende normenkaders, te weten de CSDDD en de OESO-richtlijnen? Welk normenkader is het uitgangspunt bij bijvoorbeeld bemiddelingprocessen door het NCP?
Vraag 9
Kunt u aangeven welke potentiële schadelijke gevolgen van het afwijken van de OESO-richtlijnen u ziet voor mensenrechten, het klimaat en het milieu, bijvoorbeeld als gevolg van afwijkende bepalingen op het gebied van de financiële sector, het nemen van passende maatregelen, inkooppraktijken, stakeholderbetrokkenheid en toegang tot herstel?
Vraag 10
Waarop baseert u uw verwachting dat zowel grote als kleinere bedrijven zich aan de OESO-richtlijnen gebonden zullen blijven voelen als de CSDDD onder de norm van de OESO-richtlijnen zakt4, gezien de huidige lage naleving van de OESO-richtlijnen en beperkte effectiviteit van het huidige IMVO-beleid?
Vraag 11
Kunt u bevestigen dat artikel 7(1)(a) van de Raadspositie van bedrijven vraagt hun mate van betrokkenheid bij een nadelig gevolg pas te bepalen bij het opstellen van het plan van aanpak nadat er prioritering heeft plaatsgevonden, terwijl de OESO-richtlijnen juist voorschrijven om dit te doen voorafgaand aan de prioritering en het bepalen van het plan van aanpak?5 Verplaatst de Raadspositie hiermee een onderdeel van stap 2 van het proces van gepaste zorgvuldigheid naar stap 3, en wijkt zij daarin dus af van de OESO-richtlijnen, zoals het NCP constateert?
Vraag 12
Kunt u bevestigen dat uit meerdere onderzoeken, onder meer uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, blijkt dat de vereisten aan het proces van gepaste zorgvuldigheid zoals omschreven in de OESO-richtlijnen wel degelijk naar wetgeving kunnen worden vertaald?6 Klopt het dat het niet ongebruikelijk is om in wetgeving gebruik te maken van open normen?
Vraag 13
Waarom heeft u de Kamerbrief over de reactie op de NCP-analyse pas op 10 oktober 2023, ná het schriftelijk overleg waarbij deze brief aan de orde had kunnen komen, naar de Kamer gestuurd, terwijl deze brief volgens de beslisnota al op 18 september klaarlag?7
Vraag 14
Waarom heeft u de voor «na de zomer» aangekondigde resultaten van de tussenmeting van het onderschrijven van de OESO-richtlijnen nog niet gepubliceerd?8
Vraag 15
Kunt u de uitkomst van het kabinetsoverleg binnen de Raad Europese Aangelegenheden op 12 september 2023 over de CSDDD met de Kamer delen?9
Vraag 16
Hoeveel gesprekken over de CSDDD hebben de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Economische Zaken in 2023 gevoerd met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven? In hoeveel gesprekken is dit onderwerp daarnaast ongeagendeerd aan de orde gekomen?
Vraag 17
Hoeveel gesprekken over de CSDDD hebben de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Economische Zaken in 2023 gevoerd met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en vakbonden? In hoeveel gesprekken is dit onderwerp daarnaast ongeagendeerd aan de orde gekomen?
Vraag 18
Onderschrijft u het belang van het verplichten van bedrijven om de potentiële invloed van hun eigen inkooppraktijken op misstanden onder de loep te nemen, om zo te voorkomen dat zij verantwoordelijkheden doorschuiven naar de keten en het mkb? Zet u zich hiervoor in binnen de Raad? Zet u zich daarbij ook in voor het expliciet benoemen van het belang van het realiseren van een leefbaar loon en inkomen voor werkenden en boeren in de Richtlijn?
Vraag 19
Kunt u bevestigen dat Nederland conform het BNC-fiche inzet op opname van een verplichting tot het daadwerkelijk uitvoeren van een klimaatplan, waarin bedrijven ook hun «scope-3»-emissies betrekken? Kunt u bevestigen dat opname van een referentie aan het Klimaatakkoord van Parijs in de Richtlijn daarvoor zeer relevant is?
Vraag 20
Kunt u in aanvulling op de impacttoets Ondernemingsklimaat eveneens een impacttoets uitvoeren op de verwachte effecten van de CSDDD op de naleving van de OESO-richtlijnen en daarmee het respecteren van mensenrechten, arbeidsrechten, het klimaat en het milieu, om eventuele onbedoelde effecten te kunnen corrigeren? Is het mogelijk om deze impacttoets uit te voeren in het kader van de verplichte kwaliteitseisen Effecten op ontwikkelingslanden en Effecten op gendergelijkheid uit het Beleidskompas?10
Vraag 21
Hoe wilt u voorkomen dat de aangekondigde impacttoets Ondernemingsklimaat11 ertoe leidt dat bij het ontwikkelen van de implementatiewetgeving uitsluitend de belangen van het bedrijfsleven in ogenschouw worden genomen, en niet of in veel mindere mate het belang van mensenrechten en het milieu?
Vraag 22
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk voor de volgende triloog in november beantwoorden?
Kamerstuk 2023/24, 2023D41405.↩︎
Commissiedebat Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel, 7 maart 2023.↩︎
Kamerstuk 2023/24, 26 485, nr. 428.↩︎
Kamerstuk 2023/24, 26 485, nr. 428.↩︎
OESO Due Diligence Handreiking voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, para. 2.4, p. 32.↩︎
Kamerstuk 2019/2020, 2020D12973.↩︎
Kamerstuk 2023/24, 2023D41406.↩︎
Kamerstuk 2022/23, 36 360 XVII, nr. 1.↩︎
Besluitenlijst Ministerraad 15 september 2023.↩︎
Beleidskompas, Kamerstuk 2017/18, 26 458, nr. 288.↩︎
Kamerstuk 2023/24, 26 485, nr. 428.↩︎