Antwoord op vragen van het lid Van Haga over de situatie met betrekking tot de vermoorde snackbareigenaar
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2023D45324, datum: 2023-11-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20232024-341).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Mede namens: C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van zaak 2023Z14820:
- Gericht aan: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
- Gericht aan: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Indiener: W.R. van Haga, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
341
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Justitie en Veiligheid over de situatie m.b.t. een vermoorde snackbareigenaar (ingezonden 7 september 2023).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming), mede namens de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (ontvangen 1 november 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 107.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Weduwe in de kou na dodelijke steekpartij»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het onvoorstelbaar is om te horen dat de overheid de weduwe van de vermoorde snackbareigenaar niet helpt, maar juist extra op de huid zit? Zo ja, vindt u opmerkingen als «verkoop je auto en doe de snackbar maar weg», ook tenenkrommend en een overheid onwaardig? Graag een gedetailleerd antwoord.
Antwoord 2
Om te beginnen wil ik mijn medeleven betuigen aan de familie met het tragische verlies van hun geliefde. Juist in een dergelijke situatie is het van het grootste belang dat de communicatie van overheden met burgers zorgvuldig en met de juiste bejegening plaatsvindt.
Ik begrijp dat omstandigheden bij overlijden, zeker in het geval van een misdrijf, tragisch zijn en nabestaanden op dat moment veel aan hun hoofd hebben en het is dan ook van belang dat mensen goed ondersteund worden hierbij. In mijn beleidsreactie op het rapport van de commissie Donner naar het stelsel van schadevergoedingen voor slachtoffers van strafbare feiten heb ik daarom aangegeven de rol (gidsfunctie) die Slachtofferhulp Nederland (SHN) vervult in de toelichting op en doorverwijzing naar algemene voorzieningen (verzekeringen, sociale zekerheid en gezondheidszorg) te versterken, zodat slachtoffers tijdig en adequaat de juiste hulp, zorg en informatie kunnen vinden.
Daarnaast bestaan er in Nederland binnen de sociale zekerheid sociale voorzieningen en volksverzekeringen om mensen in staat te stellen om economische of andere tegenslag op te vangen en verzekerd te zijn van een elementair inkomen. Dit is een algemeen vangnet en dus niet direct toegerust op specifieke omstandigheden. Voor slachtoffers en nabestaanden van slachtoffers van strafbare feiten zijn specifieke financiële voorzieningen beschikbaar. Daarop ga ik in het antwoord op vraag 3 nader in.
In geval van overlijden hebben nabestaanden (ook ondernemers en ZZP-ers) onder bepaalde voorwaarden recht op de Algemene nabestaandenwet (Anw). De Anw is een sociaal minimumuitkering. Kinderen waarvan beide ouders zijn overleden hebben recht op een wezenuitkering. Uiteindelijk kan iedereen in het uiterste geval terugvallen op de bijstand op basis van de Participatiewet. Daarvoor gelden voorwaarden. Zo is er sprake van een vermogenstoets waarbij het eigen vermogen, bezittingen en de waarde van een eigen woning in ogenschouw worden genomen. Het is aan de gemeente om de bijstandsaanvraag in ontvangst te nemen, de precieze individuele omstandigheden te wegen en eventueel tot uitkering over te gaan.
Voor zelfstandigen is er een aparte bijstandsregeling binnen de Participatiewet. Zelfstandigen kunnen in (tijdelijke) financiële problemen komen die het voortbestaan van hun bedrijf bedreigen. In bepaalde gevallen kunnen zij een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Dat bestaat uit een tijdelijke uitkering, leenbijstand voor levensonderhoud en eventueel bedrijfskrediet (rentedragende lening). Het Bbz kent een levensvatbaarheidtoets, eigen inkomen- en partnerinkomenstoets en een vermogenstoets waarbij alleen het noodzakelijke bedrijfsvermogen (inclusief eigen woning) wordt vrijgelaten tot € 238.737,- (normbedrag in 2023). Men kan dus, wanneer het bedrijf in de kern levensvatbaar is, leenbijstand aanvragen bij de gemeente zonder het bedrijf te hoeven beëindigen.
Er zijn ook mogelijkheden om particulier te verzekeren tegen verlies van inkomen, zoals door een arbeidsongeschiktheidsverzekering, aansprakelijkheidsverzekering of levensverzekering. Ook is er de mogelijkheid van het afsluiten van een overlijdensrisicoverzekering, die ook kan voorzien in schade bij levensdelicten. Veel verzekeringen kennen wel een eigen risicoclausule, waardoor slachtoffers vaak een deel van de schade niet vergoed krijgen. Op de specifieke voorzieningen voor slachtoffers van strafbare feiten ga ik in bij het antwoord op vraag 3.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het niet helpt om succesvolle ondernemers blijvend de bijstand in te jagen? Zo ja, heeft u de bereidheid om aanpassingen van de regels door te voeren, waardoor er (financiële) hulp aan nabestaanden van geweldsmisdrijven komt in geval van ondernemingen? Graag een gedetailleerd antwoord.
Antwoord 3
Ten principale ben ik het met u eens dat dit soort situaties er niet toe moeten leiden dat ondernemers of andere mensen blijvend in de bijstand terecht komen.
Voor slachtoffers en nabestaanden van slachtoffers van strafbare feiten zijn er daarom ook specifieke financiële voorzieningen beschikbaar. Dit gezien het belang dat door de overheid wordt gehecht aan de rechten en ondersteuning van slachtoffers van strafbare feiten, waardoor de overheid een rol voor zichzelf ziet. De voorzieningen zijn ook van toepassing op slachtoffers en nabestaanden van slachtoffers van een geweldsmisdrijf die een onderneming hebben. Ik zal deze aanvullende voorzieningen hierna nader toelichten.
Schadefonds Geweldsmisdrijven: financiële tegemoetkoming en bijdrage derving levensonderhoud
Een slachtoffer of nabestaande van een slachtoffer kan al voordat er een strafzaak is een aanvraag doen bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven voor een financiële tegemoetkoming. Dit ziet niet op de compensatie van schade, maar op een eenmalige tegemoetkoming in kosten of inkomensderving. Deze tegemoetkoming is gebaseerd op solidariteit, erkenning en het weer op weg helpen van slachtoffers en nabestaanden van opzettelijk gepleegde geweldsmisdrijven met ernstig letsel als gevolg. Dit bedrag wordt vervolgens in mindering gebracht op een eventuele toegewezen schadevergoeding in het kader van een strafzaak. Bedragen voor de tegemoetkoming aan slachtoffers variëren afhankelijk van de ernst van letsel, omstandigheden en gevolgen tussen de 1.000 en 35.000 euro.
Nabestaanden van een geweldsmisdrijf ontvangen een vast bedrag van 5.000 euro. Daarnaast kunnen zij een extra tegemoetkoming krijgen voor uitvaartkosten (maximaal 7.500 euro). Deze tegemoetkomingen worden niet meegenomen in de middelentoets voor de bijstand.
Het Schadefonds kan ook verschillende vaste bedragen uitkeren voor derving van levensonderhoud. De hoogte van het uit te keren bedrag hangt af van:
het inkomen van de overledene,
het inkomen van de achtergebleven (on)gehuwd partner,
de verhouding van de nabestaande tot de overledene ((on)gehuwd partner of afhankelijk kind), en
als de nabestaande een afhankelijk kind is: de leeftijd.
Een bedrag voor derving levensonderhoud kan worden meegewogen in de middelentoets voor de bijstand.
Voor aanvragen bij het Schadefonds dienen bewijsstukken als rekeningen, verzekeringsspecificaties, loonstroken of jaaropgaven te worden bijgevoegd ten behoeve van het kunnen vaststellen van de hoogte van de tegemoetkoming.
In de fase waarbij er nog geen sprake is van een strafzaak zijn er vanuit de rijksoverheid geen andere mogelijkheden dan hierboven beschreven.
Schadevergoedingsmaatregel
Binnen het kader van een strafzaak zijn er ook mogelijkheden om de schade te verhalen middels een schadevergoedingsmaatregel. In het recht is het uitgangsprincipe dat ieder (ook slachtoffers en gedupeerden) zijn eigen schade draagt, tenzij dat is te verhalen op een ander. Een slachtoffer van een strafbaar feit waarvan de verdachte bekend is, kan de schade verhalen door zich te voegen als benadeelde partij in een strafzaak. In dat kader dient het slachtoffer aan te geven wat de schade is. Dat kan zowel materiele als immateriële schade zijn. De overheid biedt, in de vorm van kosteloze rechtsbijstand en door Slachtofferhulp Nederland, ondersteuning aan slachtoffers bij het voegen in het strafproces. Dit berust mede op overwegingen van een goede rechtspleging.
Daarnaast regelt de Wet Vergoeding Affectieschade smartengeld voor naaste familieleden van slachtoffers. Deze familieleden (partner, kinderen en ouders) kunnen schadevergoeding krijgen als het slachtoffer is overleden of ernstig en blijvend letsel heeft. Dit overlijden of letsel moet dan zijn veroorzaakt door iemand anders. Die persoon is aansprakelijk en moet de vergoeding betalen. De hoogte van de vergoeding ligt tussen de 12.500 en 20.000 euro.
Voorschotregeling
Als de rechter in de strafzaak een schadevergoedingsmaatregel oplegt dan wordt het Centraal Justitieel Incasso Bureau ingeschakeld om de schadevergoeding bij de dader te innen. Mocht na 8 maanden na onherroepelijk worden van het vonnis nog niet het hele bedrag zijn ontvangen, dan treedt de voorschotregeling in werking en kan het slachtoffer of familie/nabestaande van het slachtoffer een (gedeeltelijk) voorschot krijgen op de toegewezen schadevergoeding. Dit houdt in dat de Staat het resterende bedrag uitkeert aan het slachtoffer of nabestaande. De voorschotregeling is ongemaximeerd voor slachtoffers van gewelds- of zedenmisdrijven en voor overige misdrijven gemaximeerd tot 5.000 euro. Ongemaximeerd houdt in dat het gehele toegekende bedrag aan het slachtoffer als voorschot wordt uitgekeerd en de Staat de inning van dit bedrag op de dader voortzet.
Met het algemene maatschappelijke stelsel en de specifieke voorzieningen voor slachtoffers van strafbare feiten bieden we ook ondernemers financiële ondersteuning in deze vreselijke situatie. Ik zie derhalve geen reden om de regels aan te passen.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het bizar is dat er vanuit de overheid geen vangnet is om financieel te helpen in situaties zoals deze, waar je, om bijstand te kunnen krijgen, je niet te veel eigen bezit mag hebben, waardoor je juist alles moet wegdoen en je van de regen in de drup terechtkomt? Graag een gedetailleerd antwoord, met daarbij ook antwoord op de vraag dat er in Nederland overal potjes en regelingen schijnen te zijn, behalve voor hardwerkende ondernemers.
Antwoord 4
Zoals aangegeven in de antwoorden op vraag 2 en 3 is er een uitgebreid maatschappelijk stelsel voor (financiële) hulp aan burgers, ook die slachtoffer en nabestaande van strafbare feiten zijn. Ook ondernemers kunnen daarvoor in aanmerking komen. Wel gelden er, voor zowel natuurlijke personen als ondernemers, bepaalde voorwaarden.
Vraag 5
Bent u bekend met de inzamelingsactie die twee lieve Haagse zussen zijn gestart?2 Zo ja, heeft u de bereidheid om ook een duit in het zakje te doen, dan wel de actie via uw sociale media kanalen te delen?
Antwoord 5
Ik ben bekend met de hartverwarmende inzamelingsactie van twee Haagse zussen voor de nabestaanden van de vermoorde Haagse snackbareigenaar. Aan uw verzoek om een financiële bijdrage te doen aan de actie of de actie via mijn sociale kanalen te delen, kan ik geen gehoor geven vanuit mijn verantwoordelijkheid om de belangen van slachtoffers in het algemeen te behartigen en niet die van individuele slachtoffers.