[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Kwint over het bericht 'Rente op studieschuld vanaf volgend jaar meer dan vijf keer zo hoog'

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2023D45470, datum: 2023-11-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20232024-348).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2023Z17122:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

348

Vragen van het lid Kwint (SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Rente op studieschuld vanaf volgend jaar meer dan vijf keer zo hoog» (ingezonden 11 oktober 2023).

Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 3 november 2023).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht «Rente op studieschuld vanaf volgend jaar meer dan vijf keer zo hoog»?1

Antwoord 1

De rente voor 2024 is vastgesteld op 2,56% voor studenten die in 35 jaar terug betalen (nieuwe stelsel) en op 2,95% voor studenten die in 15 jaar terug betalen (oude stelsel). In 2023 lagen deze percentages op respectievelijk 0,46% en 1,78%.

De rente wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de berekeningswijze die daarvoor in de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: Wsf 2000) is vastgelegd. Deze rente is gekoppeld aan de rente die de Staat betaalt op leningen die zij zelf aangaat. Dat is niet nieuw, maar gold ook al in het stelsel vóór het leenstelsel. Deze rente is het afgelopen jaar gestegen en daarmee stijgt ook de rente op de studielening. De bepaling van de rente is dus ook niet een keuze die het kabinet ieder jaar maakt.

Ik kan mij voorstellen dat studenten en oud-studenten daar zorgen over hebben. Ik wil daarbij benadrukken dat een student de rente niet nu betaalt, maar dat deze samen met de lening terugbetaald wordt. Op dat moment wordt rekening gehouden met de draagkracht. Als de oud-student geen of een beperkt inkomen heeft, hoeft hij of zij niet of minder terug te betalen. Ook voor de rente geldt dus dat de oud-student nooit meer betaalt dan hij of zij kan dragen.

Vraag 2

Hoe rijmt u uw eigen uitspraak «Daarom willen we als kabinet de studenten financiële rust bieden» met deze verhoging van de rente op studieschuld?

Antwoord 2

De herinvoering van de basisbeurs in het hoger onderwijs zorgt voor meer financiële rust bij studenten. De berekening van de rente is niet aangepast met de herinvoering van de basisbeurs. De situatie waarin de rente een aantal jaren op 0% heeft gestaan, was uitzonderlijk. Dat deze nu weer hoger is, is gelet op de economische situatie niet gek. Ik kan mij wel voorstellen dat studenten en oud-studenten zich daar zorgen over maken.

Vraag 3

Wat is uw reactie op de uitspraak «Studenten hadden verwacht dat de rente altijd nul zou blijven. Bij de 0,46 procent vorig jaar waren heel veel mensen al in een soort shock. Je treft hier juist de studenten mee die van de lening afhankelijk zijn geweest om hun studie en huur te bekostigen»?

Antwoord 3

Er is nooit beloofd dat de rente op 0% of laag zou blijven. Wel is gezegd dat het een gunstige lening betreft. Daar sta ik ook nog steeds achter. De rente is nog steeds vele malen lager dan de rente op de markt, door de koppeling met de rente die de Staat betaalt. Door de goede kredietwaardigheid van de Nederlandse staat is deze rente altijd gunstiger dan de marktrente.

Desalniettemin kan ik mij voorstellen dat studenten en oud-studenten zich zorgen maken. De rente hoeft pas te worden betaald op het moment dat ook de studielening wordt terugbetaald en daarvoor gelden sociale terugbetaalvoorwaarden. Zo wordt gekeken naar de draagkracht van de oud-student, kan iedere oud-student aflosvrije maanden inzetten en wordt de restschuld aan het einde van de looptijd kwijtgescholden.

Vraag 4

Wat is uw reactie op de uitspraak «Het is heel pijnlijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs.»?

Antwoord 4

Het doel van studiefinanciering is om de financiële toegankelijkheid van het vervolgonderwijs te borgen. Die financiële toegankelijkheid is altijd een gedeelde verantwoordelijkheid tussen de overheid, de ouders en de student zelf.

In het verleden – vóór het leenstelsel – heeft de rente vaker dit niveau gehad en is deze ook hoger geweest. Er zijn toen geen signalen geweest dat studenten niet gingen studeren vanwege het renteniveau. Bovendien is het van belang dat de rente niet direct hoeft te worden betaald en dat deze uiteindelijk via sociale terugbetaalvoorwaarden wordt terugbetaald.

Vraag 5

Bent u bereid om toe te zeggen dat de rente op studieschuld in de toekomst niet nog verder zal stijgen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Nee, die toezegging kan ik niet doen. In de huidige rentesystematiek is de rente gekoppeld aan de rente die de Staat betaalt en dat betekent dat de rente weer kan stijgen of kan dalen. Daarmee is het een systeem dat in alle soorten economische situaties werkt. Een eventuele wijziging van dit systeem is aan een volgend kabinet. Hieraan zijn ook budgettaire consequenties verbonden.

Vraag 6

Deelt u de mening dat de meerderheid van de studenten die hebben gestudeerd onder het schuldenstelsel, de nu toch al karige compensatie voor dit schuldenstelsel, kwijt is aan de verhoging van de rente?

Antwoord 6

De nieuwe vastgestelde rente geldt niet voor alle studenten en oud-studenten. Tijdens de studie wordt de rente jaarlijks vastgesteld. Na afstuderen wordt de rente iedere vijf jaar vastgesteld. Deze rente gaat dus gelden voor huidige studenten en oud-studenten die in 2024 in de aanloopfase2 komen of waarvan de rente voor het laatst werd vastgesteld in 2019, 2014, etc. Oud-studenten waarvoor eerder de rente is vastgesteld betalen 0% of 0,46% rente gedurende de vijfjaarsperiode die voor hen geldt.

Vraag 7

Herinnert u zich de uitspraak van uw ambtsvoorganger Bussemaker «Ik vind dat we moeten oppassen mensen leenangst aan te praten.»?3

Antwoord 7

Ik heb het interview gelezen.

Vraag 8

Hoe rijmt u de uitspraken van uw ambtsvoorganger Bussemaker met de aangekondigde verhoging van de rente op studieschuld?

Antwoord 8

Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 3 is nooit beloofd dat de rente op 0% zou blijven. De terugbetaalvoorwaarden zijn sociaal en daar sta ik nog steeds achter.

Vraag 9

Kunt u aangeven wat de hoogte is van het bedrag dat (oud)studenten extra gaan betalen bij een studieschuld van 10.000 euro? En bij een studieschuld van 30.000 euro? En bij een studieschuld van 50.000 euro?

Antwoord 9

Voor het antwoord op deze vraag moeten verschillende aannames worden gedaan. Bij de berekening gaan we ervanuit dat de student is afgestudeerd, een hoog inkomen heeft en daardoor geen aanspraak maakt op een verminderde aflossing op basis van draagkracht.4 Verder is de aanname dat de student nog 35 jaar moet terugbetalen en hiervoor dus 0,46% rente betaalde. Voor de berekening van de totale extra kosten, wordt alleen naar de komende vijf jaar gekeken. Voor die periode wordt de rente vastgezet en na vijf jaar wordt de rente voor oud-studenten opnieuw vast gesteld. Het is daarom niet zinvol om de totale rente over 35 jaar te berekenen, aangezien het verloop van de rente onvoorspelbaar is. De rente varieert over de jaren en kan zowel hoger als lager worden. Daarnaast geldt dat momenteel de inflatie hoger is dan de rente. Zo lang dat het geval is, is de reële rente negatief.

Met deze aannames gaat het om de volgende stijgingen op het termijnbedrag, waarbij het oude termijnbedrag ook is genoemd, en over de totale aflossing ten opzichte van de situatie met 0,46%:

€ 10.000,00 € 25,78 € 10,13 € 608
€ 30.000,00 € 77,33 € 30,41 € 1.824
€ 50.000,00 € 128,89 € 50,67 € 3.040

Vraag 10

Bent u bereid om deze vragen nog voor het Tweeminutendebat Mbo (basisvaardigheden/positie en medezeggenschap van studenten) te beantwoorden?

Antwoord 10

Het is helaas niet mogelijk gebleken om de Kamervragen voor dit debat te verzenden.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Pouw-Verweij (BBB), ingezonden 9 oktober 2023 (vraagnummer 2023Z16933).


  1. nos.nl, d.d. 9 oktober 2023v;https://nos.nl/artikel/2493500-rente-op-studieschuld-vanaf-volgend-jaar-meer-dan-vijf-keer-zo-hoog.↩︎

  2. Na afstuderen komt de oud-student eerst in de aanloopfase. In deze eerste twee jaar hoeft de oud-student nog niet terug te beginnen met terugbetalen.↩︎

  3. nu.nl., d.d. 29 mei 2014; https://www.nu.nl/politiek/3788649/iedereen-gaat-er-vooruit-met-leenstelsel.html.↩︎

  4. Voor het bepalen van draagkracht wordt het termijnbedrag vergeleken met het draagkrachtbedrag. Het termijnbedrag wordt eens in de vijf jaar berekend door de resterende schuld te delen door het aantal resterende maanden. De draagkracht wordt berekend door te kijken naar het inkomen van de oud-student, waarbij (bij terugbetalen in 35 jaar) 4% wordt genomen van het meerinkomen boven het wettelijk minimumloon (bij een alleenstaande zonder kinderen). De laagste van deze twee bedragen is het bedrag dat betaald moet worden. Hoe hoger de schuld, hoe hoger het inkomen vanaf waar draagkracht kan worden toegepast. Bij een schuld van € 50.000 wordt draagkracht toegepast vanaf een maandelijks inkomen dat kleiner is dan € 6.500. Bij een schuld van € 30.000 en € 10.000 gaat het respectievelijk om een maandelijks inkomen kleiner dan € 4.700 en € 2.900.↩︎