[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Mededeling alomvattende aanpak mentale gezondheid (Kamerstuk 22112-3762)

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2023D45714, datum: 2023-11-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22112-3828).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -3828 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.

Onderdeel van zaak 2023Z18970:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3828 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 november 2023

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 1 september 2023 over het Fiche: Mededeling alomvattende aanpak mentale gezondheid (Kamerstuk 22 112, nr. 3762).

De vragen en opmerkingen zijn op 12 oktober 2023 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 8 november 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Smals

Adjunct-griffier van de commissie,
Krijger

Inhoudsopgave

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
VVD-fractie 2
D66-fractie 3
GroenLinks- en PvdA-fracties 3
II. Reactie van de Staatssecretaris 4

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het BNC-fiche «Mededeling alomvattende aanpak mentale gezondheid». Genoemde leden hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

In de brief van het kabinet wordt gesteld dat het kabinet «over het algemeen positief is over de gepresenteerde voorstellen». 1 Kan het kabinet nader ingaan op zowel de positieve als de minder positieve aspecten aan de desbetreffende voorstellen? Op welke manier bewaakt het kabinet dat het nationaal beleid ook in de toekomst autonoom blijft? Kan het kabinet aangeven welke kansen Europese samenwerking biedt om zaken te regelen waarin het nationaal beleid op dit moment nog niet voorziet, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De Europese Commissie stelt in haar aanpak drie principes centraal: 1) toegang tot adequate en effectieve preventie; 2) toegang tot hoogwaardige en betaalbare mentale gezondheidszorg en behandeling; en 3) het in staat zijn om te re-integreren in de samenleving na herstel. De leden van de VVD-fractie vragen in het bijzonder bij punt 1 om een nadere duiding. In hoeverre krijgt bijvoorbeeld sport- en bewegen een plek in deze aanpak/binnen bovengenoemde principes, evenals maatregelen om de mentale weerbaarheid te bevorderen?

Verder lezen de leden van de VVD-fractie dat lidstaten gebruik kunnen maken van EU-middelen in de (co)financiering van beleidsonderdelen inzake mentale gezondheid. Aan welke criteria moet voldaan worden om aanspraak te kunnen maken op deze middelen en is het kabinet voornemens aanspraak te maken op deze middelen? Zo ja, voor welke doeleinden? Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat deze middelen door Nederland optimaal worden benut?

Tot slot merken de leden van de VVD-fractie op dat in het voorliggende BNC-fiche wordt gesteld dat per initiatief scherp gekeken zal worden of de gewenste monitoring en gegevensverzameling geen onevenredige administratieve lasten opleveren voor Nederlandse burgers, gemeenten en zorgaanbieders. Zij ondersteunen dit voornemen, maar vragen wel of hier vooraf criteria voor opgesteld worden. Kan het kabinet aangeven of er toegevoegde waarde is aan deze cijfers op Europees niveau?

Vragen en opmerkingen van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het BNC-fiche aangaande de mededeling voor de alomvattende aanpak mentale gezondheid. In het algemeen zijn genoemde leden het eens met de doelstellingen en de voorgestelde focuspunten van de mededeling. Meer specifiek hebben deze leden enkele vragen over de uitvoering en de governance.

De leden van de D66-fractie vragen of kort kan worden toegelicht welke status een mededeling binnen de Europese Commissie heeft. Welke ruimte heeft Nederland nog om te onderhandelen over de inhoud van de mededeling?

De leden van de D66-fractie lezen dat in de mededeling geconstateerd wordt dat de mentale gezondheid van de inwoners van de EU is verslechterd en dat het aannemelijk is dat deze in de toekomst zal blijven verslechteren. In hoeverre wordt onderbouwd waar deze prognose op gebaseerd is? Welke redenen liggen ten grondslag aan die verwachte verslechtering? In hoeverre zijn er regionale verschillen in de ontwikkeling in mentale gezondheid? Welke factoren zijn van invloed op die regionale verschillen?

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de mededeling er voornamelijk op gericht lijkt om een faciliterende rol vanuit de EU te vervullen bij het beleid rondom mentale gezondheid. De Europese Commissie laat voldoende ruimte aan de lidstaten om prioriteiten te stellen die aansluiten op het eigen nationale beleid. Tegelijkertijd schuilt daarin ook een risico dat de voorgestelde aanpak juist het grensoverschrijdende karakter van mentale gezondheid onvoldoende weet aan te spreken, terwijl daar juist veel kansen toe zijn. Genoemde leden lezen in het BNC-fiche dat het kabinet een aanvulling maakt bij de Europese Commissie op het gebied van gezondheidsdeterminanten en preventiemethodes. Deze leden zien echter niet hoe het effect van het gebruik van sociale media in de huidige mededeling terugkomt. Kan het kabinet toelichten in hoeverre hij met deze leden van mening is dat de EU juist op het grensoverschrijdende karakter van sociale media het voortouw kan nemen door bijvoorbeeld onderzoek te verrichten naar het effect van het gebruik ervan op mentaal welzijn? Kan het kabinet dit meenemen in de onderhandelingen in Brussel?

Tenslotte schrijft het kabinet in het BNC-fiche dat er diverse mogelijkheden zijn voor nationale of lokale overheden om aanspraak te kunnen maken op gelden vanuit deze fondsen. Kan het kabinet toelichten in hoeverre dit nu al gebeurt en of lokale overheden deze mogelijkheid al voldoende benutten?

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties vinden het positief dat de Europese Commissie voor een alomvattende aanpak ten aanzien van mentale gezondheid heeft gekozen. Genoemde leden zetten zich al jaren in voor dit onderwerp en zijn dan ook blij dat ook de Europese Commissie het belang hiervan ziet en ook erkent dat dit probleem sector overschrijdend is en alle beleidsterreinen bestrijkt.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties vragen of de Europese Commissie tevens bepaalde doelen of ambities verbindt aan de aanpak en de bijbehorende financiële middelen. Is er een doel of stip op de horizon voor de lidstaten aan het eind van het programma? Genoemde leden lezen dat de Europese Commissie lidstaten op veel vlakken aanmoedigt, maar vragen of dit voldoende is. Deze leden vragen ook welke kansen het kabinet ziet voor het Nederlandse beleid binnen deze aanpak? Zal hier nieuw beleid uit volgen? Wat kan deze aanpak concreet opbrengen voor het Nederlands beleid op dit vlak?

II. Reactie van de Staatssecretaris

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het BNC-fiche «Mededeling alomvattende aanpak mentale gezondheid». Genoemde leden hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

In de brief van het kabinet wordt gesteld dat het kabinet «over het algemeen positief is over de gepresenteerde voorstellen». 2 Kan het kabinet nader ingaan op zowel de positieve als de minder positieve aspecten aan de desbetreffende voorstellen? Op welke manier bewaakt het kabinet dat het nationaal beleid ook in de toekomst autonoom blijft? Kan het kabinet aangeven welke kansen Europese samenwerking biedt om zaken te regelen waarin het nationaal beleid op dit moment nog niet voorziet, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Het kabinet ziet verschillende positieve aspecten aan de voorstellen. In algemene zin bieden de voorstellen gerichte inhoudelijke ondersteuning waarmee zowel de uitvoering, als de (door)ontwikkeling van een integrale aanpak van de mentale gezondheid kan worden versterkt. Zo wordt het uitwisselen en bundelen van kennis en ervaringen over de integrale aanpak van mentale gezondheid tussen Europese landen vergemakkelijkt. Daarnaast kunnen de voorstellen Nederland kansen bieden om meer kennis te vergaren over zaken die ten goede kunnen komen aan het Nederlandse beleid. Bijvoorbeeld kunnen «lessons learned» van andere landen inzichten in effecten van beleidsmaatregelen opleveren die a) mogelijk nog niet beschikbaar of ingezet zijn in Nederland maar wel de Nederlandse samenleving ten goede zouden kunnen komen of b) mogelijk wel beschikbaar zijn in Nederland maar nog niet getest zijn op effectiviteit/effect.

De minder positieve aspecten van de voorstellen zijn beperkt. Wel kost het gebruikmaken van, of deelnemen aan, de gepresenteerde voorstellen tijd, inspanning en in sommige gevallen cofinanciering. De mate waarin Nederland zal deelnemen aan of gebruikmaken van de verschillende voorstellen hangt af van de concrete inhoud van de individuele voorstellen en de mate waarin deze voorstellen de beleidsprioriteiten van het kabinet ondersteunen. Bovendien zijn de gepresenteerde voorstellen niet allemaal nieuw. De mededeling biedt een overzicht van deels lopende en deels aangekondigde voorstellen en initiatieven die veelal aansluiten bij staand Nederlands beleid.

Er worden geen verplichtingen opgelegd: het is de vrije keus van lidstaten om de voorstellen te benutten. De autonomie van het Nederlandse beleid wordt dus niet aangetast. Het kabinet zal ook in de toekomst het subsidiariteitsprincipe blijven benadrukken.

De Europese Commissie stelt in haar aanpak drie principes centraal: 1) toegang tot adequate en effectieve preventie; 2) toegang tot hoogwaardige en betaalbare mentale gezondheidszorg en behandeling; en 3) het in staat zijn om te re-integreren in de samenleving na herstel. De leden van de VVD-fractie vragen in het bijzonder bij punt 1 om een nadere duiding. In hoeverre krijgt bijvoorbeeld sport- en bewegen een plek in deze aanpak/binnen bovengenoemde principes, evenals maatregelen om de mentale weerbaarheid te bevorderen?

Het kabinet onderschrijft het belang van sport en bewegen als middel om de mentale gezondheid te bevorderen. De Europese Commissie (hierna: de Commissie) benoemt in haar aanpak ook expliciet dat fysieke activiteit en sport een belangrijke rol spelen in de promotie van goede mentale gezondheid. Verder wordt sport en andere gezondheid bevorderende fysieke activiteiten ook aangemoedigd via het werkplan van de EU voor sport3 en de Europese Week van de Sport4. Maatregelen om de mentale weerbaarheid te bevorderen zijn verweven in de hele alomvattende aanpak van de Commissie. Bijvoorbeeld het stimuleren van aandacht voor een goede mentale gezondheid in verschillende beleidsterreinen (zoals onderwijs, jeugd, werkgelegenheid en sociale bescherming), het trainen van (zorg)professionals en het verminderen van stigma en discriminatie.

Recent zijn in de EU raadswerkgroep Publieke Gezondheid raadsconclusies5 over mentale gezondheid behandeld die binnenkort worden vastgesteld. Nederland heeft hierbij aandacht gevraagd voor preventie en het versterken van beschermende factoren voor een goede mentale gezondheid, zoals onder meer sport en bewegen. Dit sluit aan bij de aandacht die de VVD-fractie vraagt voor maatregelen om de mentale weerbaarheid te bevorderen.

Verder lezen de leden van de VVD-fractie dat lidstaten gebruik kunnen maken van EU-middelen in de (co)financiering van beleidsonderdelen inzake mentale gezondheid. Aan welke criteria moet voldaan worden om aanspraak te kunnen maken op deze middelen en is het kabinet voornemens aanspraak te maken op deze middelen? Zo ja, voor welke doeleinden? Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat deze middelen door Nederland optimaal worden benut?

De EU-middelen die beschikbaar zijn in de vorm van (co)financiering worden vrijgemaakt vanuit een hele reeks fondsen zoals onder meer het EU4Health-programma, Horizon Europe en Programma Creatief Europa. Het verschilt per fonds en/of middel aan welke criteria moet worden voldaan om aanspraak te kunnen maken op de middelen. De alomvattende aanpak van de Commissie is gebaseerd op beleids- en financieringsinstrumenten van vele Europese directoraat-generaals6 en de doeleinden van het inzetten van deze middelen lopen dan ook uiteen, met als overkoepelende doelstelling om aandacht voor mentale gezondheid in alle relevante beleidsterreinen te integreren. Daar waar relevant voor de nationale beleidsdoelen zal het kabinet overwegen om aanspraak te maken op de middelen. Binnen verschillende EU-fondsen (zoals Horizon Europe, EU4Health, Eurostars en Erasmus+) wordt door Nederland al aanspraak gemaakt op gelden voor projecten aangaande mentale gezondheid.

Tot slot merken de leden van de VVD-fractie op dat in het voorliggende BNC-fiche wordt gesteld dat per initiatief scherp gekeken zal worden of de gewenste monitoring en gegevensverzameling geen onevenredige administratieve lasten opleveren voor Nederlandse burgers, gemeenten en zorgaanbieders. Zij ondersteunen dit voornemen, maar vragen wel of hier vooraf criteria voor opgesteld worden. Kan het kabinet aangeven of er toegevoegde waarde is aan deze cijfers op Europees niveau?

Het kabinet bewaakt de administratieve lastendruk voor Nederlandse burgers, gemeenten en zorgaanbieders scherp. Het belangrijkste criterium voor Nederland hierbij is dat er geen nieuwe informatie wordt verzameld tenzij daar een goed onderbouwde reden voor is. Gelukkig zijn al veel bestaande gegevens op Europees niveau beschikbaar over mentale gezondheid die bijvoorbeeld op een andere manier geanalyseerd kunnen worden om meer inzicht te krijgen. Ook kunnen Nederlandse gegevens uit bestaande monitors worden gebruikt voor gegevensverzameling op Europees niveau. Het kabinet ziet zeker meerwaarde in informatie op Europees niveau. Zo kunnen Europese vergelijkingen helpen om bijvoorbeeld veranderingen in de mentale gezondheid in Nederland beter te duiden.

Vragen en opmerkingen van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het BNC-fiche aangaande de mededeling voor de alomvattende aanpak mentale gezondheid. In het algemeen zijn genoemde leden het eens met de doelstellingen en de voorgestelde focuspunten van de mededeling. Meer specifiek hebben deze leden enkele vragen over de uitvoering en de governance.

De leden van de D66-fractie vragen of kort kan worden toegelicht welke status een mededeling binnen de Europese Commissie heeft. Welke ruimte heeft Nederland nog om te onderhandelen over de inhoud van de mededeling?

Een mededeling is een instrument dat de Commissie gebruikt om haar standpunten, beleidsdoelstellingen en aanbevelingen over te brengen, maar heeft geen wettelijke bindende kracht. Mededelingen worden vaak gebruikt om beleidsadviezen en prioriteiten aan te kondigen en om lidstaten, het Europees Parlement en andere belanghebbenden te informeren over specifieke kwesties. Lidstaten reageren op de mededeling in raadsconclusies7. In verschillende EU raadswerkgroepen worden de raadsconclusies over mentale gezondheid behandeld. Nederland heeft in de raadswerkgroep Publieke Gezondheid onder meer aandacht gevraagd voor het belang preventie van mentale klachten en het versterken van mentale weerbaarheid gedurende de levensloop met een focus op het versterken van beschermende factoren zoals sport- en cultuurparticipatie. De politieke afhandeling hiervan volgt in de EU-gezondheidsraad van 30 november.

De leden van de D66-fractie lezen dat in de mededeling geconstateerd wordt dat de mentale gezondheid van de inwoners van de EU is verslechterd en dat het aannemelijk is dat deze in de toekomst zal blijven verslechteren. In hoeverre wordt onderbouwd waar deze prognose op gebaseerd is? Welke redenen liggen ten grondslag aan die verwachte verslechtering? In hoeverre zijn er regionale verschillen in de ontwikkeling in mentale gezondheid? Welke factoren zijn van invloed op die regionale verschillen?

Redenen die in de mededeling van de Commissie worden genoemd die (mogelijk) ten grondslag liggen aan de verslechtering van de mentale gezondheid van de inwoners van de EU zijn crisissen zoals de COVID-19 pandemie, de Russische oorlog tegen Oekraïne, de energiecrisis, inflatie en de drievoudige planetaire crisis (klimaatverandering, biodiversiteitsverlies en vervuiling)8. Ook worden ontwikkelingen als digitalisering, demografische veranderingen en radicale verschuivingen in de arbeidsmarkt genoemd als ontwikkelingen die zowel uitdagingen als kansen met zich meebrengen.

In de mededeling wordt aangehaald dat de kosten die gemoeid gaan met mentale gezondheidsproblematiek al hoog zijn9 en naar verwachting bij het niet ondernemen van actie zullen stijgen in lijn met de mondiale stressfactoren. Deze mondiale stressfactoren wakkeren onzekerheid over de toekomst aan. Zo concludeerde een recente survey dat 75% van de kinderen en jonge respondenten hun toekomstig als «beangstigend» zagen, als gevolg van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies10. Ook heeft de COVID-pandemie zorgen en angsten over de toekomst, de eigen gezondheid en de gezondheid van geliefden aangewakkerd11.

Voor wat betreft regionale verschillen in de ontwikkeling van mentale gezondheid bij lidstaten wordt door de Commissie vooral ingegaan op de extra uitdagingen waarmee inwoners in landelijke of afgelegen gebieden te maken hebben door het risico op afzondering en de beperkte toegang tot ondersteunende diensten op het gebied van mentale gezondheid.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de mededeling er voornamelijk op gericht lijkt om een faciliterende rol vanuit de EU te vervullen bij het beleid rondom mentale gezondheid. De Europese Commissie laat voldoende ruimte aan de lidstaten om prioriteiten te stellen die aansluiten op het eigen nationale beleid. Tegelijkertijd schuilt daarin ook een risico dat de voorgestelde aanpak juist het grensoverschrijdende karakter van mentale gezondheid onvoldoende weet aan te spreken, terwijl daar juist veel kansen toe zijn. Genoemde leden lezen in het BNC-fiche dat het kabinet een aanvulling maakt bij de Europese Commissie op het gebied van gezondheidsdeterminanten en preventiemethodes. Deze leden zien echter niet hoe het effect van het gebruik van sociale media in de huidige mededeling terugkomt. Kan het kabinet toelichten in hoeverre hij met deze leden van mening is dat de EU juist op het grensoverschrijdende karakter van sociale media het voortouw kan nemen door bijvoorbeeld onderzoek te verrichten naar het effect van het gebruik ervan op mentaal welzijn? Kan het kabinet dit meenemen in de onderhandelingen in Brussel?

Het kabinet is het eens met deze leden dat Europees onderzoek naar de effecten van sociale media op de mentale gezondheid van mensen belangrijk is. Dit is ook gebleken bij eerder onderzoek naar de effecten van sociale media op het mentale welzijn bij adolescenten.12 Onderzoek op Europees niveau kan verschillen tussen landen blootleggen en kan specifieke verbanden in kaart brengen. Ook kan het bijdragen aan beleidsontwikkeling op dit thema.

In zowel de integrale aanpak van de Commissie als in de (concept) raadsconclusies is er aandacht voor digitalisering en sociale media als determinant van mentale gezondheid. Nederland zal in internationaal verband het belang van onderzoek op dit thema blijven aanmoedigen. Ook draagt Nederland op Europees niveau actief de boodschap uit dat het beschermen van kinderen online een prioriteit is. Daarnaast is Nederland zelf bezig met het versterken van onderzoek op dit gebied door het oprichten van het Landelijk Expertise Centrum Digitalisering en Gezondheid zoals ook aangekondigd in de kinderrechten brief.13

Tenslotte schrijft het kabinet in het BNC-fiche dat er diverse mogelijkheden zijn voor nationale of lokale overheden om aanspraak te kunnen maken op gelden vanuit deze fondsen. Kan het kabinet toelichten in hoeverre dit nu al gebeurt en of lokale overheden deze mogelijkheid al voldoende benutten?

Op nationaal niveau wordt door Nederland uit verschillende EU-fondsen (zoals Horizon Europe, EU4Health, Eurostars en Erasmus+) aanspraak gemaakt op gelden voor projecten aangaande mentale gezondheid. De nu lopende Joint Action14 ImpleMENTAL is een voorbeeld dat mede gefinancierd met middelen vanuit (de voorganger van) EU4Health. Daarnaast gaat Nederland meedoen aan een nieuwe Joint Action «Healthier together EU NCD initiative – Mental health». Deze Joint Action is specifiek bedoeld om doelstellingen uit de «alomvattende aanpak mentale gezondheid» (comprehensive approach on mental health) van de Commissie te implementeren. Binnen deze Joint Action zal Nederland onder meer samen met Zweden een taak leiden over methoden om integraal beleid te realiseren en evalueren («mental health in all policies»). Het RIVM en het Trimbosinstituut zijn door Nederland aangewezen om uitvoering aan dit project te geven.

De mogelijkheid voor lokale overheden om van de diverse financieringsmogelijkheden gebruik te maken lopen uiteen maar zijn niet altijd passend. Wel zijn er verschillende projecten met EU-financiering die zich richten op de uitwisseling van goede praktijken in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en/of mentale gezondheid op gemeentelijk niveau, waarbij bijvoorbeeld Utrecht, Rotterdam en Amsterdam betrokken waren. Het gaat dan om Horizon 2020 (voorloper van Horizon Europe) (onderzoeks)projecten of COST-acties (netwerksubsidies) vanuit de EU, waarbij gemeenten pilot of implementatie plaatsen zijn of koplopers in een project gericht op het uitwisselen van goede praktijken.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties vinden het positief dat de Europese Commissie voor een alomvattende aanpak ten aanzien van mentale gezondheid heeft gekozen. Genoemde leden zetten zich al jaren in voor dit onderwerp en zijn dan ook blij dat ook de Europese Commissie het belang hiervan ziet en ook erkent dat dit probleem sector overschrijdend is en alle beleidsterreinen bestrijkt.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties vragen of de Europese Commissie tevens bepaalde doelen of ambities verbindt aan de aanpak en de bijbehorende financiële middelen. Is er een doel of stip op de horizon voor de lidstaten aan het eind van het programma? Genoemde leden lezen dat de Europese Commissie lidstaten op veel vlakken aanmoedigt, maar vragen of dit voldoende is. Deze leden vragen ook welke kansen het kabinet ziet voor het Nederlandse beleid binnen deze aanpak? Zal hier nieuw beleid uit volgen? Wat kan deze aanpak concreet opbrengen voor het Nederlands beleid op dit vlak?

De mededeling van de Commissie presenteert niet zozeer een programma met een begin en een eind, maar is bedoeld als een alomvattende strategie waarin krachten en instrumenten worden gebundeld. De stip op de horizon is een ambitieuze aanpak voor een mentaal gezondere en weerbaardere samenleving. Het is bedoeld om lidstaten te ondersteunen om de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) doelen voor niet-overdraagbare ziekten15 voor 2025 en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG)16 voor 2030 die betrekking hebben op mentale gezondheid te behalen.

In algemene zin bieden de voorstellen gerichte inhoudelijke ondersteuning waarmee zowel de uitvoering als de (door)ontwikkeling van Nederlands beleid rondom de aanpak van mentale gezondheid kan worden versterkt. Zo kunnen voorbeelden, kennis en ervaringen van andere lidstaten nieuwe inzichten opleveren voor het beleid van Nederland. Ook kunnen krachten worden gebundeld om kennis te vergaren over gezamenlijke uitdagingen, zoals het realiseren en evalueren van integraal beleid («mental health in all policies»).

Er volgt geen nieuw Nederlands beleid uit de alomvattende aanpak van de Commissie: deze Europese aanpak sluit juist goed aan bij staand beleid en kan worden gebruikt om staand beleid te verbeteren en door te ontwikkelen.


  1. Kamerstuk 22 112, nr. 3762, p. 5↩︎

  2. Kamerstuk 22 112, nr. 3762, p. 5↩︎

  3. Resolution of the Council and of the Representatives of the Governments of the Member States meeting within the Council on the European Union Work Plan for Sport (1 January 2021–30 June 2024) 2020/C 419/01↩︎

  4. European Week of Sport Home | Sport (europa.eu)↩︎

  5. Een raadswerkgroep is in de regel het eerste forum waarin initiatieven van het voorzitterschap van de Raad van de EU, de Europese Commissie, het Raadssecretariaat of de lidstaten worden besproken. Raadsconclusies zijn niet-bindende afspraken (handeling zonder rechtsgevolg); de aanbevelingen in de tekst kunnen vooral gezien worden als uitnodigingen aan lidstaten, de Europese Commissie, het Europese Parlement en belanghebbende organisaties en partijen.↩︎

  6. DG SANTE is penvoerder, daarnaast hebben DG’s als EAC, EMPL, RTD, CNECT, ECHO en HOME ook meegeschreven.↩︎

  7. Een raadswerkgroep is in de regel het eerste forum waarin initiatieven van het voorzitterschap van de Raad van de EU, de Europese Commissie, het Raadssecretariaat of de lidstaten worden besproken. Raadsconclusies zijn niet-bindende afspraken (handeling zonder rechtsgevolg); de aanbevelingen in de tekst kunnen vooral gezien worden als uitnodigingen aan lidstaten, de Europese Commissie, het Europese Parlement en belanghebbende organisaties en partijen.↩︎

  8. COM (2023) 298↩︎

  9. Health at a Glance: Europe 2018 (europa.eu)↩︎

  10. https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S2542519621002783.↩︎

  11. Fiorillo, A., & Gorwood, P. (2020). The consequences of the COVID-19 pandemic on mental health and implications for clinical practice. European Psychiatry, 63(1), E32.↩︎

  12. Zie bijv. Balbo, N. (2018): The Mental Toll of Being Connected. What kind of impact is social media having on adolescent health? Population & Policy Compact 19, Berlin: Max Planck Society/Population Europe.↩︎

  13. Kamerstukken II, 2022–2023, 26 643, nr. 1063↩︎

  14. JA ImpleMENTAL (ja-implemental.eu). Een Joint Action is een financieringsinstrument van EU4Health.↩︎

  15. https://www.who.int/teams/noncommunicable-diseases/on-the-road-to-2025↩︎

  16. SDG Target 3.4 | Noncommunicable diseases and mental health: By 2030, reduce by one third premature mortality from non-communicable diseases through prevention and treatment and promote mental health and well-being.↩︎