Nationale Aanpak Biobased Bouwen
Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Brief regering
Nummer: 2023D45777, datum: 2023-11-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32852-286).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van kamerstukdossier 32852 -286 Grondstoffenvoorzieningszekerheid.
Onderdeel van zaak 2023Z18992:
- Indiener: H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- Volgcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-12-12 15:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-12-21 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-03-13 10:15: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-04-03 10:00: Circulair bouwen (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-04-04 12:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-10-03 18:15: Klimaatakkoord gebouwde omgeving (Commissiedebat), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 286 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 november 2023
Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van I&W, de Minister van LNV, de Minister van EZK en de Minister voor K&E, de Nationale Aanpak Biobased Bouwen aan. Deze aanpak heeft als doel een markt voor biobased bouwen te ontwikkelen. Dit gebeurt via het bevorderen van de teelt van biogrondstoffen, de opschaling van de verwerkingscapaciteit en een veel bredere toepassing van biogrondstoffen in bouwmaterialen. De aanpak beschrijft welke acties de komende jaren ingezet worden om de markt voor biobased bouwmaterialen, die nu nog kleinschalig is, versneld op te schalen. Deze aanpak ondersteunt de verdere verduurzaming van de landbouw, industrie en gebouwde omgeving, en draagt bij aan een meer circulaire bouweconomie, natuurontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit.
De milieu- en klimaatimpact van de bouw moet verder omlaag
Nederland staat de komende jaren voor een grote uitdaging in de bouw: er is een grote nieuwbouw- en renovatieopgave van gebouwen en infrastructurele bouwwerken, terwijl de milieu- en klimaatimpact van het bouwproces omlaag moet. De bouwsector legt een zwaar beslag op het gebruik van primaire (abiotische) grondstoffen en stoot te veel CO2 uit. Om de milieu- en klimaatimpact van de bouwsector te beperken, is het noodzakelijk om op een andere manier te gaan bouwen. Dit kan onder andere door het beter benutten van de bestaande gebouwenvoorraad1, door hergebruik van materialen of de toepassing van meer duurzame bouwmaterialen.
Het bouwen met natuurlijke materialen die steeds weer aangroeien – oftewel, biobased bouwen – zorgt niet alleen voor CO2-reductie in het productieproces, maar ook voor de langdurige vastlegging van CO2 (in de vorm van koolstof) in bouwwerken. Daarnaast leidt de toepassing van biobased bouwmaterialen tot een verminderd beslag op primaire abiotische grondstoffen, een belangrijke pijler in de transitie naar een circulaire economie.2 Kortom, door te bouwen met natuurlijke materialen als vlas, vezelhennep of stro kan de milieu- en klimaatimpact van de grote bouwopgave worden beperkt en op een meer duurzame wijze worden ingevuld.
Via het telen van de benodigde gewassen krijgen de Nederlandse boeren de beschikking over een duurzaam verdienmodel als producent van bouwmaterialen, terwijl bouwers over voldoende (en duurzame) grondstoffen kunnen beschikken. Na verwerking kunnen de biogrondstoffen worden toegepast in woningen, utiliteitsgebouwen en infrastructurele bouwwerken. Vezelgewassen zijn vooral interessant voor boeren die extensiveren: veel van deze gewassen hebben geen of nauwelijks meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en water nodig, waardoor ze goed toepasbaar zijn in gebieden met problematiek ten aanzien van stikstof, waterkwaliteit en biodiversiteit. De Handreiking Bouwen met de Boer beschrijft hiervoor een aantal handelingsperspectieven voor boeren gericht op gebiedsontwikkeling met ruimtelijke kwaliteit.
Doelen en beoogde resultaten van de Nationale Aanpak Biobased Bouwen
Het hoofddoel van deze aanpak is om bij te dragen aan nationale doelstellingen op het gebied van CO2-reductie, stikstofreductie, circulaire economie, natuur- en biodiversiteit en ruimtelijke kwaliteit. De overheid neemt hierin het voortouw door ambitieuze doelen op de middellange termijn uit te spreken en bijpassende beleidsinstrumenten in te voeren, gericht op de verdere ontwikkeling en opschaling van een markt voor biobased bouwmaterialen.
De aanpak moet leiden tot de grootschalige teelt, verwerking en toepassing van biobased materialen. Het streven is om in 2030 tenminste 25 producerende ketens van boeren, verwerkers en bouwers te hebben en om de teelt van vezelgewassen voor bouwmaterialen te laten toenemen van ca. 2.000 hectare naar 50.000 hectare. De verwerkingscapaciteit is nu nog beperkt en moet groeien naar minimaal 400.000 ton vezels per jaar. De ambitie is dat 30% van de materialen bij de renovatie/nieuwbouw van gebouwen in 2030 biobased is en dat biobased materialen steeds meer worden toegepast bij infrastructurele bouwwerken (zoals straat- en wegmeubilair, in asfalt en oeverbeschoeiingen).
Kernactiviteiten van de Nationale Aanpak
Om de potentie van biobased bouwen te realiseren, zal een transitie in zowel de bouw- als landbouwsector moeten plaatsvinden. Deze transitie kan alleen succesvol zijn als er vertrouwen ontstaat in de markt. Boeren willen zekerheid dat de biogrondstoffen daadwerkelijk worden afgenomen. Bouwers vragen duidelijkheid over de levering van de materialen. En verwerkers moeten het vertrouwen hebben dat er voldoende volume is om te investeren in verwerkingsfaciliteiten. Dit kost tijd en het vereist, naast passend beleid vanuit de overheid, sterke regionale ketens in het land waar partijen langjarige afspraken maken over afzet, prijzen en kwaliteit. Het vormen van (regionale) ketens van boeren, verwerkers en bouwers is dan ook de kern van deze aanpak.
Er wordt een breed palet aan maatregelen ingezet om de markt voor biobased bouwmaterialen van de grond te krijgen. De vraagkant wordt onder andere gestimuleerd door de aanscherping van de milieuprestatie-eis voor gebouwen (met zwaardere sturing op CO2), een financiële bonus voor biobased isolatie in de subsidieregelingen voor woningeigenaren en een biobased indicator in de uitvragen van opdrachtgevers.3 De verwerkende industrie krijgt een financiële stimulans via een regeling om productiefaciliteiten op te zetten. Voor boeren is vooral belangrijk dat ze kunnen meedoen in ketens van boer, verwerker en bouwers, ondersteund via langjarige afspraken. Verder wordt onderzocht of carbon credits de inkomsten van boeren die vezels telen kunnen verbeteren.
Tot slot
Er is een transitie naar een biobased economie nodig in zowel de bouwsector als de landbouwsector om de maatschappelijke uitdagingen in deze sectoren het hoofd te kunnen bieden. Met deze Nationale Aanpak realiseren we de condities voor de ontwikkeling en verdere opschaling van de markt voor biobased bouwen. Na afloop van de eerste fase (2023–2025) vindt een evaluatie van de aanpak plaats. Deze richt zich zowel op de effectiviteit va de beleid- en uitvoeringsstructuur in deze privaat-publieke samenwerking, als op de wijze waarop teelt, verwerking en toepassing van biogrondstoffen verder kan worden opgeschaald.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge