[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Formele Raad WSBVC van 27 en 28 november 2023 (Kamerstuk 21501-31-726)

Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2023D46415, datum: 2023-11-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-31-728).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 31-728 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken.

Onderdeel van zaak 2023Z19214:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 728 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 november 2023

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 9 november 2023 over de geannoteerde agenda Formele Raad WSBVC van 27 en 28 november 2023 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 726).

De vragen en opmerkingen zijn op 14 november 2023 aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 16 november 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Kuzu

Adjunct-griffier van de commissie,
Van den Broek

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken ten behoeve van de Formele Raad te Brussel. Deze leden hebben nog wel enkele vragen.

De leden van de D66-fractie steunen zoals bekend de lijn van de Minister ten aanzien van de Richtlijnvoorstel Platformwerk. Wel maken deze leden zich zorgen over het krappe tijdspad. Kan de Minister schetsen wat de posities van de Raad en het Europees Parlement (EP) zijn, in bijzonder ten aanzien van het weerlegbaar rechtsvermoeden? En, hoe waarschijnlijk acht de Minister de kans dat er tijdig een akkoord bereikt wordt, voordat het wisseljaar begint?

Ik zet mij er sterk voor in om tijdens de huidige EU-bestuursperiode een akkoord te bereiken over de richtlijn, en ook de onderhandelaars namens de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie zetten zich daartoe in. Of dat gaat lukken is lastig te voorspellen, gegeven het krachtenveld in de Raad en de beperkte manoeuvreerruimte van het Spaanse voorzitterschap als gevolg daarvan enerzijds, en de ambities van het Europees Parlement anderzijds. Ik maak van diverse gelegenheden gebruik om de onderhandelaars aan beide zijden ertoe aan te sporen om voortgang te maken met de onderhandelingen en waar mogelijk flexibiliteit te tonen.

Bij het bereiken van de algemene oriëntatie in de Raad, onder Zweeds voorzitterschap, was sprake van een krappe gekwalificeerde meerderheid.1 Het hoofdstuk over het weerlegbaar rechtsvermoeden vormde het belangrijkste discussiepunt. Het weerlegbaar rechtsvermoeden vormt ook in de triloog de grootste uitdaging voor het bereiken van een akkoord.

In o.a. het Verslag van de Raad WSB van 13 en 14 oktober 20222 ben ik ingegaan op het krachtenveld in de Raad. Nederland en een aantal gelijkgestemde lidstaten willen graag zoveel mogelijk vasthouden aan het originele voorstel van de Europese Commissie. Deze lidstaten vormen samen geen gekwalificeerde meerderheid. De lidstaten die meer terughoudendheid wensten ten aanzien van het rechtsvermoeden, bijvoorbeeld door meer criteria te formuleren of de drempel voor het activeren van het rechtsvermoeden te verhogen, vormen samen ook geen gekwalificeerde meerderheid. Uiteindelijk is in de Raad van juni jl. een compromis tussen deze twee stromingen in de Raad bereikt. Dit krachtenveld in de Raad is in de triloogfase ongewijzigd gebleven. Een merendeel van de lidstaten roept op om t.a.v. het weerlegbaar rechtsvermoeden dicht bij het in de Raad bereikte compromis te blijven.

In de Geannoteerde Agenda van de Raad van 27 en 28 november a.s. informeerde ik uw Kamer dat de onderhandelaars van het Europees Parlement vlak voor de triloog van 3 oktober jl. een non-paper gepresenteerd hebben met een voorstel voor het weerlegbaar rechtsvermoeden. Ik gaf daarbij aan dat het Europees Parlement, net als de Raad met dit voorstel de structuur van het weerlegbaar rechtsvermoeden zoals voorgesteld door de Europese Commissie volgt. Inhoudelijk wijkt het voorstel af van zowel het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie als de Raadspositie. Het gaat dan om aspecten zoals de criteria (het Europees Parlement noemt dit «elementen») voor de activering van het rechtsvermoeden, uitzonderingen op toepassing van het rechtsvermoeden en de schorsende werking van het rechtsvermoeden.

Hoewel het Europees Parlement met dit voorstel een goede stap heeft gezet, wijkt het inhoudelijk nog te veel af van zowel het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie als de Raadspositie. Om tot een akkoord in triloog te komen zullen de onderhandelende partijen stappen moeten zetten om elkaar tegemoet te komen. Tijdens de laatste triloog van 8 november jl. is er nog geen akkoord bereikt ten aanzien van het weerlegbaar rechtsvermoeden.

Ook op andere dossiers kunnen de leden van de D66-fractie zich vinden in de vaak bekende lijn van de Minister. Ten aanzien van de Raadsconclusies transitie zorgsystemen hebben deze leden nog wel enkele vragen: in hoeverre is er ruimte is om ook andere verschillen (bijvoorbeeld in culturele achtergrond of sociaal economische status (SES)) ook mee te nemen in de raadsaanbevelingen voor holistische zorg? Want deze leden zien dat verschillende groepen in de samenleving niet de zorg krijgen die passend is en dat zorgt voor ongelijkheid. Hoe gaan deze aanbevelingen bijdragen om de verschillen te overbruggen?

De transitie van zorgsystemen is een breed onderwerp en ziet op veel aspecten. Ik ben het eens met de leden van D66 dat het daarbij van belang kan zijn om te kijken naar verschillen tussen mensen, bijvoorbeeld op het gebied van culturele achtergrond of sociaaleconomische status. Deze verschillen komen in de voorliggende Raadsconclusies mijns inziens voldoende aan bod. De Raadsconclusies wijzen bijvoorbeeld op de noodzaak van vroegschoolse zorg en educatie voor kinderen die risico lopen op armoede. De conclusies besteden ook aandacht aan achtergestelde gebieden en de specifieke zorguitdagingen aldaar. De vormgeving van langdurige zorgstelsels is een bevoegdheid van de lidstaten. De huidige Raadsconclusies kunnen lidstaten helpen bij het identificeren van uitdagingen binnen de langdurige zorg en bieden concrete handvaten voor beleid waar nodig.

De leden van de D66-fractie begrijpen dat de Europese Commissie, naar aanleiding van een verzoek van de Europese Raad uit juni 2023, een mededeling over demografische verandering heeft gepresenteerd met daarin een toolbox die is gestructureerd rond vier pijlers. Deze leden vragen het kabinet naar een toelichting bij de Nederlandse invulling van de vier pijlers. Hoe past het «zorgen voor toegankelijke hoogwaardige kinderopvang» bij de noodzakelijkheid van het nieuwe financieringsstelsel in de kinderopvang en de rol van de overheid hierin, vragen deze leden concreet.

Onlangs presenteerde de Europese Commissie een mededeling met daarin een toolbox aan maatregelen om demografische ontwikkelingen het hoofd te bieden. De toolbox kent vier pijlers: ouders, jeugd, ouderen en migratie.

In het algemeen verwelkomt het kabinet de mededeling. Het kabinet acht het van belang dat demografische ontwikkelingen in Europa onderdeel uitmaken van de discussie en beleidsontwikkeling met betrekking tot de sociaaleconomische situatie van de Europese Unie en de verschillende lidstaten op langere termijn. Het is goed dat de Commissie hier middels deze mededeling breder aandacht voor vraagt en daarbij ook oog heeft voor de verschillen tussen lidstaten op het gebied van demografie zoals bevolkingsdichtheid en -groei. Met betrekking tot de effecten van demografische ontwikkelingen op de Nederlandse samenleving en mogelijk handelingsperspectief daarop, kijkt het kabinet met interesse uit naar het adviesrapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050. Deze commissie zal naar verwachting haar bevindingen in januari 2024 aan het kabinet aanbieden, waarna een kabinetsreactie met appreciatie zal volgen.

Het kabinet zal de inhoud van de demografie toolbox nader appreciëren in een BNC-fiche dat binnenkort met uw Kamer gedeeld wordt. In dit fiche zullen de verschillende pijlers van het voorstel beschreven worden en voorzien worden van een appreciatie. Ook zal het BNC-fiche een beschrijving bevatten van het bestaande Nederlandse beleid op het gebied van de vier pijlers.

In het licht van de toenemende demografische uitdagingen, is kwalitatief goede en toegankelijke kinderopvang van groot belang voor onze maatschappij, zowel voor een goede start voor kinderen als voor de arbeidsparticipatie van ouders. De kinderopvangtoeslagaffaire heeft pijnlijk duidelijk gemaakt dat het financieringsstelsel eenvoudiger moet worden en dat er meer zekerheid voor ouders nodig is. Daarom is er een traject gestart om de kinderopvangtoeslag af te schaffen en de overheidsvergoeding rechtstreeks aan de kinderopvangorganisaties uit te keren. Omdat nu verdere politieke keuzes nodig zijn, is de precieze invulling van de herziening aan een volgend kabinet.

De leden van de D66-fractie vragen ten aanzien van het ondersteunen van jongere generaties om hun vaardigheden te ontwikkelen fractie, naar het beleid om een leven lang ontwikkelen te ondersteunen: wordt dit ook vanuit de pijlers over demografische ontwikkeling ondersteund? Zo ja, hoe krijgt dit vorm?

Het kabinet onderschrijft het belang om te investeren in een brede leer- en ontwikkelcultuur waarin het, ook voor jongere generaties, vanzelfsprekend is om zich hun hele leven te blijven ontwikkelen. De op 10 november 2023 gepresenteerde onderwijsagenda LLO3 gaat specifiek in op het belang van LLO op het mbo, hbo en wo en hoe leren en ontwikkelen vanzelfsprekend moet worden. Ook voor het funderend en initieel onderwijs ligt er een belangrijke opdracht om jonge mensen te «leren leren» en ze de skills mee te geven om zich een leven lang te blijven ontwikkelen. Acties die ondernomen worden in het kader van de onderwijsagenda zijn bijvoorbeeld het zoveel mogelijk wegnemen van belemmeringen voor publieke onderwijsinstellingen om LLO-activiteiten te ondernemen en het stimuleren van duaal onderwijs in het hbo en de beroepsbegeleidende leerweg in het mbo.

In de toolbox noemt de Commissie enkele initiatieven om jongere generaties te ondersteunen om hen te laten floreren, hun vaardigheden te ontwikkelen en hun toegang tot de arbeidsmarkt en tot betaalbare huisvesting te vergemakkelijken. De Commissie zal daartoe in 2024 het Kwaliteitskader voor stages actualiseren, dat de overgang van jongeren van onderwijs en werkloosheid naar werk ondersteunt door middel van hoogwaardige stages. Ook wijst de Commissie op de doelstellingen voor het jaar 2025 die volgen uit de Europese Onderwijsruimte en de Europese Vaardighedenagenda. Het kabinet zal de inhoud van de demografie toolbox nader appreciëren in een BNC-fiche dat binnenkort met uw Kamer gedeeld wordt.

De leden van de D66-fractie constateren dat de positie van oudere generaties wordt verbeterd dankzij de Wet toekomst pensioenen, maar passend arbeidsmarktbeleid kan breder zijn dan dat volgens deze leden. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat afspraken in collectieve arbeidsovereenkomsten aansluiten bij een flexibele arbeidsmarkt waarin mensen niet tot hun pensioenleeftijd zwaar werk blijven doen, maar tijdig kiezen voor om- of bijscholing om minder zwaar werk te gaan doen en zo vroege uittreding te minimaliseren, terwijl tegelijkertijd de arbeidsmarktpositie van oudere werknemers wordt verstevigd, vragen deze leden aan het kabinet.

Het kabinet zet in op het verstevigen van de arbeidsmarkpositie van oudere werknemers langs de lijnen van de «Seniorenkansenvisie» waarover ik uw Kamer in november 2022 informeerde.4 Zo zet het kabinet zich ervoor in om een brede leer- en ontwikkelcultuur te bevorderen, en het kabinet vraagt hier ook in Europees verband aandacht voor. Het kabinet beoogt hiermee bij te dragen aan een wendbare, toekomstbestendige arbeidsmarkt waarin het vanzelfsprekend is dat mensen zich een leven lang blijven ontwikkelen. Naast leven lang ontwikkelen, zet het kabinet zich ook in om werknemers tijdens hun werkend leven duurzaam inzetbaar te houden. Met de tijdelijke Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden stelt het kabinet subsidie beschikbaar voor sectoren en bedrijven om te investeren in de inzetbaarheid van hun werkenden, zodat zoveel mogelijk mensen gezond kunnen doorwerken tot hun pensioen. Kort na het kerstreces zal de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen de Kamer informeren over de voortgang van de subsidieregeling.

Voorts begrijpen de leden van de D66-fractie dat de Commissie op 15 november met een wetgevend voorstel komt om arbeidsmatching tussen Europese Unie (EU-)werkgevers en werkzoekenden uit derde landen te vergemakkelijken met een EU Talent Pool als IT-platform. Deze leden vragen het kabinet om een toelichting op hoe dit platform eruit gaat zien, welke groepen werknemers er gebruik van kunnen maken, hoe het kabinet het gebruik ervan wil aanmoedigen en hoe de vaardigheden van gebruikers van het platform gepresenteerd kunnen worden. Kunnen gebruikers via dit platform eenvoudig worden doorverwezen naar regelingen om hun opleiding en vaardigheden te verbeteren in het kader van een leven lang ontwikkelen, vragen deze leden.

De Europese Commissie heeft op 15 november jl. een pakket maatregelen inzake talentmobiliteit voorgesteld. Het pakket bevat een voorstel voor een EU Talent Pool als IT-platform om arbeidsmatching te vergemakkelijken tussen EU-werkgevers en werkzoekenden uit derde landen. Deelname aan de Talent Pool door EU-lidstaten, is op vrijwillige basis. Momenteel ben ik het pakket met maatregelen inzake talentmobiliteit, waaronder het voorstel voor een EU Talent Pool, aan het bestuderen. Binnen de gebruikelijke termijn van zes weken, zal ik uw Kamer een kabinetsreactie in de vorm van een BNC-fiche doen toekomen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Minister in te gaan op het punt van het weerlegbaar rechtsvermoeden werknemerschap en de positie van de Raad en het EP tijdens de meest recente trilogen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Minister daarnaast aan te geven wat het belang is van een goed en duidelijk gedefinieerd rechtsvermoeden voor de Europese markt en voor Nederland.

Mijn inzet is gericht op een sterk en effectief weerlegbaar rechtsvermoeden en een (ook voor publiekrechtelijke instanties) zo effectief mogelijke uitwerking daarvan. Zoals ik heb aangegeven in het BNC-fiche over dit richtlijnvoorstel biedt deze richtlijn een kans om de aanpak van schijnzelfstandigheid in platformwerk tegen te gaan, ook met oog op een gelijker speelveld tussen lidstaten. De platformeconomie heeft immers bij uitstek grensoverschrijdende aspecten. Veel platformwerk wordt online en grensoverschrijdend uitgevoerd. Dat brengt risico’s mee van een ongelijk speelveld voor bedrijven door oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden, zoals ook de SER constateert in haar advies van oktober 2020.5 Veel lidstaten staan voor vergelijkbare uitdagingen. In diverse EU-lidstaten heeft de rechter geoordeeld dat platformwerkers – in de voorliggende gevallen – moeten worden beschouwd als werknemers. Deze tendens in de rechtspraak (tot aan de hoogste rechter toe) is in meerdere lidstaten, waaronder in Nederland, zichtbaar, maar nog niet in alle lidstaten. Dit veroorzaakt onduidelijkheid voor alle partijen. Onduidelijkheid die in de praktijk ten koste kan gaan van de bescherming en rechtszekerheid van werkenden. Het hoge aantal rechtszaken wijst op de noodzaak van meer duidelijkheid en om te komen tot een gelijk speelveld tussen de lidstaten en tussen arbeidsplatforms en andere bedrijven, en het voorkomen van een neerwaartse spiraal van arbeidsvoorwaarden. Met deze richtlijn krijgen werkenden in de platformeconomie duidelijkheid over hun positie. Ik hoop dan ook dat er in de triloog snel een goed akkoord wordt bereikt.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Minister hoe Nederland het doet op het punt van de digitalisering van de grensoverschrijdende administratieve samenwerking tussen socialezekerheidsinstellingen. En hoe in dit soort digitale samenwerking de bescherming van de persoonlijke levenssfeer geborgd wordt en wie daar voor verantwoordelijk is?

Op dit moment werkt Nederland voortvarend aan de digitalisering van de grensoverschrijdende administratieve samenwerking tussen socialezekerheidsinstellingen. Nederland heeft EESSI6, het platform voor digitale grensoverschrijdende administratieve samenwerking tussen socialezekerheidsinstellingen, bijna volledig geïmplementeerd. De uitvoeringsorganisaties (UWV, SVB, CAK en Belastingdienst) zijn tevreden met het gebruik van EESSI.

Ter borging van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer hanteert het kabinet het uitgangspunt dat digitale samenwerking moet voldoen aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), zodat de privacy van mensen kan worden gegarandeerd. Dit betekent onder meer dat dient te worden voldaan aan de eisen van de AVG inzake privacy-by-design en informatiebeveiliging. Iedere dienstverlenende overheidsorganisatie is (en blijft) bestuurlijk verantwoordelijk voor het voldoen aan de eisen zoals vastgelegd in de AVG.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie maken van de gelegenheid gebruik tot het stellen van vragen naar aanleiding van de naderende Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 27-28 november 2023.

Mededeling en Raadsconclusies digitalisering sociale zekerheid

De leden van de CDA-fractie constateren dat de Europese Commissie op 6 september jl. een beleidsstuk heeft gepresenteerd getiteld «Digitalisering coördinatie sociale zekerheid: het vrije verkeer op de eengemaakte markt vergemakkelijken». Deze leden vragen hoe, bezien in een Europese context, de Minister vindt dat Nederland «scoort» als het gaat om de digitalisering van de grensoverschrijdende administratieve samenwerking tussen socialezekerheidsinstellingen. Zit Nederland in de voorhoede, de middenmoot of meer in de achterhoede? Moet Nederland op dit vlak nog stappen zetten en zo ja, welke stappen dienen er op korte en wat langere termijn gezet te worden?

Deze leden vragen welke waarborgen de Minister bij de Europese socialezekerheidspas (ESSPASS) pilot nodig acht voor de bescherming van persoonsgegevens van werkenden. Hoe wordt daar in de pilot in voorzien?

Om mensen van dienst te zijn in relatie tot sociale zekerheid is het belangrijk dat instanties nationaal en grensoverschrijdend effectief samenwerken, zodat mensen toegang hebben tot overheidsdiensten en hun rechten kunnen effectueren. Digitale dienstverlening en verantwoorde gegevensuitwisseling in de sociale zekerheid zijn daarvoor noodzakelijk.

Op dit moment werken de Nederlandse uitvoeringsorganisaties voortvarend aan de volledige implementatie van EESSI, het platform voor digitale grensoverschrijdende administratieve samenwerking tussen socialezekerheidsinstellingen. Het kabinet verwacht dat deze implementatie in 2024 volledig zal zijn afgerond. Zo hebben het UWV, SVB en de Belastingdienst EESSI volledig geïmplementeerd. Het CAK verwacht de laatste processen geïmplementeerd te hebben voor 1 juli 2024. Dit is binnen de afgesproken termijnen.

Het kabinet acht het wenselijk om de mogelijkheden tot digitalisering van socialezekerheidsstelsels verder te verkennen. Deelname aan de ESSPASS-pilot dient daarbij te worden bezien vanuit verschillende invalshoeken. Hierbij zijn binnen het kabinetsbeleid het centraal stellen van de burger en het belang van gegevensbescherming en -beveiliging, inclusiviteit en toegankelijkheid een kernwaarde. Mensen moeten ook vrij kunnen kiezen of ze digitale hulpmiddelen al dan niet willen gebruiken. Daarbij hanteert het kabinet de uitgangspunten dat voortgebouwd moet worden op reeds bestaande systemen in de EU en dat conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) de privacy van burgers moet worden gegarandeerd. Dit betekent onder meer dat de huidige pilotprojecten uitgaan van de eisen van de AVG inzake privacy-by-design en informatiebeveiliging.

Niet geagendeerde onderwerpen

Tot slot willen de leden van de CDA-fractie nog een tweetal onderwerpen belichten die niet op de agenda staan. Allereerst met betrekking tot de Richtlijn Platformwerk. Eerder dit jaar zijn de trilogen tussen de Raad en het EP over het Richtlijnvoorstel Platformwerk van start gegaan. In eerste instantie is ervoor gekozen te focussen op onderdelen van de richtlijn waar de posities van de Raad en het EP niet al te ver uiteen liggen (onder meer het onderwerp algoritmisch management). Recente berichtgeving geeft aan dat de trilogen nu ook focussen op wat vermoedelijk het grootste pijnpunt zal zijn in de onderhandelingen: het inroepbaar rechtsvermoeden werknemerschap. Dit beoogt schijnzelfstandigen onder platformwerkers de mogelijkheid te geven om een werknemersstatus en bijbehorende sociale rechten te verwerven. Acht de Minister het mogelijk dat uiterlijk begin komend jaar de trilogen afgerond zijn? Zijn Raad en EP tijdens de triloog op 9 november dichter bij een compromis gekomen?

Ik zet mij er sterk voor in om tijdens de huidige EU-bestuursperiode een akkoord te bereiken over de richtlijn, en ook de onderhandelaars namens de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie zetten zich daartoe in. Of dat gaat lukken is lastig te voorspellen, gegeven het krachtenveld in de Raad en de beperkte manoeuvreerruimte van het Spaanse voorzitterschap als gevolg daarvan enerzijds, en de ambities van het Europees Parlement anderzijds. Ik maak van diverse gelegenheden gebruik om de onderhandelaars aan beide zijden ertoe aan te sporen om voortgang te maken met de onderhandelingen en waar mogelijk flexibiliteit te tonen.

Bij het bereiken van de algemene oriëntatie in de Raad, onder Zweeds voorzitterschap, was sprake van een krappe gekwalificeerde meerderheid.7 Het hoofdstuk over het weerlegbaar rechtsvermoeden vormde het belangrijkste discussiepunt. Het weerlegbaar rechtsvermoeden vormt ook in de triloog de grootste uitdaging voor het bereiken van een akkoord.

In o.a. het Verslag van de Raad WSB van 13 en 14 oktober 20228 ben ik ingegaan op het krachtenveld in de Raad. Nederland en een aantal gelijkgestemde lidstaten willen graag zoveel mogelijk vasthouden aan het originele voorstel van de Europese Commissie. Deze lidstaten vormen samen geen gekwalificeerde meerderheid. De lidstaten die meer terughoudendheid wensten ten aanzien van het rechtsvermoeden, bijvoorbeeld door meer criteria te formuleren of de drempel voor het activeren van het rechtsvermoeden te verhogen, vormen samen ook geen gekwalificeerde meerderheid. Uiteindelijk is in de Raad van juni jl. een compromis tussen deze twee stromingen in de Raad bereikt. Dit krachtenveld in de Raad is in de triloogfase ongewijzigd gebleven. Een merendeel van de lidstaten roept op om t.a.v. het weerlegbaar rechtsvermoeden dicht bij de algemene oriëntatie te blijven.

In de Geannoteerde Agenda van de Raad van 27 en 28 november a.s. informeerde ik uw Kamer dat de onderhandelaars van het Europees Parlement vlak voor de triloog van 3 oktober jl. een non-paper gepresenteerd hebben met een voorstel voor het weerlegbaar rechtsvermoeden. Ik gaf daarbij aan dat het Europees Parlement, net als de Raad met dit voorstel de structuur van het weerlegbaar rechtsvermoeden zoals voorgesteld door de Europese Commissie volgt. Inhoudelijk wijkt het voorstel af van zowel het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie als de Raadspositie. Het gaat dan om aspecten zoals de criteria (het Europees Parlement noemt dit «elementen») voor de activering van het rechtsvermoeden, uitzonderingen op toepassing van het rechtsvermoeden en de schorsende werking van het rechtsvermoeden.

Hoewel het Europees Parlement met dit voorstel een goede stap heeft gezet, wijkt het inhoudelijk nog te veel af van zowel het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie als de Raadspositie. Om tot een akkoord in triloog te komen zullen de onderhandelende partijen stappen moeten zetten om elkaar tegemoet te komen. Tijdens de laatste triloog van 8 november jl. is er nog geen akkoord bereikt ten aanzien van het weerlegbaar rechtsvermoeden.

Daarnaast constateren de leden van de CDA-fractie dat de Europese Commissie recent een beleidsstuk heeft gepresenteerd over «Demografische verandering in Europa: een gereedschapskist voor actie». De «toolbox» is gestructureerd rond vier pijlers waaronder de eerste aangeeft dat ouders ondersteund moeten worden door gezin en betaald werk beter met elkaar te verzoenen, met name door te zorgen voor toegankelijke hoogwaardige kinderopvang en een goed evenwicht tussen werk- en privéleven. Ziet de Minister hierin handvaten om een extra stap te zetten met modern werkgeverschap? Ziet de Minister in de toolbox parallellen met de gezinsvisie die het CDA eerder dit jaar heeft uitgebracht?9 Zo ja, welke maatregelen kunnen hieruit overgenomen worden?

Welke punten uit de Commissiemededeling «Demografische verandering in Europa: een gereedschapskist voor actie» acht de Minister specifiek op sociale zaken en werkgelegenheid (SWZ)-gebied van belang? Zijn er tussentijdse bevindingen van de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen die mogelijk betrokken kunnen worden bij de aankomende formatie in Nederland?

Onlangs presenteerde de Europese Commissie een mededeling met daarin een toolbox aan maatregelen om demografische ontwikkelingen het hoofd te bieden. De toolbox kent vier pijlers: ouders, jeugd, ouderen en migratie.

In het algemeen verwelkomt het kabinet de mededeling. Het kabinet acht het van belang dat demografische ontwikkelingen in Europa onderdeel uitmaken van de discussie en beleidsontwikkeling met betrekking tot de sociaaleconomische situatie van de Europese Unie en de verschillende lidstaten op langere termijn. Het is goed dat de Commissie hier middels deze mededeling breder aandacht voor vraagt en daarbij ook oog heeft voor de verschillen tussen lidstaten op het gebied van demografie zoals bevolkingsdichtheid en -groei. Met betrekking tot de effecten van demografische ontwikkelingen op de Nederlandse samenleving en mogelijk handelingsperspectief daarop, kijkt het kabinet met interesse uit naar het adviesrapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050. Deze commissie zal naar verwachting haar bevindingen in januari 2024 aan het kabinet aanbieden, waarna een kabinetsreactie met appreciatie zal volgen.

Het kabinet zal de inhoud van de demografie toolbox nader appreciëren in een BNC-fiche dat binnenkort met uw Kamer gedeeld wordt. In dit fiche zullen de verschillende pijlers van het voorstel beschreven worden en voorzien worden van een appreciatie. Ook zal het BNC-fiche een beschrijving bevatten van het bestaande Nederlandse beleid op het gebied van de vier pijlers.

In het licht van de toenemende demografische uitdagingen, is kwalitatief goede en toegankelijke kinderopvang van groot belang voor onze maatschappij, zowel voor een goede start voor kinderen als voor de arbeidsparticipatie van ouders. De kinderopvangtoeslagaffaire heeft pijnlijk duidelijk gemaakt dat het financieringsstelsel eenvoudiger moet worden en dat er meer zekerheid voor ouders nodig is. Daarom is er een traject gestart om de kinderopvangtoeslag af te schaffen en de overheidsvergoeding rechtstreeks aan de kinderopvangorganisaties uit te keren. Omdat nu verdere politieke keuzes nodig zijn, is de precieze invulling van de herziening aan een volgend kabinet.


  1. Kamerstukken II, 2022/23, 21 501-31, nr. 714.↩︎

  2. Kamerstukken II, 2022/23, 21 501-31, nr. 688.↩︎

  3. Uitwerking onderwijsagenda LLO | Tweede Kamer der Staten-Generaal↩︎

  4. Kamerstuk II 2022, 29 544, nr. 1159↩︎

  5. Hoe werkt de platformeconomie? | SER↩︎

  6. Electronic Exchange of Social Security Information↩︎

  7. Kamerstukken II, 2022/23, 21 501-31, nr. 714.↩︎

  8. Kamerstukken II, 2022/23, 21 501-31, nr. 688.↩︎

  9. CDA, 16 februari 2023, «Nieuwe gezinsvisie», (https://www.cda.nl/gezinsvisie).↩︎