[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde Agenda Raad voor Concurrentievermogen op 7 en 8 december 2023

Raad voor Concurrentievermogen

Brief regering

Nummer: 2023D47068, datum: 2023-11-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-30-590).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 30-590 Raad voor Concurrentievermogen.

Onderdeel van zaak 2023Z19417:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 590 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2023

Op 7 en 8 december 2023 vindt de Raad voor Concurrentievermogen plaats over de onderdelen interne markt en industrie, onderzoek, en ruimtevaart. Met deze brief stuur ik u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur, en Wetenschap en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de geannoteerde agenda met daarin een beschrijving van de discussiepunten en de Nederlandse inzet.

Via deze brief informeer ik u tevens over het politiek akkoord inzake de Critical Raw Materials Act dat recent bereikt is.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens

Inleiding

De Raad voor Concurrentievermogen (hierna: Raad) op 7 en 8 december staat in het teken van drie onderdelen: 1. Interne markt en industrie op 7 december, 2. Onderzoek en 3. Ruimtevaart op 8 december. Deze indeling wordt ook aangehouden in deze geannoteerde agenda.

Interne markt en industrie (7 december 2023)

Net Zero Industry Act

Algemene oriëntatie

De Europese Commissie (hierna: Commissie) publiceerde op 16 maart jl. haar voorstel voor een netto-nul industrie verordening (Net-Zero Industry Act – NZIA).1 De NZIA heeft als doel om de Europese productiecapaciteit van strategische netto-nultechnologieën op te schalen naar ten minste 40% van de jaarlijkse Europese behoefte in 2030. De Commissie streeft met de NZIA ook naar een weerbaar Europees energiesysteem en het creëren van hoogwaardige banen in netto-nul technologieën. De NZIA-doelstellingen dienen bereikt te worden door onder andere het stellen van maximum doorlooptijden voor vergunningen, het creëren van proeftuinen voor innovatieve technologieën, een doelstelling om in 2030 in de EU jaarlijkse capaciteit beschikbaar te hebben om 50 miljoen ton CO2 op te slaan, en dat publieke instanties duurzaamheids- en weerbaarheidscriteria voor netto-nul technologieën moeten opnemen bij openbare aanbestedingen of veilingen. Het Spaanse voorzitterschap wil tijdens deze Raad een Algemene Oriëntatie bereiken. Waarschijnlijk zullen belangrijke onderdelen van de discussie tijdens deze Raad gaan over de doelstelling, de reikwijdte van het voorstel, de artikelen over Carbon Capture and Storage (CCS) en het versnellen van vergunningverlening.

Inzet kabinet

Nederland kan instemmen met de Algemene Oriëntatie, zoals deze is geagendeerd, tijdens deze Raad en ondersteunt de inzet om het aanbod in de EU van schone technologieën te vergroten. Nederland verwelkomt de doelstellingen om de energietransitie in de EU te versnellen en risicovolle strategische afhankelijkheden in dit domein af te bouwen conform het BNC-fiche2. Nederland onderschrijft de ambitie achter een EU-doelstelling voor CCS, maar mist de onderbouwing achter de 50 Mton injectiecapaciteit. Daarnaast is Nederland positief over de technieken die zijn opgenomen in het Commissievoorstel. De voorstellen die worden gedaan rondom maximum doorlooptijd voor vergunningen zullen weinig effect voor Nederland hebben omdat de meeste tijden uit de NZIA langer zijn dan de gebruikelijke doorlooptijden in Nederland. Om toch versnelling te creëren heeft Nederland zich ingezet op het toevoegen van een gebiedsgerichte aanpak. Het hoofdstuk dat gaat over toegang tot markten – aanbesteding en veilingen – heeft het potentieel om een belangrijke tool te zijn om toe te werken naar de 40% doelstelling.

Krachtenveld

Alle lidstaten onderschrijven het belang van de NZIA en er is algehele overeenstemming met de doelstelling. De verwachting is dat ten aanzien van de reikwijdte, veilingen en CCS nog discussie plaatsvindt over de inzet van de Raad.

Desalniettemin zijn de meeste lidstaten tevreden met de tekst van de NZIA en wordt verwacht dat de tekst tijdens de RvC zal worden aangenomen.

Relatief veel lidstaten zijn het met de inzet van Nederland eens dat een gebiedsgerichte aanpak kan helpen met het versnellen van vergunningverlening. Belangrijk daarbij op te merken is dat dit leidt tot afbreuk aan verplichte milieuvergunningen. Ook het Europees Parlement heeft een voorstel gedaan voor een gebiedsgerichte aanpak in de vorm van zogenoemde «Industrial Valleys». Op het hoofdstuk toegang tot markten is er verdeeldheid binnen de Raad. Een deel van de lidstaten wil graag meer ambitie in het hoofdstuk om de Europese markt te ondersteunen. Aan de andere kant pleiten lidstaten voor meer flexibiliteit.

Verordening verbod producten gemaakt met dwangarbeid

Voortgangsrapportage

De Raad bespreekt de stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen over de Forced Labour Regulation.

Nederlandse positie

Nederland steunt en onderschrijft het doel van het voorstel het effectief tegengaan van dwangarbeid, in overeenstemming met het BNC-fiche3. Dwangarbeid doet grove afbreuk aan de waardigheid van mensen. Het voorstel voor de verordening kan een belangrijke bijdrage leveren aan het (mondiaal) aanpakken hiervan. Nederland heeft gedurende de onderhandelingen in de Raad tegelijkertijd op deelonderwerpen een aantal kanttekeningen geplaatst, zoals ook benoemd in het BNC-fiche. Deze hebben o.a. betrekking op WTO-conformiteit, de uitvoerbaar- en handhaafbaarheid van het voorstel, duidelijkheid over de effecten voor bedrijven, specifiek voor het midden- en kleinbedrijf en de verhouding van het voorstel tot (andere) EU-wetgeving op het terrein van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO).

Op basis van de bespreking in de Raad werkt het Spaanse Voorzitterschap op het moment van schrijven aan een voortgangsrapport. Naar verwachting zal een deel van de voornoemde Nederlandse inzet in het voortgangsrapport worden benoemd als wenselijke aanpassingen in het uiteindelijke mandaat van de Raad. Hoe het Raadsmandaat er precies uit zal zien en op welk moment dit zal worden aangenomen is op het moment van schrijven nog niet bekend. Het inkomend Belgisch voorzitterschap zal de onderhandelingen vanaf januari 2024 voortzetten.

Krachtenveld

Nagenoeg alle lidstaten lijken het doel van het voorstel te steunen, maar hebben in de Raadsbesprekingen, net als Nederland, zorgen geuit over de implementatie en handhaafbaarheid van het voorstel in huidige vorm. Een groeiend aantal lidstaten zet zich, eveneens net als Nederland, in voor coherentie met andere EU-wetgeving op het terrein van IMVO, waaronder de Corporate Sustainability Due Diligence Directive, om het instrument effectiever te maken, de rechtszekerheid te bevorderen en onnodige regeldruk voor het bedrijfsleven voorkomen.

Diversenpunt

Er staan 4 diversenpunten op de agenda. De inwerkingtreding van het Eengemaakt octrooigerecht zal aan bod komen. Ook zal de Raad spreken over de vermindering van administratieve lasten. De Commissie zal verder een toelichting geven over de Single Digital Gateway en het toezicht op de Digital Services Act.

Ruimtevaart (8 december 2023)

Ruimteverkeersbeheer

Raadsconclusies

De Raad beoogt Raadsconclusies aan te nemen over ruimteverkeersbeheer. Met de wereldwijde groei van de ruimtevaart en een steeds voller wordende ruimte nemen de zorgen over een veilige en duurzame ruimtevaart toe. De Raadsconclusies richten zich op een Europese benadering van ruimteverkeersbeheer die dient bij te dragen aan ruimteveiligheid, -beveiliging en duurzaamheid van de Unie. In dit kader nodigen de lidstaten de Commissie uit potentiële stimuleringsmaatregelen voor te stellen ter bevordering van het concurrentievermogen van de Europese ruimtevaartindustrie. Conform Nederlandse inzet benadrukken de Raadsconclusies het belang van het versterken van de Europese open strategische autonomie, met behoud van een open economie via het Space Surveillance and Tracking (SST) partnerschap voor ruimteverkeersbeheer, waar Nederland aan deelneemt. Daarnaast is er aandacht voor het maximaliseren van synergiën tussen het militaire en civiele domein en ruimtetechnologie voor duaal gebruik dat bij moet dragen aan Europese doelstellingen voor een veiligere en duurzame ruimtevaart.

Positie Nederland

Nederland heeft met 22 satellieten onder Nederlandse jurisdictie belang bij veilige en duurzame ruimtevaart. Enerzijds vanwege het brede maatschappelijke belang van data en dienstverlening via de ruimte, anderzijds om bestendige groei van publieke en commerciële ruimtevaart in ons land mogelijk te maken. Nederland kan naar verwachting instemmen met de Raadsconclusies.

Krachtenveld

Er is brede steun, vrijwel alle lidstaten staan positief tegenover de essentie van de conclusies.

EU Ruimtevaartbeleid in een veranderende wereld

Beleidsdebat

De Raad spreekt tijdens een beleidsdebat over de toekomst van het EU-Ruimtevaartbeleid in een veranderende wereld. Naar verwachting zal dit zijn in de context van de EU Space Strategy for Security and Defence, gepubliceerd op 10 maart jl. Uw Kamer is geïnformeerd over de kabinetsinzet aangaande de EU Space Strategy for Security and Defence via een BNC-fiche.4 Vanwege de groeiende geopolitieke competitie en toename van ruimtedreigingen, identificeert de Commissie samen met de Hoge Vertegenwoordiger de ruimte als een strategisch domein en geeft aan dat bescherming van EU-ruimtesystemen en -diensten van cruciaal belang is voor het functioneren van onze economie en veiligheid en voor de Europese open strategische autonomie. Daarnaast neemt het maatschappelijke belang van ruimtevaartdata en -diensten toe voor het realiseren van de groene en digitale transitie in Europa, maar wordt het potentieel nog onderbenut.

Positie Nederland

Nederland zal ingaan op het belang van open strategische autonomie van de Unie met oog voor financiële en veiligheidsbelangen. Ook zal Nederland het belang benoemen van betere benutting van ruimtevaartdata. Aardobservatietechnologie en satellietdata zijn immers van strategische waarde voor het publieke domein en de concurrentiekracht van Nederlandse bedrijven.

Krachtenveld

Vrijwel alle lidstaten onderschrijven het belang van de in de mededeling beschreven open strategische autonomie van de Unie in het ruimtedomein en zien hier ook een rol weggelegd voor intensievere samenwerking met derde landen en de NAVO. Op 13 november 2023 heeft de Raad dit bekrachtigd met Raadsconclusies. Lidstaten willen wel waken voor duplicatie van activiteiten en structuren. Alle lidstaten onderschrijven het belang van Europese ruimtevaartdata en de noodzaak deze beter te benutten voor de groene transitie. Er is brede steun voor het wegnemen van barrières voor markttoegang, vooral voor het mkb, en voor het faciliteren van een snelle ontwikkeling in de downstream-sector. Verschillende EU-lidstaten voorstaan een centrale rol voor het Europees Agentschap voor het Ruimtevaartprogramma (EUSPA) om meer bewustwording te creëren en gebruik te bevorderen.

Onderzoek en innovatie (8 december 2023)

Dit deel van de Geannoteerde Agenda is mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en gaat enkel over het onderzoeks- en innovatiedeel van de Raad.

Versterking van rol en impact van onderzoek en innovatie in het beleidsproces van de EU

Aanname Raadsconclusies

De Raad neemt naar verwachting Raadsconclusies aan over versterking van de rol en impact van onderzoek en innovatie (O&I) in het beleidsproces van de EU. In de conclusies komen drie verschillende onderwerpen aan bod.

Als eerste wordt aandacht besteed aan wetenschap als instrument om het beleidsproces in de lidstaten te ondersteunen5. De Commissie wordt onder meer aangemoedigd om in samenwerking met lidstaten het concept van «wetenschap voor beleid (science for policy)» verder uit te bouwen. Het gaat bijvoorbeeld om het ondersteunen van wetenschappers in het ontwikkelen van relevante competenties en om het verbinden van netwerken. Andere elementen die benoemd worden zijn vertrouwen in de wetenschap, het belang van op bewijs gebaseerde kennis, participatie van burgers, open science en transparantie.

Het tweede onderwerp gaat over O&I-ecosystemen en de rol die regionale en nationale overheden en de EU hierbij kunnen spelen. Aangegeven wordt dat O&I-ecosystemen dwars door Europa nog beter aan elkaar gekoppeld kunnen worden ter versterking van het concurrentievermogen van de EU. Er zijn nog grote verschillen tussen laag en hoog presterende lidstaten en regio’s op het gebied van O&I. Slimme specialisatiestrategieën, Cohesiebeleid en Horizon Europe kunnen bijdragen aan het verkleinen van deze verschillen. Er wordt in de conclusies ook teruggegrepen op de Nieuwe Europese Innovatie Agenda (NEIA)6 die zich richt op strategische autonomie van de EU en het verkleinen van verschillen in O&I-prestaties tussen lidstaten en regio’s in de EU (de innovatiekloof).

Het derde onderwerp gaat over de Europese herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) in relatie tot O&I-beleid en de ERA (European Research Area). Hoofdpunt is dat de Commissie wordt uitgenodigd om in aanvulling op de mid-term evaluatie van de RRF, voorzien in februari 2024, in een separate studie aandacht te besteden aan de O&I-acties binnen de Europese herstel- en veerkrachtfaciliteit.

Positie Nederland

De Raadsconclusies over het eerste onderwerp, wetenschap voor beleid, sloten vanaf het begin al goed aan bij het Nederlandse beleid. Op aangeven van Nederland is er een expliciete verwijzing naar open science en gendergelijkheid opgenomen. Nederland heeft zich er voor ingezet dat bij het tweede onderwerp, O&I-ecosystemen, een duidelijk onderscheid gemaakt wordt tussen de doelen van het Cohesiebeleid en van Horizon Europe. Bij Cohesiebeleid gaat het om het versterken van zwakkere regio’s. Bij Horizon Europe gaat het om financiering van excellent onderzoek en innovatie. Dit is op een goede manier verwerkt in de Raadsconclusies, waardoor de tekst aangenomen kan worden.

Europees kader voor het aantrekken en behouden van onderzoeks-, innovatie en ondernemerstalent in Europa

Aanname Raadsaanbeveling

Met deze Raadsaanbeveling die naar verwachting wordt aangenomen, wordt een Europees kader neergezet voor het aantrekken en behouden van talenten op het gebied van onderzoek, innovatie en ondernemerschap in Europa. Hiertoe is de inzet van de lidstaten en alle betrokken belanghebbenden nodig. Zij worden op vrijwillige basis en volgens een bottom-up benadering aangemoedigd om bij te dragen aan een brede implementatie van het kader door het testen van relevante activiteiten. Het Europees kader bevat 44 aanbevelingen onderverdeeld in acht thema’s: (1) definities van onderzoekers, (2) erkenning, interoperabiliteit en vergelijkbaarheid van loopbanen van onderzoekers, (3) werven en arbeidsomstandigheden, (4) intersectorale en interdisciplinaire loopbanen, inclusief ondernemerschap en innovatie, (5) loopbaanbeoordeling, -ontwikkeling en -progressie, (6) evenwichtige circulatie van talenten en de Europese Unie een aantrekkelijke bestemming maken, (7) ondersteunende acties voor onderzoeksloopbanen en (8) monitoren van onderzoeksloopbanen.

Positie Nederland

Nederland kan zich goed vinden in deze Raadsaanbeveling. De aanbevelingen sluiten o.a. aan bij Internationale Kennis- en Talentstrategie en de doelstellingen van het nationale programma Erkennen en Waarderen (E&W). Het is van belang dat kennis circuleert: zowel door brede toegankelijkheid en open science, als door brain circulation. Dat is niet alleen goed voor Nederland, maar verbreedt ook de kennisinfrastructuur en onderzoekskwaliteit elders. In het E&W-programma is meer aandacht voor de verschillende talenten van wetenschappers. Er komt hierdoor meer ruimte voor diversiteit in loopbanen en daarnaast wordt open science gestimuleerd.

Alle suggesties op eerdere versies zijn op een goede manier verwerkt in de tekst. Dit betekent dat Nederland kan instemmen met deze Raadsaanbeveling.

Valorisatie van onderzoek als een instrument voor economisch en industrieel herstel en veerkracht

Beleidsdebat

Binnen de EU is er de ambitie om valorisatie van onderzoek sterker in te zetten als instrument voor economisch en industrieel herstel en veerkracht. Hierover zal een beleidsdebat worden gevoerd tijdens de Raad. Op het moment van schrijven is de exacte vraagstelling voor dit debat nog niet bekend. De discussie zal zich vermoedelijk richten op hoe de economische en maatschappelijke impact van onderzoek en innovatie vergroot kan worden. De rol van Europa als wereldleider hangt immers sterk af van het vertalen van onderzoeksresultaten naar het adresseren van maatschappelijke vraagstukken en concurrerende producten en diensten die burgers ten goede komen.

Nederland zal in haar interventie aangeven dat valorisatie van onderzoek en kennis essentieel is voor de toekomst van Europa en dat dit zowel Europese als nationale beleidsinspanningen vergt. Wat betreft het nationale valorisatiebeleid zal verwezen worden naar drie speerpunten: (1) het scheppen van de juiste randvoorwaarden voor R&D en innovatie, (2) strategische keuzes bij de inzet van middelen en (3) een doelmatig en toegankelijk instrumentarium.

Voor het Europese beleid geldt dat binnen Horizon Europe excellentie en impact als selectiecriteria voor financiering leidend moeten blijven. Voor de transitie naar klimaatneutraliteit van de industrie zijn opschaling, commercialisering en uitrol van schone technologieën essentieel. Benadrukt zal worden dat bottom-up fundamenteel onderzoek door toponderzoekers uit alle wetenschapsdisciplines van groot belang blijft voor oplossingen voor de mondiale uitdagingen op de lange termijn.

Toename van participatie van hogescholen en het mkb aan Horizon Europe7 is wenselijk omdat zij een schakel vormen in de omzetting van kennis in toepassingsmogelijkheden. Belangrijke randvoorwaarden zijn innovatievriendelijke wet- en regelgeving en mogelijkheden om te experimenteren. Onderzoeks- en technologie-infrastructuur speelt hierbij een cruciale rol aangezien deze is gericht op de behoefte van (toegepaste) onderzoeksinstellingen in samenwerking met het bedrijfsleven.

Tevens is van belang dat internationaal kan worden samengewerkt ten behoeve van open strategische autonomie en op een veilige manier waarbij de academische waarden en principes geborgd blijven. Verder zal gewezen worden op internationale mobiliteit, talentontwikkeling en aansluiting van onderwijs op de veranderende arbeidsmarkt. Tenslotte zal worden benoemd dat onderzoek, innovatie en innovatief ondernemerschap (start-ups en scale-ups) floreren in goed aaneengesloten ecosystemen. Ter versterking van de Europese concurrentiepositie, liggen er nog volop kansen om ecosystemen transnationaal te verbinden onder de voorwaarde dat excellentie, kruisbestuiving en slimme specialisatie daartoe aanleiding geven.

Diversenpunt

Er staan zes diversenpunten op de agenda. Met betrekking het besluit over de voortzetting van het «Partnership for Research and Innovation in the Mediterranean Area» (PRIMA) zal het Spaanse Voorzitterschap een toelichting geven. Verder zal het Spaanse Voorzitterschap terugkijken op de activiteiten van de afgelopen maanden.

De Commissie zal een toelichting geven op de EU-level monitoringsrapportage over de Europese Onderzoeksruimte (ERA), die zij op dit moment aan het samenstellen is. De Commissie zal daarnaast informatie geven over de voortgang van de hervormingen en acties met betrekking tot onderzoeksassessment. Ook zal de Commissie een toelichting geven op het onderwerp geavanceerde materialen voor industrieel leiderschap. Als laatste zal het inkomend Belgisch Voorzitterschap een toelichting geven op de punten en prioriteiten die zij tijdens haar voorzitterschapsperiode wil adresseren.

Overig

Stand van zaken Critical Raw Materials Act

De Critical Raw Materials Act (CRMA), die moet bijdragen aan het verzekeren van duurzame en betrouwbare bronnen van kritieke grondstoffen voor de Europese Unie, is op 16 maart jl. door de Commissie gepresenteerd. Op 17 mei jl. bent u via het BNC-fiche over de kabinetsinzet geïnformeerd8. Tevens bent u op 14 juli jl. over de aangenomen Raadspositie en de daarin voor Nederland behaalde resultaten geïnformeerd9.

Op 13 november jl. is er een politiek akkoord bereikt op de CRMA. Het kabinet is positief over dit akkoord, waarin alle aspecten van circulariteit (waaronder substitutie en vermindering van gebruik) zijn meegenomen en waarin ambitieuze doelen op het gebied van recycling worden gesteld. De doelstellingen voor 2030 voor strategische grondstoffen, die zijn opgenomen in het akkoord, zijn: 1) 10% van de jaarlijkse Europese consumptie van strategische grondstoffen wordt gewonnen in de EU; 2) 40% van de jaarlijkse Europese consumptie wordt verwerkt in de EU; 3) 25% van de jaarlijkse Europese consumptie wordt gerecycled in de EU en; 4) De EU mag voor maximaal 65% afhankelijk zijn van één enkel land voor de toelevering van een strategische grondstof. Ten opzichte van het eerste voorstel van de Commissie van 16 maart jl. is het recyclingdoel verhoogd, en zijn de overige doelen gehandhaafd.

Nederland is voornemens om op 29 november in het Coreper het bereikte politieke akkoord te steunen. Het Europees Parlement stemt vervolgens in de Industry, Research & Energy (ITRE)-commissie op 7 december over het CRMA akkoord. Daarna volgt er een periode van juridische controles en vertaling door de Commissie, waarna de CRMA naar verwacht in het voorjaar van 2024 van kracht zal gaan.

Elementen uit het akkoord die specifiek door het kabinet worden verwelkomd zijn:

• ambitieuzere recyclingdoelen. Het recyclingdoel gaat van 15% naar 25% van de Europese jaarlijkse consumptie in 2030 en er wordt in gezet op de recycling van strategische grondstoffen uit afvalstromen;

• inzet op de vermindering van gebruik van kritieke grondstoffen middels het stimuleren van technologische voortgang en het verbeteren van efficiëntie in de toeleveringsketen;

• nationale vrijheid t.a.v. het inrichten van één loket voor vergunningverlening;

• meer verplichtingen voor nationale programma’s rond circulariteit, zo wordt elke lidstaat verplicht om binnen twee jaar een nationaal programma circulaire economie te implementeren, waarin maatregelen worden genomen voor het stimuleren van technologische vooruitgang en het efficiënt gebruik van materialen.

• een subgroep voor circulariteit, procesefficiëntie en substitutie is toegevoegd onder de Critical Raw Materials Board.

• speciale aandacht voor het in kaart brengen van consumptie van kritieke grondstoffen en voor het opstellen van indicatieve doelen per grondstof om de gestelde doelen te kunnen behalen;

• Als het gaat om vergunningverlening en de overriding public interest status van strategische projecten, is de samenhang met milieu- en natuurwetgeving toegevoegd aan de evaluatie.

In de loop van 2024 zullen de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en ik uw Kamer informeren over de implementatie van de CRMA in Nederland.


  1. Dit voorstel betrof de eerste pijler van het begin dit jaar gepubliceerde Green Deal Industrial Plan. Andere pijlers van dat plan waren de Critical Raw Materials Act, toegang tot financiering, skills en weerbare ketens↩︎

  2. Kamerstuk 22 112, nr. 3673↩︎

  3. Kamerstuk 22 112, nr. 3537↩︎

  4. Kamerstuk nr 22 112, nr. 3664 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie | Tweede Kamer der Staten-Generaal↩︎

  5. Hierover werd eerder in de Raad een beleidsdebat gevoerd (Kamerstuk 21 501-30, nr. 570)↩︎

  6. Kamerstuk 22 112, nr. 3490 (BNC-fiche Nieuwe Europese Innovatie Agenda)↩︎

  7. Kamerstuk 21 501-30, nr. 579 (bijlage: kabinetsreactie AWTI-advies «Strategisch Samenspel»↩︎

  8. BNC-fiche Mededeling en verordening kritieke grondstoffen, Kamerstuk 22 112, nr. 3686↩︎

  9. Kamerstuk 21 501-30, nr. 580↩︎