[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de resultaten examens voortgezet onderwijs 2023 (Kamerstuk 31289-554) en de reactie op verzoek commissie over het afnametijdstip in 2024 van het vwo-examen Nederlands (Kamerstuk 31289-555)

Voortgezet Onderwijs

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2023D50653, datum: 2023-12-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31289-564).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31289 -564 Voortgezet Onderwijs.

Onderdeel van zaak 2023Z20656:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 564 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 december 2023

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de brief van 8 september 2023 over de resultaten examens voortgezet onderwijs 2023 (Kamerstuk 31 289, nr. 554) en over de brief van 11 september 2023 over de reactie op het verzoek van de commissie over het afnametijdstip in 2024 van het vwo-examen Nederlands (Kamerstuk 31 289, nr. 555).

De vragen en opmerkingen zijn op 11 oktober 2023 aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs voorgelegd. Bij brief van 20 december 2023 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen

Adjunct-griffier van de commissie,
Arends

Inhoud blz.
I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie 2
Inbreng van de leden van de D66-fractie 3
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie 4
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie 5
Inbreng van de leden van de BBB-fractie 6
Inbreng van de leden van de SGP-fractie 6
II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs 7

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Resultaten examens voortgezet onderwijs 2023 en afnametijdstip in 2024 van het vwo-examen Nederlands». Zij hebben daar nog enkele vragen over.

Resultaten examens voortgezet onderwijs 2023

De leden van de VVD-fractie zijn trots op alle leerlingen die geslaagd zijn voor hun examen. Zij lezen ook dat het slagingspercentage licht is gedaald ten opzichte van voorgaande jaren. Gezien het vrijwel geheel afschalen van de coronamaatregelen is het resultaat gunstiger dan verwacht, zo zegt bijvoorbeeld de VO-raad. De leden zijn het ermee eens dat de resultaten daarmee relatief goed zijn, ook gezien de hogere gemiddelde cijfers. Zij maken zich echter wel zorgen om het feit dat het aandeel leerlingen dat niet is aangemeld voor het examen of zich heeft terug getrokken is toegenomen. Kan de Minister vertellen wat de oorzaak is van deze stijging? Is dit een trend van de afgelopen jaren of alleen een stijging van 2022 naar 2023? Welke maatregelen is de Minister van plan te nemen om deze daling tegen te gaan?

Deze leden schrikken van het feit dat er een daling is van 3,9% op havoniveau ten opzichte van 2019. Is er onderzocht waarom deze daling zo groot is op de havo in tegenstelling tot de andere niveaus? Kan de Minister uitleggen wat de reden is van dit grote verschil ten opzichte van de andere niveaus? Welke maatregelen gaat de Minister treffen om deze forse daling tegen te gaan?

Deze leden van de VVD-fractie lezen in de meegestuurde beslisnota dat vorig jaar de vaardigheid in alle schoolsoorten is gedaald. Het cluster wiskunde daalde zelfs met 0,7 cijferpunt. Wat heeft de Minister het afgelopen jaar gedaan om deze daling tegen te gaan? Wat is de prognose voor alle clusters in 2023 en 2024? Wat wordt er gedaan om van deze daling een stijging te maken?

Afnametijdstip vwo-examen Nederlands in 2024

De leden van de VVD-fractie lezen dat het centraal examen Nederlands vwo achter in het rooster van het eerste tijdvak stond, wat als onprettig werd ervaren door correctoren omdat dit hen weinig tijd gaf om goed na te kijken. Deze leden zijn blij dat het examen is verplaatst naar het begin van het eerste tijdvak. Waarom is er in eerste instantie besloten om een kernvak met veel nakijkwerk achter in het eerste tijdvak te plaatsen? Bent u het met de leden eens dat het goed is om te overleggen met partijen zoals Levende Talen tijdens het vastleggen van de examenplanning? Worden andere partijen zoals Levende Talen betrokken bij de examenplanning van 2025?

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de examenresultaten en de brief over het examen Nederlands. Deze leden zijn verheugd met de verplaatsing van het afnametijdstip van het vwo-examen Nederlands. Deze leden zijn dankbaar voor de inspanningen van de Minister, het College voor Toetsen en Examens en de Vereniging van Leraren in Levende Talen. Zij willen de Minister wel nog enkele vragen voorleggen over de examenmonitor.

De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister dat de slagingspercentages «richting normaal» gaan ten opzichte van de coronaperiode. Ondanks dit oordeel van de Minister lezen zij dat de uitslagen 2,6 procentpunt lager zijn, met in het bijzonder de havo als uitschieter met 3,9 procentpunt. Deze leden merken ook op dat bij deze lichting sprake is van een aangepaste normering. Wat behelst precies de nieuwe normering, zo vragen zij. Deze leden lezen dat er vanwege de impact van de coronapandemie een herziene aanpak is toegepast, hierbij vragen deze leden of dit automatisch een lagere n-term behelst. Zij vragen of de Minister een inschatting kan maken van het effect van deze aanpassing. In hoeverre acht zij dat er sprake is van terug naar «normaal» indien de slagingspercentages lager zijn en een aangepaste normering gehanteerd wordt? Bovendien vragen zij of de Minister voornemens is om deze aangepaste normering te hanteren voor 2024, gegeven de keuze voor de aangepaste normering vanwege de impact van de coronapandemie.

De leden van de D66-fractie lezen in de examenmonitor dat het aantal gezakte leerlingen zonder herkansing gestegen is, met name bij havoleerlingen. Deze leden vragen of de Minister deze groei kan verklaren. Zij vragen tevens of de Minister zich zorgen maakt over de stijging van leerlingen die in één keer gezakt zijn.

De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de stijging in teruggetrokken leerlingen en niet aangemelde leerlingen. Met name bij het vmbo-bb1 lijkt hier een zorgwekkende en langdurige stijging zichtbaar. Bij vmbo-kb2 zien deze leden een stijging onder met name de niet deelnemende leerlingen. Deze leden vragen hoe de Minister deze stijgingen verklaart en wat zij doet en gaat doen om deze trend te keren. Deze leden ontvangen via het LAKS3 signalen dat leerlingen omwille van de slagingspercentages van de school worden teruggetrokken of worden uitgesloten van het centraal examen. Herkent de Minister deze signalen en deelt zij de zorgen van het LAKS, zo vragen zij.

De leden van de D66-fractie willen daarnaast aandacht vragen voor de leerlingen die tijdens de coronapandemie examen hebben afgelegd. Deze leden lezen dat een deel van hen vaker uitvalt in het vervolgonderwijs. Wat doet de Minister om hen hierbij te ondersteunen in het vervolgonderwijs, zo vragen zij. Zij vragen daarnaast hoe lang de Minister van plan is dit cohort te volgen.

Het deed de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie pijn in het hart, veel examendocenten hielden hun hart vast en veel examenkandidaten sloeg de schrik om het hart, toen een Kamermeerderheid begin april 2023 de motie van het lid De Hoop over een extra herkansingsmogelijkheid voor de huidige cohort examenkandidaten4 verwierp. Zo’n extra herkansingsmogelijkheid was gerechtvaardigd geweest omdat deze cohort examenkandidaten de voorafgaande schooljaren nog volop te lijden heeft gehad onder alle coronamaatregelen. De wrange vruchten hiervan zijn nu zichtbaar in een slagingspercentage dat zelfs anderhalf procent lager ligt dan vóór de coronajaren. Voor degenen die nog wel geslaagd zijn, zal dit een opluchting zijn, maar voor al die examenkandidaten die met een extra herkansing alsnog zouden zijn geslaagd, betekent dit een zware en onnodige tegenslag. Wat dit betreft hebben deze leden zich gestoord aan de zelfgenoegzame toonzetting van de brief van de Minister. Is dit het enige wat zij heeft te zeggen tegen de getroffen examenkandidaten, die een extra examenjaar moeten afleggen ten gevolge van onnodig getreuzel of onwil van de Minister?

Kent de Minister het spreekwoord: «kan niet» ligt op het kerkhof en «wil niet» ligt ernaast? Haar ambtsvoorganger motiveerde dat hij de motie inzake de extra herkansingsmogelijkheid ontried, met een uitleg dat zoiets in dat stadium niet meer viel te organiseren. Mocht dit al waar zijn, dan had dit alles te maken met de uitgesproken trage beantwoording van de vragen en opmerkingen in het voorafgaande schriftelijke overleg, waardoor ook het tweeminutendebat pas in april kon plaatsvinden. Het doet deze leden en ongetwijfeld ook vele vwo-examendocenten van het vak Nederlands, deugd dat bij het hoogst ongelukkig geplande vwo-eindexamen Nederlands 2024 ditmaal wel een aanpassing mogelijk was. Dit blijkt ook harde noodzaak, nu het onderzoek «Correctielast centrale examens VO» onlangs weer bevestigde dat Nederlands op alle niveaus zeer correctie-intensief is.5 Tegelijkertijd verbaast het de leden dat de Minister het vaststellen van het examenrooster een «uiterst zorgvuldig proces» noemt. Herinnert de Minister zich de toezegging van haar verre ambtsvoorganger Dekker in 2016: «Het CvTE6 houdt rekening bij de roostering met de correctie-intensieve vakken. Dat heeft in ieder geval al geleid tot de verplaatsing van een aantal vakken in het rooster. Geschiedenis en maatschappijleer zijn bijvoorbeeld naar voren gehaald in het rooster van 2017 en in het conceptrooster van 2018 is bijvoorbeeld ook filosofie naar voren gehaald binnen de eerste week.»7? Hoe verklaart deze Minister dat het CvTE voor het rooster van 2024 aanvankelijk deze toezegging aan zijn laars had gelapt? Deze leden vinden dat geen enkel individu en geen enkel instituut blindelings vertrouwen verdient, alleen maar omdat deze beweert alles zorgvuldig te hebben afgewogen. Dat dit evenmin geldt voor het CvTE is eens te meer gebleken bij het aanvankelijke examenrooster 2024. Daarom bepaalt de Wet College voor toetsen en examens ook dat de Minister verantwoordelijkheid draagt voor het examenstelsel en voor de kwaliteit en inhoud van de examenprogramma’s.8 Is deze Minister zich bewust van deze verantwoordelijkheid? Welke consequenties verbindt zij hieraan voor de examenroosters in het algemeen en daarbij de plaats van correctie-intensieve vakken in het bijzonder?

De prestatiedruk in het onderwijs vormt een groot probleem voor de mentale gezondheid van leerlingen, constateren de leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie. Volgens de leden gaat het niet alleen om resultaten, maar ook om wat er in de aanloop naar deze resultaten gebeurt. Ziet ook de Minister de noodzaak voor het verbeteren van de mentale gezondheid van leerlingen in relatie tot de centrale examens en de prestatiedruk die de centrale examens met zich meebrengen gedurende de hele schoolloopbaan? Welke consequenties verbindt zij daaraan?

Scholierenorganisatie LAKS heeft in de aanloop naar de examens veel signalen ontvangen dat leerlingen zich niet goed voorbereid voelden op het examen. Uit de cijfers blijkt ook dat minder leerlingen zijn opgegaan voor een herkansing, constateren de leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie. Het vermoeden is dat meer leerlingen in één keer waren gezakt en dus geen kans meer hadden om te slagen met een herkansing. Ook dit moet meegewogen worden in de resultaten van de examens. Deelt de Minister de zorgen van het LAKS hierover? Zo nee, waarom niet? Het is een erg zorgwekkend signaal dat meer examenleerlingen in 2023 werden uitgesloten van of teruggetrokken uit het examen. Leerlingen worden uitgesloten van het examen, omdat ze hun PTA9 niet op tijd hebben afgerond. Scholen bieden ook niet de ruimte aan leerlingen om het PTA alsnog voor het examen af te ronden. Een motief hiervoor zou kunnen zijn dat scholen geen lage slagingspercentages willen, omdat dat niet goed is voor het imago van de school, waardoor minder leerlingen zich aanmelden voor de school en de school dus minder lumpsumbekostiging ontvangt. In zulke gevallen acht de school zijn imago dan belangrijker dan het belang van de leerling. Hoe beziet de Minister het toenemende aantal van uitgesloten en teruggetrokken leerlingen van het examen? Wat gaat zij hiertegen ondernemen?

Het is de leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie een doorn in het oog dat nog altijd niet is geregeld dat examenkandidaten in het voortgezet speciaal onderwijs de resultaten van het schriftelijk examen op hetzelfde moment krijgen als de andere examenkandidaten die ook krijgen. Heeft de Minister inmiddels stappen gezet om hierin voortgang te boeken? Zo ja, welke stappen betreft het? Zo nee, waarop baseert zij dan haar onwil?

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister. Net als de Minister willen deze leden de leerlingen die hun diploma hebben behaald veel succes wensen bij hun vervolgstappen. De leden wensen ook de leerlingen succes die helaas aankomend jaar opnieuw eindexamen moeten doen.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister refereert aan de duimregeling, die afgelopen jaar niet meer gold. Nu zijn er nog steeds examenleerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (vso) die in de coronaperiode begonnen zijn aan hun examens, maar nog niet voldoende certificaten hebben behaald voor een diploma. Zij zijn wellicht trager dan hun medeleerlingen, maar hebben in de coronaperiode onder soortgelijke omstandigheden onderwijs gekregen, namelijk voornamelijk thuis. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Is de Minister bereid om de duimregeling in stand te houden voor examenleerlingen die in de coronaperiode (2020, 2021 en 2022) zijn gestart met hun examens en enkel voor deze groep de regeling nog in stand te houden?

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie nemen kennis van twee brieven van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, de ene over de jaarlijkse examenmonitor van DUO10 en de andere over het eerder afnemen in 2024 van het vwo-eindexamen Nederlands.

Over de tweede brief hebben de leden van de BBB-fractie geen opmerkingen, over de eerste hebben deze leden een paar vragen. De terugkeer in 2023 naar lagere slagingspercentages van de periode vóór de examenmaatregelen in verband met corona (2020, 2021, 2022), waarbij de eindcijfers als gevolg van de zogenoemde duimregeling per examenniveau zijn toegenomen ten opzichte van 2022, laat zien hoe eenvoudig het is om binnen een zekere bandbreedte te sturen op examenresultaten. Voor deze leden benadrukt dat opnieuw het gegeven dat examens een betekenisvol meetmoment blijven, maar dat het werkelijke niveau van verworven kennis en kunde afhangt van de kwaliteit van het onderwijs genoten in de jaren die tot de periode van toetsing leiden. Een open deur weliswaar, maar soms kan het geen kwaad om wat vanzelfsprekend is nog eens expliciet te benoemen. Zeker ook in het licht van de examinering in 2020, 2021 en 2022. De studenten uit deze examenjaren zijn slachtoffer van de schoolsluitingen tijdens de coronaperiode, los van een inhoudelijk oordeel over dit beleid. De leden vragen een bevestiging van het gegeven dat voor het geven en volgen van kwalitatief hoogwaardig onderwijs een fysieke setting onontbeerlijk is. Deze leden vragen de Minister in aansluiting op deze constatering te bevestigen dat het alternatief van digitaal onderwijs nooit als volwaardig alternatief kan worden bestempeld. Ook niet wanneer het een groep scholieren of leerlingen betreft. De examenleerlingen uit genoemde jaren kunnen er niets aan doen dat compenserende examenmaatregelen nodig waren. Dit vooropgesteld, toont de cohortanalyse van DUO glashard aan dat een aantal van deze studenten door het ijs zakt in het vervolgonderwijs. Deze leden vragen of deze lichting is gebaat bij extra ondersteuning in het vervolgonderwijs. Zij vragen de Minister deze vraag door te geleiden naar de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze leden hopen tot slot dat ze ervan uit kunnen gaan dat er methoden bestaan om objectiveerbaar te bewaken dat het niveau van het onderwijs niet sluipend aan niveau inboet, maar liefst stijgt.

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister. Deze leden zouden graag een nadere toelichting ontvangen op de opmerking dat de resultaten van dit jaar niet zonder meer te vergelijken zijn met die van eerdere jaren, zowel tijdens als voor de coronaperiode. Zou het niet adequater zijn om te zeggen dat de resultaten door de toegepaste maatregelen eigenlijk nauwelijks meer op zinvolle wijze te vergelijken zijn? In welke mate is een vergelijking nog mogelijk? Deze leden vragen eveneens of de Minister de opvatting deelt dat veel meer ingezet zou moeten worden op het meten aan de hand van absolute beheersingsniveaus, zodat de kwaliteit van het onderwijs door de tijd heen beter gemeten kan worden? Kan de Minister meer toelichting geven op het onderzoek dat verricht wordt naar het niveau van de leerlingen in 2023?

II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs

Ik dank de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor hun inbreng en de gestelde vragen. Hieronder ga ik thematisch in op de vragen. Deze thema’s zijn:

• de deelname aan het centraal examen;

• het slagingspercentage;

• de normering;

• de vaardigheid van de examenkandidaten;

• de mentale gezondheid van jongeren;

• examenkandidaten in het voortgezet speciaal onderwijs;

• fysiek onderwijs versus digitaal afstandsonderwijs;

• het coronacohort vo-leerlingen in het vervolgonderwijs;

• de keuze voor de maatregelen 2023;

• het afnametijdstip van het centraal examen Nederlands vwo in 2024.

Op een enkel punt zijn de reacties op bijna gelijkluidende vragen van de leden van de verschillende fracties samengevoegd, of is er verwezen naar de beantwoording van soortgelijke vragen.

Deelname aan het centraal examen

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over het stijgende aandeel leerlingen dat niet is aangemeld voor het examen of zich heeft teruggetrokken. Zij vragen wat de oorzaak is van deze stijging, en of dit een trend is of alleen een stijging ten opzichte van 2022. Ook vragen zij welke maatregelen worden genomen om de stijging tegen te gaan. Hun zorgen worden gedeeld door de leden van de D66-fractie, die tevens om een verklaring vragen en willen weten welke maatregelen er tegen de stijging genomen zullen worden. Daarnaast geven zij aan signalen te ontvangen van het LAKS11 dat leerlingen omwille van de slagingspercentages van de school worden teruggetrokken of uitgesloten van het centraal examen. De leden vragen of deze signalen bekend zijn en of de zorgen van het LAKS erover gedeeld worden. Tot slot vragen ook de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie hoe het toenemende aantal uitgesloten en teruggetrokken leerlingen wordt bezien en wat ertegen wordt ondernomen.

De stijging van het aantal teruggetrokken leerlingen is zeker een punt van aandacht, dat we de komende jaren ook zullen blijven monitoren. Scholen moeten leerlingen immers in staat stellen om het eindexamen af te leggen. Dit betekent onder meer dat zij leerlingen in de gelegenheid moeten stellen om het schoolexamen af te leggen voor de start van het centraal examen. Een leerling kan immers niet aan het centraal examen beginnen als het schoolexamen nog niet volledig is afgerond.

Diverse factoren kunnen een rol hebben gespeeld in het hogere percentage teruggetrokken leerlingen. We weten dat de coronapandemie voor een deel van de leerlingen effect heeft gehad op hun motivatie, wat ook invloed kan hebben op het aandeel van de leerlingen dat uiteindelijk niet deelneemt aan het eindexamen. Het niet laten deelnemen aan het centraal examen kan ook een afweging zijn in het belang van de leerling. Leerlingen die op basis van hun SE-resultaten echt geen kans maken op het behalen van een diploma worden zo immers behoed voor een faalervaring. Tegelijkertijd moet het voor scholen heel helder zijn dat zij leerlingen niet voorwaardelijk mogen bevorderen naar het laatste leerjaar en dat zij leerlingen die (bijvoorbeeld door ziekte) toetsen hebben gemist de gelegenheid moeten bieden om deze in te halen.

Ik heb van het LAKS begrepen dat zij enkele signalen heeft gekregen van leerlingen die situaties beschreven die evident tegen de regelgeving in gaan. Het LAKS heeft de betreffende leerlingen hierop gewezen zodat zij hun school hierover kunnen aanspreken. Er is geen sprake van een duidelijke trend in de niet-deelname van leerlingen als we de cijfers van 2019 tot en met 2023 met elkaar vergelijken. In 2019 was het aandeel leerlingen dat geen examen maakte 2,7%, in 2023 was dit 3,0%. Tijdens de coronajaren lag dit percentage beduidend lager. Zo was het in 2020 maar 1,9% en in 2021 en 2022 was het respectievelijk 2,2% en 2,4%. Mogelijk hebben de maatregelen uit de jaren 2020–2022 hierbij een rol gespeeld en zien we in 2023 een verhoging omdat er dit jaar geen examenmaatregelen waren. Uiteraard blijven we deze ontwikkelingen volgen via de jaarlijkse Examenmonitor.

Overigens zijn de slagingspercentages niet het enige waar we naar kijken als het gaat om de resultaten van scholen. Hoelang leerlingen over het behalen van het diploma doen (de zogeheten studievoortgang) is ook onderdeel van het toezichtsmodel. Daarmee is er een prikkel voor scholen om leerlingen in een redelijk tempo naar het diploma te begeleiden en dus ook te bevorderen naar de examenklas en op te laten gaan voor het diploma.

Slagingspercentage

De leden van de VVD-fractie geven aan geschrokken te zijn van het gedaalde slagingspercentage op het havo ten opzichte van 2019 (daling van 3,9%-punt). Zij willen weten of onderzocht is waarom deze daling groter is op het havo dan op de andere schoolsoorten, en wat dit grote verschil verklaart. Ook vragen zij welke maatregelen er worden genomen om deze daling tegen te gaan.

Inderdaad is de daling van het slagingspercentage bij het havo wat forser dan bij de andere schoolsoorten, als we de percentages van 2023 met 2019 vergelijken (3,9%-punt versus circa 2%-punt).12 De reden hiervan is niet expliciet onderzocht, maar het verschil valt wel te verklaren. Het lijkt erop dat scholen leerlingen de afgelopen periode kansrijk bevorderd hebben en dat dit voor havoleerlingen, vaker dan bij leerlingen van andere schoolsoorten, minder succesvol uitpakte. De waarneming sluit overigens aan bij het beeld dat we ook al vóór de coronapandemie zagen, namelijk dat de slagingspercentages bij het havo het laagst liggen vergeleken met de andere schoolsoorten. Als we kijken naar de gemiddelde slagingspercentages in 2017, 2018 en 2019 dan lagen deze rond de 92%. Bij het havo lagen de slagingspercentages in die periode een stuk lager, namelijk gemiddeld op 87,7%. Hierbij spelen verschillende factoren een rol, waaronder de «onderwijsvoorgeschiedenis» van de havoleerlingen. Stichting Cito heeft middels een infographic de leerlingstromen in de bovenbouw van het vo in kaart gebracht.13 Hieruit kan opgemaakt worden dat de schoolloopbaan van havoleerlingen minder «straight forward» is dan bij de andere schoolsoorten. Dit komt door de zeer diverse voorgeschiedenis van leerlingen. Havoleerlingen hebben hun voorbereiding in vmbo-GT, havo of vwo genoten. Dit kan het voor scholen lastiger maken om goed in te schatten of een leerling het zal gaan halen en bevorderd kan worden naar de examenklas.

Het is belangrijk dat alle leerlingen, dus ook havoleerlingen, zo goed mogelijk worden voorbereid op hun examens. De scholen hebben de afgelopen jaren middelen ontvangen uit het Nationaal Programma Onderwijs (vanaf hier: NP Onderwijs) om achterstanden weg te werken. In de voortgangsrapportage van het NP Onderwijs die op 28 november jl. naar uw Kamer is gestuurd komt naar voren dat veel scholen deze middelen (ook) hebben gebruikt om hun examenleerlingen extra ondersteunen.14 Ook in schooljaar 2023–2024 kunnen de NP Onderwijsmiddelen voor dit doeleinde ingezet worden. Daarnaast investeert het kabinet door middel van het Masterplan basisvaardigheden structureel 1 miljard euro op jaarbasis in het funderend onderwijs voor de versterking van de basisvaardigheden.

De leden van de D66-fractie wijzen op het toegenomen aantal gezakte leerlingen zonder herkansing, met name in het havo. Zij vragen of deze groei aanleiding is tot zorg en wat de verklaring ervoor is.

In de Examenmonitor is te zien dat leerlingen in alle onderwijssoorten iets vaker zijn gezakt zonder een herkansing te hebben gedaan, in vergelijking met 2019. Dit betekent dat een kleine groep leerlingen in 2023, na het maken van de examens in het eerste tijdvak, er zo slecht voor stond dat een herkansing niet meer zou kunnen helpen om te voldoen aan de eisen van de slaag-zakregeling. De stijging van het aantal leerlingen dat in één keer zakt, toont aan dat een groep leerlingen de examenstof nog onvoldoende beheerste en wellicht nog niet klaar was om examen te doen. In dat opzicht is het goed dat deze leerlingen, met goede begeleiding vanuit het onderwijs, extra tijd krijgen om de examenstof eigen te maken zodat zij komend examenjaar alsnog succesvol hun diploma kunnen behalen. Het is dus jammer, maar niet altijd slecht als iemand gezakt is. Daarbij vertrouw ik erop dat het percentage zich de komende jaren weer herstelt, mede dankzij de investeringen vanuit het NP Onderwijs en het Masterplan basisvaardigheden.

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie noemen het vermoeden dat meer leerlingen in één keer gezakt zijn en dus geen kans meer hadden om te slagen met een herkansing. In dit kader wijzen zij erop dat het LAKS in aanloop naar de examens veel signalen heeft ontvangen dat leerlingen zich niet goed voorbereid voelden. Zij vragen of de zorgen van het LAKS hierover gedeeld worden en zo nee, waarom niet.

Als leerlingen het gevoel hebben dan zij niet goed zijn voorbereid dan is dit uiteraard onwenselijk. Gelukkig zie ik ook scholen die alles uit de kast hebben getrokken om hun leerlingen zo goed mogelijk voor te bereiden op de examens, en waar dan ook extra in hen geïnvesteerd is. Dat blijkt ook uit de resultaten van de inventarisatie naar de besteding van de middelen uit het NP Onderwijs voor examenleerlingen, conform de motie van de leden Peters en Beertema15, waarover ik uw Kamer op 28 november jl. heb geïnformeerd.16 Ik heb er begrip voor dat sommige leerlingen besluiten geen gebruik te maken van hun herkansingsmogelijkheid als het doen van een herkansing geen verschil tussen zakken en slagen voor hen zou maken.

Normering

De leden van de D66-fractie en van de SGP-fractie stellen enkele vragen over de normering en, in het kader daarvan, over de vergelijkbaarheid van de examenresultaten van dit jaar en voorgaande jaren. De leden van de D66-fractie willen weten wat de aangepaste normering in 2023 precies inhield en of het hierbij automatisch om een lagere N-term ging. Ook vragen zij naar een inschatting van het effect van deze aanpassing, en naar de plannen voor de normering in 2024. De leden van de SGP-fractie geven aan graag een nadere toelichting te ontvangen op de opmerking dat de resultaten van dit jaar niet zonder meer te vergelijken zijn met die van voor de coronaperiode. Zij vragen of het niet adequater is om te zeggen dat de resultaten door de toegepaste maatregelen eigenlijk nauwelijks meer op zinvolle wijze te vergelijken zijn en in welke mate een vergelijking nog mogelijk is. Ook vragen de leden van de SGP-fractie of de opvatting gedeeld wordt dat veel meer ingezet zou moeten worden op het meten aan de hand van absolute beheersingsniveaus, zodat de kwaliteit van het onderwijs door de tijd heen beter gemeten kan worden.

In de Kamerbrief van december 2020 is uw Kamer geïnformeerd over de aanpassingen in de normering.17 Deze aanpassingen waren nodig in verband met de gevolgen van de coronapandemie voor het onderwijs. Normaal gesproken hanteert het College voor Toetsen en Examens (CvTE) een wijze van normering waarin het de examenscores van leerlingen afzet tegen de eisen van desbetreffende vakken. Dit staat ook wel bekend als «absoluut normeren». Omdat deze wijze van normeren technisch niet mogelijk was, heeft het CvTE de afgelopen examenjaren een meer hybride vorm van normeren gehanteerd. Hierin worden de scores gerelateerd aan de scores van medeleerlingen maar wordt er ook gebruikgemaakt van de examengegevens uit de jaren 2015–2019 en het oordeel van vakdocenten over de moeilijkheid van het afgenomen examen. Met deze hybride vorm van normeren probeert het CvTE zo dicht mogelijk in de buurt te komen van de reguliere normering. Daarmee wordt gezorgd dat de normering recht doet aan de prestaties van leerlingen, waardoor leerlingen terecht een voldoende of onvoldoende behalen. Het CvTE heeft geprobeerd de eisen die aan examenleerlingen gesteld werden zo veel mogelijk gelijk te laten blijven aan de eisen die vóór de coronapandemie aan leerlingen werden gesteld. Er is geen sprake van dat dit automatisch tot een lagere of hogere N-term leidt.

Ook in 2023 kon het CvTE de centrale examens niet op de reguliere manier normeren. Hierdoor reflecteerde de hoogte van de cijfers mogelijk niet precies de vaardigheid van de kandidaten. Het CvTE en Stichting Cito hebben daarom (net als in 2021 en 2022) een onderzoek uitgevoerd naar het vaardigheidsniveau van de examenpopulatie. Dit onderzoek was nodig om de examenresultaten van 2023 te kunnen relateren aan die uit de jaren vóór de coronapandemie (2015–2019). Op de resultaten van dit onderzoek kom ik hierna terug (onder «Vaardigheid examenkandidaten»).

De coronapandemie en de getroffen maatregelen hebben verregaande impact gehad op het onderwijs dat examenleerlingen hebben gevolgd en ook op de manier waarop hun prestaties zijn gemeten in de examens. Het klopt dat deze maatregelen het vergelijken van behaalde prestaties in jaren mét examenmaatregelen en jaren zonder examenmaatregelen bemoeilijken. Ik deel de mening van de leden van de SGP-fractie dat het belangrijk is om de kwaliteit van het onderwijs door de tijd heen goed te kunnen meten. Het CvTE werkt momenteel aan een voorstel over de normeringsmogelijkheden vanaf 2024. Het is de bedoeling dat er weer toegewerkt wordt naar een absolute manier van normeren. Ik verwacht uw Kamer hierover begin 2024 te kunnen informeren.

De leden van de D66-fractie vragen tot slot of er wel sprake is van terug naar «normaal» als de slagingspercentages lager zijn en er een aangepaste normering gehanteerd wordt.

De slagingspercentages lagen in 2023 inderdaad lager dan in 2019 (gemiddeld 2%-punt). Tegelijkertijd zien we in het vaardigheidsonderzoek, dat ik hierna verder zal toelichten, dat de vaardigheid van de examenpopulatie van 2023 met 0,2 tot 0,6 cijferpunt is gedaald ten opzichte van de vaardigheid van de populaties 2015–2019. Echter, in de jaren waarin er examenmaatregelen waren lagen de slagingspercentages een fors stuk hóger dan in de reguliere examenjaren vóór de coronapandemie. In die zin is er dus sprake van een normalisatie.

Vaardigheid examenkandidaten

De leden van de VVD-fractie en van de SGP-fractie stellen enkele vragen naar aanleiding van het onderzoek dat het College voor Toetsen en Examens (CvTE) en Stichting Cito doen naar de vaardigheid van leerlingen, net als in 2021 en 2022. Vorig jaar bleek uit het onderzoek dat de vaardigheid van leerlingen in alle schoolsoorten is gedaald; het cluster wiskunde daalde zelfs met 0,7 cijferpunt. De leden van de VVD-fractie vragen wat er het afgelopen jaar is gedaan om deze daling tegen te gaan, en wat er in het algemeen wordt gedaan om van deze daling een stijging te maken. Ook willen zij weten wat de prognose is voor alle clusters in 2023 en 2024. De leden van de SGP-fractie krijgen graag meer toelichting op het vaardigheidsonderzoek dat nu loopt.

Zoals hiervoor aangegeven hebben het CvTE en Stichting Cito (net als in 2021 en 2022) een onderzoek uitgevoerd naar het vaardigheidsniveau van de examenpopulatie. Daarin lag dit jaar een specifieke focus op het bepalen of de vaardigheden zich hebben hersteld naar het niveau van voor de pandemie. Dit rapport vergelijkt de gemiddelde vaardigheid van kandidaten in 2023 opnieuw met die van de periode voor de pandemie (2015–2019, vooral 2019) om te onderzoeken of de vaardigheden van examenkandidaten weer terug zijn op het niveau van voor de coronapandemie. De resultaten van het vaardigheidsonderzoek 2023 heb ik op 28 november jl. naar uw Kamer gestuurd.18Bij Engels is er net zoals in 2021 en 2022 sprake van een vaardigheidsstijging ten opzichte van voor de coronapandemie met ruim 0,1 cijferpunt. De overige inhoudelijke clusters van centrale examens laten een gemiddelde vaardigheidsdaling zien in de ordegrootte van 0,2 tot 0,6 cijferpunt ten opzichte van voor corona. Hierbij moet opgemerkt worden dat dit gemiddelde vaardigheidsontwikkelingen per cluster van vakken beschrijft. De vaardigheidsdaling van 2023 vergeleken met 2022 ten opzichte van voor corona is in alle clusters kleiner (m.u.v. de moderne vreemde talen), dus ook bij wiskunde. De verschillen zijn echter niet statistisch significant omdat betrouwbaarheidsintervallen van 2021, 2022 en 2023 voor alle clusters overlappen. Dit betekent dat verschillen tussen de jaren voor de clusters ook op toeval kunnen berusten.

Middels het Masterplan basisvaardigheden investeert het kabinet structureel 1 miljard euro op jaarbasis in het funderend onderwijs voor versterking van de basisvaardigheden, waaronder rekenen/wiskunde. Basisteams gaan scholen helpen met hun plannen voor het verbeteren van de basisvaardigheden. Een andere belangrijke pijler van het Masterplan is daarom de kennis en beschikbaarheid van effectieve leermiddelen te vergroten. Het is enorm belangrijk dat iedere leerlingen bij het afronden van het vo de basisvaardigheden voldoende bezit. Ik heb er vertrouwen in dat mijn inspanningen rondom het versterken van de basisvaardigheden, die een lange adem vragen, zullen leiden tot de kwaliteitstrendbreuk.

Mentale gezondheid van jongeren

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie constateren dat de prestatiedruk in het onderwijs een groot probleem vormt voor de mentale gezondheid van leerlingen. Zij vragen of de noodzaak gezien wordt voor het verbeteren van de mentale gezondheid van leerlingen in relatie tot de centrale examens en de prestatiedruk die deze examens met zich meebrengen gedurende de hele schoolloopbaan.

Ik zie zeker de noodzaak voor verbetering van de mentale gezondheid van leerlingen en jongeren in het algemeen. Onderzoek wijst onomstotelijk uit dat de mentale gezondheid van jongeren onder druk staat. De levenstevredenheid van jongeren in het vo is bijvoorbeeld gedaald van 8,0 in 2008 naar 7,1 in 2021.19 Ik erken dat de centrale examens voor prestatiedruk kunnen zorgen en hierin dus een rol kunnen spelen. Maar examens – en toetsen in het algemeen – zijn slechts een beperkt onderdeel van de druk die jongeren ervaren door schoolwerk. Onderzoek laat zien dat verschillen factoren een rol spelen, zoals prestatiedruk vanuit de maatschappij, de rol van sociale media, toetsen, cijfers en huiswerk.2021 Ook andere maatschappelijke ontwikkelingen zijn van invloed, denk aan de oorlog in Oekraïne en de klimaat-, woning- en energiecrisis.22 Uit het Programme for International Student Assessment (PISA) 2022 komt overigens een minder sterke daling van het welbevinden van leerlingen naar voren. Bovendien daalde die tevredenheid in de afgelopen zeven jaar ook gemiddeld in de OESO-landen. Ondanks de daling zijn Nederlandse leerlingen nog altijd tevredener met hun leven dan leeftijdsgenoten uit omringende landen.23

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie vragen ook welke consequenties er aan het voorgaande verbonden worden.

Het kabinet zet zich op verschillende manieren in om de mentale gezondheid van jongeren te verbeteren. Zo hebben we de aanpak «Mentale gezondheid: van ons allemaal», met onder andere de actielijn «mentaal gezond onderwijs». In het kader van deze actielijn heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het programma Welbevinden op School en de aanpak Gezonde School opgeschaald. Welbevinden op School biedt scholen, gemeenten en gezondheidsbevorderaars van de GGD (Gezonde School Adviseurs) handvatten om schoolbreed te werken aan het welbevinden van leerlingen en studenten. Daarnaast kunnen scholen de middelen vanuit het NP Onderwijs inzetten voor het welbevinden van hun leerlingen. Monitoring van dit programma laat zien dat heel veel scholen dat ook doen. Verder zet ik me samen met het onderwijsveld in om de toetsdruk te verlagen. Zo zorgen we, in nauwe samenwerking met het veld, voor een handreiking met uitgangspunten om scholen te helpen bij het verminderen van toetsdruk. Ten slotte komt er in 2024 een subsidieregeling voor brugfuncties in het funderend onderwijs. De brugfunctie richt zich op het versterken van de verbinding tussen het kind, het gezin en het sociaal domein. Eén van de doelstellingen van de brugfunctie is om het welbevinden van leerlingen te versterken.

Examenkandidaten in het voortgezet speciaal onderwijs

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aandacht voor de situatie van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (hierna: vso) die in de coronaperiode zijn begonnen aan hun examen, maar nog onvoldoende certificaten hebben behaald voor een diploma. Zij stellen dat deze leerlingen misschien trager zijn dan hun medeleerlingen, maar wel onder soortgelijke omstandigheden onderwijs hebben gekregen (voornamelijk thuis). De leden vragen hoe hiernaar gekeken wordt en of de duimregeling in stand gehouden kan worden voor deze groep leerlingen (in 2020, 2021 of 2022 begonnen aan hun examen).

Het klopt dat er vso-leerlingen zijn die in de coronaperiode zijn begonnen aan het examen maar tot nu toe nog onvoldoende certificaten hebben behaald voor een diploma. Door de coronapandemie hebben zij toen mogelijk leervertragingen opgelopen. Hoewel het vso tijdens de schoolsluitingen altijd open is gebleven, kunnen leerlingen uiteraard wel te maken hebben gehad met persoonlijke effecten van corona en lesuitval. Vso-leerlingen die via het staatsexamen toewerken naar het diploma zijn in 2023 gecompenseerd voor de eventueel opgelopen achterstanden door de duimregeling. Staatsexamenkandidaten hadden de mogelijkheid om een duim te leggen op een resultaat dat betrokken werd bij de uitslagbepaling, als zij een resultaat inbrachten uit een coronajaar (2020, 2021 of 2022). In het tweeminutendebat examens 2023 is toegezegd dat bij de eerstvolgende staatsexamenrapportage ook het besluit wordt meegenomen over het verlengen van de duimregeling voor staatsexamenkandidaten die in een volgend jaar opgaan voor het diploma en daarbij een resultaat inbrengen uit een coronajaar. Hierover is uw Kamer op 18 december jl. geïnformeerd.24

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie vinden het een doorn in het oog dat nog altijd niet is geregeld dat examenkandidaten in het vso de resultaten van het schriftelijk examen op hetzelfde moment krijgen als de examenkandidaten in het reguliere vo. Zij vragen of er inmiddels stappen zijn gezet om hierin voortgang te boeken en zo ja, welke. Als het antwoord op de eerste vraag «nee» is, willen zij weten waarop deze onwil is gebaseerd.

Ik ben het met deze leden eens dat het onwenselijk is dat kandidaten nu niet over de resultaten van hun centrale examens beschikken voordat zij het college-examen afleggen. In de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Kwint c.s. over de examenuitslag in het vso25 heb ik toegelicht dat een aanpassing van de planning van het staatsexamen noodzakelijk is om een structurele oplossing voor alle kandidaten te kunnen realiseren. Binnen de verbeteragenda staatsexamens vo wordt momenteel onderzoek gedaan naar de mogelijkheden hiertoe. Eind 2024 wordt u hierover geïnformeerd. Mijn wens is om dit zo snel mogelijk te regelen. Ik ben daarom met het CvTE in gesprek over wat er nodig is om het in 2025 voor zo veel mogelijk staatsexamenkandidaten mogelijk te maken dat zij, als zij dat willen, inzicht hebben in het CE-resultaat voor de start van het college-examen. Uw Kamer zal hierover begin 2024 worden geïnformeerd.

Fysiek onderwijs versus digitaal afstandsonderwijs

De leden van de BBB-fractie vragen om een bevestiging dat een fysieke setting onontbeerlijk is voor het geven en volgen van kwalitatief hoogwaardig onderwijs. Daarnaast vragen ze om een bevestiging van de stelling dat digitaal onderwijs nooit als volwaardig alternatief van fysiek onderwijs kan worden bestempeld, ook niet wanneer het een groep leerlingen betreft.

Onderwijs op school, omringd door leeftijdsgenoten en leraren, is voor de ontwikkeling van ieder kind en iedere jongere belangrijk. Fysiek onderwijs is de norm. Maar een leerling die tijdelijk door lichamelijke of psychische oorzaken niet naar school kan, moet ook goed onderwijs krijgen. Ik vind het belangrijk dat de mogelijkheden van digitaal afstandsonderwijs in deze situatie ten volle worden benut. Digitaal afstandsonderwijs kan voor deze leerlingen een groot verschil maken voor hun ontwikkeling en het perspectief op hun toekomst. Over de wijze waarop ik dit stimuleer en ondersteun, heb ik uw Kamer geïnformeerd via de brief over het Actieprogramma Digitale School.26 Uiteraard zal ik ook kijken of de geleerde lessen en de meerwaarde van de Digitale School breder kunnen worden ingezet.

Coronacohort vo-leerlingen in vervolgonderwijs

De leden van de D66-fractie en de leden van de BBB-fractie stellen enkele vragen naar aanleiding van de cohortanalyse van DUO27. Daaruit blijkt dat studenten die met gebruikmaking van de examenmaatregelen zijn ingestroomd in het vervolgonderwijs vaker uitvallen dan studenten die zonder examenmaatregelen zijn ingestroomd. De leden van de D66-fractie willen weten hoe die eerste groep studenten wordt ondersteund. Daarnaast vragen zij hoelang de groep gevolgd zal worden.

De afgelopen periode hebben instellingen in het mbo, hbo en wetenschappelijk onderwijs veel ingezet op het wegwerken van studievertraging en het goed begeleiden van nieuwe instroom. Dat doen ze onder andere door middelen uit het NP Onderwijs hierop in te zetten. Deze middelen zijn bedoeld om de gevolgen van de coronapandemie voor het onderwijs te beperken en schoolloopbanen te herstellen naar hoe die er voor corona uitzagen. Ook de middelen die we inzetten om de overgangen binnen de beroepskolom te verbeteren (en daarmee uitval en switch te verminderen) dragen hieraan bij.

De groep studenten die met minder bagage in het vervolgonderwijs is binnen gekomen vergt en verdient (blijvend) extra aandacht. Instellingen besteden ook duidelijk extra aandacht aan deze groep. Het is echter een kwetsbare en soms moeilijk bereikbare groep studenten. Naast de zorgen om hun kennis- en vaardighedenniveau spelen er niet zelden ook andere problemen. Zo kan de hogere uitval onder deze studenten ook samenhangen met de gespannen arbeidsmarkt en/of financiële problematiek bij hen of hun ouders. Om zicht op het wel en wee van deze jongeren te houden ben ik dan ook voornemens om samen met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de cohortrapportage van DUO in ieder geval de komende jaren voort te zetten. Zo houden we deze cohorten in beeld en kunnen we mogelijk in de toekomst meer zeggen over hoe deze cohorten uiteindelijk presteren ten opzichte van «reguliere» cohorten.

De leden van de BBB-fractie vragen of de groep studenten gebaat is bij extra ondersteuning in het vervolgonderwijs.

In mijn antwoorden op vragen van de D66-fractie heb ik verwoord wat er op instellingen wordt gedaan om deze leerlingen extra te ondersteunen. Veel instellingen in het vervolgonderwijs zijn inmiddels ook volop bezig om activiteiten die tijdens de looptijd van het NP Onderwijs zijn opgezet te borgen. Denk daarbij aan intensievere (een-op-een)begeleiding van studenten die te maken hebben met achterstanden. Daarnaast blijkt steeds meer dat deze studenten ook baat hebben bij het fysieke onderwijs, dat inmiddels weer de norm is.

Keuze voor maatregelen 2023

Als reactie op de Kamerbrief over de resultaten van de examens voortgezet onderwijs 202328 vragen de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie of wat erin staat het enige is wat er tegen de gezakte examenkandidaten van afgelopen schooljaar te zeggen is. Ook willen zij weten of het spreekwoord «kan niet ligt op het kerkhof en wil niet ligt ernaast» bekend is.

Het is natuurlijk bijzonder vervelend voor leerlingen als zij zakken en nog niet kunnen doorstromen naar het vervolgonderwijs. Het alternatief is echter erger: dat leerlingen onvoldoende voorbereid naar het vervolgonderwijs doorstromen en daar uitvallen. Zakken kan voor leerlingen als een enorme tegenslag voelen, maar de consequenties van uitvallen of moeten switchen in het vervolgonderwijs zijn vaak groter. Je kunt dan niet meer terugvallen op je veilige schoolse omgeving en daarnaast kan het (grotere) financiële gevolgen hebben. Uit de bovengenoemde cohortanalyse bleek ook dat studenten die de examenmaatregelen nodig hadden om te kunnen slagen (en dus cijfers hadden gehaald waarmee ze anders gezakt zouden zijn) vaker uitvallen en switchen dan leerlingen die de maatregelen niet nodig hadden.

Afnametijdstip CE Nederlands vwo 2024

Naar aanleiding van de Kamerbrief over het afnametijdstip in 2024 van het vwo-examen Nederlands29 vragen de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie naar de toezegging van mijn ambtsvoorganger Dekker dat het CvTE bij de roostering rekening houdt met de correctie-intensieve vakken30. Daarnaast willen deze leden en de leden van de VVD-fractie weten waarom er in eerste instantie is besloten het vak Nederlands achter in het eerste tijdvak te plaatsen. De leden van de VVD-fractie stellen dat het goed is om te overleggen met partijen zoals Levende Talen tijdens het vastleggen van de examenplanning en vragen om bevestiging daarvan. Tot slot willen zij weten of deze partijen betrokken zullen worden bij de examenplanning van 2025.

Leraren moeten voldoende tijd hebben voor hun correctie. Daarom houdt het CvTE rekening met de correctie-intensiteit van vakken bij het samenstellen van het examenrooster. Er zijn echter verscheidene aandachtspunten waarmee rekening gehouden moet worden in het rooster en die aandachtspunten zitten elkaar soms ook in de weg. Zo wordt er ook rekening mee gehouden dat de examens voor de moderne vreemde talen vooraan in het rooster moeten staan vanwege de organisatie van de posttests bij deze examens, die nodig zijn om een absolute normering mogelijk te maken. Ook wordt rekening gehouden met de afname van examens in Caribisch Nederland en gestreefd naar een zo evenwichtig mogelijk rooster voor de leerlingen. Het komt regelmatig voor dat de verschillende uitgangspunten op gespannen voet met elkaar staan.

Ik ben het met de leden van de VVD-fractie eens dat betrokkenheid van partijen uit het veld belangrijk is bij het samenstellen van het rooster. Daarom wordt het rooster ook gemaakt door collega’s uit de schoolpraktijk, namelijk examensecretarissen die zitting hebben in de roosteradviescommissie van het Platform Examensecretarissen (PLEXS). De commissie doet voor elk examenjaar een voorstel voor een rooster aan het CvTE op basis van meerdere uitgangspunten zoals door het CvTE opgesteld en na te lezen op Examenblad. Op zo’n moment wordt een afweging gemaakt wat het best past, rekening houdend met een goed rooster voor de leerlingen, voldoende correctietijd voor de docenten, een zorgvuldige normering etc. Naast alle geldende uitgangspunten wordt ook gekeken of niet steeds eenzelfde vak met een hoge correctielast te ver achterin het rooster belandt. In het oorspronkelijke rooster is ervoor gekozen om Nederlands wat meer achterin het rooster te plaatsen, zodat aan bovenstaande andere criteria recht kon worden gedaan. Doordat het examen Nederlands vwo echter in het onderzoek naar de correctielast31 als zeer correctie-intensief naar voren kwam, is hier door het CvTE op ingegrepen en zijn de examens Engels en Nederlands in het rooster van plek gewisseld. De consequentie van deze ruil is wel dat een reguliere posttest voor de normering bij het examen Engels vwo niet mogelijk is. Door CvTE en Cito wordt daarom voor dit examenjaar bij Engels vwo gekeken naar andere mogelijkheden voor de normering.

Het is goed dat het CvTE bij het opstellen van het rooster gebruikmaakt van expertise uit het veld. Op basis van het overleg met Levende Talen zal het CvTE voorafgaande aan het vaststellen van nieuwe examenroosters in het vervolg de Federatie van Onderwijsvakorganisaties (FvOv), waarin veel vakverenigingen verenigd zijn, vragen om feedback. Hiermee is dat perspectief wat mij betreft ook goed geborgd.

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie wijzen op de verantwoordelijkheid die de Minister volgens de Wet College voor toetsen en examens heeft voor het examenstelsel en voor de kwaliteit en inhoud van de examenprogramma’s32. Ook vragen zij welke consequenties hieraan verbonden zijn voor de examenroosters in het algemeen en daarbij de plaats van correctie-intensieve vakken in het bijzonder.

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie refereren in hun vraag aan artikel 2, zevende lid van de Wet College voor Toetsen en Examens. Hierin staat beschreven dat specifieke regelingen van het College pas in werking treden nadat de Minister hiervoor goedkeuring heeft verleend. Dit geldt onder meer voor de regeling syllabi. Dit heeft echter geen betrekking op het examenrooster. Het vaststellen van het rooster is geregeld in artikel 2, tweede lid onder b: « [...] het vaststellen van het tijdstip van de toetsen, de wijze waarop en de vorm waarin de toetsen worden afgenomen [...]. Het vaststellen van het tijdstip betekent hier het examenrooster. Het CvTE legt het rooster dus niet vooraf voor aan de Minister maar besluit hier zelf over, conform het hierboven beschreven, zeer zorgvuldige proces.


  1. vmbo-bb: basisberoepsgerichte leerweg↩︎

  2. vmbo-kb: kaderberoepsgerichte leerweg↩︎

  3. LAKS: Landelijk Aktie Komitee Scholieren↩︎

  4. Kamerstuk 31 289, nr. 535.↩︎

  5. CAOP, 19 september 2023, «Correctielast centrale examens VO», (https://www.examenblad.nl/system/files/2023-10/Correctielast%20centrale%20examens%20vo.pdf).↩︎

  6. CvTE: College voor Toetsen en Examens↩︎

  7. Kamerstuk 31 289, nr. 337, blz. 14.↩︎

  8. Wet College voor examens, artikel 2, lid 7.↩︎

  9. PTA: Programma van Toetsing en Afsluiting↩︎

  10. DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs↩︎

  11. Landelijk actie komitee scholieren↩︎

  12. Examenmonitor voortgezet onderwijs 2023, bijlage bij Kamerstuk 31 289, nr. 554↩︎

  13. https://cito.nl/media/xhpe2hys/leerlingstromen-in-bovenbouw-voortgezet-onderwijs-versie-2023-v6.pdf↩︎

  14. Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 28↩︎

  15. Kamerstuk 31 289, nr. 538↩︎

  16. Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 28↩︎

  17. Kamerstuk 31 289, nr. 437↩︎

  18. Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 28↩︎

  19. HBSC 2021 Gezondheid en welzijn van jongeren in Nederland (bijlage bij Kamerstuk 32 793, nr. 635)↩︎

  20. Druk in het voortgezet onderwijs (bijlage bij Kamerstuk 32 793, nr. 613)↩︎

  21. https://eenvandaag.avrotros.nl/panels/opiniepanel/alle-uitslagen/item/7-op-de-10-ouders-bezorgd-over-mentale-gezondheid-kinderen-maar-vinden-ook-dat-ze-weerbaarder-mogen-worden/↩︎

  22. https://www.trimbos.nl/aanbod/webwinkel/af2105-jong-na-corona/↩︎

  23. Resultaten PISA-2022 in vogelvlucht (bijlage bij Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 31)↩︎

  24. Kamerbrief «Staatsexamens vo 2023» (Kamerstuk 31 289, nr. 563)↩︎

  25. Antwoord op vragen van de leden Kwint c.s. (aanhangsel handelingen II 2023/24, nr. 642)↩︎

  26. Kamerbrief «Actieprogramma Digitale School» (Kamerstuk 31 497, nr. 471)↩︎

  27. Bijlage bij Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 226↩︎

  28. Kamerstuk 31 289, nr. 554↩︎

  29. Kamerstuk 31 289, nr. 555↩︎

  30. Kamerstuk 31 289, nr. 337, blz. 14↩︎

  31. Onderzoek correctielast centrale examens vo | Examenblad.nl↩︎

  32. Wet College voor examens, artikel 2, lid 7↩︎