Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad op 15 en 16 januari 2024 (Kamerstuk 21501-07-1997)
Raad voor Economische en Financiële Zaken
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D00471, datum: 2024-01-17, bijgewerkt: 2024-03-01 14:48, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-07-1999).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: M. Schukkink, adjunct-griffier
- Aanbiedingsbrief
- Beslisnota bij het verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad op 15 en 16 januari 2024 (Kamerstuk 21501-07-1997)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 07-1999 Raad voor Economische en Financiële Zaken.
Onderdeel van zaak 2024Z00195:
- Indiener: R.A.A. Jetten, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2024-01-18 15:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-01-25 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2024-02-13 14:00: Eurogroep/Ecofinraad (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1999 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 17 januari 2024
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 20 december 2023 over de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad op 15 en 16 januari 2024 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1997).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 januari 2024 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 12 januari 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Tielen
Adjunct-griffier van de commissie,
Schukkink
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van VVD, D66, GroenLinks-PvdA, PVV en de ChristenUnie inzake de geannoteerde agenda voor de vergaderingen van de Eurogroep en de Ecofinraad d.d. 15 en 16 januari1. Bij de beantwoording is de volgorde van het schriftelijk overleg aangehouden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ten aanzien van de Eurogroep en Ecofinraad. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen.
Waar het gaat om het Europees Semester 2024 en de eurozone-aanbevelingen, lezen de leden van de PVV-fractie onder de tweede aanbeveling dat men een hoog niveau van overheidsinvesteringen nastreeft om zo onder andere de groene transitie te ondersteunen. Ook streeft men naar het versnellen van de implementatie van de Recovery en Resilience Plans, inclusief het REPowerEU-programma. Het kabinet geeft aan het belang hiervan te onderschrijven. De leden van de PVV-fractie willen weten hoe de voorgestelde maatregelen voor de groene transitie alsmede de bovengenoemde versnelling zich verhouden tot de potentiële financiële druk op Nederland, vooral gezien mogelijke verhoogde kosten en de impact op onze economische concurrentiepositie.
Het kabinet is van mening dat het waarborgen van een kwalitatief hoog niveau van overheidsinvesteringen in den brede goed is voor structurele duurzame groei en het toekomstige concurrentievermogen van de Nederlandse economie. Na de bespreking van de eurozone-aanbevelingen in de ambtelijke voorportalen van de Ecofinraad is de verwijzing naar de versnelling van de implementatie van de Herstel- en Veerkrachtplannen (HVP), waar REPowerEU een onderdeel van vormt, aangepast naar «de verdere, snelle en volledige implementatie van de HVP’s». Het kabinet acht de volledige, tijdige en effectieve implementatie van de HVP’s, volgens het indicatieve tijdspad dat wordt vastgelegd in de operationele regelingen, van belang. Deze implementatie leidt niet tot financiële druk op Nederland, aangezien de uitgaven betaald worden uit de HVF-middelen die Nederland ontvangt.
Ten aanzien van de vierde aanbeveling wordt ingezet op voortgang van de kapitaalmarktunie. Het kabinet geeft aan van mening te zijn dat deze voortgang van essentieel belang is voor de investering in duurzaamheid en digitalisering. De leden van de PVV-fractie vragen zich echter af hoe deze positie concreet van invloed kan zijn op de autonomie en besluitvormingscapaciteit van Nederland en zijn instanties.
Het kabinet heeft de subsidiariteit van het tweede kapitaalmarktunie-actieplan als positief beoordeeld, gegeven het grensoverschrijdende karakter van deze markten en dienstverlening.2 Daarbij is een belangrijke notie dat veel regelgeving ten aanzien van de kapitaalmarkten reeds Europees is vormgegeven. Het gaat dan bijvoorbeeld om de regels voor uitgifte en handel van financiële instrumenten, bescherming van beleggers en prudentiële eisen voor financiële ondernemingen, alsmede het toezicht hierop. Nederland heeft hierover in de Raad meeonderhandeld en ingestemd en zal bij mogelijke toekomstige wijzigingen van deze regelgeving eveneens kunnen meebeslissen.
Een meer gestandaardiseerd en geharmoniseerd regelgevend kader komt de aantrekkelijkheid van de Europese kapitaalmarkten ten goede en draagt daarmee bij aan de open strategische autonomie van de Europese economie. Hier profiteert in het bijzonder een kleine open economie als Nederland van. In gevallen waar regelgeving thans een nationale competentie is, zijn er momenteel geen plannen binnen de kapitaalmarktunie om dit aan te passen. Wel zouden lidstaten elkaar kunnen helpen bij verdere nationale verbetering van regelgeving en het wegnemen van barrières, onder meer door het delen van best practices. Dit zou bijvoorbeeld op het gebied van financiële educatie of de nationale ontwikkeling van pensioenstelsels mogelijk zijn, waarbij Nederland haar ervaringen met andere lidstaten kan delen.
Het kabinet steunt verdere integratie en verdieping van de Europese kapitaalmarkten. Meer diversificatie van financieringsvormen, door ontwikkeling van marktfinanciering, komt bedrijven (waaronder mkb-ondernemingen en start- en scale-ups) en andere kapitaalvragers ten goede en verlaagt hun afhankelijkheid van bancaire leningen. Ook voor beleggers zijn beter toegankelijke en efficiëntere kapitaalmarkten met meer gelijkere regelgeving in alle EU-lidstaten wenselijk, omdat hiermee betere diversificatie van het portfolio en lagere kosten van investeren kan worden bereikt. Indirect profiteren Nederlandse werknemers hier ook van als zij voor hun pensioen sparen en dit vermogen tegen lagere kosten kan worden geïnvesteerd door pensioenfondsen op beter functionerende markten. Een goed ontwikkelde kapitaalmarktunie draagt bovendien bij aan financiële stabiliteit en een veerkrachtigere Europese economie door meer diversificatie en grensoverschrijdend privaat kapitaalbezit.
Tevens wordt onder de vierde aanbeveling gesteld dat men voortgang moet maken in het werken aan een digitale euro. De leden van de PVV-fractie maken zich zorgen over een mogelijke komst van de digitale euro, onder andere vanwege privacy-gerelateerde risico’s, een verdere soevereiniteitsoverdracht en het gebrek aan nut en noodzaak. Het kabinet geeft in zijn reactie aan dat een mogelijke komst van de digitale euro zorgvuldige afweging en politieke besluitvorming vereist, maar dat het kabinet ondanks zorgen wel het initiatief steunt van de Commissie voor een digitale euro als betaalmiddel. Op welke wijze is de Minister van plan tijdens dit overleg zijn zorgen over de digitale euro kenbaar te maken en op welke wijze is deze aanbeveling van de Commissie van invloed op het proces richting een mogelijke digitale euro? Welke stappen neemt Nederland om ervoor te zorgen dat de mogelijke invoering of afwijzing van de digitale euro zorgvuldig wordt overwogen?
De Europese Commissie heeft op 28 juni 2023 wetsvoorstellen gepubliceerd voor de vormgeving, uitgifte en distributie van een mogelijke digitale euro. In het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 3747) heeft het kabinet inderdaad aangegeven de beweegredenen van de Commissie te herkennen en het concept van een digitale euro als betaalmiddel te steunen. Een digitale euro kan toegevoegde waarde hebben ten opzichte van het bestaande girale geld, dat is uitgegeven door private partijen en niet dezelfde ankerfunctie heeft in de economie als publiek geld. Met een mogelijke digitale euro kan de afhankelijkheid van niet-Europese betaalbedrijven verkleind worden. Het Commissievoorstel schrijft expliciet voor dat een digitale euro niet programmeerbaar is en daar zijn alle betrokken partijen het ook over eens. Ook wordt er in de voorstellen nadrukkelijk aandacht besteed aan privacywaarborgen. Het kabinet zal zich inzetten voor behoud van stevige privacywaarborgen in de voorstellen. Daarmee zou een mogelijke digitale euro in potentie juist een digitaal betaalmiddel met hogere privacystandaarden kunnen worden dan bestaande alternatieven.
Momenteel worden de onderhandelingen over de wetsvoorstellen gevoerd binnen de Raad en het Europees Parlement. Hoewel het kabinet de potentie van een digitale euro ziet, is het ook kritisch op verschillende onderdelen van de wetsvoorstellen. De bevoegdheidsverdeling tussen de Europese wetgever en de Europese Centrale Bank is één van de onderwerpen waar het kabinet kritisch naar kijkt en dat de aandacht heeft van de Raad. Alle bevoegdheden die worden toegekend aan het Eurosysteem onder de regelgeving voor een digitale euro, moeten een grondslag hebben in de bestaande Europese verdragen. Nederland participeert actief in de raadsonderhandelingen om zorgen die voor het kabinet en uw Kamer van belang zijn onder de aandacht te brengen. Daarnaast heeft de Eurogroep in haar werkprogramma aangegeven het onderwerp regelmatig te zullen agenderen om als aanvullend politiek anker te fungeren. Ik zal mij bij agendering van de digitale euro in de Eurogroep blijven uitspreken voor democratisch draagvlak en een digitale euro die daadwerkelijk toegevoegde waarde heeft. Uiteindelijk stemmen zowel de Raad als het Europees Parlement over de wetsvoorstellen. De Raad besluit met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
Voorts zouden de leden van de PVV-fractie graag meer inzicht willen waar het gaat om resultaten van reeds verstrekte steunmaatregelen aan Oekraïne in 2022 en 2023. Evalueert de Minister deze maatregelen waar het gaat om de specifieke Nederlandse inzet?
De internationale steun, zowel op militair als niet-militair terrein, is voor Oekraïne onmisbaar geweest. Hiermee is het land in staat gesteld de Russische agressie te weren, en de bijhorende economische gevolgen – die aanzienlijk zijn – gedeeltelijk op te vangen. Zo heeft de door Nederland verstrekte liquiditeitssteun, humanitaire bijstand en herstel- en wederopbouwhulp er o.a. voor gezorgd dat de Oekraïense overheid aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen, dat het land voorzien is van gas en elektriciteit tijdens de winter, en dat er na de doorbraak van de Kachovkadam materiaal beschikbaar was om reddingsoperaties uit te voeren.
Alle steunvoorstellen worden getoetst op basis van de mogelijke doeltreffendheid en doelmatigheid. Ook wordt gekeken naar de urgentie van de steunmaatregelen, en de lessen die Nederland heeft geleerd van eerdere steunpakketten. Het Rapid Damage and Needs Assessment (RDNA) dat door de Wereldbank, in samenwerking met Oekraïense autoriteiten, de Europese Commissie en de Verenigde Naties (VN) wordt opgesteld en bijgewerkt, is leidend bij het identificeren van prioriteiten. Ook geeft de Oekraïense overheid zelf aan waar de behoeften het grootst zijn, onder meer in bilateraal contact. Met deze verschillende ex ante toetsten wordt getracht het resultaat van de Nederlandse steunbijdrage te maximaliseren.
De Wereldbank, Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling en het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN rapporteren over de met donormiddelen bereikte resultaten in Oekraïne. Daarnaast rapporteert de Europese Commissie over alle EU-steun aan Oekraïne.3
Tot slot merken de leden van de PVV-fractie op dat de Belgische premier De Croo bij de start van het Belgische voorzitterschap van de Raad de noodzaak uitsprak voor nieuwe fondsen voor de EU. De Croo specificeert niet waar de extra inkomsten vandaan zouden moeten komen, of het nu gaat om nieuwe Europese belastingen, hogere bijdrages van lidstaten, of bezuinigingen op andere EU-programma’s. De leden van de PVV-fractie vragen zich af hoe de Minister de uitlatingen van de Belgische premier over de noodzaak voor nieuwe Europese middelen beoordeelt. Verwacht de Minister voorstellen hiertoe onder het Belgische voorzitterschap?
De Europese Commissie heeft in juni 2023 voorstellen gedaan voor de introductie van nieuwe eigen middelen voor de Europese begroting. De onderhandelingen hierover zijn gaande, maar zoals ook aangegeven in het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 7 en 8 december 20234, lopen de meningen over dit voorstel – inclusief de urgentie – uiteen. Daarnaast zijn de onderhandelingen over de tussentijdse herziening van het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027 op dit moment nog bezig, maar in dat kader zijn geen nieuwe eigen middelen nodig of voorzien voor de financiering ervan. Wel zal naar verwachting medio 2025 een voorstel voor het volgende MFK (vanaf 2028) worden gepubliceerd waarin mogelijk ook voorstellen voor nieuwe eigen middelen zullen worden opgenomen, bijvoorbeeld op basis van het hierbovengenoemde Commissievoorstel van juni 2023.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Zij hebben een aantal vragen.
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA vragen naar het beschikbaar stellen van middelen aan Oekraïne. Zij vernemen dat verschillende lidstaten werken aan een plan om garanties aan de EU-begroting af te geven, waarmee dit jaar 20 miljard euro extra aangetrokken kan worden op kapitaalmarkten om aan Oekraïne (in de vorm van leningen) beschikbaar te stellen. Werkt het kabinet actief aan dit plan mee? Is het onder deze constructie mogelijk financiering tegen extra gunstige voorwaarden aan Oekraïne beschikbaar te stellen?
Het kabinet betreurt het dat er tijdens de Europese Raad van 14/15 december 2023 geen akkoord is bereikt over de oprichting van een Oekraïnefaciliteit waarmee de EU voor de periode van 2024 tot en met 2027 op een voorspelbare, transparante en verantwoorde wijze steun kan verlenen aan het herstel en de wederopbouw en modernisering van Oekraïne.5 Nederland blijft in de aanloop naar de Europese Raad op 1 februari aanstaande inzetten op een spoedig akkoord op de Oekraïne-faciliteit en blijft in Europees verband en in bilateraal contact met lidstaten het belang van EU-brede steun onderstrepen.
Nederland dringt er bij de Commissie op aan om voorstellen voor tijdelijke overbruggende financiering met spoed uit te werken. Op dit moment liggen er nog geen concrete voorstellen op tafel. Zodra er uitgewerkte voorstellen op tafel liggen zal Nederland deze nader beoordelen.
Als tijdelijke noodoplossing zou het mogelijk zijn om bijvoorbeeld de bestaande macro-financiële bijstand (MFB) aan Oekraïne tot maximaal een jaar te verlengen6. Hiervoor is een nieuw Commissievoorstel nodig, waarover de Raad met gekwalificeerde meerderheid stemt. Een andere mogelijkheid is dat lidstaten bilaterale garanties afgeven aan de EU-begroting op basis waarvan de Commissie kan lenen op de kapitaalmarkt en vervolgens leningen aan Oekraïne kan verstrekken.
Bij de afgelopen MFB-programma’s is de financiering tegen gunstige voorwaarden aan Oekraïne verleend. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van leningen met lange looptijden, een aflossingsvrije periode en een subsidiering van de rentekosten.
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA vragen of ook de optie om extra steun aan Oekraïne te verlenen via de route van Macro Financiële Bijstand (MFB) op tafel ligt, en wat hiervan ten opzichte van de hierboven geschetste route de voor- en nadelen zijn? Hoeveel ruimte is er in het huidige meerjarig financieel kader (MFK) om een nieuw MFB-instrument op te tuigen? En zou eenzelfde gebrek aan unanieme steun de noodzakelijke ophoging van het MFK die hiervoor nodig is kunnen dwarsbomen?
Als tijdelijke noodoplossing zou het mogelijk zijn om bijvoorbeeld de bestaande macro-financiële bijstand aan Oekraïne tot maximaal een jaar te verlengen7. Hiervoor is een nieuw Commissievoorstel nodig, waarover de Raad met gekwalificeerde meerderheid stemt. Dit is een tijdelijke oplossing, omdat de MFK-verordening alleen tot en met 2024 de mogelijkheid biedt om de zogeheten headroom8 te benutten als garantie voor leningen aan Oekraïne. De headroom is in 2024 volgens de Commissie voldoende om het bestaande MFB-programma met een jaar te verlengen. Een wijziging van de MFK-verordening vereist unanimiteit in de Raad.
De oprichting van de Oekraïne-faciliteit heeft volgens het kabinet de voorkeur ten opzichte van alternatieven zoals het verstrekken van bilaterale garanties of verlenging van de bestaande MFB. De Oekraïne-faciliteit betreft namelijk een structurelere vorm van financiering, die uit zowel giften als leningen bestaat, een integraal bestedingsplan betreft en verschillende typen steun bevat.
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA hebben een aantal vragen over het Raadsakkoord over de Europese begrotingsregels. Deze leden vragen allereerst of het sturen naar een veiligheidsmarge van 1,5 procent ten opzichte van de tekortnorm niet te veel gaat leiden tot micromanagement, en of dit niet afdoet aan de uitlegbaarheid en complexiteit van de regels.
Zoals toegelicht in het verslag van de informele Ecofinraad van 20 december jl.9 bevat het Raadsakkoord een ex-ante waarborg voor tekortreductie om voldoende afstand tot de 3%-tekortnorm te houden (een zogenoemde veiligheidsmarge). Deze marge is alleen van toepassing op lidstaten met een schuld boven de 60% bbp en/of een tekort boven de 3% bbp. Voor deze lidstaten geldt de marge als aanvullende eis aan het uitgavenpad dat lidstaten opnemen in hun meerjarenplan voor de begroting en hervormingen. Na het vaststellen van het uitgavenpad wordt niet ex post getoetst of het tekort daadwerkelijk de in de waarborg voorziene cijfers behaalt, maar wordt alleen getoetst of een lidstaat het door de Raad van de Europese Unie (de Raad) aanbevolen uitgavenpad niet overschrijdt. Het kabinet is hier positief over omdat hiermee de risico-gebaseerde, landspecifieke en anticyclische benadering van het nieuwe raamwerk behouden blijft en omdat hiermee in de jaarlijkse toetsing sprake blijft van één operationele indicator.
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA vragen of het volgens het kabinet klopt dat een aantal landen, mocht het Raadsakkoord uniform worden toegepast, een zeer groot primair overschot (tot rond 4 procent) moet bewerkstelligen. Heeft het kabinet een beeld van hoe groot deze budgettaire opgaves zijn voor landen als Italië, Spanje of Portugal? In welke mate kan dit tot procyclische effecten leiden?
Het primaire criterium voor het uitgavenpad dat lidstaten opnemen in hun meerjarenplan voor de begroting en hervormingen is het geloofwaardig dalen van de schuldquote na een budgettaire aanpassingsperiode, waarbij de geloofwaardigheid wordt getoetst op basis van een schuldhoudbaarheidsanalyse. De Commissie gebruikt in haar berekeningen het structurele primaire begrotingssaldo aan het einde van de aanpassingsperiode als benodigd referentiepunt waarmee de schuld naar verwachting geloofwaardig zal dalen. Indicatieve cijfers van de Commissie zijn te zien in de tabel hieronder. Uit deze tabel volgt een beperkte jaarlijkse budgettaire opgave voor Portugal en een grotere voor Spanje en Italië. Het uitgavenpad dat landen in hun meerjarenplan opnemen moet in beginsel leiden tot deze benodigde budgettaire aanpassingen.
Italië | – 0,9 | 2,7 | 1,2 | 0,7 |
Spanje | – 1,0 | 1,6 | 0,65 | 0,44 |
Portugal | 2,0 | 1,8 | 0,05 | 0,05 |
Na het vaststellen van het uitgavenpad wordt niet ex post getoetst op daadwerkelijke schuld- of tekortreductie, maar wordt alleen getoetst of een lidstaat het door de Raad aanbevolen uitgavenpad niet overschrijdt. Daarnaast wordt het uitgavenpad geschoond van cyclische werkloosheidsuitgaven en rente-uitgaven en hebben tegenvallers in de inkomsten geen effect hebben op het uitgavenpad. Dit draagt bij aan de anticyclische werking. Lidstaten hoeven in economisch slechte tijden niet direct te bezuinigen. Daar staat tegenover dat lidstaten economische meevallers niet mogen gebruiken voor aanvullende uitgaven.
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA zijn zeer kritisch op het feit dat er te weinig ruimte gelaten lijkt te worden voor groene investeringen in het Raadsakkoord. Zij merken op dat de Commissie zelf inschat dat er rond de 450 miljard euro elk jaar aan extra investeringen nodig zijn, waarvan een goed deel publiek, om de transitie tot een succes te maken. In welke mate is doorgerekend of dit Raadsakkoord daartoe in staat stelt? Klopt het dat het incompatibel is om tegelijkertijd in te zetten op substantiële schuldreductie én de ambitie dit investeringsgat te dichten, tenzij belastingen fors verhoogd worden?
Het uitgangspunt van het voorgestelde begrotingsraamwerk is een geloofwaardige schuldafbouw op middellange termijn. Het kabinet hecht hieraan groot belang met het oog op stabiele en duurzame economische groei. Lidstaten blijven in het Raadsakkoord zelf verantwoordelijk voor de samenstelling van hun begroting en voor het aandeel publieke investeringen. De begrotingsregels leggen wat dat betreft geen enkele restrictie op. Daardoor is het voor lidstaten mogelijk om hogere nationale publieke investeringen te combineren met een stabiele of dalende overheidsschuld. Wel vraagt dit van lidstaten dat zij hun uitgaven en inkomsten stevig prioriteren. Daarnaast kunnen zij hervormingen doorvoeren die de uitgavengroei op lange termijn in toom houden (zoals op het gebied van de zorg en pensioenen). Ook zijn maatregelen mogelijk die de belastingbasis verbreden of verschuiven naar minder verstorende bronnen.
Het Raadsakkoord bevat meerdere elementen om investeringen te waarborgen. Ten eerste krijgen lidstaten tijd voor de benodigde budgettaire aanpassingen, wat leidt tot een realistische begrotingsopgave waarbij investeringen kunnen worden geborgd. Een houdbare overheidsschuld en stabiele financieringscondities als gevolg van deze begrotingsinspanning zullen eraan bijdragen dat lidstaten de nodige publieke investeringen kunnen blijven doen. Ten tweede kunnen lidstaten in aanmerking komen voor een langere aanpassingsperiode (van vier naar zeven jaar) onder de voorwaarde dat zij bepaalde investeringen en hervormingen opnemen in hun plan, die aan aanvullende criteria voor onder andere schuldhoudbaarheid en economische groei moeten voldoen. Dit geeft lidstaten een prikkel om in de begrotingsplannen oog te houden voor voldoende investeringen op de middellange termijn, waaronder die voor de groene transitie.
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA vragen waarom Nederland zich er niet ten minste voor heeft ingezet groene investeringen uit te zonderen van de achtervangen.
Het kabinet heeft zich in de onderhandelingen uitgesproken tegen generieke uitzonderingen op de uitgavenregel of het begrotingssaldo (golden rule), omdat deze uitgaven wel gewoon optellen bij de schuld en meewegen in het schuldhoudbaarheidsrisico. Het kabinet ondersteunt de doelstelling van het begrotingsraamwerk voor het realiseren van een geloofwaardige schuldafbouw op middellange termijn, om stabiele en duurzame economische groei te bevorderen. In de ogen van het kabinet zijn de prikkels voor investeringen, waaronder die voor de klimaattransitie, voldoende geborgd in het herzieningsvoorstel van het raamwerk (zie ook vorig antwoord). Dat neemt niet weg dat het realiseren van voldoende publieke investeringen van veel lidstaten scherpe budgettaire keuzes zal vragen.
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA vragen waarom vanaf 2027 rentekosten onderdeel uitmaken van de gevraagde begrotingsaanpassing van 0.5 procent bbp per jaar om aan de buitensporigtekortprocedure te voldoen.
De rentekosten zijn in de huidige regels reeds onderdeel van de gevraagde begrotingsinspanning in een buitensporigtekortprocedure. In Raadsconclusies van maart vorig jaar heeft de Raad afgesproken10 dat de buitensporigtekortprocedure op basis van het begrotingstekort ongewijzigd blijft. Ook de Commissie heeft dit kenbaar gemaakt in haar communicatie11 van 9 november 2022 over de herziening van de begrotingsregels. Mede hierom heeft het kabinet zich er in de onderhandelingen voor ingezet dat de buitensporigtekortprocedure op basis van overschrijding van de 3%-tekortnorm niet gewijzigd zou worden. Daarnaast steunt het kabinet dat rentelasten worden meegewogen in de begrotingsopgave in een buitensporigtekortprocedure, omdat een overschrijding van de 3%-tekortnorm volgens het kabinet urgentie markeert om voldoende snel het tekort weer onder de 3% te brengen. In een periode van stijgende rentelasten voor overheden (zoals we die nu kennen) leidt het compenseren voor rente-uitgaven namelijk tot snellere verbetering van het daadwerkelijke begrotingstekort richting de referentiewaarde van 3% ten opzichte van een tekortverbetering in termen van het structureel primair saldo (waarbij de rentelasten niet meegerekend worden).
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA zijn teleurgesteld dat groene investeringen niet als gegronde reden worden gezien als relevante factor om een buitensporigtekortprocedure te openen. Zij vragen het kabinet of ook hier niet een kans gemist wordt om noodzakelijke ruimte te bieden het investeringsgat op groen te dichten.
Zoals beschreven hierboven, is het kabinet van mening dat de prikkels voor publieke investeringen voldoende worden geborgd in het Raadsakkoord. Het kabinet ziet daarom geen noodzaak om groene investeringen als relevante factor mee te wegen bij het openen van een buitensporigtekortprocedure.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad op 15 en 16 januari 2024 en van het verslag van het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad op 7 en 8 december 2023.
In dat verslag lezen deze leden dat het kabinet het voorstel voor de ex-ante-waarborg voor tekortreductie steunt. Voor deze waarborg geldt een doel van maximaal 1,5 procent bbp structureel tekortreductie, met stappen van 0,3 procent per jaar verbetering van het structureel primair tekort of 0,2 procent voor landen die een verlenging van de aanpassingsperiode naar zeven jaar hebben gekregen op basis van een set van investeringen en hervormingen. Kan de Minister deze waarborg nader toelichten? Wat betekent dit bijvoorbeeld voor de begrotingsopgave voor Nederland en hoe verhoudt dit zich tot de huidige norm voor het structurele saldo en het recente advies over de begrotingsopgaven van de Studiegroep Begrotingsruimte? Welke sancties staan tegenover het niet voldoen aan deze waarborg? En hoe en door wie wordt dit structurele saldo berekend?
In het nieuwe raamwerk vervalt de huidige preventieve arm (met daarin de middellangetermijndoelstelling (MTO) voor het structureel saldo). Deze wordt vervangen door een landspecifiek uitgavenpad. Zoals toegelicht in het verslag van de informele Ecofinraad van 20 december jl.12 bevat het Raadsakkoord een ex-ante waarborg voor tekortreductie om voldoende afstand tot de 3%-tekortnorm te houden (een zogenoemde veiligheidsmarge in termen van het structurele saldo). Het structurele begrotingssaldo is het feitelijk begrotingssaldo geschoond voor conjuncturele invloeden en incidentele budgettaire baten en kosten. In het nieuwe raamwerk wordt er niet gestuurd op een doelstelling voor het structureel saldo, het uitgavenpad is de enige sturingsvariabele. De tekortwaarborg dient er tijdens het opstellen van het plan voor te zorgen dat voldoende afstand tot de 3% wordt gehouden. Het tempo voor de jaarlijkse opgave naar de 1,5% is in het Raadsakkoord aangescherpt. In het eerdere voorstel bedroeg de jaarlijkse opgave 0,3% (in termen van structureel primair saldo) zonder verlenging van de aanpassingsperiode en 0,2% met verlenging van de aanpassingsperiode. In het Raadsakkoord bedraagt de jaarlijkse opgave zonder verlenging van de aanpassingsperiode 0,4% en 0,25% met verlenging. Na het vaststellen van het uitgavenpad wordt niet ex post getoetst of het tekort daadwerkelijk de in de waarborg voorziene cijfers behaalt, maar wordt alleen getoetst of een lidstaat het uitgavenpad niet overschrijdt. De veiligheidsmarge is alleen van toepassing op lidstaten met een schuld boven de 60% bbp en/of een tekort boven de 3% bbp. Te grote overschrijdingen van het uitgavenpad kunnen leiden tot een buitensporigtekortprocedure; als een lidstaat binnen zo’n procedure onvoldoende opvolging geeft aan aanbevelingen van de Raad kan dit uiteindelijk leiden tot financiële sancties. Zo lang Nederland voldoet aan de 3% en de 60% zijn er geen eisen en of doelstellingen (meer) voor het structurele saldo.
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie een update over de stand van zaken rond de hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact. Welke wijzigingen verwacht de Minister vanuit het Europees Parlement ten aanzien van het vervangen van Verordening 1466/97 (de preventieve arm) en wat is de positie van de Minister hieromtrent?
Het Europees Parlement zal de positie voor het vervangen van Verordening 1466/97 (de preventieve arm) naar verwachting aannemen in een plenaire zitting op 15 januari13. Daarna kunnen de triloogbesprekingen starten. In de positie van het Europees Parlement wordt naar verwachting – evenals in het Raadsakkoord – de landspecifieke, risicogebaseerde en anticyclische benadering met prikkels voor investeringen en hervormingen uit het Commissievoorstel behouden. Het kabinet beoordeelt dit als positief. Naar verwachting zal er in de triloogfase onder andere worden gesproken over de ruimte voor investeringen, de invulling van de controlerekening, informatievoorziening voor het Europees Parlement, de rol van het Europees Begrotingscomité en nationale begrotingsautoriteiten en de invulling van de schuldwaarborg.
Het kabinet zal er in de onderhandelingen van de Raad met het Europees Parlement op toezien dat de in het Raadsakkoord gevonden balans behouden blijft tussen nationaal eigenaarschap en flexibiliteit aan de ene kant en voldoende ambitie ten aanzien van de afbouw van hoge schulden en tekorten en versterking van handhaving aan de andere kant. Daarbij volgt het kabinet de inzet zoals geschetst in het BNC-fiche14, de daaropvolgende geannoteerde agenda’s en verslagen voor de Ecofinraden en de (schriftelijke) overleggen met het parlement naar aanleiding daarvan. Als er in de triloogfase een akkoord is bereikt, zal dit worden voorgelegd aan de Raad en het EP. In de Raad wordt er dan op basis van gekwalificeerde meerderheid over dit akkoord gestemd. Daarbij heeft Nederland een stem, net als de andere lidstaten. Uw Kamer zal ook hier over geïnformeerd worden via de geannoteerde agenda van de Eurogroep/Ecofinraad. Als de Raad en het EP het akkoord allebei goedkeuren, kunnen de verordeningen in werking treden.
De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat in het begrotingsjaar 2024 de huidige Europese begrotingsafspraken leidend zijn. Kan de Minister een overzicht geven van de landen die nu niet voldoen aan de Europese begrotingsafspraken? Welke landen worden nu in een buitensporigtekortprocedure geplaatst en dringt de Minister hier ook op aan?
De Commissie is voornemens in de lente van 2024 opening van buitensporigtekortprocedures aan de Raad aan te bevelen voor lidstaten met een tekort boven 3% bbp, op basis van de realisatiecijfers voor 2023. De Commissie verwacht in haar herfstraming een tekort groter dan 3% bbp in 2023 voor België, Spanje, Frankrijk, Italië, Letland, Malta, Slowakije, Slovenië, Tsjechië, Hongarije, Polen en Roemenië. Roemenië bevindt zich reeds in een buitensporigtekorprocedure, die echter sinds de Covid-crisis is opgeschort en in het voorjaar naar verwachting weer actief zal worden. Of Commissie en Raad voor andere landen zullen concluderen dat sprake is van een buitensporig tekort hangt af van de daadwerkelijke tekortcijfers voor 2023 en de in het voorjaar geldende verwachtingen voor het tekort in 2024 en 2025, van de schuldquote van de betreffende lidstaten en in sommige gevallen van een evenwichtige algehele beoordeling van alle relevante factoren door de Commissie en de Raad. Het kabinet heeft het voornemen van de Commissie om in de lente van 2024 buitensporigtekortprocedures te openen positief ontvangen en dat voornemen bij gelegenheid ook in herinnering geroepen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Financiële steun voor Oekraïne
De leden van de NSC-fractie betreuren het dat er in december geen overeenstemming is bereikt over een Oekraïne-faciliteit van 50 miljard euro voor de periode 2024–2027. Deze leden vinden het van groot belang dat de EU-lidstaten, waaronder Nederland, collectief blijven bijdragen aan militaire en civiele steun voor Oekraïne. Kan de Minister aangeven of er alsnog zicht is op overeenstemming met Hongarije en Slowakije over de steunfaciliteit, in de aanloop naar de Europese Raad van 1 februari? Klopt het dat de overige lidstaten overwegen om de steun op een alternatieve manier te organiseren, te weten via aanvullende garanties voor de EU-begroting waardoor de Europese Commissie steungeld kan lenen op de kapitaalmarkt? Overweegt het kabinet mee te doen aan een dergelijke garantstelling? Hoe verhoudt de mogelijke Nederlandse bijdrage aan de Oekraïne-faciliteit zich tot de toezegging die het kabinet in november 2023 deed van ruim 2 miljard euro voor militaire en civiele steun aan Oekraïne? Kan de Minister een integraal overzicht geven van de verwachte steun van Nederland aan Oekraïne in 2024, zowel bilateraal als via de EU? Wanneer worden al deze toezeggingen ordentelijk in de begroting verwerkt, inclusief de financiële gevolgen en dekking?
Het kabinet betreurt het dat er tijdens de Europese Raad van 14/15 december 2023 geen akkoord is bereikt over de oprichting van een Oekraïnefaciliteit waarmee de EU voor de periode van 2024 tot en met 2027 op een voorspelbare, transparante en verantwoorde wijze steun kan verlenen aan het herstel en de wederopbouw en modernisering van Oekraïne.15 Nederland blijft in de aanloop naar de Europese Raad op 1 februari aanstaande inzetten op een akkoord op de Oekraïne-faciliteit en blijft in Europees verband en in bilateraal contact met lidstaten het belang van EU-brede steun onderstrepen.
Tot een akkoord op de Oekraïne-faciliteit is bereikt, vindt het kabinet het van belang dat de macro-financiële bijstand aan Oekraïne wordt voortgezet. Er zijn verschillende mogelijkheden voor tijdelijke noodoplossingen waaronder het verlengen van de bestaande macro-financiële bijstand met maximaal een jaar en het verstrekken van bilaterale garanties aan de EU-begroting. Nederland dringt er bij de Commissie op aan om voorstellen voor tijdelijke overbruggende financiering met spoed uit te werken. Op dit moment liggen er nog geen concrete voorstellen op tafel. Zodra er uitgewerkte voorstellen op tafel liggen zal Nederland deze nader beoordelen.
Sinds de uitbraak van de oorlog is het kabinet van mening geweest dat Nederland haar «fair share» zal bijdragen aan de internationale steun voor Oekraïne. De reservering van ruim 2 miljard euro voor 202416 is gebaseerd op een inschatting van de mogelijke omvang van deze bijdrage. Als een groter deel van de Nederlandse «fair share» bijdrage via een multilateraal kanaal, zoals de Europese Oekraïne-faciliteit, loopt zal de bilaterale bijdrage proportioneel kleiner zijn. Ik kan nu geen integraal overzicht geven van de verwachte steun van Nederland aan Oekraïne in 2024, omdat deze afhankelijk is van de verdere ontwikkeling van de situatie in de Oekraïne en de besluitvorming over internationale steuninitiatieven. Eind februari komt er een update van het Rapid Damage Needs Assessment van o.a. de Wereldbank. Deze geeft een inschatting van de herstel en wederopbouwopgave.
De leden van de NSC-fractie ontvangen graag meer informatie over de financiële situatie van Oekraïne (tekort en schuldhoudbaarheid) en de verhouding tussen leningen en giften bij de steun die het land ontvangt. Hoe realistisch is het volgens het kabinet dat Oekraïne de leningen voor militaire en civiele doelen later kan terugbetalen? Hoe beoordeelt de Minister het voornemen van de Europese Commissie om wederom een nieuw fonds te creëren met leencapaciteit op basis van garanties van lidstaten? Deelt de Minister onze mening dat eventuele leningen via deze nieuwe EU-faciliteit moeten worden opgeteld bij de tekorten en schulden van de lidstaten, zeker als deze worden gedekt door garanties van deze lidstaten? De leden van de NSC-fractie hechten zeer aan blijvende steun voor Oekraïne, maar vinden ook dat deze steun transparant en eerlijk moet worden begroot en verantwoord.
Op 11 december jl. heeft het Internationaal Monetair Fonds (IMF), na goedkeuring van de Raad van Bewind, zowel de meest recente surveillance van de Oekraïense economie (een zogenaamd «Artikel IV»-consultatie) als de tweede tussentijdse beoordeling van het Extended Fund Facility-programma afgerond. De bijhorende analyses17 bieden een geüpdatet en gedetailleerd overzicht van de staat van de Oekraïense economie en financiële situatie. Het begrotingstekort bedroeg in 2023 18,6% en wordt voor 2024 op 15,7% geraamd. Het IMF schrijft dat de Oekraïense schuld houdbaar is «on a forward-looking basis», waarbij dit afhankelijk is van o.a. de voortgang die de Oekraïense autoriteiten boeken op gebied van begrotingsbeleid (i.e. verhoging belastinginkomsten en verlaging uitgaven), de concessionele financiering die door internationale partners wordt verstrekt en een verwachte schuldherstructurering. De «Group of Creditors of Ukraine», het gezelschap van officiële crediteuren waar Nederland observer van is, heeft op 24 maart jl. aangegeven18 bereid te zijn bij te dragen aan een Oekraïense schuldbehandeling – mits de private crediteuren ook meedoen met een voor Oekraïne minstens net zo gunstige herstructurering.
Zoals aangegeven in de betreffende BNC-fiches19 staat het kabinet open voor het benutten van de budgettaire ruimte onder het Eigenmiddelenbesluit (de headroom) als garantie voor het verstrekken van leningen aan Oekraïne met op de kapitaalmarkt geleende middelen. De headroom vertegenwoordigt een hoge mate van zekerheid richting de markt, waardoor de Commissie hier tegen gunstige voorwaarden middelen kan lenen om deze voorts zelf uit te lenen aan Oekraïne. Daarbij leggen de te garanderen toekomstige verplichtingen volgens de Commissie een relatief klein beslag op de headroom, waardoor er voldoende ruimte overblijft voor eventuele crisissituaties. Bovendien is het alternatief, namelijk het verstrekken van 27 individuele bilaterale garanties, minder efficiënt en vereist het meer tijd.
De leningen in het kader van de Oekraïne-faciliteit zullen meetellen in de schuld van Oekraïne. Garanties van de lidstaten voor de rente en aflossing op de schuld die de Europese Unie aangaat voor de financiering van deze leningen lopen conform de regels van Eurostat niet mee in de schuld van de lidstaten. Garanties in het kader van de headroom worden verantwoord op de begroting van het Ministerie van Financiën, artikel 4 (internationale financiële betrekkingen). Bij het aangaan van eventuele nieuwe garantie of de wijziging van bestaande garantie ontvangt de Kamer een toetsingskader risicoregelingen in lijn met de beleidskader risicoregelingen.
De leden van de NSC-fractie moedigen de regering aan om op het internationale toneel een actieve rol te (blijven) spelen bij de verdediging, herstel en wederopbouw van Oekraïne. Is het Nederlandse kabinet bijvoorbeeld bereid om een actieve rol te spelen in de G7-donorcoördinatie (steering committee van Multi-Agency Donor Coordination Platform for Ukraine)?
Dit kabinet vindt dat Nederland een actieve rol moet blijven spelen bij de verdediging, herstel en wederopbouw van Oekraïne. Zodoende is Nederland ook bereid een actieve rol te spelen in alle relevante internationale fora, zoals de Multi-Agency Donor Coördination Platform for Ukraine van de G7. In dit specifieke platform wordt Nederland, net als alle andere niet-G7 EU-lidstaten, nu vertegenwoordigd door de EU.
Ook vernemen deze leden graag welke mogelijkheden de Minister ziet om bevroren Russische tegoeden aan te wenden voor steun aan Oekraïne. Kan de Minister hierbij aangeven wat de stand van zaken is rond de uitvoering van de motie van het lid Omtzigt c.s. (Kamerstuk 36 045, nr. 20), waarin de regering wordt verzocht het initiatief te nemen om een trustfonds op te zetten waarin de bevroren tegoeden van Rusland, Belarus en oligarchen uit die landen worden geplaatst, teneinde middelen ter beschikking te hebben voor de wederopbouw van Oekraïne?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in maart 2022 gereageerd op de motie van Omtzigt, waarin duidelijk wordt dat vanwege de juridische status van bevroren tegoeden het idee van een trustfonds niet realiseerbaar is (Kamerstuk 21501-02-2474). Wel kijkt de EU momenteel naar het idee om uitzonderlijke rente-inkomsten over geïmmobiliseerde Russische Centrale Banktegoeden te gebruiken voor steun aan Oekraïne.
De Europese Commissie heeft hier op 13 december 2023 een voorstel voor gepubliceerd. Het voorstel richt zich op tegoeden aangehouden door centrale effectenbewaarinstellingen (CSDs). Het voorstel geeft aan wat CSDs met bevroren centrale bank tegoeden mogen doen om zo rente-inkomsten te genereren. Daarnaast bevat het voorstel een verplichting voor CSDs om de rente-inkomsten apart te zetten. Dit is een eerste stap richting het mogelijk gebruiken van de rente-inkomsten voor steun aan Oekraïne. Zoals toegezegd in het verslag van de Europese Raad van 13, 14 en 15 december jl.20ontvangt uw Kamer in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 januari een appreciatie van de Minister van Buitenlandse Zaken.
Europees semester
De leden van de NSC-fractie verzoeken de Minister om aan te geven op welke wijze de lidstaten het pleidooi van de Commissie uit de Annual Sustainable Growth Survey (ASGS) gaan opvolgen om een begrotingsbeleid te voeren dat het monetair beleid ondersteunt, gericht op het terugbrengen van de inflatie. Zeker nu de algemene ontsnappingsclausule uit het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) per 1 januari vervalt. Kan het kabinet aan de hand van de voorbeeldlanden Nederland, Italië en Hongarije aangeven welke gevolgen het herleven van de SGP-afspraken op korte termijn heeft voor de tekort- en schuldreductie in deze landen? En wat verandert er voor deze landen concreet op het gebied van (het tempo van) tekort- en schuldreductie als de recente afspraken over de herziening van het SGP, gemaakt onder het Spaanse voorzitterschap, van kracht zouden worden?
In de Annual Sustainable Growth Survey pleit de Commissie voor het voeren van een verkrappend geaggregeerd begrotingsbeleid om zodoende het monetair beleid te ondersteunen in het terugdringen van de inflatie. Uw kamer is middels de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad van 7 en 8 december jl. geïnformeerd over de volledige opinie van de Commissie over de ontwerpbegrotingen van de lidstaten21. Op basis van de ingediende ontwerpbegrotingen van lidstaten en de Commissie haar analyse hiervan, zal het geaggregeerde begrotingsbeleid in de eurozone als geheel inderdaad verkrappend zijn, met 0,5% bbp. De Commissie hanteert hierbij de jaarlijkse stijging van de netto primaire uitgaven ten opzichte van de potentiële groei over 10 jaar als definitie. Deze verkrapping wordt primair gedreven door de uitfasering van energiesteunmaatregelen, maar ook door het afbouwen van private subsidies voor investeringen. Ook in 2024 zal naar verwachting de verdere verkrapping van het geaggregeerde begrotingsbeleid in de eurozone doorzetten. De Commissie raamt in 2024 een verkrapping van 0,6% bbp, gedreven door de verdere uitfasering van de overgebleven energiesteunmaatregelen.
Het primaire criterium voor het uitgavenpad dat landen opnemen in hun meerjarenplan voor begrotingsbeleid en hervormingen is het geloofwaardig dalen van de schuldquote na een budgettaire aanpassingsperiode, waarbij de geloofwaardigheid wordt getoetst op basis van een schuldhoudbaarheidsanalyse. De Commissie gebruikt in haar simulaties het structurele primaire begrotingssaldo aan het einde van de aanpassingsperiode als referentiepunt waarmee de schuld geloofwaardig daalt.
In het nieuwe raamwerk worden de eisen voor tekort- en schuldreductie op een andere manier bepaald vergeleken met het oude raamwerk. De preventieve arm van het oude raamwerk schrijft voor dat lidstaten die niet voldoen aan hun middellangetermijndoelstelling hun structureel begrotingssaldo moeten verbeteren met jaarlijks 0,5% bbp als uitgangspunt. De regels bieden echter ruimte voor lidstaten om hiervan af te wijken, waarbij deze jaarlijkse afwijkingen niet worden bijgehouden. In het nieuwe systeem komt de midellangetermijndoelstelling voor het structureel begrotingstekort te vervallen, en wordt in plaats daarvan gestuurd op netto primaire overheidsuitgaven, waarbij jaarlijkse afwijkingen op het vooraf afgesproken uitgavenpad wel worden geregistreerd (in de zogenoemde controlerekening). De minimale verbetering van het structureel begrotingssaldo voor landen die op basis van een overschrijding van de tekortnorm van 3% bbp in een buitensporigtekortprocedure zitten blijft net als in de huidige regels 0,5%-punt per jaar als uitgangspunt, met een uitzondering voor de periode 2025–2027 waarin rekening kan worden gehouden met stijgende rentelasten.
Op basis van de indicatieve Commissiesimulaties, gebaseerd op de herfstraming van 2023, leidt het nieuwe raamwerk zoals overeengekomen in de Raad tot verwachte cijfers voor de ontwikkeling van het structureel primair begrotingssaldo zoals weergeven in Tabel 2, waar het technische uitgavenpad dat de Commissie aan lidstaten zal verstrekken naar verwachting toe leidt. Omdat de Nederlandse schuldquote lager is dan 60% is een daling van de schuld niet nodig. Voor Nederland geldt in de nieuwe regels dat een uitgavenpad moet worden vormgegeven waarbij schuld onder de 60% en tekort onder de 3% blijft. Het kabinet merkt op dat na het vaststellen van het uitgavenpad er niet achteraf (ex post) getoetst wordt of de schuld en het tekort daadwerkelijk de verwachte cijfers behalen. Er wordt alleen getoetst of een lidstaat het uitgavenpad niet overschrijdt.
Italië | – 0,9 | 2,7 | 1,2 | 0,7 |
Hongarije | 1,0 | 2,5 | 0,38 | 0,21 |
Kan het kabinet aangeven welke resultaten er in de afgelopen twee jaar zijn bereikt als het gaat om het verminderen van macro-economische onevenwichtigheden, met name als het gaat om hoge woningprijzen en private schulden? En kan de Minister toelichten waarom het kabinet het Nederlandse overschot op de lopende rekening al jarenlang niet als een probleem ziet, terwijl de Europese Commissie dit identificeert als een macro-economische onevenwichtigheid met risico’s voor de financiële stabiliteit?
De Commissie heeft in haar macro-economische diepteonderzoek van mei 2023 twee macro-economische onevenwichtigheden geconstateerd voor Nederland: het overschot op de lopende rekening en de hoge private schuldniveaus. Uw kamer is hier per brief over geïnformeerd22. De Nederlandse woningprijzen zijn zodoende geen macro-economische onevenwichtigheid zoals gedefinieerd door de Commissie.
De private schulden zijn de afgelopen twee jaar afgenomen in Nederland. Waar deze in 2021 nog 229,5% van het bbp bedroegen, zijn deze in het tweede kwartaal van 2023 afgenomen tot 196,9%23. Daarbij raamt de Commissie dat deze private schulden zich op een neerwaarts pad bevinden24. Verschillende maatregelen die in de afgelopen twee jaar zijn genomen moeten eraan bijdragen dat de schulden van huishoudens niet verder toenemen of zelfs verder dalen. Dit betreft met name maatregelen op de woningmarkt, zoals het opschroeven van de bouw van nieuwe woningen, het schrappen van de verruimde schenkingsvrijstelling bij de aankoop van een eigen woning en het ontwikkelen van de private huursector.
Met betrekking tot het overschot op de lopende rekening ziet het kabinet deze als een gevolg van structurele kenmerken van de Nederlandse economie. De drijvende krachten achter de ontwikkeling van het saldo op de lopende rekening kunnen worden bezien vanuit zowel de handelsbalans en primaire en secundaire inkomens uit het buitenland, als vanuit de netto besparingen van Nederlandse bedrijven, huishoudens en de overheid. Boekhoudkundig zijn ze immers aan elkaar gelijk.
Vanuit betalingsbalansperspectief is de belangrijkste factor achter het lopenderekeningoverschot het overschot op de goederenbalans, die in het derde kwartaal van 2023 68,4% van het lopenderekeningoverschot bedroeg.25 Er is een combinatie van factoren waarom Nederland een fors overschot heeft op de handelsbalans. Het open karakter van Nederlandse economie speelt een rol, alsook de relatief grote hoeveelheid wederuitvoer met creatie van toegevoegde waarde. Ook de goede infrastructuur, het opleidingsniveau en de prijsconcurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven spelen een rol. Voor een uitgebreidere analyse van het overschot op de lopende rekening verwijs ik uw Kamer naar de Kamerbrief: «Het Nederlands saldo op de lopende rekening»26.
In de macro-economische onevenwichtigheden procedure hanteert de Commissie het gemiddelde over 3 jaar van het saldo op de lopende rekening als percentage van het bbp, met drempels van +6% en -4% als indicatieve grenswaarden. Er vindt echter geen automatische lezing van het scoreboard plaats). In haar laatste External Sector Report beoordeeld het IMF het Nederlandse overschot op de lopende rekening als «grotendeels in lijn» met de economische fundamenten27. Zodoende ziet het kabinet het overschot op de lopende rekening niet als een probleem.
Hoe beoordeelt het kabinet de effectiviteit van de miljardeninvesteringen die de EU-lidstaten momenteel doen in het kader van de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (RRF)? Is de Minister van mening dat de doeltreffendheid en doelmatigheid van deze (extra) investeringen voldoende wordt aangetoond? Mede in het licht van de aangenomen motie van de leden Van Vroonhoven en Vermeer (Kamerstuk 36 470, nr. 6), kan de Minister nader ingaan op het gebruik van «spending reviews» om de samenstelling en kwaliteit van publieke investeringen te bevorderen? Hoe zetten andere lidstaten dit instrument in, en welke concrete mogelijkheden ziet de Minister voor dit instrument in Nederland?
De herstel- en veerkrachtplannen van lidstaten zijn door de Commissie getoetst op de eisen van de verordening van de Herstel- en Veerkracht Faciliteit (Recovery and Resilience Facility, RRF), waaronder of het plan naar verwachting op doeltreffende wijze zal bijdragen aan het groeipotentieel en de economische veerkracht. Alle uiteindelijke plannen zijn door de Commissie positief beoordeeld en door de Raad vastgesteld middels een uitvoeringsbesluit. Uitbetaling aan lidstaten uit de RRF vindt plaats op basis van de voortgang in de implementatie van hun plan. Een lidstaat moet bij een betaalverzoek aantonen dat de vastgelegde mijlpalen en doelstellingen succesvol zijn ingevuld. Verder is in de verordening vastgelegd dat de Europese Commissie uiterlijk 20 februari 2024 een onafhankelijk evaluatieverslag publiceert over de uitvoering van de RRF. In het evaluatieverslag zal worden beoordeeld in hoeverre de doelstellingen van de RRF zijn bereikt, of de middelen efficiënt zijn ingezet en of er sprake is van Europese meerwaarde. Het kabinet zal de Kamer na publicatie de evaluatie over de inhoud informeren en voorzien van een appreciatie.
Spending reviews in de definitie van de OESO zijn instrumenten om de bestaande uitgaven van de overheid op systematische wijze te analyseren. De manier waarop spending reviews worden toegepast kan per land sterk uiteenlopen, zoals een onderzoek van de OESO uit 2022 naar internationale best practices illustreert.28 Verschillen kunnen onder andere zitten in de onderzoeksvraag, de politieke betrokkenheid en de partijen die het onderzoek uitvoeren. Sommige lidstaten hebben spending reviews als maatregel in hun herstelplan opgenomen, om de doelmatigheid van uitgaven te vergroten en kosten te besparen. Hongarije en Italië hebben bijvoorbeeld van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Zo heeft Italië als doelstelling om met de spending review in 2025 1,5 miljard euro te besparen.
Spending reviews vinden in Nederland al decennia plaats onder de noemer van Interdepartementale Beleidsonderzoeken (IBO’s) en komen ook terug in de genoemde OESO-studie over best practices. Elk jaar worden een aantal IBO’s uitgevoerd in opdracht van het kabinet. IBO’s worden vervolgens uitgevoerd door onafhankelijke, ambtelijke werkgroepen onder leiding van een onafhankelijke voorzitter, volgens een vaste set spelregels. Het Ministerie van Financiën en het meest betrokken vakdepartement zijn in ieder geval beide betrokken. Vaak zijn ook één of meerdere planbureaus vertegenwoordigd in de werkgroep. Op deze manier wordt het onafhankelijke karakter van het onderzoek zo goed mogelijk geborgd.
Het doel van de IBO’s is om onderbouwde keuzes mogelijk te maken door inzicht te geven in mogelijke beleidsopties op een bepaald beleidsterrein en de gevolgen daarvan. Daarmee wordt beoogd de doelmatigheid en doeltreffendheid van overheidsuitgaven te vergroten. De IBO-taakopdrachten en -spelregels worden jaarlijks gepubliceerd bij de Miljoenennota. De IBO-rapporten en kabinetsreacties daarop worden na afronding aan de Tweede Kamer gestuurd. Voor een overzicht van recent uitgevoerde IBO’s verwijs ik naar https://www.rijksfinancien.nl/beleidsevaluatie/onderzoek?type=IBO.
Naast IBO’s vinden soms ook brede heroverwegingen plaats, die in de OESO-terminologie onder comprehensive spending reviews vallen. Een ronde heroverwegingen bestrijkt doorgaans een groot deel van de Rijksbegroting en heeft ook een overkoepelende doelstelling (zo was de ronde 2010 nadrukkelijk gericht op het identificeren van bezuinigingen), maar richt zich net als IBO’s op het ontwikkelen van mogelijke beleidsopties met vaak vergelijkbare spelregels. De laatste rondes vonden plaats in 2010 en 2019.29 Ik vind het belangrijk om terughoudendheid te betrachten over ideeën voor de aankomende kabinetsperiode, en wil de gedachtevorming over heroverwegingen daarom aan uw Kamer laten.
Belgisch voorzitterschap
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de prioriteiten van het Belgisch voorzitterschap. De Belgische premier De Croo heeft onlangs in dit kader gepleit voor nieuwe Europese fondsen en eigen middelen. Verwacht de Minister het komende half jaar concrete voorstellen op dit terrein? Deelt de Minister de opvatting van de leden van de NSC-fractie dat de discussie over doelen en middelen van de EU primair gevoerd moet worden in het kader van een nieuw Meerjarig Financieel Kader 2028–2035, waaraan de lidstaten financieel bijdragen, en níet moet leiden tot nieuwe fondsen en eigen middelen?
De onderhandelingen over de tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) zijn op dit moment nog bezig. De Europese Commissie heeft in juni 2023 voorstellen gedaan voor de introductie van nieuwe eigen middelen voor de financiering van de Europese begroting. Het parlement heeft daar destijds een BNC-fiche over ontvangen. De behandeling van deze voorstellen verloopt separaat van de onderhandelingen over de tussentijdse herziening van het MFK. Zoals ook aangegeven in het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 7 en 8 december 202330, lopen de meningen over dit voorstel – inclusief de urgentie – uiteen. Het parlement wordt zoals gebruikelijk via de geannoteerde agenda’s en verslagen van de Ecofinraad op de hoogte gehouden van het verloop van de onderhandelingen. Het kabinet verwacht dit jaar geen nadere voorstellen van de Europese Commissie voor de introductie van nieuwe eigen middelen.
Naar verwachting zal de Europese Commissie in 2025 een voorstel voor het volgende MFK (vanaf 2028) doen. Daarbij wordt doorgaans ook een voorstel voor een nieuw Eigenmiddelenbesluit gedaan. Het parlement zal te zijner tijd door middel van een BNC-fiche over het voorstel en de kabinetsinzet worden geïnformeerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de ingebrachte stukken door de Minister. De leden hebben kennisgenomen van de hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en willen grote waardering uitspreken dat het Minister Kaag gelukt is om deze hervorming samen met andere lidstaten te realiseren. De leden begrijpen dat de pijlers van het Europees begrotingsbeleid blijven staan, namelijk de 3 procent- en de 60 procent-regel, maar dat landen meer ruimte krijgen om hun financiën op orde te krijgen, waarbij ook rekening gehouden wordt met investeringen in klimaat en defensie. De leden begrijpen dat de Minister het akkoord ziet als een stevig fundament dat is gelegd onder nationale begrotingen, waar landen zich aan houden. De leden ondersteunen dit. Kan de Minister aangeven hoe er met de hervorming van het SGP genoeg ruimte blijft voor investeringen in de toekomst en investeringen in brede welvaart, vragen de leden, en dus voorkomen wordt dat het SGP enkel stuurt op financiële houdbaarheid.
Het uitgangspunt van het voorgestelde begrotingsraamwerk is een geloofwaardige schuldafbouw op middellange termijn. Het kabinet hecht hieraan groot belang met het oog op stabiele en duurzame economische groei. Lidstaten blijven in het Raadsakkoord zelf verantwoordelijk voor de samenstelling van hun begroting en voor het aandeel publieke investeringen. De begrotingsregels leggen wat dat betreft geen enkele restrictie op. Daardoor is het voor lidstaten mogelijk om hogere nationale publieke investeringen te combineren met een stabiele of dalende overheidsschuld. Wel vraagt dit van lidstaten dat zij hun uitgaven en inkomsten stevig prioriteren. Daarnaast kunnen zij hervormingen doorvoeren die de uitgavengroei op lange termijn in toom houden (zoals op het gebied van de zorg en pensioenen). Ook zijn maatregelen mogelijk die de belastingbasis verbreden of verschuiven naar minder verstorende bronnen.
Het Raadsakkoord bevat meerdere elementen om investeringen te waarborgen. Ten eerste krijgen lidstaten tijd voor de benodigde budgettaire aanpassingen, wat leidt tot een realistische begrotingsopgave waarbij investeringen kunnen worden geborgd. Een houdbare overheidsschuld en stabiele financieringscondities als gevolg van deze begrotingsinspanning zullen eraan bijdragen dat lidstaten de nodige publieke investeringen kunnen blijven doen. Ten tweede kunnen lidstaten in aanmerking komen voor een langere aanpassingsperiode (van vier naar zeven jaar) onder de voorwaarde dat zij bepaalde investeringen en hervormingen opnemen in hun plan, die aan aanvullende criteria voor onder andere schuldhoudbaarheid en economische groei moeten voldoen. Dit geeft lidstaten een prikkel om in de begrotingsplannen oog te houden voor voldoende investeringen op de middellange termijn, waaronder die voor de groene transitie.
Daarnaast begrijpen de leden dat de generieke schuldreductieregel van 5% procent verdwijnt, maar dat Brussel jaarlijks een schuldhoudbaarheidsanalyse maakt waarin per lidstaat staat hoe, indien nodig, de schuld en het begrotingstekort worden verlaagd. De leden vinden het positief dat hier meer flexibiliteit in komt, maar vragen de Minister ook welke mogelijkheden er zijn om lidstaten hieraan te houden.
Het huidige schuldafbouwreductiecriterium, waarbij lidstaten schuld boven de 60% van het bbp met 1/20ste per jaar moeten terugbrengen, komt in het Commissievoorstel en het Raadsakkoord te vervallen. In de plaats komt een netto-uitgavenpad met een termijn van vier of zeven jaar. Wanneer de drempelwaarde voor afwijkingen van dit uitgavenpad wordt overschreden (in het Raadscompromis jaarlijks 0,3% bbp en cumulatief 0,6% bbp), geeft dit aanleiding tot een beoordeling door de Commissie of er sprake is van een buitensporig tekort. Als de Commissie en de Raad constateren dat sprake is van een buitensporig tekort, dan kan de Raad een correctief uitgavenpad aan de lidstaat aanbevelen. Vervolgens zal de lidstaat inspanningen moeten leveren om binnen een bepaalde termijn in beginsel de overschrijding van het uitgavenpad te compenseren en het tekort terug te dringen. Als de lidstaat hiertoe onvoldoende actie onderneemt, dan heeft de Raad uiteindelijk de mogelijkheid een sanctie op te leggen en kunnen er gevolgen zijn voor de toegang tot EU-fondsen. Het verslag van de Ecofin van 20 december31 beschrijft nader op welke wijze de naleving en handhaving in het akkoord van de Raad wordt versterkt.
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat er aangaande de continuïteit van de financiële steun aan de oorlog in Oekraïne, naar alternatieven wordt gezocht wanneer Hongarije en Slowakije blijven dwarsliggen. De leden van de D66-fractie vinden het van groot belang dat Oekraïne gesteund wordt in zijn strijd tegen de Russische agressie. De leden vinden het dan ook zeer zorgelijk dat Europa hier niet gezamenlijk in optrekt en vragen of het inderdaad waarschijnlijk is dat Hongarije en Slowakije de steun aan Oekraïne blijven blokkeren. De leden begrijpen dat er naar alternatieven gekeken wordt om Oekraïne financieel te blijven steunen tegen de Russische invasie. De leden zijn hier voorstander van aangezien een Russische regime change in Oekraïne, naast alle dramatische gevolgen, ook een veel grotere economische en financiële schade zal aanrichten in de EU dan de huidige financiële steun. De leden begrijpen dat er gekeken wordt naar het afgeven van een garantie door lidstaten die de steun wel willen continueren dan wel naar het inzetten van het MFB-instrument. De leden vragen waar de voorkeur van het kabinet naar uitgaat, als een van deze scenario’s noodzakelijk is. Klopt het beeld dat beide opties leiden tot leningen aan Oekraïne en dus geen gift, vragen de leden. Leidt het afgeven van leningen aan Oekraïne niet tot een te hoge schuld voor een land dat straks in opbouw zal zijn, vragen de leden.
Het kabinet blijft inzetten op een spoedig akkoord over de oprichting van een Oekraïne-faciliteit. Tot een akkoord op de Oekraïne-faciliteit is bereikt, vindt het kabinet het van belang dat de macro-financiële bijstand aan Oekraïne wordt voortgezet. Er zijn verschillende mogelijkheden voor tijdelijke noodoplossingen waaronder het verlengen van de bestaande macro-financiële bijstand met maximaal een jaar en het afgeven van bilaterale garanties aan de EU-begroting. Op dit moment liggen er geen concrete voorstellen op tafel. Nederland blijft hier bij de Commissie op aandringen. Zodra er een concreet voorstel ligt, zal het kabinet dit beoordelen.
De Ecofinraad zal Raadsconclusies aannemen over de het Alert Mechanism Report (AMR) en de Annual Sustainable Growth Survey (ASGS), begrijpen de leden van de D66-fractie. De leden begrijpen dat in het geval van Nederland de zorgen met name liggen bij het overschot op de lopende rekening, de hoge particuliere schulden en de hoge huizenprijzen. Kan de Minister toelichten waarom het kabinet het Nederlandse overschot op de lopende rekening niet als een probleem ziet, terwijl de Europese Commissie dit identificeert als een macro-economische onevenwichtigheid met risico’s voor de financiële stabiliteit? Waar komt dit verschil in interpretatie vandaan, vragen de leden.
Zie de beantwoording hierboven op de vraag van de NSC-fractie over macro-economische onevenwichtigheden.
De leden van de D66-fractie zijn het eens met het advies van de Raad dat er meer financieringsmogelijkheden zouden moeten komen op het gebied van innovatie en voor het MKB, zoals de leden van de D66-fractie ook op nationaal niveau willen. De leden van de D66-fractie vragen daarom ook de Minister om zich op Europees niveau in te zetten voor de uitbreiding en inrichting van deze financieringsmogelijkheden.
Nederland benadrukt in verschillende Europese gremia het belang van voldoende investeringen in innovatie, onderzoek en ontwikkeling. Daarnaast heeft Nederland in het kader van de onderhandelingen over de huidige meerjarenbegroting van de EU ervoor gepleit dat een groter deel van die begroting wordt ingezet voor de ondersteuning van investeringen in onderzoek en ontwikkeling. De inzet van Nederland voor de volgende meerjarenbegroting is aan een volgend kabinet. Daarnaast zet het kabinet zich in voor de verdere verdieping en integratie van de Europese kapitaalmarkten. Vervolmaking van de kapitaalmarktunie heeft als één van de voordelen dat het de toegang tot financiering voor het MKB vergroot.
In 2022 hebben Spanje en Nederland gezamenlijk een plan voor nieuwe budgettaire hervormingen aangekondigd. De leden van de D66-fractie vragen aan de Minister wat de invloed van dit gezamenlijke plan geweest is, wat de status van dit plan is en wat de Minister de aankomende tijd gaat doen om dit plan verder uit te werken, zeker in samenspraak met wat gezegd is in de vorige alinea.
Nederland heeft in april 2022 samen met Spanje een paper32 geschreven, met gedachterichtingen voor de herziening van de Europese begrotingsregels. Verschillende ideeën hieruit zijn teruggekomen in het Commissievoorstel en onderdeel van het in december 2023 bereikte Raadsakkoord. Het gaat hier onder andere om het realiseren van voldoende schuldafbouw, het versterken van handhaving, en bevorderen van anticyclisch begrotingsbeleid en duurzame groei.
De leden van de D66-fractie kijken uit naar het Belgisch voorzitterschap. De leden van de D66-fractie zijn het eens met de aangebrachte punten door België en hopen dat er de aankomende termijn veel progressie gemaakt gaat worden. De leden vragen wat concreet de vervolgstappen zullen zijn omtrent de hervorming van het SGP en wat de inzet van Nederland hierin zal zijn.
Met het Raadsakkoord van 20 december jl. heeft de Raad haar positie bepaald op alle wetsteksten die onderdeel zijn van de herziening van het begrotingsraamwerk. De volgende stap in het proces is de raadpleging van, en de triloogonderhandelingen met, het Europees Parlement. Daarna worden de wetsteksten formeel ter goedkeuring aan de Raad voorgelegd.
Het verloop van het verdere wetgevingsproces de komende tijd wordt bepaald door de rechtsbasis op grond waarvan de maatregelen worden vastgesteld. De herziening van het Stabiliteits- en Groeipact ziet toe op de wijziging van twee verordeningen en een richtlijn. Voor de aanpassing van verordening 1467/97 (de correctieve arm) is het Europees Parlement geen medewetgever maar wordt wel, net als de Europese Centrale Bank, geraadpleegd voordat de Raad de verordening aan kan nemen. Voor de aanpassing van richtlijn 2011/85/EU geldt dat het Europees Parlement geen medewetgever is, maar wel wordt geraadpleegd. De Europese Centrale Bank heeft bij deze aanpassing geen rol. Voor het vervangen van de verordening 1466/97 (de preventieve arm) geldt dat het Europees Parlement wel medewetgever is. Dat betekent dat de Raad en het Europees Parlement overeenstemming moeten krijgen over de wetstekst. Dit gebeurt in een triloog, waar het Raadsvoorzitterschap, het Europees Parlement en de Europese Commissie aan deelnemen. De triloogfase voor het vervangen van verordening 1466/97 kan beginnen wanneer het Europees Parlement zijn definitieve positie heeft bepaald (naar verwachting zal dit gebeuren op 15 januari a.s.). De voorgestelde posities van het Europees Parlement zoals die in stemming worden gebracht zijn te raadplegen via de website van het Europees Parlement33. De invloed van Nederland op dit proces is meer indirect, via de voorzitter van de Raad. Het Raadsakkoord is grotendeels in lijn met de kabinetsinzet zoals geschetst in het BNC-fiche34, de daaropvolgende geannoteerde agenda’s en verslagen voor de Ecofinraden en de (schriftelijke) overleggen met het parlement naar aanleiding daarvan, waarbij de belangrijkste Nederlandse aandachtspunten zijn geadresseerd. Met het Raadsakkoord is in de ogen van het kabinet de juiste balans gevonden tussen nationaal eigenaarschap en flexibiliteit aan de ene kant en voldoende ambitie ten aanzien van de afbouw van hoge schulden en tekorten en versterking van handhaving aan de andere kant. Het kabinet zal er daarom in de onderhandelingen van de Raad met het Europees Parlement op toezien dat deze balans behouden blijft.
Als er in de triloogfase een akkoord is bereikt, zal dit worden voorgelegd aan de Raad en het EP. In de Raad wordt er dan net als bij het Raadsakkoord op basis van gekwalificeerde meerderheid over dit akkoord gestemd. Uw Kamer zal ook hier over geïnformeerd worden via de geannoteerde agenda van de Eurogroep/Ecofinraad. Als de Raad en het EP het akkoord allebei goedkeuren, kunnen de verordeningen in werking treden.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad op 15 en 16 januari 2024.
De Minister schrijft het volgende over saldi op de lopende rekening: «Nederland ziet het saldo van de lopende rekening grotendeels als een weerspiegeling van structurele economische factoren. Het is daarmee niet een variabele waar direct op gestuurd dient te worden.» De Minister geeft aan dat het saldo op de rekening geen factor is waarop gestuurd dient te worden. Ziet de Minister toekomstige dalende saldi op de lopende rekening als problematisch, en kan de Minister uitleggen waarom wel/niet?
In haar meest recente raming, schat de Commissie dat een overschot op de lopende rekening van 9,2% bbp in 2023 en 2024, en 9,1% in 202535. Zoals tevens toegelicht op de vraag van NSC-fractie over macro-economische onevenwichtigheden, is er een combinatie van factoren die het overschot op de Nederlandse lopende rekening verklaren. Nederland wordt overigens ook niet geadviseerd te sturen op het lopende rekeningen overschot. Fluctuaties in het Nederlandse saldo op de lopende rekeningen zijn dan ook niet automatisch als problematisch te omschrijven.
De Minister schrijft op pagina 7 dat het kabinet het sanctiebeleid tegen Rusland een belangrijke factor vindt als onderdeel van brede steun voor Oekraïne. De leden van de BBB-fractie steunen het Oekraïense volk in zijn strijd tegen Rusland. Wel hebben de leden enkele vragen over de (toekomstige) maatregelen die worden genomen.
Kan de Minister reflecteren op berichten van onder andere de NOS dat de Russische economie robuust blijft onder sancties? Hoe ziet de Minister het belang van de sancties in het licht van deze berichtgeving? Hoe reflecteert de Minister op uitspraken van onder andere oud-minister van Buitenlandse Zaken Ben Knapen dat sancties effectloos zijn? Kan de Minister een diepere uiteenzetting geven van mogelijke economische risico’s voor de eurozone van recente en mogelijk toekomstige sanctiepakketten? Kan de Minister ook aangeven wat de sancties de Nederlandse schatkist op jaarbasis kosten?
Sancties zijn een essentieel onderdeel van Europese respons op de Russische aanvalsoorlog. Hiermee worden verschillende doelen nagestreefd. Met de sancties geeft de EU aan pal te staan voor het internationaal recht. Schending hiervan heeft gevolgen voor de relaties met de EU. Tevens wordt de Russische oorlogscapaciteit technisch en financieel/economisch verzwakt. Zo rapporteert de EU dat er in de EU EUR 21,5 miljard aan tegoeden is bevroren in de EU en EUR 300 miljard aan tegoeden van de Russische Centrale Bank is geblokkeerd. Deze middelen kunnen niet worden ingezet voor oorlogsvoering. Tevens geeft de EU aan dat er met de sancties EUR 43,9 miljard aan export is geblokkeerd en EUR 91,2 miljard aan import. Ook hebben de sancties een afschrikwekkende werking op andere landen en regimes die dergelijke schendingen van het internationaal recht zouden willen begaan.
Sancties raken de Russische economie en hebben steeds meer effect naarmate de tijd vordert. De trends van het afgelopen jaar wijzen erop dat bijvoorbeeld de roebel flink is gezakt, de uitvoer van niet-energie producten is gedaald en de productie in de civiele maakindustrie onder druk staat. Hoog technologische producten mogen niet naar Rusland worden uitgevoerd, zoals geavanceerde halfgeleiders, maar ook machines, technologie voor olie raffinage, luchtvaarttechnologie en dual-use goederen. Rusland moet uitwijken naar onbekende en onbetrouwbare leveranciers. Het is essentieel om ervoor te zorgen dat de financiering van de Russische oorlogseconomie en aanvoer van gesanctioneerde technologie zo veel mogelijk wordt afgesneden. Dit vergt een voortdurende inzet, inclusief de aanpak van omzeiling van sancties. Hiertoe zet het kabinet zich onverminderd in, wat heeft geresulteerd in aanvullende maatregelen in het twaalfde pakket, waaronder nieuwe toevoegingen aan de lijst van organisaties waarvoor exportbeperkingen gelden.
In individuele gevallen kunnen sancties Europese bedrijven raken, bijvoorbeeld omdat ze bepaalde zaken met Rusland niet meer mogen doen. De bredere effecten op de eurozone zijn lastig in te schatten. Wel trekt Europa bij sancties samen op met andere grote landen met sterke munteenheden, bijvoorbeeld de G7. Dit beperkt ook de risico’s voor de eurozone. Het is verder lastig om een inschatting te maken op de effecten voor de Nederlandse schatkist, tegelijk ligt het in de verwachting dat die effecten beperkt zijn. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om minder belastinginkomsten omdat Russische bedrijven niet langer in Nederland actief mogen zijn of Nederlandse bedrijven die minder winst maken omdat ze voorheen veel zaken deden met Rusland. Hierbij kan het immers ook zo zijn dat deze bedrijven inmiddels een andere afzetmarkt hebben gevonden.
Kamerstukken II 2023/24, 21501–07, nr. 1997↩︎
Kamerstukken II, 2020/21, 22 112, nr. 2953↩︎
EU assistance to Ukraine – European Commission (europa.eu)↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 21501–07, nr. 1995↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 22 112, nr. 3758↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 22 112, nr. 3557↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 22 112, nr. 3557↩︎
Dit betreft de budgettaire ruimte tussen het uitgavenplafond van de EU-begroting zoals vastgelegd in het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en het Eigenmiddelenplafond zoals vastgelegd in het Eigenmiddelenbesluit (EMB). Dit EMB-plafond maximeert het financiële beroep dat de Unie mag doen op lidstaten en ligt hoger dan het MFK-plafond. Deze ruimte dient als zekerheid voor de markt dat de Unie kan voldoen aan de aflossings- en renteverplichtingen op leningen die zij gaat. De headroom mag niet worden ingezet voor reguliere Europese uitgaven, die moeten onder de MFK-plafonds plaatsvinden.↩︎
Kamerstuk 21 501-07, nr. 2000↩︎
Kamerstuk II 2022/23 21 501-07, nr. 1942↩︎
Kamerstuk II 2021/22 21 501-07, nr. 1913↩︎
Kamerstuk 21501–07, nr. 2000↩︎
Het rapport van het ECON comité van het Europees Parlement over de vervanging van verordening 1466/97, dat in stemming zal worden gebracht in de plenaire zitting, is te raadplegen via de site van het Europees Parlement: https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/A-9-2023-0439_EN.html. De aangenomen adviezen van het ECON comité voor de aanpassing van Verordening 1467/97 en de richtlijn 2011/85/EU zijn eveneens te vinden op de website van het Europees Parlement.↩︎
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 22 112 nr. 3699↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 22 112, nr. 3758↩︎
Rijksoverheid (2023), Kabinet reserveert ruim 2 miljard euro voor steun aan Oekraïne, https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2023/11/17/kabinet-reserveert-ruim-2-miljard-euro-voor-steun-aan-oekraine↩︎
Internationaal Monetair Fonds (2023), 2023 Article IV Consultation and Second Review Under the Extended Arrangement under the Extended Fund Facility for Ukraine, https://www.imf.org/en/Publications/CR/Issues/2023/12/11/Ukraine-2023-Article-IV-Consultation-Second-Review-Under-the-Extended-Arrangement-Under-the-542297.↩︎
Group of Creditors of Ukraine (2023), Group of creditors of Ukraine provides financing assurances to support the IMF’s approval of an upper credit tranche programme, https://www.tresor.economie.gouv.fr/Articles/2023/03/24/group-of-creditors-of-ukraine-provides-financing-assurances-to-support-the-imf-s-approval-of-an-upper-credit-tranche-programme↩︎
BNC-fiche Oekraïne faciliteit, Kamerstukken II, 2022/23, 22 112, nr. 3758; BNC-fiche MTR, Kamerstukken II, 2022/23, 22 112, nr. 3757↩︎
Kamerstuk 21 501-20, nr. 2005↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/11/28/geannoteerde-agenda-eurogroep-en-ecofinraad-7-en-8-december-2023↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2023/06/09/kamerbrief-kabinetsreactie-lentepakket-europees-semester↩︎
https://www.cbs.nl/nl-nl/cijfers/detail/82643NED?q=private%20schulden↩︎
https://economy-finance.ec.europa.eu/system/files/2023–05/ip220_en.pdf↩︎
https://www.dnb.nl/statistieken/data-zoeken/#/details/betalingsbalans-kwartaal/dataset/5b160938-6940-4a6e-89b1-fccc027194c6/resource/5cc92342-c65d-4cc9-b334–70011414abaa↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2021/12/08/kamerbrief-over-het-nederlands-saldo-op-de-lopende-rekening↩︎
https://www.imf.org/en/Publications/ESR/Issues/2023/07/19/2023-external-sector-report↩︎
https://www.oecd-ilibrary.org/docserver/90f9002c-en.pdf?expires=1704809736&id=id&accname=ocid49027884&checksum=B1AFB4B27FE2E37E17C2B0B117972978↩︎
https://www.rijksfinancien.nl/beleidsevaluatie/onderzoek?type=Heroverweging↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 21 501–07, nr. 1995↩︎
Kamerstuk 21 501-07, nr. 2000↩︎
Kamerstuk II 2021/22 21501–07, nr. 1837↩︎
Zie https://www.europarl.europa.eu/committees/en/econ/documents/latest-documents↩︎
Kamerstukken II, 2022/23, 22 112, nr. 3699↩︎
https://economy-finance.ec.europa.eu/economic-forecast-and-surveys/economic-forecasts/autumn-2023-economic-forecast-modest-recovery-ahead-after-challenging-year_en↩︎