De vrijheid van meningsuiting voor ambtenaren
Schriftelijke vragen
Nummer: 2024D00884, datum: 2024-01-16, bijgewerkt: 2024-02-26 11:55, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2024Z00332).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G. Chakor, Tweede Kamerlid (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: I. Kostic, Tweede Kamerlid (PvdD)
Onderdeel van zaak 2024Z00332:
- Gericht aan: A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Indiener: G. Chakor, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: I. Kostic, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2024Z00332
Vragen van de leden Chakor (GroenLinks-PvdA) en Kostić (PvdD) aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de vrijheid van meningsuiting voor ambtenaren (ingezonden 16 januari 2024).
Vraag 1
Kent u de berichten «Friese ambtenaren moeten klimaatzorg inslikken» en «Ambtenaren die openlijk overheid bekritiseren: mag dat en is het wenselijk?»?1, 2
Vraag 2
Deelt u de mening dat ook ambtenaren recht op vrijheid van meningsuiting, het recht op vereniging, tot vergaderring en betoging hebben? Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
In hoeverre worden deze rechten van ambtenaren door wet- of regelgeving meer beperkt dan voor niet-ambtenaren? Welke wet- en regelgeving betreft dit?
Vraag 4
Kan bij de uitoefening van die rechten onderscheid bestaan tussen een persoon die ze als privépersoon dan wel als ambtenaar uitoefent? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Hoe wordt de zin uit artikel 10 van de Ambtenarenwet concreet ingevuld waarin staat dat een ambtenaar zicht dient te onthouden van het uitoefenen van de genoemde rechten «indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd»? Kunt u, onder andere aan de hand van relevante jurisprudentie of concrete voorbeelden, aangeven wanneer van een ambtenaar terughoudendheid wordt verwacht bij de uitoefening van genoemde rechten?
Vraag 6
Wie beoordeelt er in eerste instantie of er sprake is van een overtreding van artikel 10 van de Ambtenarenwet? Wat kan een werkgever van een ambtenaar doen als die meent dat een ambtenaar tegen artikel 10 van de Ambtenarenwet heeft gehandeld? Welke instrumenten heeft de werkgever beschikbaar?
Vraag 7
Welke instrumenten heeft de ambtenaar ter beschikking om zich te verzetten indien die van mening is dat de werkgever van een verkeerde uitleg van artikel 10 van de Ambtenarenwet uitgaat of anderszins deze ambtenaar in de uitoefening van de genoemde rechten beperkt?
Vraag 8
Deelt u de verwachting van de in het tweede bericht genoemde hoogleraar Bestuurskunde aan de Universiteit Leiden dat uitingen en protestacties onder ambtenaren vaker zullen voorkomen en dat met name «de jonge generatie ambtenaren meer de neiging voelt zich uit te spreken over maatschappelijke kwesties»? Zo ja, wat betekent dat voor uw beleid ten aanzien hiervan? Zo nee, waarom deelt u die verwachting niet?
Vraag 9
Kunt u in overleg treden met vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers van ambtenaren om richtlijnen op te stellen hoe er met de bepaling van artikel 10 van de Ambtenarenwet moet worden omgegaan? En kunt u de Kamer daarover berichten?