[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie inzake gevolgen voor begroting n.a.v. besluiten Nationaal Groeifonds en Transitiefonds

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds voor het jaar 2024

Brief regering

Nummer: 2024D03219, datum: 2024-01-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36410-L-10).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36410 L-10 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds voor het jaar 2024.

Onderdeel van zaak 2024Z01412:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

36 410 L Vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds voor het jaar 2024

36 277 Tijdelijke regels over de instelling van een begrotingsfonds voor het landelijk gebied en de natuur (Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur)

Nr. 10 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2024

De vaste commissie voor Financiën heeft mij in haar brief van 25 januari 2024 met kenmerk 2024Z00995/2024D02455 verzocht informatie te geven over de gevolgen voor de begrotingen in de context van de besluiten betreffende het Nationaal Groeifonds en het Transitiefonds. Er wordt specifiek gevraagd aan te geven welke verplichtingen de regering aan gaat, wat de gevolgen zijn voor de begrotingen van 2024 en later en wat de gevolgen voor het EMU-saldo zijn in die jaren.

Graag licht ik in algemene zin toe dat met het vaststellen van de begrotingswetsvoorstellen door de Staten-Generaal, autorisatie is verleend aan de betrokken Ministers tot het doen van de in de begroting opgenomen maximum aan uitgaven en het aangaan van verplichtingen in het betreffende begrotingsjaar. Dit betekent dat de betreffende vakminister, vanaf het moment van goedkeuring van begrotingswetten door beide Kamers, is geautoriseerd om verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen. Voor veel uitgaven geldt dat de kasuitgaven gelijk zijn aan de verplichtingen. Verplichtingen kunnen ook gevolgen hebben voor uitgaven in latere jaren.

Bovenstaand geldt ook ten aanzien van de besluiten inzake het Nationaal Groeifonds en het Transitiefonds. Voor het Nationaal Groeifonds geldt dus dat de begroting is aangenomen en formeel Ministers geautoriseerd zijn om verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen. Voor de begroting van LNV en de nota van wijziging geldt dat na akkoord van het parlement deze ruimte ontstaat.

Hieronder ga ik specifiek in op de gevolgen van de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat inzake de Vierde ronde Nationaal Groeifonds1 en vervolgens op de specifieke gevolgen van de nota van wijziging inzake de ontwerpbegroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2.

Vierde ronde Nationaal groeifonds

De leden van de vaste commissie voor Financiën verzoeken aan te geven welke verplichtingen in het kader van het Nationaal Groeifonds (NGF) worden aangegaan met de stappen die zijn beschreven in de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) van 19 januari jl.3

In de brief van 19 januari jl. heeft de Minister van EZK, mede namens mij, uiteengezet dat zij voornemens was om uiterlijk 31 januari 2024 de openstellingsregeling te publiceren. Daarin worden de periode van de vooraanmelding (1 februari 2024–31 december 2024), de periode voor het indienen van subsidieaanvragen (1 april 2024–31 december 2024) en de subsidieplafonds voor de subsidieregeling vastgelegd, namelijk 1 miljard euro. Subsidieaanvragen kunnen volgens het voorgestelde tijdspad echter pas worden ingediend vanaf 1 april 2024.

Het commissiedebat op 24 januari jl. over Verdienvermogen zou de Tweede Kamer de mogelijkheid hebben geboden om met de Minister van EZK te debatteren over de beschreven stappen. Omdat het commissiedebat is uitgesteld tot 14 februari a.s., heeft dit overleg echter nog niet plaatsgevonden. In de brief van 26 januari jl.4 is derhalve toegezegd om de publicatie van de openstellingsregeling uit te stellen tot na het debat op 14 februari a.s. Ook de eventuele wens van de Kamer voor het wijzigen van de startdatum voor het indienen van subsidievoorstellen kan hierin mee worden genomen.

Vóór 1 april a.s. zullen er geen juridische verplichtingen ontstaan, ook al zou de openstellingsregeling eerder gepubliceerd zijn. Vanaf 1 april a.s. kan dit echter wel leiden tot een juridische verplichting ten aanzien van voorstellen in de subsidieroute. Het (nieuwe) kabinet heeft ook na 1 april a.s. formeel nog de mogelijkheid om de subsidieregeling in te trekken of te wijzigen. Het intrekken van de regeling heeft echter geen gevolgen voor de subsidieaanvragers die tussen 1 april en het moment van intrekken zijn ingediend en aan alle formele vereisten voldoen. Deze zullen in behandeling moeten worden genomen en er zal budget voor beschikbaar moeten zijn indien deze aanvragen leiden tot een toekenning. Aangezien advisering van de Adviescommissie voor de vierde ronde is voorzien voorafgaand aan respectievelijk Voorjaarsnota 2025 en Miljoenennota 2026 (Prinsjesdag 2025) kan dit mogelijk gevolgen hebben voor de begrotingen van 2025 en later.

De vooraanmelding geldt voor zowel de departementale als de subsidieroute en leidt niet tot een verplichting. Het is een stap in het proces voor indieners van een definitieve aanvraag. Door middel van de vooraanmelding kunnen potentiële indieners vroegtijdig in het proces inzicht krijgen of het voorstel zou kunnen passen binnen het NGF en kunnen suggesties ter verbetering worden gedaan.

De openstelling van de subsidieregeling (1 april 2024) leidt niet tot gevolgen voor de begroting van 2024, aangezien een eventuele toekenning pas volgt na besluit van de Adviescommissie in 2025. Voor de begrotingen van 2025 en later kunnen er hierdoor wel gevolgen zijn, maar deze zijn pas bekend na besluit van de Adviescommissie in 2025. Het bedrag van het subsidieplafond staat reeds meerjarig geraamd op de NGF-begroting. Openstelling van de subsidieregeling heeft derhalve geen gevolgen voor het EMU-saldo in de jaren 2025 en later. De genoemde brief van 19 januari jl. leidt niet tot verplichtingen in de departementale route.5

Nota van wijziging inzake de ontwerpbegroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De leden van de vaste commissie voor Financiën verzoeken om aan te geven welke verplichtingen in het kader van het Transitiefonds worden aangegaan met de nota van wijziging inzake de ontwerpbegroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit6 (hierna NvW). Ik interpreteer dit als een verzoek om alle voorgenomen uitgaven en verplichtingen die met deze NvW gemoeid zijn toe te lichten, ook de verplichtingen die niet uit de reservering van het Transitiefonds komen. De NvW bevat acht onderwerpen. Deze onderwerpen zal ik puntsgewijs toelichten. Voor al deze zaken geldt dat verplichtingen pas aangegaan kunnen worden nadat beide Kamers akkoord zijn gegaan met de LNV-begroting 2024 en daarop ingediende NvW.

Lbv-plus

Nadat beide Kamers akkoord zijn gegaan met de LNV-begroting 2024 en de daarop ingediende NvW, is voor de uitkoopregeling voor piekbelasters (Lbv-plus) 850 miljoen euro extra kas- en verplichtingenbudget beschikbaar. De aanvragen die reeds bij RVO zijn binnengekomen en zijn beoordeeld zullen direct beschikt en daarmee verplicht worden (circa 300 miljoen euro). Aanvragen die vanaf nu tot en met de sluitingsdatum van de regeling binnenkomen zullen in de loop van 2024 tot en met het eerste kwartaal van 2025 worden beschikt (en daarmee verplicht worden). De middelen voor deze uitkoopregeling komen uit de reservering voor het Transitiefonds.

Landelijke beëindigingsregeling Veehouderijen

Naar verwachting zullen de extra middelen voor de Landelijke beëindigingsregeling Veehouderijen (Lbv, 612 miljoen euro extra kas- en verplichtingenbudget) na goedkeuring ontwerpbegroting en 31 mei 2024 worden beschikt (en daarmee verplicht worden). De uitkoopregeling Lbv is op 1 december 2023 gesloten, daarom staat het bedrag wat gemoeid is met deze regeling stil. RVO moet nu subsidiebeschikkingen gaan afgeven, hiervoor hebben zij tot 31 mei 2024.

Nadat beide Kamers akkoord zijn gegaan met de LNV-begroting 2024 en de daarop ingediende NvW, zal RVO beginnen met het afgeven van de subsidiebeschikkingen, en daarmee budget gaan verplichten. Voor zowel Lbv-plus als Lbv geldt dat ondernemers nog niet verplicht zijn om mee te doen met de regeling als zij een subsidiebeschikking hebben ontvangen. Daardoor kan er nog een meevaller ontstaan op deze regelingen als ondernemers later afzien van de regeling.

De middelen voor deze uitkoopregeling komen uit de reservering van het structurele pakket bronmaatregelen.

Verplaatsingsregeling

Nadat beide Kamers akkoord zijn gegaan met de LNV-begroting 2024 en de daarop ingediende NvW, wordt voor de verplaatsingsregeling (LVVP, 115 miljoen euro kas- en verplichtingenbudget) 20 miljoen euro in de loop van 2024 verplicht. Naar verwachting wordt dit bedrag ook in 2024 uitgegeven. Het overige budget wordt in 2025 (25 miljoen euro), 2026 (30 miljoen euro), 2027 (25 miljoen euro) en 2028 (15 miljoen euro) verplicht en uitgegeven. De middelen voor de verplaatsingsregeling komen uit de reservering voor het Transitiefonds.

Maatregelpakketten provincies

Nadat beide Kamers akkoord zijn gegaan met de LNV-begroting 2024 en de daarop ingediende NvW, zullen naar verwachting in het tweede kwartaal van 2024 de eerste beschikkingen voor de maatregelpakketten van Provincies (1.280 miljoen euro kas- en verplichtingenbudget) via een specifieke uitkering worden toegekend aan de provincies. Uiterlijk 1 april 2024 leveren provincies aangepaste plannen in bij het Rijk. Daarna worden de plannen door het Rijk verder getoetst. Alleen voor maatregelen die de toets doorstaan, wordt budget beschikbaar gesteld. Het budget dat na de toets wordt verplicht, kan dus lager uitvallen dan de gereserveerde 1.280 miljoen euro. De kasuitgaven worden in 2024 (576 miljoen euro), 2025 (525 miljoen euro) en 2026 (179 miljoen euro) verwacht. De middelen voor deze maatregelpakketten komen uit de reservering voor het Transitiefonds.

Uitvoeringskosten provincies

Medeoverheden hebben meer uitvoeringskosten gemaakt voor het Nationaal Programma Landelijk Gebied (36 miljoen euro) dan zij aan voorschot hebben ontvangen. Nadat beide Kamers akkoord zijn gegaan met de LNV-begroting 2024 en de daarop ingediende NvW, zal dit budget direct door het Ministerie van LNV worden verplicht en uitgegeven. De middelen voor de uitvoeringskosten van provincies komen uit de reservering voor het Transitiefonds.

Agroprogramma Groningen

Nadat beide Kamers akkoord zijn gegaan met de LNV-begroting 2024 en de daarop ingediende NvW, kan de Minister van LNV verplichtingen aangaan. Voor het Agroprogramma Groningen wordt 221 miljoen euro beschikbaar gesteld als de nota van wijziging wordt geaccordeerd. De verplichtingen zullen in de loop van 2024 worden aangegaan. De uitgaven worden in 2024 (64 miljoen euro), 2025 (59 miljoen euro), 2026 (63 miljoen euro), 2027 (19 miljoen euro) en 2028 (16 miljoen euro) verwacht. De middelen zijn afkomstig uit de reservering voor de kabinetsreactie op het eindrapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Groningen Aardgaswinning (PEGA).

Ecoregeling

Ter compensatie van de korting op de tarieven van de ecoregeling (Europees gefinancierd uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid) wordt 50 miljoen euro extra beschikbaar gesteld in de ontwerpbegroting. Nadat beide Kamers akkoord zijn gegaan met de LNV-begroting 2024 en de daarop ingediende NvW, zullen de verplichtingen door de Minister van LNV direct worden aangegaan. De middelen voor de ecoregeling komen uit de reservering voor het Transitiefonds.

EMU-saldo effecten

Tabel 1 toont de indicatieve effecten van de NvW op het EMU-saldo. Het saldo toont een verslechtering van -0,1% in 2025 en verbetering van 0,1% in 2026. De berekening betreft een indicatieve ex-ante berekening, waarin onder andere de doorwerkingen op de rente uitgaven niet zijn meegenomen. Een volledige macro economische doorrekening van het EMU-saldo wordt gemaakt op basis van het Centraal Economische Plan van het CPB en wordt gepubliceerd in de Voorjaarsnota.

EMU-saldo effect 0,0% - 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,0%

De Minister van Financiën,
S.P.R.A. van Weyenberg


  1. Kamerstukken II 2023/24, 36 410 L, nr. 8.↩︎

  2. Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XIV, nr. 21.↩︎

  3. Kamerstukken II 2023/24, 36 410 L, nr. 8.↩︎

  4. Kamerbrief van 26 januari 2024 inzake Reactie brief Eerste Kamer vierde ronde Nationaal Groeifonds. (Kamerstuk 36 410 L, nr. 9).↩︎

  5. Zie voor meer informatie het kopje «planning» in genoemde brief van 19 januari jl.↩︎

  6. Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XIV, nr. 21.↩︎