Verslag van een schriftelijk overleg over LNV Actieprogramma Digitalisering (Kamerstuk 26643-1086)
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D05662, datum: 2024-02-14, bijgewerkt: 2024-02-19 11:09, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26643-1133).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.J.G. Graus, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (PVV)
- Mede ondertekenaar: R.P. Jansma, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 26643 -1133 Informatie- en communicatietechnologie (ICT).
Onderdeel van zaak 2024Z02468:
- Indiener: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Medeindiener: C. van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof
- Volgcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2024-02-27 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-02-28 11:15: Procedurevergadering commissie LNV (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2024-02-29 12:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 1133 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 februari 2024
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:
– de brief betreffende LNV-Actieprogramma Digitalisering (Kamerstuk 26 643, nr. 1086) en
– de brief over de Planning en Voortgang Algoritmeregister LNV (Kamerstuk 26 643, nr. 1115).
De vragen en opmerkingen zijn op 22 januari 2024 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 14 februari 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Graus
De griffier van de commissie,
Jansma
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie | 2 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie | 2 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie | 5 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie | 5 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie | 6 | |
II | Antwoord / Reactie van de Minister | 6 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het LNV-Actieprogramma Digitalisering.
Digitalisering is niet meer weg te denken uit onze maatschappij en nu al verweven in vele sectoren.
De leden van de PVV-fractie delen de mening dat er nu systemen niet compatible zijn met elkaar, waardoor de efficiëntie niet optimaal is. Het verbinden en vernieuwen van systemen zal ook een efficiëntieslag in de doorlooptijd van dataverwerking moeten geven, dit is zeker een aandachtspunt wat hierin moet worden meegenomen. Daarnaast is het in de optiek van deze leden wenselijk dat er bijvoorbeeld op het gebied van tellingen van flora en fauna een verbeterslag gemaakt wordt waarbij ook tellingen van bijvoorbeeld de Wildbeheereenheden (WBE’s) ook worden verwerkt in de database. Er zijn ongetwijfeld meerdere organisaties en eenheden die jaarlijks tellingen organiseren die nu nog niet als data worden verwerkt. Tellingen over de breedte in een sector geven een beter beeld en zal ook het nu vaak heersende beeld dat er een eenzijdige en soms onjuiste telling in de data wordt opgenomen veranderen.
De leden van de PVV-fractie zien graag een reactie op de wens om een bredere dataverzameling op te nemen dan nu het geval is. Zie hierbij de verwijzing dat data van de WBE’s nu niet worden meegenomen. Tevens zou hier wat deze leden betreft een monitoringsplatform aan moeten zijn gekoppeld dat op de verschillende domeinen de data inzichtelijk maakt en ook toegankelijk is voor de Kamer. Hierbij is het goed om jaarlijks de monitoring op de agenda te zetten in de Kamer.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het LNV-Actieprogramma Digitalisering. Deze leden vinden de aandacht voor digitalisering op het niveau van het departement waardevol, omdat daarmee de razendsnelle ontwikkeling van technologie enigszins kan worden bijgehouden, de risico’s worden beperkt en de kansen worden benut. Deze leden merken op dat digitalisering in dienst moet staan van de samenleving, geen doel op zichzelf is en blijvend de aandacht verdient. Deze leden hebben verscheidene opmerkingen en vragen over het Actieprogramma.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben een paar algemene vragen. Zo heeft het twee jaar langer geduurd om dit stuk te ontvangen dan gepland. Wat zijn de gevolgen daarvan? Welke projecten zijn vertraagd? Op welke manier is de sector betrokken bij het maken van dit Actieprogramma en hoe zijn betrokken op de hoogte gehouden? Hoe hangt het Actieprogramma Digitalisering samen met andere kabinetsstukken op het gebied van digitalisering? Hoe vaak wordt de Kamer geïnformeerd over de uitgaven en ontwikkelingen van dit programma? Is dit programma afgestemd met de Staatssecretaris voor Digitale Zaken en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)? Zo ja, op welke manier en wat was hun reactie? Hoe zien de bewindspersonen hun eigen rol voor zich bij de digitalisering van de landbouw, en welke verantwoordelijkheid heeft de Staatssecretaris voor Digitale Zaken? Wanneer is het Actieprogramma Digitalisering volgens de bewindspersonen een succes?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie zullen hun opmerkingen en vragen per hoofddoel bespreken, te beginnen met hoofddoel A. Deze leden vinden het belangrijk om datametingen in het LNV-domein goed op elkaar af te stemmen, zodat de kwaliteit van datasets toeneemt. Het is echter van groot belang dat dataminimalisatie wordt gehanteerd om onnodige dataverzameling tegen te gaan. Hoe wordt de balans bewaakt tussen enerzijds het vergaren van genoeg gegevens om datasets betrouwbaar te maken en anderzijds het verzamelen van zo min mogelijk gegevens om dit doel te bereiken? Wordt het verzamelen van data die niet nodig blijkt ook stopgezet? Op welke vlakken wordt nu meer data verzameld dan nodig is en wat gebeurt daarmee? Welke risico’s zijn er bij het samenbrengen van zulke grote hoeveelheden gegevens in (meta)datasets die dan weer breed worden ingezet in de landbouwtransitie? Hoe blijven de gegevens van boerenbedrijven veilig? Deze leden lezen dat «samenwerking op het gebied van data, regelmatig privacy en veiligheidsvraagstukken zich mee [brengt], waar aan de voorkant over nagedacht moet worden.» Zij vinden dit wel een erg vrijblijvende beschrijving van dit ingewikkelde dilemma. Welke privacykaders hanteert de overheid bij het ontwikkelen van meet- en monitoringssystemen? Is er een algemene richtlijn of wordt dit per project vastgesteld? Hoe worden persoonsgegevens van individuele ondernemers en gevoelige bedrijfsgegevens afgeschermd? Over het punt van open data vragen deze leden zich af hoe de Wet implementatie open data de digitalisering in de landbouw gaat helpen. Kan dit worden toegelicht? Wat betekent het dat «Nederlandse betrokken gewenst [is] bij het opzetten van de European Green Deal Data Space en de European Agricultural Data Space»? Bij wie bestaat die wens en is Nederland inderdaad bereid hier betrokken bij te zijn? Op welke manier?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben opmerkingen en vragen over hoofddoel B. Wat wordt precies bedoeld met het volgende: «het is daarom van belang dat er meer ingezet wordt op internationale afspraken over interoperabiliteit en dat leveranciers van software/data die internationaal opereren worden gestimuleerd om producten af te stemmen.» Dit vinden deze leden nogal vrijblijvend. Kan concreet worden gemaakt welke acties hieraan zijn verbonden? Wat bedoelen zij met «inzet op internationale afspraken» en het «stimuleren om producten af te stemmen»? Hoe gaan zij deze punten uitvoeren? Ook onderstrepen deze leden de complexiteit van data-aanlevering vanuit de boerensector. Vaak moet men informatie dubbel aanleveren, wat leidt tot onnodig ingewikkelde procedures die het vertrouwen in de overheid schaden. Hoe gaat de overheid het aanleveren van data aan de kant van de betrokken bedrijven en personen makkelijker maken? Welke doelen worden er gesteld voor toegankelijkheid? Verwacht de Minister dat daardoor ook meer mensen mee zullen doen? Hoe wordt de doorgaande uniformering van de digitale keten duidelijk gemaakt aan de sector op een begrijpelijke manier? Welke ICT-ondersteuning hebben boeren en natuurorganisaties als ze er niet uit komen? Ook lezen deze leden met interesse over de voortzetting van het AGRO-ICT-overleg. Welke toezichthouders op het gebied van cybersecurity en privacy zijn er bij dit overleg betrokken? Welke rol heeft de AP en hoe wordt de Staatssecretaris voor Digitale Zaken betrokken? Is dataminimalisatie een doel bij het «stroomlijnen van databehoefte en dataverzameling»? Wordt data die overbodig blijkt vernietigd? Wat is de bewaartermijn van data die achteraf niet nodig blijkt? Sluiten de punten op het gebied van Artificial Intelligence (AI) in het Actieprogramma aan op de Kabinetsvisie Generatieve AI (Kamerstuk 2024Z00480), die recent is gepubliceerd? Hoe worden waakhonden zoals de AP betrokken bij het overleg over AI-gebruik in het agro-, natuur- en visserijdomein? Vindt de Minister het belangrijk dat de AP wordt betrokken?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben opmerkingen en vragen over hoofddoel C. Deze leden zijn het eens dat het opbouwen van digitale kennis noodzakelijk is. Wat wordt bedoeld met de zin dat «wordt uitgezocht hoe LNV ondersteuning kan bieden aan initiatieven zoals de Fruit Tech Campus en World Horti Center»? Wanneer is duidelijk op welke manieren dit soort initiatieven worden ondersteund? Hoe wordt Nederlandse data en kennis uitgewisseld met andere landen? Welke regels hanteert Nederland bij het delen van zulke grote hoeveelheden gegevens van nationale partijen met andere overheden? Ook lezen de leden over de kennisontwikkeling bij bedrijven. Welke workshops, trainingen en datawerkplekken worden nu gebruikt of opgezet om hier werk van te maken?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben opmerkingen en vragen over hoofddoel D. Volgens het Actieprogramma staat wet- en regelgeving digitalisering in de weg. Zijn de precieze delen van verschillende wetten waardoor digitalisering wordt belemmerd in beeld? Zo niet, wanneer zal dat wel zo zijn? Op welke termijn doet de Minister voorstellen om het beleid, waar nodig, hierop aan te passen? Kan de Minister toezeggen dat het wegnemen van belemmeringen niet ten koste zal gaan van privacy en veiligheid? Hoe wordt maatwerk geleverd bij boeren die melding doen van een casus waar zij niet uitkomen? Het valt deze leden op dat de passage in de brief «in Europees verband wil LNV verkennen of een werkgroep mogelijk is» op het gebied van internationale samenwerking erg vrijblijvend is. Wanneer is het duidelijk of dit kan? Gaat Nederland zo’n werkgroep dan ook opzetten? Verder zijn deze leden van mening dat het goed is als de Minister input levert bij de implementatiewetten die volgen uit Europese digitale wetgeving. Digitalisering raakt alle ministeries en zij moeten meedenken over het beleid. Hoe levert de Minister zijn zienswijze in dat verband en heeft dit al tot aanpassingen geleid in wetsvoorstellen die gaan over digitalisering? Deze leden zijn van mening dat «onderwerpen zoals cybersecurity, privacy en ethische aspecten van digitalisering» geen onderdeel van deze actie kunnen zijn, maar moeten zijn. Veiligheid, privacy en publieke waarden zijn een integraal onderdeel van digitalisering. Zal de Minister hier meer expliciet aandacht aan geven?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben opmerkingen en vragen over hoofddoel E. Deze leden lezen dat er wordt gekeken of aanvullende financiering nodig is. Er ligt echter al heel veel geld op de plank voor de landbouwtransitie. Hoeveel geld gaan de acties uit het Actieprogramma in totaal kosten, heeft de Minister genoeg aan de 52,7 miljoen euro uit het Transitiefonds landelijk gebied en natuur? Vanuit welke posten zou het budget voor digitalisering kunnen worden aangevuld? Heeft deze demissionaire Minister advies voor het nieuwe kabinet op dit punt? Heeft de onzekerheid van structurele financiering gevolgen voor de uitvoering van het Actieprogramma? Deelt de Minister de mening van deze leden dat financiering zoveel mogelijk binnen het bestaande LNV-budget moet worden gevonden? Hoe wordt hierin samen opgetrokken met de relevante bewindspersonen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), dat gaat over het verdienvermogen van Nederland?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben opmerkingen en vragen over hoofddoel F. Deze leden zijn van mening dat digitalisering niet kan zonder het eerst eens te worden over hoe de technologie werkt en waardevol kan worden toegepast. Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over de lessen die Nederland van andere landen leert over de digitalisering in de landbouw? Deze leden lezen dat dit programma mede tot stand is gekomen door een inventarisatie in de sector. Kan de Minister de geanonimiseerde verslagen van deze gesprekken delen? Wie maakten er deel uit van deze gesprekken? Welke partijen zijn vertegenwoordigd in de externe klankbordgroep?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben nog enkele vragen over het algoritmeregister. Deze leden hechten veel waarde aan transparante en toegankelijke informatie over hoe de overheid met (persoons)gegevens omgaat. Hoe maakt de Minister er werk van om deze algoritmes zo begrijpelijk mogelijk in het systeem te zetten? Op welke manier is de Staatssecretaris voor Digitale Zaken betrokken bij het inventariseren van alle algoritmes? Wat wordt op het departement van deze Minister gedaan als het een algoritme vindt dat onjuist wordt toegepast of onwenselijke gevolgen heeft? Op welke momenten wordt de Kamer geïnformeerd over het aanvullen van het algoritmeregister door de Minister?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie danken de betrokken ambtenaren voor het werk dat zij voor de Minister doen ter beantwoording van deze vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het LNV-Actieprogramma Digitalisering. Deze leden zijn hoopvol over de toekomst van digitalisering in de agrarische sector. Of het nu gaat om verduurzaming, verbetering van de efficiëntie of bijvoorbeeld verhoging van dierenwelzijn: digitale hulpmiddelen bieden kansen voor een sector die wereldwijd voorop blijft lopen door haar kennis en innovatiekracht.
Zo merken de leden van de VVD-fractie op dat een recente digitale ontwikkeling de verplichting om bij import en export van dierlijke mest het realtime Vervoersbewijs dierlijke mest (rVDM) te gebruiken is. Wat zijn tot op heden de ervaringen met dit systeem? Ziet de Minister noodzaak om verbeteringen of aanpassingen door te voeren? Een andere ontwikkeling is de versteviging van cameratoezicht in slachthuizen en daarbij het toekomstig gebruik van nieuwe technologie zoals sensortechnologie en kunstmatige intelligentie. De Minister heeft hiertoe een wetswijziging in voorbereiding. Wat is hier de stand van zaken en wanneer verwacht de Minister dit wetsvoorstel aan te bieden aan de Kamer?
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister voorts of hij kan aangeven wat de verwachte looptijd van het Actieprogramma digitalisering is en of hij een inschatting kan maken van de totale kosten die met de uitvoering daarvan gemoeid zijn. Voor de eerste twee jaar van het actieprogramma heeft het kabinet 52,7 miljoen euro beschikbaar gesteld uit het Transitiefonds landelijk gebied en natuur, maar deze leden hebben gelezen dat er in 2023 sprake was van onderuitputting. Wat zijn daarvan de belangrijkste oorzaken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het LNV-Actieprogramma Digitalisering. Deze leden hebben hierover geen vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het LNV-Actieprogramma Digitalisering. Deze leden begrijpen de wenselijkheid van een actieprogramma. Na het lezen van het actieprogramma hebben deze leden enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de BBB-fractie dat de Minister in het eerste hoofdstuk van het actieprogramma een aantal risico’s benoemt waarmee digitalisering gepaard gaat. Hij benoemt onder andere als risico het verlies van regie op eigen data voor de agrariër. Deze leden lezen in het vervolg van het actieprogramma hier niets over terug. Een van de hoofddoelen van het actieprogramma (hoofddoel C) is het versterken van cyberweerbaarheid, competenties en vaardigheden. Zelfs daar wordt het belang van het leren omgaan met het beheer en het belang van eigenaarschap over eigen data van agrariërs niet genoemd. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het risico op verlies van de regie op eigen data wordt geminimaliseerd? Deelt de Minister de mening dat agrariërs eigenaar zijn van hun eigen data? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat agrariërs eigenaar blijven van hun eigen data? Is de Minister bereid om de regie op eigen data ook toe te voegen aan bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, hoofddoel C?
De leden van de BBB-fractie willen meer weten over de sturing en monitoring door de Minister op het actieprogramma. Hoe geeft de Minister sturing aan het actieprogramma? Kan de Minister meer duidelijkheid verschaffen over de monitoring van dit actieprogramma? Op welke manier wordt er gemonitord, en geëvalueerd? Wanneer kan de Kamer een eerste evaluatie tegemoet zien komen?
De leden van de BBB-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van het feit dat er over het jaar 2023 een enorme onderuitputting heeft plaatsgevonden over de beschikbaar gestelde middelen. Kan de Minister deze onderuitputting nader toelichten? Heeft de Minister een verkeerde inschatting gemaakt? Kan de Minister vertellen wat er met het resterende bedrag gebeurt? Ook willen deze leden graag een inschatting van de Minister op de te verwachte totale kosten van dit actieprogramma. Wil de Minister hierop in gaan?
Tot slot hebben de leden van de BBB-fractie de volgende vraag. Heeft de Minister het actieprogramma voorgelegd aan de Staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering? Zo ja, wat was haar reactie daarop? Zo nee, waarom niet?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het LNV-Actieprogramma Digitalisering.
De leden van de PVV-fractie delen de mening dat er nu systemen niet compatible zijn met elkaar, waardoor de efficiëntie niet optimaal is. Het verbinden en vernieuwen van systemen zal ook een efficiëntieslag in de doorlooptijd van dataverwerking moeten geven, dit is zeker een aandachtspunt wat hierin moet worden meegenomen.
Dit is een van de knelpunten die reeds in de LNV-digitaliseringsvisie zijn gesignaleerd. Deze worden opgepakt in een tweetal acties onder hoofddoel B: «Data-uitwisseling en -verwerking», namelijk actie B6: Afspraken met leveranciers van software en hardware in de landbouw om interoperabiliteit te waarborgen, bij voorkeur via afspraken op EU-niveau of via keurmerken en whitelists op Business-to-business-niveau en B10: In kaart brengen wat door de huidige Europese wet- en regelgeving niet wordt gedekt en waar met name voor midden- en kleinbedrijf nog sectorspecifieke afspraken gemaakt moeten worden over de wijze waarop data wordt gedeeld en gebruikt.
Daarnaast is het in de optiek van deze leden wenselijk dat er bijvoorbeeld op het gebied van tellingen van flora en fauna een verbeterslag gemaakt wordt waarbij ook tellingen van bijvoorbeeld de Wildbeheereenheden (WBE’s) ook worden verwerkt in de database. Er zijn ongetwijfeld meerdere organisaties en eenheden die jaarlijks tellingen organiseren die nu nog niet als data worden verwerkt. Tellingen over de breedte in een sector geven een beter beeld en zal ook het nu vaak heersende beeld dat er een eenzijdige en soms onjuiste telling in de data wordt opgenomen veranderen. De leden van de PVV-fractie zien graag een reactie op de wens om een bredere dataverzameling op te nemen dan nu het geval is. Zie hierbij de verwijzing dat data van de WBE’s nu niet worden meegenomen.
Tevens zou hier wat deze leden betreft een monitoringsplatform aan moeten zijn gekoppeld dat op de verschillende domeinen de data inzichtelijk maakt en ook toegankelijk is voor de Kamer. Hierbij is het goed om jaarlijks de monitoring op de agenda te zetten in de Kamer.
Er wordt op verschillende manieren data verzameld, die voor verschillende doeleinden gebruikt worden. Alle organisaties en individuen kunnen natuurdata aanleveren aan de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Er wordt ook actief aan gewerkt om meer en breder gegevens op te nemen in de NDFF. Er is geen toelatingsprocedure tot de NDFF; de kwaliteit van individuele natuurwaarnemingen wordt geborgd met het validatieproces. De NDFF wordt wettelijk verankerd via de Omgevingswet en aangemerkt als een natuurregister. De data wordt daarmee toegankelijk voor iedereen, met uitzondering van vertrouwelijke data zoals persoonsgegevens en data van kwetsbare soorten. Daarmee is deze NDFF te beschouwen als het in de vraag bedoelde monitoringsplatform.
Wat betreft de wildbeheereenheden (WBE’s): het CBS heeft in 2013 gekeken naar de cijfers hiervan, met name tellingen van wildlijstsoorten, en was destijds van oordeel dat deze cijfers, onder meer vanwege de verschillen tussen wildbeheereenheden, ongeschikt zijn om landelijke trends mee te berekenen. Het telprotocol bleek ruimte te laten voor verschillende manieren van tellen, waardoor cijfers moeilijk te vergelijken en te combineren waren. Daarnaast ontbrak het aan een landelijk uniform validatieprotocol. Deze bevinding werd in 2018 bevestigd door BIJ121.
Het is waardevol dat ook geteld wordt door de WBE’s. Deze gegevens willen we in de toekomst graag gebruiken in aanvulling op de gegevens uit het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM). Daarom zijn in november 2023 de Jagersvereniging, het CBS en andere partners, in opdracht van LNV, een project gestart om de telprotocollen te analyseren en waar nodig aan te scherpen. Binnen dit project worden de telgegevens van de wildbeheereenheden onderworpen aan een validatieproces door het CBS. Dit project wordt naar verwachting eind 2024 opgeleverd. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Boswijk (CDA) c.s. (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 40) die oproept om samen met betrokken partijen te komen tot een wetenschappelijk gedragen wildsoortentelprotocol en analyse- en beoordelingssystematiek.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het LNV-Actieprogramma Digitalisering. Deze leden vinden de aandacht voor digitalisering op het niveau van het departement waardevol, omdat daarmee de razendsnelle ontwikkeling van technologie enigszins kan worden bijgehouden, de risico’s worden beperkt en de kansen worden benut. Deze leden merken op dat digitalisering in dienst moet staan van de samenleving, geen doel op zichzelf is en blijvend de aandacht verdient. Deze leden hebben verscheidene opmerkingen en vragen over het Actieprogramma.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben een paar algemene vragen. Zo heeft het twee jaar langer geduurd om dit stuk te ontvangen dan gepland. Wat zijn de gevolgen daarvan? Welke projecten zijn vertraagd?
Het Actieprogramma richt zich enerzijds op het starten van nieuwe acties, anderzijds biedt het een kader om lopende trajecten te versnellen, te intensiveren en te verbreden. Met het beschikbaar komen van de versnellingsmiddelen Transitie Landelijk Gebied is hiermee in 2023 een start gemaakt. Zo wordt een bijdrage geleverd aan het KPI-k traject door te zorgen dat de datagovernance daarbinnen op orde komt en wordt een Europees AI project binnen een test- en experimenteer omgeving ondersteund. Het versnellingsprogramma Digitalisering en Technologisering binnen het Groenpact heeft een extra impuls gekregen. Deze projecten hebben tot dusver geen vertraging opgelopen, omdat het een extra impuls betrof. Uiteindelijk zijn we 1 jaar later met de uitvoering van het Actieprogramma begonnen dan gepland. Maar omdat er in 2023 financiële middelen beschikbaar kwamen konden we al wel gelijk een vliegende start maken.
Daarnaast gaat het om acties die een domeindoorsnijdende impact beogen. Ze zijn daarmee flankerend en ondersteunend aan de transities waar LNV voor staat en geen doel op zich. Deze impact zal pas op langere termijn merkbaar zijn.
Op welke manier is de sector betrokken bij het maken van dit Actieprogramma en hoe zijn betrokken op de hoogte gehouden?
Vorig jaar is tijdens een sessie een brede groep uit diverse sectoren, zoals branche organisaties van agrariërs en toeleveranciers, kennisinstellingen en overheden, geïnformeerd en geconsulteerd over de vertaling van de Digitaliseringsvisie in het Actieprogramma. Voor een deel waren dat dezelfde partijen die ook een bijdrage hadden geleverd aan de Digitaliseringsvisie. Gedurende de verdere ontwikkeling van het programma zijn partijen tijdens sectorale bijeenkomsten, bijvoorbeeld van publiek-private samenwerkingsprojecten, geïnformeerd en hebben ze inbreng kunnen leveren. Bij de uitwerking van de acties in concrete projectvoorstellen zijn veelal meerdere van deze partijen betrokken.
Hoe hangt het Actieprogramma Digitalisering samen met andere kabinetsstukken op het gebied van digitalisering?
De brede inzet van het kabinet inzake digitalisering is vervat in de hoofdlijnenbrief digitalisering van 8 maart 2022 (Kamerstuk 26 643, nr. 842). In deze brief wordt de samenhang tussen de onderliggende rijksbrede beleidskaders als de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren, Strategie Digitale Economie, de Agenda Coalities voor de Digitale Samenleving en de Nederlandse Cybersecuritystrategie beschreven. De brief heeft oog voor zowel de kansen op diverse domeinen als de bedreigingen en risico’s van digitalisering.
Het Actieprogramma Digitalisering is een programma voor de specifieke domeinen landbouw, natuur en voedselkwaliteit waar ook de kansen en risico’s centraal staan. Dit is te beschouwen als een nadere domeinspecifieke uitwerking van de rijksbrede kaders door het Ministerie van LNV. De acties in het Actieprogramma zijn daarmee aanvullend op en samenhangend met de rijksbrede kabinetsstukken.
Hoe vaak wordt de Kamer geïnformeerd over de uitgaven en ontwikkelingen van dit programma? Is dit programma afgestemd met de Staatssecretaris voor Digitale Zaken en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)? Zo ja, op welke manier en wat was hun reactie?
De uitgaven worden via de reguliere kanalen gerapporteerd aan de Tweede Kamer; via de begroting en verantwoording daarvan. Over de voortgang en de ontwikkelingen in het programma zal ik uw Kamer tweejaarlijks via een aparte Kamerbrief informeren. Het Actieprogramma is niet formeel met de Staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering afgestemd, gezien de eigenstandige verantwoordelijkheid van het Ministerie van LNV voor het opstellen ervan.
Waar het van toepassing is wordt de input van de Staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering wel meegenomen in de verdere uitwerking van de acties in het programma. In interdepartementale overleggen worden deze punten, zoals ook tussen andere departementen, nader afgestemd en/of opgepakt. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) richt zich met name op bescherming van persoonsgegevens; het LNV Actieprogramma Digitalisering richt zich met name op niet-persoonlijke data. Eveneens is het niet gebruikelijk dat een individueel programma met de Autoriteit Persoonsgegevens wordt afgestemd.
Hoe zien de bewindspersonen hun eigen rol voor zich bij de digitalisering van de landbouw, en welke verantwoordelijkheid heeft de Staatssecretaris voor Digitale Zaken?
Wij zien onze rol bij digitalisering op ons beleidsterrein met name op het vlak van de invulling en prioritering van de rijksbrede beleidskaders. Het kan echter voorkomen dat een bepaalde context binnen onze domeinen aanvullende acties vraagt, bovenop de rijksbrede kaders/faciliteiten, dan wel dat onze beleidsdomeinen een nuance in de prioritering vragen. Wij zien het als onze rol om die domeinspecifieke randvoorwaarden binnen ons werkveld op orde te brengen. Uiteraard in afstemming en samenhang met de stelselverantwoordelijke departementen en bewindspersonen. Dat geldt voor digitalisering in de domeinen, alsook voor digitalisering binnen het ministerie zelf.
Wanneer is het Actieprogramma Digitalisering volgens de bewindspersonen een succes?
De succesfactoren hebben met name te maken met de sociaal-maatschappelijke, politiek-bestuurlijke en technische omslag die met een digitale transitie gepaard gaat. Voor de LNV-domeinen betekent dit dat digitalisering een positieve bijdrage levert aan de maatschappelijke opgaven zoals de verduurzaming van de landbouw, een robuuste natuur en een gezond voedselsysteem. Dit kan alleen als ook de randvoorwaarden en hoofddoelen die ik in het actieprogramma benoem, via de beoogde resultaten van de onderliggende acties, op orde komen. Dit wil aan de ene kant zeggen dat digitalisering aantoonbaar een bijdrage zal blijven leveren aan de gewenste transities in het agro-, natuur- en voedseldomein, bijvoorbeeld in kader van het vaststellen en volgen van de KPI-kringlooplandbouw met digitale data. Maar dat kan alleen als de context voor digitalisering zodanig is vormgegeven dat die kansen ook kunnen worden benut. Daarom is een meerjarige bestendiging van de uitvoering van dit programma nodig, zowel in financieel opzicht als in (uitvoerings)capaciteit.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie zullen hun opmerkingen en vragen per hoofddoel bespreken, te beginnen met hoofddoel A. Deze leden vinden het belangrijk om datametingen in het LNV-domein goed op elkaar af te stemmen, zodat de kwaliteit van datasets toeneemt. Het is echter van groot belang dat dataminimalisatie wordt gehanteerd om onnodige dataverzameling tegen te gaan. Hoe wordt de balans bewaakt tussen enerzijds het vergaren van genoeg gegevens om datasets betrouwbaar te maken en anderzijds het verzamelen van zo min mogelijk gegevens om dit doel te bereiken?
Wanneer nieuwe data nodig zijn voor overheidstaken zoals betalingen voor de nieuwe ecoregeling in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) wordt zoveel mogelijk ingezet op data die al bekend zijn bij de overheid (bijvoorbeeld via de Gecombineerde Opgave bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)). Het gaat bij hoofddoel A met name om het borgen van de kwaliteit, beschikbaarheid (bruikbaarheid) en toegankelijkheid van data. Bijvoorbeeld van data die al tussen bedrijven onderling wordt uitgewisseld. Samen met de acties onder hoofddoel B, die zich richten op het verbeteren van de datagovernance, heeft dit tot doel om te komen tot verdere dataminimalisatie.
Wordt het verzamelen van data die niet nodig blijkt ook stopgezet? Op welke vlakken wordt nu meer data verzameld dan nodig is en wat gebeurt daarmee? Welke risico’s zijn er bij het samenbrengen van zulke grote hoeveelheden gegevens in (meta)datasets die dan weer breed worden ingezet in de landbouwtransitie? Hoe blijven de gegevens van boerenbedrijven veilig?
Voor het stopzetten van dataverzameling gelden verschillende regels, afhankelijk van het type data en het doel waar het voor verzameld wordt. Voordat gegevens/data door de overheid verzameld worden moet er gekeken worden welke precieze informatiebehoefte er is en hoe die informatie (= databehoefte) opgebouwd moet worden. Daarvoor is tevens een wettelijke basis nodig. Hiermee wordt onnodig verzamelen van data voorkomen. Verzamelen-, verwerken-, en delen van data moeten altijd een specifieke doelbinding hebben. Hier zijn tevens bewaartermijnen aan gekoppeld. Voor dataverzameling tussen bedrijven gelden nu nog minder strikte richtlijnen; de Europese dataverordening zal daar een juridisch kader voor gaan bieden.
De risico’s van het samenbrengen van grote hoeveelheden gegevens in (meta)datasets hebben met name te maken met afhankelijkheid van dergelijke allesomvattende datasets, flexibiliteit van gegevensgebruik, en het borgen van de datakwaliteit en bruikbaarheid voor analyse. Het kan daarnaast een financiële uitdaging zijn om dergelijke grote datasets te beheren. In het actieprogramma richt LNV zich met name op het principe «data bij de bron», ofwel het Federatief Datastelsel. Binnen de overheid werken we daar naar toe via de Interbestuurlijke Datastrategie (Bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 797)
Met betrekking tot de veiligheid van agrarische bedrijfsgegevens hebben datahouders en verwerkers de verantwoordelijkheid om deze gegevens te beveiligen, volgens geldende beveiligingsrichtlijnen zoals de Netwerk- en Informatiebeveiligingsrichtlijn2. Eveneens ligt voor het beveiligen van data op het erf ook een grote rol bij de agrarisch ondernemer of natuurbeheerder zelf.
Deze leden lezen dat «samenwerking op het gebied van data, regelmatig privacy en veiligheidsvraagstukken zich mee [brengt], waar aan de voorkant over nagedacht moet worden.»
Zij vinden dit wel een erg vrijblijvende beschrijving van dit ingewikkelde dilemma. Welke privacykaders hanteert de overheid bij het ontwikkelen van meet- en monitoringssystemen? Is er een algemene richtlijn of wordt dit per project vastgesteld? Hoe worden persoonsgegevens van individuele ondernemers en gevoelige bedrijfsgegevens afgeschermd?
De wet en regelgeving op zowel Europees- als nationaal niveau, zoals de General Data Protection Regulation, Data Services Act, Data Governance Act, Algemene Verordening Gegevensbescherming, et cetera zijn hiervoor bepalend. Deze verkleinen zo niet voorkomen de risico’s die bij het gebruik van grote hoeveelheden gegevens kunnen optreden. Iedere partij die data verzamelt, verwerkt en/of deelt is verantwoordelijk voor het naleven van deze wet- en regelgeving en moet altijd kunnen aantonen dat de partij volgens deze wet- en regelgeving opereert.
Over het punt van open data vragen deze leden zich af hoe de Wet implementatie open data de digitalisering in de landbouw gaat helpen. Kan dit worden toegelicht?
De Wet implementatie open data geeft actoren in de agro-natuursector toegang tot bepaalde categorieën van economisch zeer waardevolle datasets die in het bezit zijn van overheidsinstellingen of die zijn gecreëerd met overheidsgeld en die kunnen worden hergebruikt voor commerciële en niet-commerciële doeleinden. Dit is vooral in het voordeel van kleine en middelgrote ondernemingen die vaak niet over de middelen of de onderhandelingspositie beschikken om deze informatie op een andere manier te verkrijgen. Denk bijvoorbeeld aan het beschikbaar maken van satellietdata ten behoeve van precisielandbouw.
Wat betekent het dat «Nederlandse betrokken gewenst [is] bij het opzetten van de European Green Deal Data Space en de European Agricultural Data Space»? Bij wie bestaat die wens en is Nederland inderdaad bereid hier betrokken bij te zijn? Op welke manier?
De Europese Commissie financiert de ontwikkeling van veilige en betrouwbare infrastructuren (bijv. de EU Agriculture Data Space via het Digital Europe programma) voor het delen van en toegang tot gegevens op basis waarvan nieuwe goederen en diensten kunnen worden gecreëerd voor de verbetering van de economische en milieuprestaties van de landbouwsector. De visie van de EU is om een infrastructuur te creëren die lokale online platforms (bijv. JoinData in Nederland) met elkaar verbindt en partijen in staat stelt om gegevens te delen met behulp van geharmoniseerde regels, normen en gemeenschappelijke specificaties. Om deze visie te laten werken, is het nodig dat een diversiteit aan initiatieven, partijen en landen samenwerken.
Nederlandse bedrijven en onderzoeksinstellingen ontwikkelen en gebruiken al gegevensuitwisselingsdiensten met het specifieke doel om gegevens beschikbaar te stellen aan de landbouwsector ter ondersteuning van de prioritaire acties van de Green Deal op het gebied van klimaatverandering, circulaire economie, biodiversiteit, ontbossing, nulvervuiling en nalevingsgarantie.
De levering van digitale diensten is in toenemende mate onderworpen aan Europese wetgeving die op geharmoniseerde wijze moet worden toegepast. Het Digital Europe Programme en de deelname van LNV aan het Horizon Europe partnerschap «Agriculture of Data» draagt daar aan bij.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben opmerkingen en vragen over hoofddoel B. Wat wordt precies bedoeld met het volgende: «het is daarom van belang dat er meer ingezet wordt op internationale afspraken over interoperabiliteit en dat leveranciers van software/data die internationaal opereren worden gestimuleerd om producten af te stemmen.» Dit vinden deze leden nogal vrijblijvend. Kan concreet worden gemaakt welke acties hieraan zijn verbonden? Wat bedoelen zij met «inzet op internationale afspraken» en het «stimuleren om producten af te stemmen»? Hoe gaan zij deze punten uitvoeren?
Veel nieuwe datagedreven agrarische technologie die in Nederland wordt gebruikt wordt gefabriceerd in het buitenland. Om invloed te kunnen uitoefenen op datastandaarden die internationaal worden ontwikkeld is actieve inzet nodig in Europese kaders. Datastandaardisatie is ook onderdeel van het nieuwe Europese partnerschap Agriculture of Data in het Horizon Europe programma. LNV gaat actief deelnemen aan dit partnership. Daarnaast oriënteert LNV zich op deelname in de Nederlandse normcommissie voor nieuwe ISO-standaarden op dit vlak.
Ook onderstrepen deze leden de complexiteit van data-aanlevering vanuit de boerensector. Vaak moet men informatie dubbel aanleveren, wat leidt tot onnodig ingewikkelde procedures die het vertrouwen in de overheid schaden. Hoe gaat de overheid het aanleveren van data aan de kant van de betrokken bedrijven en personen makkelijker maken?
De administratieve last die agrarische bedrijven ervaren is niet beperkt tot alleen de overheid. Het actieprogramma heeft daarom ook een bredere insteek dan alleen business-to-government data-uitwisseling; ook het data-ecosysteem tussen bedrijven kan beter. Om verzwaring van de administratie te minimaliseren, is het belangrijk om integraal aandacht te besteden aan interoperabiliteit en standaardisering in de agrofoodketen. Maar ook is aandacht nodig voor interoperabiliteit, uitwisselbaarheid en herbruikbaarheid tussen systemen binnen de overheid, en tussen bedrijfsleven en overheid. Uiteraard binnen de geldende wettelijke kaders omtrent doelbinding, privacy, veiligheid en bewaartermijnen. Het is dus van belang om goed te kijken welke data al bestaat, beschikbaar en bruikbaar is, wanneer een nieuwe vraag om data-aanlevering zich aandient. Dat geldt ook bij het bouwen van nieuwe platforms, dashboards en registratiesystemen, die soms onder grote druk moeten worden gerealiseerd. Onder hoofddoel B «data-uitwisseling en verwerking» werk ik aan dit aspect van digitalisering, met name via acties B7 tot en met B11.
Welke doelen worden er gesteld voor toegankelijkheid? Verwacht de Minister dat daardoor ook meer mensen mee zullen doen?
In hoofddoel A staat het vergroten van toegankelijkheid en bruikbare data centraal. De acties die binnen dit hoofddoel worden geformuleerd zijn randvoorwaardelijk om meerdere partijen over te halen om mee te doen, maar zijn met name gericht op het technisch toegankelijk maken van open(bare) data voor verwerking en analyse. Ook acties binnen andere hoofddoelen zijn op toegankelijkheid gericht, zoals die onder hoofddoel B die gaan over het verbeteren van data-uitwisseling en -delen, en onder hoofddoel C over het ondersteunen van verhoging digitale competenties en vaardigheden.
Hoe wordt de doorgaande uniformering van de digitale keten duidelijk gemaakt aan de sector op een begrijpelijke manier?
Een gebrek aan uniformering van datavraag en datagebruik is één van de oorzaken waardoor de digitale keten onduidelijk, complex en soms onbegrijpelijk is. Dit is een duidelijk knelpunt dat in het Actieprogramma wordt meegenomen binnen actie B7. Door enerzijds in te zetten op samenwerking met het primaire werkveld en de daaraan gerelateerde (keten)partijen en anderzijds te werken aan de verdere ontwikkeling van digitale competenties (bijvoorbeeld via het groene onderwijs) wordt de noodzaak van uniformering uitgelegd en die uitlegbaarheid geborgd. Daarnaast omvat www.kennisonline.nl informatie over WUR-onderzoeksprojecten die mede door LNV zijn gefinancierd, zoals beleidsondersteunend onderzoek, publiek-private samenwerkingen en kennisbasis-onderzoeken, ook op datagedreven en high-tech ontwikkelingen.
Welke ICT-ondersteuning hebben boeren en natuurorganisaties als ze er niet uit komen?
Voor digitale applicaties die door de markt geleverd worden is de leverancier verantwoordelijk voor de ondersteuning. Maar soms is dat onvoldoende. In de Nationale Proeftuin Precisielandbouw (NPPL) worden deelnemende agrariërs daarom extra ondersteund door NPPL-adviseurs van Wageningen Research om onder andere ICT-vraagstukken te helpen oplossen. Indien o.a. agrariërs digitaal contact met de RVO zoeken, voor bijvoorbeeld het indienen van de Gecombineerde opgave of aanvragen voor subsidies, is bij de RVO een helpdesk beschikbaar.
Ook lezen deze leden met interesse over de voortzetting van het AGRO-ICT-overleg. Welke toezichthouders op het gebied van cybersecurity en privacy zijn er bij dit overleg betrokken? Welke rol heeft de AP en hoe wordt de Staatssecretaris voor Digitale Zaken betrokken?
Het Agro-ICT overleg bestond tot begin 2020 en was een informeel directeurenoverleg tussen LNV, RVO en private (koepel)partijen in de agrofood sector. De aard van het overleg was met name het jaarlijks bespreken van aankomende beleidsinitiatieven en de harmonisatie met (en impact op) agro-ict-systemen. Het was daarnaast een agenderend overleg, waarin knelpunten op digitaal vlak bij de implementatie van nieuwe richtlijnen en regelingen konden worden aangekaart, zowel vanuit de overheid als vanuit private partijen. Een toezichthouder was in dit overleg niet betrokken. In de voorgenomen voortzetting van het overleg, mogelijk in de vorm van een formeler Informatieberaad Landbouw en Natuur, zullen de thema’s cybersecurity en privacy expliciet meegenomen worden. Binnenkort start een nadere verkenning naar het opzetten van een dergelijk beraad waarin ook een mogelijke rol van toezichthouders zal worden meegenomen.
De Staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering is op dit moment niet betrokken bij de uit te voeren verkenning danwel het instellen van een Informatieberaad Landbouw en Natuur, omdat het een domeinspecifiek initiatief betreft. Wanneer het ontwerp van het Informatieberaad nader vorm krijgt wordt de verbinding gelegd en afstemming gezocht met rijksbrede beleidskaders zoals de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren, Strategie Digitale Economie, Agenda Coalities voor de Digitale Samenleving en de Nederlandse Cybersecuritystrategie.
Is dataminimalisatie een doel bij het «stroomlijnen van databehoefte en dataverzameling»? Wordt data die overbodig blijkt vernietigd? Wat is de bewaartermijn van data die achteraf niet nodig blijkt?
Dataminimalisatie is geen doel op zich. Voor persoonsgegevens wordt de AVG gevolgd. Voor andere type gegevens gelden de wettelijke verplichte minimale en maximale bewaartermijnen, rekening houdend met belangenafweging.
Sluiten de punten op het gebied van Artificial Intelligence (AI) in het Actieprogramma aan op de Kabinetsvisie Generatieve AI (Kamerstuk 26 643, nr. 1125), die recent is gepubliceerd? Hoe worden waakhonden zoals de AP betrokken bij het overleg over AI-gebruik in het agro-, natuur- en visserijdomein? Vindt de Minister het belangrijk dat de AP wordt betrokken?
De actie van het Actieprogramma over Artificial Intelligence (AI) gaat met name over het benutten van de kansen van AI in den brede voor de maatschappelijk opgaven waar LNV voor staat. In lopende uitwerking van deze actie is expliciet aandacht voor de ethische, wettelijke en sociale aspecten (ELSA). Dit is in lijn met de Kabinetsvisie Generatieve AI waar zowel aandacht is voor de kansen als de risico’s. Ook op het punt van samenwerking tussen overheid, wetenschap en bedrijfsleven op het gebied van AI zijn de acties van het Actieprogramma in lijn met die van deze kabinetsvisie.
Het is niet gebruikelijk dat de AP bij dit soort programma’s wordt betrokken. Dit neemt niet weg dat de AP een belangrijke stakeholder kan zijn voor het ontwikkelen van een verantwoorde AI waar het gaat om eerlijk en wettelijk gebruik van persoonlijke data als toezichthouder op de AVG. Binnen een lopend project van het Actieprogramma over de Ethical, Legal and Social Aspects of AI wordt nader verkend of, en zo ja, hoe de AP kan worden betrokken.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben opmerkingen en vragen over hoofddoel C. Deze leden zijn het eens dat het opbouwen van digitale kennis noodzakelijk is. Wat wordt bedoeld met de zin dat «wordt uitgezocht hoe LNV ondersteuning kan bieden aan initiatieven zoals de Fruit Tech Campus en World Horti Center»? Wanneer is duidelijk op welke manieren dit soort initiatieven worden ondersteund?
We verkennen of het haalbaar is om de nationale subsidieregeling «Samenwerken aan Innovatie (EIP)» aan te vullen met een categorie «Digitalisering». Met deze regeling worden samenwerkingsverbanden ondersteund bij het (door)ontwikkelen van innovaties uit de landbouwsector die bijdragen aan de transitie naar een duurzame en toekomstbestendige landbouw. Een deel van de acties in het Actieprogramma, waaronder de actie C14, zou hier mogelijk onder kunnen vallen. Daarnaast wordt in deze regeling gewerkt aan de totstandkoming van gebiedsgerichte fieldlabs, die eveneens een rol vervullen in de toepassing en implementatie van nieuwe (teelt)systemen en technologie. In de eerste openstelling van de EIP-regeling werd ondersteuning geboden aan partijen die reeds bezig zijn met de opbouw van digitale kennis. Deze initiatieven kijken specifiek naar hoe (digitale) kennis en innovaties kunnen bijdragen aan nieuwe bedrijfssystemen die werken aan de NPLG doelen.
Hoe wordt Nederlandse data en kennis uitgewisseld met andere landen? Welke regels hanteert Nederland bij het delen van zulke grote hoeveelheden gegevens van nationale partijen met andere overheden?
Data en kennis zijn twee verschillende zaken. Kennis slaat vaak neer in nieuwe producten (goederen en diensten zoals bijvoorbeeld nieuwe stalsystemen of nieuwe rassen) die internationaal verhandeld kunnen worden. Uitwisselen van data met andere landen gebeurt in het algemeen in consortia waarin verschillende landen participeren en hun data bijeen brengen om bijv. op Europees niveau scenario’s door te rekenen. Dit gebeurt veelal in opdracht van internationale partijen zoals de Europese Commissie, Wereldbank of FAO. Ook zijn er een aantal voorbeelden waarbij onder regie van de Europese Commissie lidstaten data aanleveren voor het monitoren van bijvoorbeeld het GLB. Hierbij worden de geldende wettelijke kaders nageleefd. Belangrijk daarbij is de toestemming van de bronhouders.
Ook lezen de leden over de kennisontwikkeling bij bedrijven. Welke workshops, trainingen en datawerkplekken worden nu gebruikt of opgezet om hier werk van te maken?
Via het Groenpact Versnellingsprogramma Digitalisering en Technologie worden onderwijsinstellingen ondersteund om digitale competenties bij studenten in alle lagen van het groene onderwijs te vergroten. Daarnaast wordt via de Nationale Proeftuin Precisielandouw aandacht besteed aan het leren werken met datagedreven innovaties. De Boerderij van de Toekomst faciliteert ook tal van workshops en bijeenkomsten om agrarische bedrijven hierin te ondersteunen. Voor digitale applicaties die worden geleverd door de markt is de leverancier verantwoordelijk voor ondersteuning.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben opmerkingen en vragen over hoofddoel D. Volgens het Actieprogramma staat wet- en regelgeving digitalisering in de weg. Zijn de precieze delen van verschillende wetten waardoor digitalisering wordt belemmerd in beeld? Zo niet, wanneer zal dat wel zo zijn?
De Nationale Proeftuin Precisielandbouw en enkele uitvoeringsorganisaties van de ministeries EZK/LNV hebben in kaart gebracht in welke gevallen het gebruik van digitale oplossingen in het agro-natuurdomein belemmerd wordt. Uitvoerende organisaties lopen in de praktijk soms tegen wettelijke beperkingen aan. Voordat gestart kan worden met een traject tot wetswijziging, is wetenschappelijk onderzoek nodig om aan te tonen dat het verwachte voordeel reëel is en dat de voorgestelde nieuwe aanpak de geest van de wet respecteert. De identificatie van gevallen hangt ook af van de technologische ontwikkeling en de mogelijkheden die deze biedt. Daarom is het nog niet mogelijk om een tijdlijn aan te geven.
Op welke termijn doet de Minister voorstellen om het beleid, waar nodig, hierop aan te passen? Kan de Minister toezeggen dat het wegnemen van belemmeringen niet ten koste zal gaan van privacy en veiligheid? Hoe wordt maatwerk geleverd bij boeren die melding doen van een casus waar zij niet uitkomen?
Op dit moment is nog niet bekend wanneer er voorstellen komen om de bestaande wet- en regelgeving aan te passen. Voordat aanpassingen worden voorgesteld, is wetenschappelijk bewijs nodig dat de digitale innovatie de resultaten kan verbeteren of in ieder geval gelijk kan trekken met wat nu wettelijk is voorgeschreven. Privacy, de bescherming van persoonsgegevens en veiligheid worden in dit proces terdege in acht genomen. Onderdeel van actie D17 (wettelijke obstakels in kaart brengen) is het organiseren van de mogelijkheid voor landbouwers om gevallen te melden waarin de bestaande wet het gebruik van digitale innovaties niet toestaat.
Het valt deze leden op dat de passage in de brief «in Europees verband wil LNV verkennen of een werkgroep mogelijk is» op het gebied van internationale samenwerking erg vrijblijvend is. Wanneer is het duidelijk of dit kan? Gaat Nederland zo’n werkgroep dan ook opzetten?
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) start dit jaar nog met een verkenning naar de mogelijkheden om een dergelijke werkgroep gericht op monitoring en handhaving op EU-niveau in te stellen. Daarnaast is LNV op dit moment bezig met het vormgeven van een Horizon Europe partnerschap op het gebied van data en landbouw («Agriculture of Data partnership»). Een van de hoofddoelen van het partnerschap is het versterken van de capaciteit voor beleidsmonitoring en -evaluatie. Dit zal worden bereikt via onderzoeks- en innovatieactiviteiten gericht op het ontwikkelen van technologische oplossingen, het identificeren van wettelijke obstakels (en het voorstellen van oplossingen), en het opbouwen van de benodigde vaardigheden. Binnen het toekomstige partnerschap heeft LNV de leiding over de werkgroep die verantwoordelijk is voor het ondersteunen van projecten op het gebied van ethische, juridische en sociale aspecten en capaciteitsopbouw. Via dit werkpakket kan LNV relevante initiatieven ondersteunen in samenwerking met andere landen.
Verder zijn deze leden van mening dat het goed is als de Minister input levert bij de implementatiewetten die volgen uit Europese digitale wetgeving. Digitalisering raakt alle ministeries en zij moeten meedenken over het beleid. Hoe levert de Minister zijn zienswijze in dat verband en heeft dit al tot aanpassingen geleid in wetsvoorstellen die gaan over digitalisering?
LNV levert input op de implementatie van de wetten die volgen uit de Europese digitale wetgeving (bijv. de Dataverordening en de AI-verordening). Bij nieuwe voorstellen voor beleid en regelgeving wordt de interdepartementale werkgroep ter «Beoordeling van Nieuwe Commissievoorstellen» (BNC) ingezet om tot een concept Nederlands standpunt te komen. Maar ook in specifieke werkgroepen, zoals voor de Dataverordening en AI-verordening, is LNV vertegenwoordigd. De ministeries krijgen ook de gelegenheid om hun visie te geven op de implementatiewetten en waar mogelijk wijzigingen aan te vragen. LNV neemt actief deel aan dit proces. Hierbij moet worden opgemerkt dat de Europese digitale wetten horizontaal (en niet sectoraal) van toepassing zijn.
Deze leden zijn van mening dat «onderwerpen zoals cybersecurity, privacy en ethische aspecten van digitalisering» geen onderdeel van deze actie kunnen zijn, maar moeten zijn. Veiligheid, privacy en publieke waarden zijn een integraal onderdeel van digitalisering. Zal de Minister hier meer expliciet aandacht aan geven?
Waar relevant zullen deze aspecten expliciet onderdeel zijn van 1 of meerdere acties. Met de aandacht voor de Ethical, Legal and Social aspects (ELSA) rond AI zijn deze aspecten voor een deel gedekt. Ook zie ik deze aandacht terug in EU wet- en regelgeving.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben opmerkingen en vragen over hoofddoel E. Deze leden lezen dat er wordt gekeken of aanvullende financiering nodig is. Er ligt echter al heel veel geld op de plank voor de landbouwtransitie. Hoeveel geld gaan de acties uit het Actieprogramma in totaal kosten, heeft de Minister genoeg aan de 52,7 miljoen euro uit het Transitiefonds landelijk gebied en natuur? Vanuit welke posten zou het budget voor digitalisering kunnen worden aangevuld? Heeft deze demissionaire Minister advies voor het nieuwe kabinet op dit punt? Heeft de onzekerheid van structurele financiering gevolgen voor de uitvoering van het Actieprogramma?
Deelt de Minister de mening van deze leden dat financiering zoveel mogelijk binnen het bestaande LNV-budget moet worden gevonden?
Hoofddoel E richt zich met name op de rol van digitalisering in een sterker verdienvermogen, nieuwe verdienmodellen en de ondersteuning van die ontwikkeling in de verschillende LNV-domeinen. Met «aanvullende financiering» bedoel ik het verkennen of LNV de onrendabele top van investeringen in innovatieve digitale technologie, zoals robotica, software-abonnementen of sensoren, kan helpen overbruggen.
Een deel van het toegezegde bedrag uit het Transitiefonds bestemd voor het actieprogramma digitalisering is gereserveerd voor de acties in hoofddoel E. Besluitvorming over aanvullende middelen is aan een volgend kabinet. Met de nu beschikbare middelen kan ik een impuls geven aan het actieprogramma. Of het programma doorgezet kan worden en met welke ambitie is afhankelijk van besluitvorming over aanvullende middelen. Deze besluitvorming is aan een volgend kabinet.
Hoe wordt hierin samen opgetrokken met de relevante bewindspersonen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), dat gaat over het verdienvermogen van Nederland?
Er wordt op diverse wijze met het Ministerie van EZK samengewerkt. Bijvoorbeeld op het gebied van kennis en innovatie. In relatie tot het verdienvermogen van agrariërs is het Ministerie van EZK o.a. via een aanpalende traject «normeren en beprijzen» indirect betrokken in de Kritische Prestatie-Indicatoren Kringlooplandbouw-aanpak (KPI-k). Deze KPI-k aanpak is gericht is op het ontwikkelen van één gemeenschappelijke taal als het gaat om het verduurzamen van de Landbouw met behulp van een set van kritische prestatie-indicatoren. Met de inzet van data, wetenschappelijk onderbouwde rekenregels kunnen boeren op deze KPI’s scoren en al dan niet worden beloond of gebruik maken van (Europese) subsidies.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben opmerkingen en vragen over hoofddoel F. Deze leden zijn van mening dat digitalisering niet kan zonder het eerst eens te worden over hoe de technologie werkt en waardevol kan worden toegepast. Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over de lessen die Nederland van andere landen leert over de digitalisering in de landbouw?
In de tweejaarlijkse periodieke voortgangsrapportage over het Actieprogramma Digitalisering aan uw Kamer zal LNV de relevante internationale ervaringen opnemen. Daarbij zullen de rapportages uit het RVO-jaarverslag over de innovatiemissies, waar digitalisering het afgelopen jaar voor LNV een van de prioritaire thema’s was, worden meegenomen.
Deze leden lezen dat dit programma mede tot stand is gekomen door een inventarisatie in de sector. Kan de Minister de geanonimiseerde verslagen van deze gesprekken delen? Wie maakten er deel uit van deze gesprekken? Welke partijen zijn vertegenwoordigd in de externe klankbordgroep?
De in het actieprogramma bedoelde inventarisatie was gericht op het in kaart brengen van lopende activiteiten en programma’s binnen LNV, RVO en NVWA, die een relatie hebben met digitalisering in de context van de digitaliseringsvisie. De reden van deze inventarisatie was om te signaleren welke dossierdoorsnijdende thema’s er op dat moment speelden. Dit betreft dus géén inventarisatie in de domeinen zelf. Deze interne inventarisatie is opgesteld op grond van een deskstudie en een interne uitvraag van lopende projecten met een digitale component binnen het Ministerie van LNV. Hier zijn dus geen gespreksverslagen van.
In januari 2023 is een brede informatie- en consultatiebijeenkomst georganiseerd, waar meerdere partijen uit diverse domeinen, ketenpartijen, technologie-aanbieders, branche-organisaties, wetenschappers, (mede)-overheden en maatschappelijke organisaties input hebben geleverd op de concept-acties in het Actieprogramma. De notities op flapovers van deze gesprekken tijdens de bijeenkomst zijn vervolgens direct verwerkt in de definitieve acties. Er is geen verslag gemaakt. Voor de externe klankbordgroep wil LNV een afspiegeling van bovengenoemde partijen uitnodigen als uitgangspunt. Maar ook andere partijen zijn van harte welkom om zich hierbij aan te sluiten; hiervoor kunnen zij zich aanmelden via het in het actieprogramma genoemde emailadres.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben nog enkele vragen over het algoritmeregister. Deze leden hechten veel waarde aan transparante en toegankelijke informatie over hoe de overheid met (persoons)gegevens omgaat. Hoe maakt de Minister er werk van om deze algoritmes zo begrijpelijk mogelijk in het systeem te zetten?
Net als de leden van GroenLinks-PvdA hecht ik veel waarde aan transparantie en toegankelijkheid van informatie. Zoals aangegeven in de kamerbrief van 22 december 2023 (Kamerstuk 26 643, nr. 1115) is de kwaliteit van registratie daarom belangrijk voor mij. Momenteel werkt LNV aan kaders voor het algoritme-registratieproces. Daarbij gaat LNV regelmatig met de uitvoeringsdiensten zoals RVO en NVWA in gesprek over de kwaliteit van registratie. Een belangrijk onderdeel van deze kwaliteit is de begrijpelijkheid.
Op welke manier is de Staatssecretaris voor Digitale Zaken betrokken bij het inventariseren van alle algoritmes?
De ministeries, dus ook LNV, hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het inventariseren van alle algoritmes. De Staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering faciliteert, vanuit haar coördinerende rol, regelmatig interbestuurlijke overleggen over de vulling van het algoritmeregister. In dat overleg worden uitdagingen besproken en de verschillende aanpakken van overheidsorganisaties met elkaar gedeeld. Eén van de onderwerpen die besproken wordt is het inventariseren van alle algoritmes.
Wat wordt op het departement van deze Minister gedaan als het een algoritme vindt dat onjuist wordt toegepast of onwenselijke gevolgen heeft?
Op dit moment is binnen ons departement nog geen algoritme gevonden dat onjuist wordt toegepast of onwenselijke gevolgen heeft. Mocht dat wel gebeuren dan is het hoofd van dienst verantwoordelijk voor verantwoord algoritmegebruik. In een uiterst geval is het mogelijk dat een algoritme uit productie wordt genomen.
Op welke momenten wordt de Kamer geïnformeerd over het aanvullen van het algoritmeregister door de Minister?
In lijn met de motie Dekker-Abdulaziz (Kamerstuk 36 360 VI, nr. 14) wordt de kamer jaarlijks geïnformeerd over het aanvullen van het algoritmeregister. LNV zal hiervoor onze bijdrage leveren aan de rapportage van Chief Information Office Rijk (CIO Rijk).
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie danken de betrokken ambtenaren voor het werk dat zij voor de Minister doen ter beantwoording van deze vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het LNV-Actieprogramma Digitalisering. Deze leden zijn hoopvol over de toekomst van digitalisering in de agrarische sector. Of het nu gaat om verduurzaming, verbetering van de efficiëntie of bijvoorbeeld verhoging van dierenwelzijn: digitale hulpmiddelen bieden kansen voor een sector die wereldwijd voorop blijft lopen door haar kennis en innovatiekracht.
Zo merken de leden van de VVD-fractie op dat een recente digitale ontwikkeling de verplichting om bij import en export van dierlijke mest het realtime Vervoersbewijs dierlijke mest (rVDM) te gebruiken is. Wat zijn tot op heden de ervaringen met dit systeem? Ziet de Minister noodzaak om verbeteringen of aanpassingen door te voeren?
De ervaringen met het digitale systeem rVDM zijn positief vanwege de verbeterde kwaliteit en de betrouwbaarheid van de gegevens in vergelijking met de eerdere verantwoording van de gegevens met het papieren vervoersbewijs. Het systeem is in nauwe samenwerking met de sector tot stand gekomen met als doel dat dierlijke mest op een verantwoorde manier wordt vervoerd en niet naleving van regelgeving voorkomen wordt. Ook de sectorpartijen zijn positief over het systeem. Met het rVDM voeren de vervoerders alle administratieve handelingen rondom het transport van mest volledig digitaal uit en is het niet meer nodig om papieren documenten te bewaren. Daarnaast worden alle ingevoerde gegevens direct gecontroleerd, zodat er minder fouten gemaakt worden. Gezamenlijk met de sectorpartijen blijf ik de werkbaarheid en de robuustheid van het systeem volgen en daar waar dit noodzakelijk is zal ik aanpassingen en verbeteringen doorvoeren.
Een andere ontwikkeling is de versteviging van cameratoezicht in slachthuizen en daarbij het toekomstig gebruik van nieuwe technologie zoals sensortechnologie en kunstmatige intelligentie. De Minister heeft hiertoe een wetswijziging in voorbereiding. Wat is hier de stand van zaken en wanneer verwacht de Minister dit wetsvoorstel aan te bieden aan de Kamer?
Het wetsvoorstel cameratoezicht in slachthuizen en verzamelcentra zal in het eerste kwartaal 2024 worden aangeboden voor internetconsultatie. Vervolgens zal het wetsvoorstel worden behandeld in de ministerraad en worden aangeboden aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Ook moet worden voldaan aan een drie maanden durende standstill als gevolg van notificatie bij de Europese Commissie. Dit betekent dat het wetsvoorstel eind 2024 of begin 2025 zal worden aangeboden aan de Tweede Kamer.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister voorts of hij kan aangeven wat de verwachte looptijd van het Actieprogramma digitalisering is en of hij een inschatting kan maken van de totale kosten die met de uitvoering daarvan gemoeid zijn.
Het kabinet heeft in november 2022 middelen beschikbaar gesteld voor 2023 en 2024 vooruitlopend op en ter ondersteuning van de gebiedsprogramma’s en no-regretmaatregelen die de transitie van de landbouw een impuls geven. Met de nu beschikbare middelen kan ik een impuls geven aan het actieprogramma. Of het programma doorgezet kan worden en met welke ambitie is afhankelijk van besluitvorming over aanvullende middelen. Deze besluitvorming is aan een volgend kabinet.
Voor de eerste twee jaar van het actieprogramma heeft het kabinet 52,7 miljoen euro beschikbaar gesteld uit het Transitiefonds landelijk gebied en natuur, maar deze leden hebben gelezen dat er in 2023 sprake was van onderuitputting. Wat zijn daarvan de belangrijkste oorzaken?
Ten tijde van het toekennen van de middelen voor digitalisering was het Actieprogramma nog niet formeel afgrond en dus nog niet in de uitvoeringsmodus gekomen. Het formeel afronden en het daadwerkelijk opstarten van het Actieprogramma heeft de nodige capaciteit en tijd gevraagd. Ook was het, gezien de onzekerheden rond het bereiken van een mogelijk landbouwakkoord (gekoppeld aan de middelen uit het op te richten Transitiefonds) en de demissionaire status van het kabinet, niet mogelijk om het afgelopen jaar langetermijnverplichtingen aan te gaan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het LNV-Actieprogramma Digitalisering. Deze leden hebben hierover geen vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het LNV-Actieprogramma Digitalisering. Deze leden begrijpen de wenselijkheid van een actieprogramma. Na het lezen van het actieprogramma hebben deze leden enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de BBB-fractie dat de Minister in het eerste hoofdstuk van het actieprogramma een aantal risico’s benoemt waarmee digitalisering gepaard gaat. Hij benoemt onder andere als risico het verlies van regie op eigen data voor de agrariër. Deze leden lezen in het vervolg van het actieprogramma hier niets over terug.
Door inzet van digitale technologie zoals precisielandbouw ontstaan nieuwe datastromen op het boerenbedrijf. Datastromen waar de boer in veel gevallen geen regie over heeft. Dit kan risico’s en afhankelijkheden opleveren voor de boer. Het Actieprogramma richt zich via hoofddoel B met name op de randvoorwaarden om die regie op orde te krijgen.
Een van de hoofddoelen van het actieprogramma (hoofddoel C) is het versterken van cyberweerbaarheid, competenties en vaardigheden. Zelfs daar wordt het belang van het leren omgaan met het beheer en het belang van eigenaarschap over eigen data van agrariërs niet genoemd. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het risico op verlies van de regie op eigen data wordt geminimaliseerd?
Toenemende automatisering van agrarische bedrijfsprocessen veroorzaakt nieuwe datastromen op het bedrijf en in de keten. Voor een ondernemer is het noodzakelijk regie te houden op toegang en gebruik van bedrijfseigen data door derden, zodat de ondernemer de toegevoegde waarde van data ook kan benutten voor de eigen bedrijfsvoering. Via het actieprogramma Digitalisering en in samenwerking met sectorpartijen werkt LNV met diverse partijen aan een roadmap voor het versterken van de datapositie van de ondernemer. De uitvoering van deze roadmap wordt dit voorjaar in gang gezet (zie ook volgende vraag). Daarnaast ondersteun ik het Groenpact Versnellingsprogramma Digitalisering en Technologie waarmee studenten in het groene onderwijs geholpen worden om digitaal vaardiger te worden.
Deelt de Minister de mening dat agrariërs eigenaar zijn van hun eigen data? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat agrariërs eigenaar blijven van hun eigen data? Is de Minister bereid om de regie op eigen data ook toe te voegen aan bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, hoofddoel C?
Het begrip «eigenaar» verwijst in de dagelijkse praktijk naar het concept wie controle en verantwoordelijkheid heeft over bepaalde gegevens. Via hoofddoel B werk ik aan een betere datagovernance in de agrarische- en natuurdomeinen. Samen met partners als BO-Akkerbouw, RVO en Wageningen Research werkt LNV aan een roadmap «Naar een data-ecosysteem in de open teelten» waarbij het versterken van de datapositie van de agrariër centraal staat. Via deze roadmap ga ik met de sector, kennisinstellingen en andere stakeholders aan de slag bij de ontwikkeling van een afsprakenstelsel en infrastructuur voor het verantwoord delen van data. De Gedragscode Datagebruik Akkerbouw is hiervoor een belangrijke leidraad
De leden van de BBB-fractie willen meer weten over de sturing en monitoring door de Minister op het actieprogramma. Hoe geeft de Minister sturing aan het actieprogramma? Kan de Minister meer duidelijkheid verschaffen over de monitoring van dit actieprogramma? Op welke manier wordt er gemonitord, en geëvalueerd? Wanneer kan de Kamer een eerste evaluatie tegemoet zien komen?
Een LNV-brede stuurgroep, aangevuld met vertegenwoordigers van RVO, NVWA en CIO-office geven op managementniveau sturing aan dit programma, monitoren de voortgang en evalueren de resultaten op programmaniveau. Een groep externe stakeholders zal in de vorm van een klankbordgroep en via netwerkbijeenkomsten adviseren over de inhoud en richting van de verdere uitvoering, waardoor de monitoring en evaluatie deels ook bij hen ligt. De projecten die via bestaande beleidsinstrumenten worden opgezet, hebben zich tevens te houden aan de specifieke richtlijnen omtrent monitoring en evaluatie van desbetreffende instrumenten. Via een tweejaarlijkse Kamerbrief informeer ik uw Kamer over deze voortgang. De eerste evaluatie kunt u daarom in najaar 2025 verwachten.
De leden Van de BBB-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van het feit dat er over het jaar 2023 een enorme onderuitputting heeft plaatsgevonden over de beschikbaar gestelde middelen. Kan de Minister deze onderuitputting nader toelichten? Heeft de Minister een verkeerde inschatting gemaakt? Kan de Minister vertellen wat er met het resterende bedrag gebeurt?
Het opstarten van de maatregelen is vertraagd door verschillende oorzaken: de tijdelijkheid van de middelen, het niet slagen om tot een landbouwakkoord te komen en de demissionaire status van het kabinet. Met name vanwege de tijdelijkheid van de middelen zijn partijen terughoudend om lange-termijn verplichtingen aan te gaan. Ik onderzoek als onderdeel van de voorjaarsnota de mogelijkheden om de middelen meerjarig in te zetten zodat ik de beoogde impact van het programma kan realiseren.
Ook willen deze leden graag een inschatting van de Minister op de te verwachte totale kosten van dit actieprogramma. Wil de Minister hierop in gaan?
Het kabinet heeft in november 2022 middelen beschikbaar gesteld voor 2023 en 2024 vooruitlopend op en ter ondersteuning van de gebiedsprogramma’s en no-regretmaatregelen die de transitie van de landbouw een impuls geven. Met de nu beschikbare middelen kan ik een impuls geven aan het actieprogramma. Of het programma doorgezet kan worden en met welke ambitie is afhankelijk van besluitvorming over aanvullende middelen. Deze besluitvorming is aan een volgend kabinet.
Tot slot hebben de leden van de BBB-fractie de volgende vraag. Heeft de Minister het actieprogramma voorgelegd aan de Staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering? Zo ja, wat was haar reactie daarop? Zo nee, waarom niet?
Ik heb voor het opstellen van de LNV-digitaliseringsvisie en het Actieprogramma Digitalisering een eigen verantwoordelijkheid. Ik zie mijn rol bij digitalisering in de landbouw, natuur en voedselkwaliteit, zoals eerder aangegeven, met name op het vlak van de invulling en prioritering van de rijksbrede beleidskaders binnen onze beleidsdomeinen. Specifieke afstemming vindt plaats in diverse interdepartementale gremia.