[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geurhinder en veehouderij: onderzoek geurbelasting in concentratiegebieden

Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu

Brief regering

Nummer: 2024D07455, datum: 2024-02-29, bijgewerkt: 2024-03-06 11:52, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29383-413).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29383 -413 Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu.

Onderdeel van zaak 2024Z03258:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

29 383 Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu

28 973 Toekomst veehouderij

Nr. 413 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 februari 2024

In de brief aan uw Kamer van 7 juli jl.1 over geurhinder is aan uw Kamer toegezegd om het resultaat van het onderzoek dat ik heb laten uitvoeren naar de geurbelasting van veehouderijen in Limburg, Noord-Brabant en Gelderland met uw Kamer te delen. Het onderzoeksrapport en twee bijlagenrapporten met onderliggende gegevens zijn als bijlage bij deze brief opgenomen. Ik vind het van belang deze kennis met uw Kamer te delen. In de brief van 7 juli jl. zijn uitgangspunten opgenomen voor aanpassing van de geurregelgeving. Door de demissionaire status van het kabinet kan ik nu niet meer richting geven. Verdere beleidskeuzes zijn aan het nieuwe kabinet.

Rapport en methode

Het onderzoeksbureau Pouderoyen Tonnaer is gevraagd om de geurbelasting uit stallen van veehouderijen in beeld te brengen op basis van voor deze veehouderijen verleende vergunningen. Het doel hiervan is om gebieden aan te duiden waar er sprake is van een hoge geurbelasting ten gevolge van geur uit stallen van veehouderijen. Hiervoor is informatie uit omgevingsvergunningen nodig. In de meeste situaties is de gemeente hiervoor het bevoegd gezag. De vergunningsgegevens worden alleen centraal geregistreerd door gemeenten en omgevingsdiensten in de provincies Limburg, Noord-Brabant en Gelderland. Gelet op de termijn waarin dit onderzoek moest plaatsvinden, was beschikbaarheid van gegevens een belangrijk uitgangspunt. Daarom beperkt het onderzoek zich tot bovengenoemde provincies. Het betreft gegevens die zijn opgenomen in de webapplicatie Kernregistratie Dierenverblijven (KRD).2

De registratie van vergunningen en meldingen geeft niet altijd een actueel of volledig beeld van de feitelijke geurbelasting vanuit stallen op een bepaald moment, bijvoorbeeld omdat niet altijd het vergunde aantal dieren wordt gehouden. Uit de onderzochte gegevens kunnen daarom geen conclusies getrokken kunnen worden over individuele situaties. Toch is deze registratie wel bruikbaar om op gebiedsniveau een beeld te geven van de geurbelasting die is opgenomen in toestemmingen, inclusief het deel daarvan dat niet meer of nog niet in gebruik is genomen.

De berekende geurbelasting is gebaseerd op V-Stacks gebied. Dit maakt het mogelijk om een groot aantal geurbronnen gelijktijdig door te rekenen voor een groot gebied. Berekeningen die gemaakt worden ten behoeve van vergunningverlening zijn, omdat het dan om specifieke situaties gaat, gedetailleerder dan de berekeningen die in deze rapportage zijn opgenomen. Dit omdat bij de vergunningverlening kenmerken van de emissiepunten (zoals exacte locatie, hoogte en uitstroomsnelheid) en de exacte locaties van de voor geur gevoelige gebouwen worden betrokken in de berekeningen. Deze gedetailleerde informatie is niet centraal vastgelegd op de schaal waar dit onderzoek betrekking op heeft. Dit heeft eveneens tot consequentie dat met de onderzochte gegevens geen uitspraken gedaan kunnen worden over individuele situaties. Het onderzoek leent zich, zoals aangegeven, alleen voor uitspraken op gebiedsniveau.

Resultaat

Het belangrijkste resultaat van het gedane onderzoek is dat er voor het eerst een regionaal beeld is gevormd van de geurbelasting van veehouderijen. Hierin zijn de geurbelasting van de meest naastliggende veehouderij en de cumulatieve geurbelasting van meerdere veehouderijen onderzocht.3 De resultaten zijn opgenomen in de meegezonden bijlagenrapporten.

Ook hebben de onderzoekers een inschatting gemaakt van het aantal niet-bedrijfswoningen dat met meer dan 20 odour units belast wordt. In de drie onderzochte provincies wordt dit aantal totaal op 1.500 tot 2.500 geschat, zoals ik uw Kamer al heb meegedeeld in het tweeminutendebat geurproblematiek d.d. 22 maart 2023.

Naast de kwantitatieve analyses hebben de onderzoekers ook een inventarisatie gemaakt van aangrijpingspunten voor de aanpak van situaties met een te hoge geurbelasting. Hierop kan gestuurd worden op gemeente-, provincie- en Rijksniveau. Daarbij wordt kwalitatief ingegaan op geurnormen, aanvullende regels (zoals voor de bewerking van mest) en investeringen in geur-reducerende maatregelen.

Ook betrekken de onderzoekers de bredere landbouwontwikkelingen in de door hen aangegeven aangrijpingspunten voor aanpak voor geur overbelaste situaties. De onderzoekers geven aan dat – vanwege ammoniak- en methaanemissies – het hen waarschijnlijk lijkt dat het aantal dieren zal afnemen. De onderzoekers merken daarbij op dat nu niet te voorspellen is waar en in welke mate dat zal gebeuren, en welke impact dat heeft op de reductie van geuremissies uit stallen van veehouderijen. In de bijlagen zijn kaarten opgenomen waarin de voor stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden zijn geprojecteerd ten opzichte van de geurbelaste gebieden. De onderzoekers geven hierbij aan dat de synergie tussen de aanpak van hoge geurbelasting met extensivering van het grondgebruik in de zones rond Natura 2000-gebieden veelal beperkt is. Dit komt omdat niet-grondgebonden veehouderijen (met doorgaans hogere geuremissies) relatief minder vaak voorkomen in de zones op korte afstand van Natura 2000-gebieden dan bijvoorbeeld melkveebedrijven (met doorgaans lagere geuremissies).

Daarnaast geven de onderzoekers aan dat er in de overgangsgebieden veelal minder woningen zijn en er dus minder sprake is van blootstelling aan een hoge geurbelasting.

Beleidsreactie

Ik dank de onderzoekers voor hun uitgebreide en gedetailleerde analyses. Door voor het eerst op deze schaal de geurbelasting in kaart te brengen wordt een bijdrage geleverd aan het toewerken naar het herstel van de balans tussen belangen van veehouderijen en omwonenden waarover ik in de hiervoor aangehaalde Kamerbrief d.d. 7 juli jl. heb geschreven. Ook dank ik de gemeenten en omgevingsdiensten in de onderzochte provincies voor de overzichtelijk gepubliceerde vergunningsinformatie in de Kernregistratie Dierverblijven. Bij deze wil ik ook andere gemeenten en omgevingsdiensten aanmoedigen om dit voorbeeld te volgen.

Daarnaast zal ik de door de onderzoekers opgeleverde kaarten delen met de relevante provincies. Het inzicht dat de kaarten bieden op gebiedsniveau kan bijdragen aan de nadere invulling van gebiedsplannen in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Geurhinder is hierin een mee te wegen belang. Met het oog op de integrale aanpak en bijdragen aan de emissieopgaven wordt de provincies gevraagd in het programma mee te wegen dat er geen lokale (toekomstige) normoverschrijding optreedt in geurbelasting en fijnstofconcentratie, geen (lokale) verslechtering optreedt en waar mogelijk een verbetering. Ook dienen de provincies aannemelijk te maken dat in het geval van verplaatsingen van agrarische bedrijven of kapitaalinvesteringen gericht op gedeeltelijke emissievermindering deze maatregelen en keuzes hier ook bij aansluiten. Om hierin te ondersteunen worden ook een nationale inventarisatie geurhinder en een handreiking fijnstof in het landelijk gebied opgesteld.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen


  1. Kamerstuk 29 383, nr. 405.↩︎

  2. zie https://krd.igoview.nl, er is gebruik gemaakt van gegevens van 1 juli 2022.↩︎

  3. Dit wordt respectievelijk voorgrondbelasting en achtergrondbelasting genoemd.↩︎