Appreciatie amendement van het lid Grinwis inzake over het bewerkstelligen van een dierwaardige veehouderij toevoegen aan te financieren maatregelen van het Transitiefonds (Kamerstuk 35746-17)
Wijziging van de Wet dieren in verband met actualisering van de diergezondheidsregels en enkele technische aanpassingen
Brief regering
Nummer: 2024D09022, datum: 2024-03-08, bijgewerkt: 2024-03-14 13:18, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35746-19).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C. van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof
- Mede ondertekenaar: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Onderdeel van kamerstukdossier 35746 -19 Wijziging van de Wet dieren in verband met actualisering van de diergezondheidsregels en enkele technische aanpassingen.
Onderdeel van zaak 2024Z03851:
- Indiener: C. van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof
- Medeindiener: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2024-03-12 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-03-27 15:00: Procedurevergadering commissie LNV (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
35 746 Wijziging van de Wet dieren in verband met actualisering van de diergezondheidsregels en enkele technische aanpassingen
Nr. 19 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR NATUUR EN STIKSTOF EN VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 maart 2024
Op 6 maart 2024 heeft het Kamerlid Grinwis c.s. een amendement ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet dieren in verband met actualisering van de diergezondheidsregels en enkele technische aanpassingen (35 746, nr. 17). Het amendement beoogt een bestedingsdoel toe te voegen aan het door de regering voorgestelde Transitiefonds Landelijk Gebied en Natuur. Dit nieuwe doel luidt «het bewerkstelligen van een dierwaardige wijze van het bedrijfsmatig houden van dieren met het oog op de productie van dierlijke producten».
Het wetsvoorstel voor de instelling van dit begrotingsfonds1 is in behandeling bij de Eerste Kamer. Deze heeft het wetsvoorstel controversieel verklaard. De in het amendement voorgestelde wijziging krijgt pas effect als de Eerste Kamer met het wetsvoorstel instemt en het tot wet verheven wordt. In de hiernavolgende overwegingen wordt uitgegaan van de situatie waarin dat is gebeurd.
Het wetsvoorstel voor het Transitiefonds stelt de doelen van het fonds vast. Deze betreffen momenteel de financiering van landbouw- en natuurmaatregelen, gericht op het behalen van doelen op het gebied van natuur, stikstof, water en klimaat en op de daarmee samenhangende transitie naar een duurzame landbouw. Deze doelen zijn gebaseerd op internationale en nationale verplichtingen, zoals de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen en het Klimaatakkoord. Het is duidelijk dat Rijk en provincies een omvangrijk pakket aan maatregelen, gericht op omschakelen, extensiveren en de inrichting van het landelijk gebied, moeten nemen om deze doelen te bereiken. De huidige omvang van het fonds (€ 24,3 miljard) is nodig om deze maatregelen te realiseren.
In de brief van 1 maart 2024 heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangegeven dat de beweging naar een dierwaardige veehouderij plaatsvindt binnen de gestelde kaders voor het realiseren van de natuur-, water,- milieu-, lucht- en klimaatdoelen.2 Er mag geen verslechtering plaatsvinden. Het integraal en in samenhang afwegen van de effecten is van belang omdat verschillende maatregelen voor verschillende doelen een tegengesteld effect kunnen hebben en kunnen leiden tot lock-ins en desinvesteringen.
Het amendement-Grinwis c.s. voegt een extra doel toe aan het Transitiefonds. Ik wil benadrukken dat we terughoudend moeten zijn met het toevoegen van extra doelen aan het begrotingsfonds. Ervaringen uit het verleden tonen aan dat dit leidt tot het initiëren van minder rendabele projecten of tot het gebruik van de middelen voor aangrenzende beleidsdoelen, zoals gebeurde bij het voormalige Fonds Economische Structuurversterking (FES). Het is om die reden van belang dat het nieuwe doel in relatie staat tot de bestaande doelen van het fonds.
Het amendement bevat geen vereisten over de relatie van maatregelen, gericht op dierwaardigheid, met de andere doelen. De omschrijving van het doel voor verduurzaming van de landbouw bevat bijvoorbeeld wel de zinsnede «met het oog op het behalen van de onder a tot en met d genoemde doelen» (de doelen voor natuur, stikstof, water en klimaat). De omschrijving voor het doel met betrekking tot de Kaderrichtlijn water bevat de zinsnede «in samenhang met de emissies door de landbouw». Door die toevoeging wordt geborgd dat de opgaven in samenhang worden opgepakt en de maatregelen leiden tot een integraal doelbereik.
Bij de huidige formulering van het amendement-Grinwis c.s. ontstaat de mogelijkheid om maatregelen te financieren die uitsluitend of hoofdzakelijk bijdragen aan dierenwelzijn. Ook kunnen dan uit het fonds maatregelen worden gefinancierd die niet significant bijdragen aan de andere doelen van het Transitiefonds. In beide gevallen blijven er minder middelen over om die transities te verwezenlijken. Dit vind ik onwenselijk.
Uit recente rapporten van het RIVM, PBL en de Ecologische Autoriteit blijkt dat de realisatie van de doelen voor natuur, stikstof, water en klimaat onder druk staat. De provincies hebben gebiedsprogramma’s opgesteld waarin zij aangeven hoe zij de regionale doelen gaan realiseren. Het door de provincies hiervoor geraamde bedrag overstijgt ruim het budget dat het kabinet op de aanvullende post heeft gereserveerd voor het Transitiefonds. Door toevoeging van een zelfstandig doel neemt de druk op de beschikbare middelen nog verder toe en raakt de realisatie van de andere doelen verder uit zicht. Temeer daar de Kamerleden in hun toelichting bij het amendement onderkennen dat het realiseren van een dierwaardige veehouderij grote investeringen zal vergen.
Daarom moet ik dit amendement ontraden.
De Minister voor Natuur en Stikstof,
Ch. van der Wal-Zeggelink
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema