[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geleidende brief bij de Raming der voor de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Raming der voor de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Brief Kamer

Nummer: 2024D12170, datum: 2024-03-27, bijgewerkt: 2024-08-29 16:26, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36528-1).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36528 -1 Raming der voor de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten.

Onderdeel van zaak 2024Z05264:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

36 528 Raming der voor de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Nr. 1 GELEIDENDE BRIEF

Den Haag, 27 maart 2024

Ieder jaar stelt de Tweede Kamer haar eigen begroting op, de Raming. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voegt de Raming vervolgens toe aan hoofdstuk IIA van de Rijksbegroting. Met deze brief informeren wij u over de prioriteiten die aan de basis liggen van de Raming 2025 en bieden wij de bijbehorende toelichting en bijlagen aan.

Het Presidium heeft de Kamer op 25 oktober 2023 een brief gestuurd (Kamerstuk 36 328, nr. 17) waarin een toelichting is gegeven op de uitvoering van toezeggingen gedaan tijdens de behandeling van de Raming van 2024 (Kamerstuk 36 328, nr. 2). Met het oog op de continuïteit wordt voortgebouwd op deze Raming. Veel ontwikkelingen die de afgelopen jaren in gang zijn gezet lopen ook komend jaar door.

De Raming biedt, naast de bespreking van de begroting, tevens de gelegenheid om de werkwijze van de Tweede Kamer en de wensen ten aanzien van de dienstverlening van de ambtelijke Kamerorganisatie te bespreken.

Algemeen begrotingsbeeld

Voor het komend jaar is de structurele verhoging van de Kameruitgaven gematigd. Deze ligt in lijn met de rijksbrede ontwikkelingen1. Door de vervroegde Tweede Kamerverkiezing van 22 november 2023 zijn de incidentele uitgaven wel behoorlijk hoger. Dit heeft gevolgen voor de Raming van 2025. De Raming van de Tweede Kamer stijgt de komende periode2 met 34,5 miljoen euro, bestaande uit ongeveer 21,6 miljoen euro voor de politieke artikelen en circa 12,9 miljoen euro voor de ambtelijke artikelen. Er is meer budget nodig voor met name de politieke artikelen dan eerder was voorzien. Deze gelden worden gebruikt voor de doorlopende financiering aan fracties (de zgn. schokdemping) die na de afgelopen verkiezing in zetelaantal naar beneden zijn gegaan. Ook wordt er een beroep gedaan op de wachtgeldregeling door vertrekkende en niet herkozen Kamerleden. De stijging van de kosten van de politieke artikelen is daarmee incidenteel van aard en hoofdzakelijk het gevolg van wet- en regelgeving behorend bij verkiezingen.

Het aanvullende budget van 12,9 miljoen euro voor de ambtelijke artikelen is met name nodig voor veiligheid, ambtelijke ondersteuning en automatisering. In de komende jaren is structureel ongeveer 7 miljoen euro nodig voor de versterking van de bedrijfsvoering op deze terreinen. De uitgaven zijn van essentieel belang voor de Kamerorganisatie. Het heeft de voortdurende aandacht van het Presidium om de uitgaven niet verder te laten oplopen dan noodzakelijk is voor het goed functioneren van de Tweede Kamer.

Werkwijze van de Kamer

In juni 2023 heeft de werkgroep Versterking functies Tweede Kamer, onder voorzitterschap van het lid Van der Staaij, haar eindmonitor uitgebracht (Kamerstuk 35 992, nr. 21). Hier is een praktische werkagenda in opgenomen waarmee de Kamer concreet werk kan maken van de versterking van haar taken op het gebied van wetgeving, controle en vertegenwoordiging. Het Presidium vindt het van belang dat de initiatieven die zijn genomen – zoals het versterken van het wetgevingsproces in commissies, meer controle op de uitvoering van wetgeving, het werken met rapporteurs en periodiek strategische procedurevergaderingen – beklijven en zal deze blijven monitoren. Het Presidium deelt de opvatting van de werkgroep dat het niet de bedoeling is dat de Kamer alleen maar méér gaat doen, maar vooral dat zij beter en efficiënter gebruik gaat maken van de mogelijkheden die er zijn. De aanbevelingen van de werkgroep zullen de komende tijd onderwerp van gesprek zijn in de commissie voor de Werkwijze en in het overleg van de Voorzitter met de commissievoorzitters.

Bij de Raming is een overzicht gevoegd van de relevante feiten en cijfers die het Kamerwerk betreffen3. Daarin wordt het aantal jaarlijks ingediende moties weergegeven. Het grote aantal ingediende moties heeft gevolgen voor de effectiviteit van dit instrument en heeft ook zijn weerslag op de vergaderagenda en de werkdruk bij zowel fracties als ambtelijke ondersteuning. Het Presidium zal in deze nieuwe Kamerperiode bewust aandacht vragen om terughoudend om te gaan met dit instrument.

Medewetgevende en controlerende taken

Voor de versterking van de medewetgevende taak heeft het Presidium ingestemd met een proef waarbij de Kamer en de commissies extra juridische ondersteuning kregen in de vorm van een team van vier wetgevingsadviseurs. Dit team heeft onder meer inhoudelijke ondersteuning geboden aan het groeiend aantal wetgevingsrapporteurs dat in de commissies is benoemd om extra aandacht te geven aan belangrijke wetsvoorstellen van de regering. De eerste ervaringen laten zien dat deze vorm van specialistische dienstverlening aan zowel rapporteurs als de commissies kennis en inzicht biedt die nog niet breed beschikbaar is binnen de ambtelijke ondersteuning. Sinds 1 januari 2024 is daarom extra geïnvesteerd in deze vorm van parlementaire ondersteuning en is structureel formatie vrijgemaakt voor een team van zes wetgevingsadviseurs binnen de Dienst Analyse en Onderzoek. Het is de bedoeling dat elke commissie een wetgevingsadviseur als vast aanspreekpunt krijgt, die in samenwerking met de commissiestaf extra ondersteuning kan bieden bij de inhoudelijke behandeling van wetsvoorstellen van de regering. Daarbij ligt de focus op de analyse van de wetgevingskwaliteit, bijvoorbeeld ten aanzien van de verhouding tot andere wetgeving, uitvoeringsaspecten of het burgerperspectief. Voor het opstellen van amendementen en initiatiefwetgeving biedt het Bureau Wetgeving van de Tweede Kamer de gebruikelijke ondersteuning aan Kamerleden.

Rapporteurs

De inzet van rapporteurs is het afgelopen jaar toegenomen. Ook is een ontwikkeling te zien van verschillende soorten rapporteurs. Hieruit kan worden afgeleid dat er een gebleken behoefte is aan dit instrument en dat het een nuttig instrument is dat de kwaliteit van het Kamerwerk vergroot. Met name begrotingsrapporteurs zijn in vrijwel elke vaste commissie benoemd. De verwachting is dat de inzet van de relatief nieuwe typen rapporteurschappen voor wetgeving en wetenschapstoetsen de komende jaren verder toeneemt gezien de voorgenomen extra aandacht voor de medewetgevende taak van de Tweede Kamer.

Burgerbetrokkenheid

Binnen de Kamer is een groeiende behoefte om beter te luisteren naar signalen van burgers, mede ingegeven door de rapporten van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag en de Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties. Het Presidium heeft de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven (CVB) gevraagd te reflecteren op de gewenste rol van de Kamer bij burgersignalen en burgerbetrokkenheid. De commissie is een proef gestart waarbij wordt gekeken hoe signalen van burgers structureler opgevangen en beter benut kunnen worden. Voor een belangrijk deel richt de «proef burgersignalen» zich op brieven (voornamelijk e-mails) van burgers aan vaste commissies van de Tweede Kamer. Daarnaast zal een «signalenoverleg» worden georganiseerd waarvoor organisaties worden uitgenodigd die net als de Tweede Kamer veel burgersignalen ontvangen, zoals bijvoorbeeld het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale ombudsman.

Het Presidium verwacht de eindrapportage van de proef, met daarin conclusies en eventuele aanbevelingen over een vervolg, rond het zomerreces 2024 te ontvangen en zal deze aansluitend aan de Kamer sturen. Het is vervolgens aan de Kamer om af te wegen hoe deze functie in de toekomst ingericht en geborgd kan worden.

Onderzoeksinstrumenten

De parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening heeft op 26 februari 2024 het eindrapport «Blind voor mens en recht» (Kamerstuk 35 867, nr. 6) gepresenteerd. De commissie heeft onderzocht hoe het fraudebeleid in de sociale zekerheid en toeslagen tot stand is gekomen, hoe het wordt uitgevoerd en hoe de overheid daarbij tekort is geschoten in de dienstverlening aan en rechtsbescherming van mensen. De commissie wijst ook de Tweede Kamer op het belang om de wetgevende en controlerende taak gedegen te vervullen. Het rapport is op dit moment in behandeling bij de Kamer.

Op 6 februari 2024 heeft de constituerende vergadering plaatsgevonden van de parlementaire enquêtecommissie corona (Kamerstuk 36 471, nr. 6). Mogelijk zal deze commissie de Kamer een beperkte wijziging van het onderzoeksvoorstel voorleggen. De parlementaire enquête is het zwaarste onderzoeksinstrument van de Tweede Kamer. Het Presidium vindt het van groot belang dat dit instrument op een effectieve manier wordt ingezet. Met enige regelmaat zal het Presidium zich door de ambtelijke ondersteuning laten informeren over de voortgang van het enquêteproces.

De Kamer heeft in 2023 voor het eerst gebruik gemaakt van een nieuw instrument, de parlementaire verkenning. Dit instrument wordt ingezet om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van een vraagstuk. De commissie kan dan – op basis van eigen onderzoek en met ondersteuning van de staf – de inzichten van deskundigen, belanghebbenden en betrokken ambtenaren in kaart brengen aan de hand van gerichte onderzoeksvragen. Deze inzichten kunnen ingebracht worden in het debat met de bewindspersoon. Er zijn tot nu toe twee parlementaire verkenningen uitgevoerd. Bij de verkenning door de commissie Justitie en Veiligheid is onderzoek gedaan naar de prestaties in de strafrechtketen. Geconcludeerd wordt dat vaak geen duidelijke doelen worden gesteld aan de samenwerking tussen organisaties binnen de strafrechtketen, zoals de politie, het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak. De Kamer heeft een reactie op de verkenning gevraagd van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming. De commissie Infrastructuur en Waterstaat heeft een parlementaire verkenning uitgevoerd naar de technische mogelijkheden, de tarieven en mogelijke effecten van een systeem van betalen naar gebruik voor automobilisten. Het onderwerp «betalen naar gebruik» is na de val van het kabinet controversieel verklaard door de Tweede Kamer.

Ontwikkelingen Kamerorganisatie

De Tweede Kamer heeft op 12 december 2023 ingestemd met de benoeming van Peter Oskam tot Griffier van de Tweede Kamer. Onder zijn leiding zal binnen de Kamerorganisatie de komende jaren veel aandacht besteed worden aan sociale veiligheid, de toekomstbestendigheid van de Kamerorganisatie, de topstructuur van de ambtelijke organisatie, integrale veiligheid binnen de Kamer en de renovatie van het Binnenhof.

Sociale veiligheid en integriteit

Sociale veiligheid is een brede en gezamenlijke verantwoordelijkheid van iedereen die onder het dak van de Tweede Kamer werkt; voor alle individuele Kamerbewoners, voor de ambtelijke en politieke organisaties afzonderlijk en óók gezamenlijk op het snijvlak waar de ambtelijke en politieke organisaties samenkomen. Een goede en veilige werkomgeving draagt bij aan het goed functioneren van alle Kamerbewoners en dus ook aan het functioneren van de Tweede Kamer als instituut.

Op 17 april 2023 is het onderzoek van de Universiteit Utrecht naar sociale veiligheid binnen de Kamer gepubliceerd onder de titel «Kracht zonder tegenkracht». De aanbevelingen in het rapport zijn gericht op de politieke en de ambtelijke organisatie. Het Presidium heeft in zijn brief van 8 juni 2023 (Kamerstuk 36 359, nr. 2) aangegeven hoe hieraan opvolging kan worden gegeven.

Per 1 maart 2024 is een externe programmamanager aangesteld voor de duur van 2 jaar met expertise op het gebied van sociale veiligheid en het doorvoeren van cultuurveranderingen in een complexe omgeving. De programmamanager zal zich met name richten op de uitvoering van de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport van de Universiteit Utrecht. Het Presidium wijst erop dat een zo breed mogelijke betrokkenheid en verantwoordelijkheid van Kamerbewoners nodig is om tot een samenhangende aanpak te komen. Bij de uitwerking dient zorgvuldigheid voorop te staan en is draagvlak essentieel. Het is echter aan de fracties zelf hoe zij hierbij betrokken willen worden en gebruik willen maken van de geboden kennis en ondersteuning.

Het Presidium heeft de afgelopen periode een evaluatieverslag opgesteld over de Regeling toezicht en handhaving Gedragscode Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake de doeltreffendheid en effecten van deze Regeling. De ervaringen van het College van onderzoek integriteit en de Adviseur Integriteit zijn daarin meegenomen. Naar aanleiding van het verslag is een voorstel tot verduidelijking van de Regeling uitgewerkt. Bij de uitwerking is uitgegaan van de aard en functie van de Regeling zoals deze besproken zijn bij de totstandkoming en vaststelling van de Gedragscode en de Regeling (Kamerstuk 35 351, nr. 16). Beoogd is enkele knelpunten rondom de Regeling weg te nemen. Het Presidium heeft het evaluatieverslag en het voorstel tot wijziging van de Gedragscode en de Regeling (Kamerstuk 35 351, nr. 26 en nr. 27) op 27 maart 2024 naar de Kamer gestuurd. Bij de behandeling van dit voorstel kan de commissie voor de Werkwijze ook bezien of de regels met betrekking tot de openbare registers (artt. 15.19 tot en met 15.23 Reglement van Orde) nadere invulling behoeven.

Toekomstbestendigheid Kamerorganisatie

Binnen de ambtelijke organisatie wordt continue gewerkt aan een verdere professionalisering van de dienstverlening. Toenemende technologisering, veranderende kwaliteitseisen, nieuwe regelgeving en schaarste op de arbeidsmarkt hebben gevolgen voor de Kamerorganisatie. Het is belangrijk om toekomstige uitdagingen tijdig in beeld te hebben zodat hierop kan worden gestuurd. Dit gebeurt aan de hand van een Strategische Personeelsplanning (SPP). Door middel van deze SPP wordt in kaart gebracht wat de Tweede Kamer per dienst nodig heeft, op zowel kwalitatief als kwantitatief niveau, om te kunnen blijven zorgen voor een hoogwaardige ondersteuning. Tevens wordt geanalyseerd of er nieuwe functies nodig zijn, of bepaalde functies vanuit strategisch oogpunt moeten worden doorontwikkeld, of de bezetting voldoende is om de beoogde doelen te halen, of dat er nieuw personeel moet worden geworven. Behalve het anticiperen op externe en interne ontwikkelingen maakt de SPP het ook mogelijk om doorgroei en ontwikkeling van medewerkers te inventariseren, waardoor de Tweede Kamer een aantrekkelijke werkgever kan blijven.

Om een toekomstbestendige organisatie te blijven, dienen er niet alleen op personeelsniveau stappen te worden gezet maar eveneens op digitaal gebied. Bijvoorbeeld door het op orde brengen van de informatiehuishouding van de Kamer. Dit is onder meer van belang om te kunnen voldoen aan de Archiefwet en de Wet open overheid.

Binnen de Tweede Kamer zijn forse stappen gezet om te komen tot een moderne werkomgeving. Kamerleden worden in 2024 voorzien van nieuwe mobiele apparatuur en bijbehorende begeleiding in effectief online werken. Hierdoor wordt mobiel werken (tijd- en plaatsonafhankelijk) beter gefaciliteerd. Voorts wordt er gewerkt aan een vergaderapp4 waarin Kamerleden en fractiemedewerkers digitaal zowel plenaire als commissievergaderingen kunnen voorbereiden. De lancering van een eerste versie van de vergaderapp vindt naar verwachting eind 2024 plaats.

Het Presidium heeft besloten de komende twee jaar te investeren in een project dat resulteert in een digitale vergadervoorziening (inclusief een digitaal quorum en digitaal stemmen). Deze voorziening (Kamerstuk 36 062, nr. 17) zal in tijden van crisis met minimale inspanning in gang gezet kunnen worden. Er heeft reeds een inventarisatie plaatsgevonden van systemen die voor digitaal vergaderen geschikt zijn. Op verzoek van het Presidium wordt een voorstel uitgewerkt voor aanpassing van het Reglement van Orde, zodat ten tijde van een crisis geen complexe besluitvorming over de invulling van digitaal vergaderen nodig is. Zodra deze concept-voorstellen gereed zijn zal het Presidium deze voorleggen aan de Kamer.

Integrale veiligheid

De veiligheid van Kamerleden en andere Kamerbewoners, het gebouw, de informatie en de systemen van de Tweede Kamer hebben hoge prioriteit. Dit vraagt dan ook om een structurele investering van personeel en materieel bij de Beveiligingsdienst, Bureau Beveiligingsautoriteit (BVA) en de CISO. Deze verschillende diensten werken samen aan een integrale veiligheid.

Voor deze veiligheid worden integraal risico’s, kwetsbaarheden en dreigingen in kaart gebracht en continu gemonitord. In 2024 is er extra aandacht voor de veiligheid van vertrekkende en nieuwe Kamerleden: het geven van advies, het ondersteunen en begeleiden van aangiftes en strafrechtelijke trajecten, het schakelen met inlichtingen- en veiligheidsdiensten en het coördineren van eventuele veiligheidsmaatregelen.

Om de Tweede Kamer veilig te houden is het van belang dat de beveiligingsmaatregelen blijven voldoen aan de laatste standaarden. Er wordt daarom in 2025 geïnvesteerd in nieuwe veiligheidsmaatregelen en in het moderniseren van bestaande veiligheidsmaatregelen. Als voorbeeld kan genoemd worden het aanbestedingstraject dat is ingezet voor het aanschaffen van nieuwe scanapparatuur voor bezoekers bij binnenkomst van de Kamer.

Een flexibele en brede veiligheidsorganisatie binnen de Kamer is van groot belang. Hierbij wordt ook ingezet op het sterk houden van de samenwerking met politie, inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Renovatie Binnenhof

Als gebruiker van het Binnenhof is de Tweede Kamer nauw betrokken bij de verschillende ontwerpfasen van de renovatie. In 2024 wordt met het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en de architecten intensief gewerkt aan het toetsen en de doorontwikkeling van het Concept Technisch Ontwerp naar het Definitief Technisch Ontwerp en het uiteindelijke Uitvoeringsgereed Ontwerp (het bestek) op basis waarvan de renovatie wordt uitgevoerd. De planning is dat de eerste bouwwerkzaamheden, zoals sloopwerkzaamheden, in de loop van 2024 kunnen beginnen. Parallel aan de renovatie van het hoofdcomplex wordt gewerkt aan het Definitief Ontwerp voor de nieuwe Publieksentree. Voor het aanstaande zomerreces wordt dit ter advisering en besluitvorming aan respectievelijk de Bouwbegeleidingscommissie (BBC) en het Presidium aangeboden. Ook de Binnenhofbrede onderwerpen Technische Hoofdinfrastructuur en Buitenruimten ontwikkelen zich in 2024 naar een Definitief Ontwerp en zullen naar verwachting eveneens rond het zomerreces ter besluitvorming worden voorgelegd.

Parallel aan de renovatie van het Binnenhof moeten de buitenlocaties (dependances) van de Tweede Kamer worden gerenoveerd. Dit project bevindt zich nog in het beginstadium. Het streven van de Tweede Kamer is om de oplevering van de gerenoveerde dependances gelijktijdig plaats te laten vinden met de terugkeer van de Tweede Kamer naar het Binnenhof.

Tot slot

De behandeling van de Raming is voorzien in juni 2024. Het Presidium ziet uit naar een constructief gesprek over de stukken behorend bij de Raming 2025 en overige zaken die de Kamer aangaan, zowel constitutioneel als organisatorisch.

Mede namens het Presidium,

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
Martin Bosma

De Griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
Peter Oskam


  1. Bedrijfsvoering Rijk 2022, periode 2018–2022↩︎

  2. Raming 2025 en bijbehorende begrotingsstaten, zie hiervoor de jaarschijven 2024–2029↩︎

  3. Staat van de Kamer 2023↩︎

  4. Motie van het lid Bromet (Kamerstuk 36 062, nr.10) over papierloos vergaderen↩︎