Toekomst financieringsstelsel kinderopvang
Kinderopvang
Brief regering
Nummer: 2024D13647, datum: 2024-04-05, bijgewerkt: 2024-04-17 08:01, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31322-530).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Mede ondertekenaar: M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: A. (Aukje) de Vries, staatssecretaris van Financiën (VVD)
- Rapport Evaluatie greenfield herziening financieringsstelsel kinderopvang fase 1
- Beslisnota bij Kamerbrief over toekomst financieringsstelsel kinderopvang
Onderdeel van kamerstukdossier 31322 -530 Kinderopvang.
Onderdeel van zaak 2024Z05897:
- Indiener: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Medeindiener: A. (Aukje) de Vries, staatssecretaris van Financiën
- Medeindiener: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Medeindiener: M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-04-09 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-04-11 13:00: Kinderopvang (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-04-24 11:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-04-25 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
31 322 Kinderopvang
Nr. 530 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID, VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP, VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 april 2024
1. Aanleiding
Kwalitatief goede en toegankelijke kinderopvang is van groot belang voor onze samenleving. Voor een goede start van kinderen, voor de arbeidsparticipatie van ouders en de economische zelfstandigheid van vrouwen. Daarmee is een plek op de kinderopvang ook van groot belang voor voldoende arbeidsaanbod op de krappe Nederlandse arbeidsmarkt. De huidige kinderopvangtoeslag maakt kinderopvang voor veel ouders betaalbaarder, maar kent ook fundamentele problemen. Ouders krijgen een zekere rekening van de kinderopvangorganisatie waar een onzekere toeslag tegenover staat. Alle risico’s liggen bij de ouders die de toeslag aanvragen. Daardoor lopen zij risico op (hoge) terugvorderingen.
De kinderopvangtoeslagaffaire en de rapporten «Ongekend onrecht»1 en recent «Blind voor mens en recht»2 hebben pijnlijk duidelijk gemaakt wat de gevolgen voor ouders kunnen zijn. De roep om een stelsel met minder risico’s voor ouders blijft. In de woorden van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening: «De grootste urgentie zit bij het aanpassen van de kinderopvangtoeslag door het dynamische karakter en de grote bedragen die teruggevorderd kunnen worden».
Dit kabinet werkt daarom hard aan het invoeren van een inkomensonafhankelijke vergoeding voor de kinderopvang. De vergoeding zal via directe financiering worden uitbetaald aan de kinderopvangorganisaties, conform het coalitieakkoord. Er ligt inmiddels een ontwerp voor dit nieuwe financieringsstelsel en er wordt hard doorgewerkt aan verschillende vraagstukken die daaruit volgden.
In deze brief informeren wij uw Kamer over de reeds gezette stappen in de uitwerking van het coalitieakkoord, de in gang gezette verbeteringen voor de huidige kinderopvangtoeslag en een ambtelijke verkenning naar mogelijke tussenstappen op weg naar het beoogde inkomensonafhankelijke financieringsstelsel in het coalitieakkoord. Directe financiering en inkomensonafhankelijkheid leveren beide een bijdrage aan het zoveel mogelijk voorkomen van terugvorderingen.
De weging hoe hieraan verder te werken is aan een volgend kabinet. Als ambtelijke verkenning wordt ook gekeken naar andere bouwstenen die noodzakelijk zijn om uit te werken in het kader van het nieuwe financieringsstelsel die ook bruikbaar zijn in andere vormen. Hierbij wordt de motie van Maatoug en Grinwis3 betrokken om variaties uit te werken met inkomensafhankelijkheid. Inkomensafhankelijke directe financiering zou ook kunnen fungeren als tussenstap richting de inkomensonafhankelijke variant van directe financiering uit het coalitieakkoord. Omdat inkomensafhankelijke directe financiering geen belemmering vormt voor verdere keuzes wat betreft inkomensonafhankelijkheid of het hanteren (of de invulling) van de arbeidseis, is dat een relevante bouwsteen om te verkennen. Bovendien kan directe financiering ouders meer zekerheid geven en het risico op terugvorderingen verkleinen, mits de risico’s beter verdeeld worden tussen ouders, kinderopvangorganisaties en de overheid dan in het huidige stelsel.
Onderdeel van deze verkenning zijn de openstaande vragen uit het eerdere inkomensonafhankelijke ontwerptraject, waaronder de risico’s rondom de rechtmatigheid en de omgang met buitenland situaties en gastouderbureaus. Daarnaast wordt ambtelijk verkend op welke manieren de verantwoordelijkheden en risico’s van de toeslag tussen ouders, kinderopvangorganisaties en de overheid kunnen worden verdeeld.
Ondertussen wordt door het demissionaire kabinet doorgewerkt aan het terugdringen van terugvorderingen in de huidige vormgeving van de kinderopvangtoeslag. Hoofdstuk twee gaat over de in gang gezette en nog door te voeren verbeteringen in de huidige kinderopvangtoeslag. In hoofdstuk drie beschrijven we de inkomensafhankelijke variant van directe financiering, en de effecten daarvan op zekerheid en arbeidsparticipatie. In hoofdstuk vier komen de evaluatie van de greenfield, tariefregulering en het kinderopvangakkoord aan bod.
2. Verbeteringen in de huidige kinderopvangtoeslag
Er wordt hard gewerkt aan het terugdringen van terugvorderingen binnen de bestaande systematiek. Er zijn in de uitvoering verbeteringen doorgevoerd binnen het stelsel, met als doel om hoge terugvorderingen terug te dringen. Zo worden ouders persoonlijk geattendeerd als hun aangevraagde toeslag afwijkt van de gegevens die hun kinderopvangorganisatie heeft doorgegeven. Dat gebeurt ook voor het doorgeven van wijzigingen in het inkomen. Daarnaast maakt de nieuwe toeslagen-app het controleren en aanpassen van die gegevens sneller en makkelijker. Ook krijgen ouders die dat nodig hebben meer laagdrempelige ondersteuning. Voor sommige ouders is het actueel en juist houden van het voorschot ingewikkeld. Bijvoorbeeld bij een (tijdelijk) lager doenvermogen, wisselende inkomens of bij specifieke situaties zoals trouwen, scheiden of overlijden. Voor deze ouders is gespecialiseerde hulp beschikbaar gemaakt. Al deze verbeterstappen maken dat de huidige kinderopvangtoeslag zekerder en begrijpelijker is geworden. Door middel van het programma «Werken in de Actualiteit» zetten we deze acties voort, waarover de demissionair Staatssecretaris Toeslagen en Douane uw Kamer verder informeert.
Eén van de belangrijkste randvoorwaarden voor directe financiering (zowel inkomensonafhankelijk als inkomensafhankelijk) met meer zekerheid en minder risico’s is tijdige, geautomatiseerde en betrouwbare gegevensuitwisselingen tussen de kinderopvangorganisaties en de uitvoerder. Een voorbeeld hiervan is het doorgeven van het aantal uren kinderopvang dat een ouder heeft gebruikt. De kinderopvangorganisatie moet het aantal uren doorgeven aan de uitvoerder, zodat de uitvoerder kan uitbetalen aan de kinderopvangorganisatie. Ook moet de uitvoerder de gegevens waarop de betaling is gebaseerd kunnen controleren in de administratie van de kinderopvangorganisatie. Ouders, kinderopvangorganisaties en de uitvoerder moeten er op kunnen vertrouwen dat deze informatie- en betaalstromen goed verlopen.
Op dit moment leveren kinderopvangorganisaties gegevens aan Dienst Toeslagen over het gebruik van kinderopvang door ouders. Op basis van deze gegevens kan de Dienst Toeslagen ouders attenderen op verschillen tussen hun eigen opgave en het gebruik zoals de kinderopvangorganisatie dat heeft vastgelegd. Dit kan terugvorderingen voorkomen. Gegevens leveren is sinds januari 2022 verplicht. Helaas zien we dat kinderopvangorganisaties deze gegevens nog te vaak niet, te laat, of met fouten aanleveren. Daarom zetten Dienst Toeslagen, SZW en de kinderopvangsector de komende periode in op het verder verbeteren van gegevensleveringen. Het plan van aanpak hiervoor zal voor de zomer gereed zijn. In dit plan worden in ieder geval de volgende acties beschreven:
• Aanvullende begeleiding van kinderopvangorganisaties. In 2024 gaan relatiebeheerders van Dienst Toeslagen organisaties die niet, te laat, of met fouten aanleveren ondersteunen.
• Sommige kinderopvangorganisaties hebben geen softwarepakket om gegevens aan te leveren. Met de sector wordt verkend hoe het gebruik van softwarepakketten binnen het huidige toeslagenstelsel verder gestimuleerd of mogelijk verplicht gesteld kan worden. Daarnaast wordt bekeken hoe de administratie van kinderopvangorganisaties kan worden geprofessionaliseerd.
• Campagnes: samen met kinderopvangorganisaties, oudervertegenwoordigers en de branchepartijen worden ouders gewezen op het belang van het aanleveren van (correcte) geboortedata en BSN’s. Ouders worden in campagnes ook gewezen op het belang van het tijdig wijzigen van hun gegevens.
Als onderdeel van het programma «Werken in de Actualiteit» past de Staatssecretaris voor Toeslagen en Douane het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst/Toeslagen aan. Een klein aantal kinderopvangorganisaties levert nog altijd geen gegevens aan Dienst Toeslagen, ondanks de verplichting die in de wet is vastgelegd. In het aangepaste besluit krijgt Dienst Toeslagen de mogelijkheid om een boete op te leggen aan kinderopvangorganisaties die stelselmatig geen gegevens leveren. Daarnaast wordt bezien of er nog verdere stappen nodig zijn om de gegevensleveringen te verbeteren.
Naast de al in gang gezette acties van het programma «Werken in de Actualiteit» is het mogelijk de hoge terugvorderingen nog verder terug te brengen. Het gaat hierbij onder andere over het uitbreiden van attenderen van mensen waarvoor incorrecte of niet actuele gegevens over het inkomen en opvanguren bij Toeslagen bekend zijn. Daarnaast zijn verdere (beleids)maatregelen mogelijk.
Daarnaast wordt verkend hoe in het huidige stelsel de arbeidseis vooraf kan worden getoetst en zekerheid kan worden gegeven. Toeslagen zou in dat geval periodiek vooraf toetsen of de ouders aan de voorwaarde voor de vergoeding voldoen. Zodat er op deze manier geen terugvorderingen meer door de arbeidseis zouden voorkomen. Hiermee kunnen mogelijk ook bepaalde hardheden die in de huidige wetgeving zitten rond bijvoorbeeld partnerschap worden voorkomen.
3. Ambtelijke verkenning naar een direct gefinancierd stelsel met meer zekerheid en minder risico’s voor ouders
3.1 Beschrijving mogelijke bouwblokken
Ambtelijk worden bouwblokken verkend in de richting van een inkomensonafhankelijk en direct gefinancierd kinderopvangstelsel.
De mogelijke bouwblokken in de financieringssystematiek waar ambtelijk naar wordt gekeken zijn:
• Kinderopvangorganisaties worden verantwoordelijk voor de aanvraag van de overheidsvergoeding en het doorgeven van veranderingen in het gebruik van kinderopvang in plaats van ouders.
• De vergoeding wordt betaald aan de kinderopvangorganisaties, niet aan de ouders.
• Of een ouder voldoet aan de voorwaarden voor de vergoeding wordt vooraf periodiek getoetst in plaats van achteraf.
De effecten van een inkomensonafhankelijke financieringssystematiek zijn vorig jaar uitgebreid bestudeerd en toegelicht in onze brief van 15 september 2023.4 Voordelen zijn dat de kinderopvang voor veel ouders fors goedkoper wordt waardoor meer werken lonender is. Nadelen zijn een forse stijging van de vraag in een al krappe markt met risico’s rond kansengelijkheid en toegankelijkheid tot gevolg. Daarom wordt, als mogelijk ingroeipad naar een inkomensonafhankelijk stelsel op termijn, ambtelijk in beeld gebracht hoe een financieringssysteem werkt met een inkomensafhankelijke vergoeding voor werkende ouders (arbeidseis).
Er zijn daarnaast verschillende vragen die mede opkwamen in het eerdere greenfield traject en ook onderdeel zijn van de ambtelijke verkenning, zoals: Welke mogelijke invullingen kunnen er aan de arbeidseis gegeven worden, wat zijn manieren om vooraf te toetsen op de arbeidseis en in welke frequentie kan dit? Hoe gaan we om met de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik? En hoe kan toezicht en handhaving worden ingeregeld op een manier die de administratieve lasten voor kinderopvangorganisaties doenlijk houdt? Wat is de invloed van een inkomensonafhankelijke of -afhankelijke vergoeding op de inrichting van het stelsel? De lessen uit het ontwerpproces in de greenfield worden betrokken bij de uitwerking tot en met de zomer. De verschillende opties met overwegingen worden in kaart gebracht. Met alle uitwerkingen tezamen hebben we straks een volledig beeld van de mogelijkheden en risico’s van een inkomensafhankelijke en inkomensonafhankelijke directe financieringssystematiek met meer zekerheid en minder risico voor ouders. Dit bereiken we door vooraf periodiek de voorwaarden voor de vergoeding te toetsen.
In alle gevallen leidt het vooraf bieden van zekerheid aan ouders tot extra kosten, net als het anders inrichten van de uitvoering. Ook is aandacht en financiering nodig voor een zorgvuldige overgang van de huidige kinderopvangtoeslag naar een nieuwe financieringssystematiek. In de nadere uitwerking zullen de incidentele en structurele kosten worden geraamd.
3.2 Potentiële gevolgen van de stappen ten opzichte van de huidige kinderopvangtoeslag
Voor het demissionaire kabinet blijft het uitgangspunt van het coalitieakkoord gelden: ouders de meeste zekerheid bieden. Dat is met een inkomensonafhankelijke vergoeding voor werkende ouders, direct uitbetaald aan kinderopvangorganisaties. Met bovenstaande maatregelen kan ook in aanloop naar het nieuwe stelsel worden toegewerkt naar meer zekerheid voor ouders ten opzichte van de huidige situatie.
Vooraf wordt door de uitvoerder periodiek getoetst of ouders aan de voorwaarden voor de vergoeding voldoen. Eén van deze voorwaarden is de arbeidseis. In plaats van achteraf zal in deze systematiek vooraf periodiek worden vastgesteld of aan deze voorwaarde wordt voldaan. De onzekerheid over dit alles-of-niets criterium verdwijnt. Dat geeft ouders zekerheid vooraf en voorkomt terugvorderingen. Meer zekerheid en minder terugvorderingen kan een positieve impact hebben op stress en (mentale) gezondheidsproblemen.
In de inkomensafhankelijke tussenstap blijven ouders op basis van hun inkomen een eigen bijdrage betalen. Zij krijgen ten opzichte van de huidige situatie niet langer een rekening voor de totale opvangkosten van de kinderopvangorganisatie waar een onzeker voorschot tegenover staat. Dit draagt bij aan een voorspelbaarder en overzichtelijker inkomen, zoals de commissie sociaal minimum adviseert.5 Op dit moment kan het bij lage inkomens voorkomen dat de factuur van de kinderopvangorganisatie en de bijbehorende toeslag hoger zijn dan het netto maandinkomen van een ouder of gezin. De rekenvoorbeelden in box 1 illustreren hoe hoog de rekening van de kinderopvang en de ontvangen toeslag voor twee verschillende gezinnen zijn ten opzichte van het nettosalaris.
Situatie 1: een gezin met een alleenstaande moeder en twee kinderen. De moeder werkt vier dagen per week en verdient (op basis van een fulltime dienstverband) 120% van het wettelijk minimumloon. Kind 1 is 3 jaar oud en kind 2 is 1 jaar. Ze gaan allebei 3 dagen in de week naar het kinderdagverblijf. Het nettosalaris van moeder is ongeveer € 1.950 per maand. De (zekere) rekening van de kinderopvang is in totaal € 2.890 per maand. Hier staat een (onzekere) toeslag van € 2.775 per maand tegenover. Per saldo betaalt moeder € 115 per maand aan kinderopvang, maar ze krijgt wel iedere maand een rekening en een toeslag die hoger zijn dan haar salaris. Situatie 2: twee ouders en twee kinderen. Ouder 1 werkt fulltime en verdient een modaal salaris. Ouder 2 werkt 3 dagen in de week en verdient 60% van een modaal salaris. Kind 1 is 3 jaar oud en kind 2 is 1 jaar. Het gezamenlijk nettosalaris is ongeveer € 4.900 per maand6. De (zekere) rekening van de kinderopvang is in totaal € 2.890 per maand. Hier staat een (onzekere) toeslag van € 2.490 per maand tegenover. Per saldo betalen de ouders € 400 per maand aan kinderopvang, maar ze krijgen wel iedere maand een rekening en een toeslag ter hoogte van ruim de helft van hun gezamenlijke salaris. |
In een stelsel van directe financiering, zoals is opgenomen in het coalitieakkoord, zijn kinderopvangorganisaties verantwoordelijk voor het doorgeven van het aantal uren kinderopvang. Een wijziging van het aantal opvanguren leidt hierdoor tot correcties in de betaling aan de kinderopvangorganisatie. En niet tot terugvorderingen van de gehele vergoeding bij ouders. Verkeerd ingeschatte opvanguren of het niet doorgeven van wijzigingen in opvanguren zijn in de huidige kinderopvangtoeslag de oorzaak van twee derde van de hoge terugvorderingen.7 Een te hoge schatting van 2 à 3 uur per week kan op jaarbasis leiden tot een terugvordering van meer dan 1.000 euro.
De inkomensafhankelijkheid betekent dat de eigen bijdrage die ouders gaan betalen afhankelijk is van hun inkomen. Het inschatten van dit inkomen kan ingewikkeld zijn. Zeker voor ouders met wisselende contracten of een eigen onderneming. Dat betekent dat er, zonder aanvullende keuzes, een risico blijft op correcties van de eigen bijdrage door de uitvoerder die leiden tot een nabetaling aan of terugvordering bij ouders. Wij werken aan mogelijkheden om het risico op terugvorderingen op basis van inkomen te verkleinen, ook binnen de huidige kinderopvangtoeslag (zie daarvoor hoofdstuk 2).
Een tussenstap met inkomensafhankelijke directe financiering kan op de kortere termijn meer zekerheid voor ouders geven en heeft mogelijk positieve effecten op de arbeidsparticipatie van met name gezinnen met een laag inkomen en een laag middeninkomen. In een binnenkort te verschijnen rapport van I&O research zijn aan ouders hypothetische situaties voorgelegd over veranderingen in de financiering van kinderopvang. 17% van de ouders die geen gebruik maakt van formele opvang en 9% van de ouders die wel gebruik maakt van formele opvang geeft aan meer te willen werken als de toeslag zekerder is. Dit staat tegenover respectievelijk 4% en 10% van de ouders die aangeven minder te willen werken. Voor ouders die nog geen gebruik maken van formele opvang kan meer zekerheid dus mogelijk leiden tot een hogere arbeidsparticipatie. De impact van meer zekerheid in de financiering op de arbeidsparticipatie staat los van de marginale druk. Bij inkomensafhankelijkheid zonder wijzigingen in de vergoedingen blijft de druk in stand. Bij inkomensonafhankelijkheid neemt de marginale druk significant af.
3.3 Proces
Voor het demissionair kabinet staat het nieuwe financieringsstelsel uit het coalitieakkoord voorop met een inkomensonafhankelijke vergoeding aan werkende ouders, rechtstreeks uitbetaald aan de kinderopvangorganisaties. Een volgend kabinet zal een eigen keuze maken voor een vervolg. Om daarbij voorbereid te zijn op mogelijke stappen onderweg naar het coalitieakkoord wordt ambtelijk gekeken naar aanvullende varianten, waaronder inkomensafhankelijkheid.
En voor welke financieringssystematiek het volgende kabinet ook kiest, vaststaat dat deze systematiek niet alleen eenvoudiger en voorspelbaarder moet zijn voor ouders, maar ook uitvoerbaar moet zijn voor de kinderopvangorganisaties en de uitvoerder. Daarnaast is het van belang dat er draagvlak voor is in de samenleving. We werken de komende maanden aan een verdere uitwerking van de aandachtspunten van de directe inkomensonafhankelijke financiering in het kader van de werkmaatschappij. 8 Daarnaast vindt de ambtelijke verkenning plaats naar de inkomensafhankelijke directe financieringssystematiek.
Als onderdeel van de uitwerking zal vanuit het perspectief van een werkmaatschappij een reflectie op de uitvoerbaarheid worden gegeven. Daarnaast reflecteert Dienst Toeslagen op de impact van deze variant voor de eigen organisatie. De financieringssystematiek met inkomensafhankelijkheid gaat immers uit van dezelfde voorwaarden als de kinderopvangtoeslag. De sector wordt op een verschillende momenten in het proces uitgenodigd om aandachtspunten mee te geven die worden meegenomen in de uitwerking. Ook wordt gekeken naar de samenloop met OCW-beleid voor voorschoolse educatie en emancipatie.
De verwachting is dat de uitwerking in de zomer gereed is. We zullen uw Kamer na de zomer informeren over de uitkomsten van het ontwerpproces. Het is aan een volgend kabinet om een besluit te nemen over de fundamentele herziening van de kinderopvangtoeslag.
4. Evaluatie greenfield, tariefregulering en kinderopvangakkoord
4.1 Evaluatie greenfield
Tijdens het vorige ontwerpproces hebben we in een greenfield benadering samengewerkt met vier uitvoeringsorganisaties en met sectorpartijen. Van deze innovatieve en unieke aanpak heeft het programma Versterken Ketens, in samenwerking met het programma Werk aan Uitvoering, een evaluatie uitgevoerd. Hierbij zijn deelnemers aan de greenfield uit alle gremia geïnterviewd, inclusief Kamerleden en bewindspersonen. Het evaluatierapport is bijgevoegd bij deze brief. De geleerde lessen en aanbevelingen benutten wij in het huidige proces om tot een nieuwe financieringssystematiek te komen. Ook kunnen we er als overheid ons voordeel mee doen voor vergelijkbare toekomstige trajecten.
De praktijk van de greenfield bleek complexer dan gedacht. Toch zijn vrijwel alle deelnemers ervan overtuigd dat intensieve samenwerking tussen beleid, uitvoering en sector vanaf de start van een traject essentieel is. Met andere woorden om vanuit verschillende expertises te werken aan een gezamenlijke opgave. Om vervolgens te komen tot een goede maatschappelijke oplossing en de bereidheid van alle partijen om van het proces en van elkaar te leren. Uit het rapport volgt dat vroeg in het proces investeren in elkaar en in elkaars organisatie behulpzaam is om te komen tot een gezamenlijke ambitie, waarop teruggegrepen kan worden als er later in het proces frictie ontstaat. Verder leert de evaluatie ons dat het raadzaam is om aan het begin van het proces met de politiek, beleid en uitvoering de opdracht en de onderliggende bedoeling te verkennen. En duidelijkheid te hebben over rollen en verantwoordelijkheden. Hierdoor kan er gerichter aan de opgave gewerkt worden en kan ruimte ontstaan voor alternatieve oplossingen.
4.2 Tariefregulering
Toekomstige keuzes over de inrichting van de kinderopvang kunnen leiden tot een stijging van de vraag. De extra vraag zorgt ervoor dat uurtarieven waarschijnlijk zullen stijgen. Het risico bestaat dat ouders met lagere inkomens de kinderopvang niet meer kunnen betalen. Tariefregulering zou een maatregel kunnen zijn om dit tegen te gaan. Deze maatregel is complex en de gevolgen voor het aanbod zijn onzeker. Zoals in september 2023 aangekondigd zet de Minister van SZW een aantal onderzoeken uit, waaronder een kostprijsonderzoek.9 De Europese aanbesteding voor dit kostprijsonderzoek loopt. Naar verwachting kan het onderzoek in mei starten en volgen de uitkomsten in de eerste helft van 2025. Daarnaast wordt gewerkt aan een monitor en analyse van het aanbod in de kinderopvangmarkt. De eerste uitkomsten hiervan worden eind 2024 verwacht. Deze onderzoeken zullen waardevolle inzichten opleveren over de bedrijfsvoering en de markt. Dit kan een nieuw kabinet helpen met de afweging of tariefregulering een wenselijke en uitvoerbare optie is.
4.3 Kinderopvangakkoord
Het lid Van den Hil (VVD) heeft tijdens de procedurevergadering van 12 maart een verzoek ingediend om een reactie van het kabinet op het Kinderopvangakkoord. De sectorpartijen die het kinderopvangakkoord hebben gesloten geven aan dat brede toegankelijkheid van de kinderopvang voor hen prioriteit heeft. Dat betekent dat kinderopvang toegankelijk wordt voor alle kinderen van 0 tot 12 jaar. Zij spreken daarbij de wens uit dit in nauwe afstemming met hen uit te werken. En dat rekening wordt gehouden met de uitvoerbaarheid zowel in de sector als bij de overheid.
Wij vinden het positief dat sectorpartijen een akkoord hebben gesloten. Daarmee leggen zij een duidelijke ambitie neer voor de toekomst. Besluitvorming over de maatregelen in het akkoord zoals toegankelijke kinderopvang voor alle kinderen van 0 tot 12 jaar is aan het volgende kabinet. Wel ondersteunen wij de wens van de sector om in nauwe samenwerking met beleid, uitvoering en sectorpartijen vorm te geven aan een vereenvoudiging van het stelsel.
5. Conclusie en afsluiting
Goede kinderopvang is van grote waarde voor onze samenleving. Het geeft kinderen de kans op een goede start en maakt het voor ouders mogelijk om deel te nemen op de arbeidsmarkt. Een goed functionerende financieringssystematiek is daarbij essentieel. Het moet voor ouders eenvoudig zijn om gebruik te maken van de kinderopvang, zonder dat daar grote financiële onzekerheden bij komen kijken.
Er wordt al lang gesproken over het herzien van de financieringssystematiek in de kinderopvang. Ook het rapport van de parlementaire enquête fraudebeleid en dienstverlening concludeert opnieuw dat er een stap gezet moet worden.10 Dit kabinet heeft een uitgebreid concept-ontwerp opgesteld en uw Kamer hierover geïnformeerd.11 Tegelijkertijd is het aan een nieuw kabinet om vanuit een langetermijnvisie op de toekomst van de kinderopvang samenhangende keuzes te maken.
Wij hopen met het verder uitwerken van directe financiering met meer zekerheid en minder risico’s voor ouders het nieuwe kabinet en de samenleving informatie en inzichten te geven. Hiermee kan het nieuwe kabinet besluiten over de volgende stappen. Daarnaast blijven we werken aan verbeteringen van de huidige kinderopvangtoeslag.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
M.L.J. Paul
De Staatssecretaris van Financiën,
A. de Vries
Kamerstukken II 2020/21, 35 510, nr. 4.↩︎
Blind voor mens en recht PEFD (tweedekamer.nl)↩︎
Kamerstuk 31 322, nr. 526, 20 maart 2024↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 512.↩︎
Zie beleidsaanbeveling 7 van de commissie sociaal minimum, uit «Een zeker bestaan» deel 1.↩︎
Dit is alleen het salaris van de ouders. Er zijn nog andere inkomsten zoals kindgebonden budget, andere toeslagen, etc.↩︎
Stand van de uitvoering 2023 | Publicatie | Over Dienst Toeslagen (overtoeslagen.nl)↩︎
Zie de brief van 15 september voor een toelichting op de werkmaatschappij.↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 512.↩︎
Blind voor mens en recht PEFD (tweedekamer.nl)↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 490.↩︎