[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgang tabaksontmoedigingsbeleid

Tabaksbeleid

Brief regering

Nummer: 2024D17108, datum: 2024-04-25, bijgewerkt: 2024-05-02 08:35, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32011-110).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32011 -110 Tabaksbeleid.

Onderdeel van zaak 2024Z07461:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

32 011 Tabaksbeleid

Nr. 110 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 april 2024

Roken is de belangrijkste veroorzaker van ziekte en sterfte in Nederland. Het blijft daarom onverminderd belangrijk om in te zetten op het ontmoedigen van roken en het bereiken van de rookvrije generatie. Met deze brief breng ik uw Kamer op de hoogte over de stand van zaken van een aantal onderwerpen rondom het tabaksontmoedigingsbeleid. Ook doe ik een aantal moties van uw Kamer af. In deze brief behandel ik de volgende onderwerpen:

1. Uitbreiding rookverbod naar plekken waar veel kinderen komen

2. Onderzoek uniform en neutraal uiterlijk van e-sigaretten

3. Afstandscriterium verkooppunten tabak

4. Verkoop elektronische rookwaar in speciaalzaken

5. Accijnsverhoging en stoppen met roken

6. Reactie Europese Commissie op rechtszaak aangaande sjoemelsigaret

Hieronder ga ik puntsgewijs in op de verschillende onderwerpen.

1. Uitbreiding rookverbod naar plekken waar veel kinderen komen

In de motie Jansen en Krul wordt de regering verzocht om met een plan te komen voor een rookverbod ten aanzien van plekken waar veel kinderen komen, zoals in pretparken, speeltuinen en openluchtzwembaden.1 Tevens wordt de regering verzocht om ervaringen en de haalbaarheid te onderzoeken van een breder verbod van roken in de nabijheid van kinderen, en de Kamer daarover binnen zes maanden te informeren. Net als de leden Jansen en Krul vind ik het rookvrij maken van omgevingen waar veel kinderen komen van groot belang en de motie steunt dan ook het beleid dat ik hierop, samen met partijen, al heb ingezet en eerder heb aangekondigd in mijn brief van 2 december 20222.

In het Nationaal Preventieakkoord (NPA) is afgesproken dat kinderen moeten kunnen opgroeien in een rook- en tabaksvrije omgeving. Dat betekent dat ze niet langer blootgesteld worden aan meeroken en dat voorkomen wordt dat zij verleid worden om te beginnen met roken.3 Om dit te bewerkstelligen zijn met de NPA-partners doelen gesteld om alle schoolterreinen, kinderboerderijen en kinderopvanglocaties speeltuinen en sportterreinen rookvrij te maken.4 Veel partners zijn aan de slag en er zijn veel goede voorbeelden van kindomgevingen die de afgelopen jaren rookvrij zijn geworden. Denk bijvoorbeeld aan de gemeente Den Haag, waar alle openbare speelplekken en eigen sportparken rookvrij zijn gemaakt. Inmiddels zijn bijna alle kinderboerderijen en beheerde speeltuinen in Nederland rookvrij. Het is belangrijk dat partijen aan de slag blijven met het rookvrij maken van terreinen. Via de Rookvrije Generatie hebben partijen materialen tot hun beschikking die kunnen helpen bij het rookvrij maken.

Ondanks dat er vooruitgang is geboekt op de rook- en tabaksvrije omgeving, blijkt uit de Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2021 dat een aantal doelstellingen niet gehaald is.5 Het aantal rookvrije kinderboerderijen, beheerde speeltuinen en sportverengingen is toegenomen, maar het is nog niet zo dat al deze plekken rookvrij zijn. Over de hele linie worden belangrijke stappen gezet richting de rook- en tabaksvrije omgeving, maar het tempo waarop dit gebeurt ligt laag. Om ook de achterblijvers te stimuleren tot het rookvrij maken van hun terreinen, heb ik eerder aangekondigd het rookverbod uit te breiden met een aantal plekken waar veel kinderen komen.6

Het wettelijk verbieden van roken of vapen op locaties waar veel kinderen komen, kan worden bewerkstelligd door middel van uitbreiding van de reikwijdte van het rookverbod, zoals geformuleerd in de Tabaks- en rookwarenwet. Het rookverbod is in artikel 10 van de Tabaks- en rookwarenwet opgenomen en stelt dat de beheerder van de locaties waar het rookverbod geldt dit verbod moet instellen, aanduiden en handhaven. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) ziet toe op de naleving en kan de beheerders beboeten indien zij niet aan de wetgeving voldoen. Dit kan er hetzelfde uitzien als de wetgeving zoals die sinds 2020 geldt voor het rookvrij maken van de terreinen van onderwijsinstellingen. Het rookverbod op schoolterreinen geldt altijd: 24 uur per dag en 7 dagen per week.

Uit gesprekken met vertegenwoordigers van de verschillende branches blijkt dat er grote variatie is tussen en binnen de verschillende omgevingen waar veel kinderen komen. In de paragrafen hieronder wordt ingegaan op deze verschillen. Zoals de motie verzoekt, volgt hieronder een analyse van de ervaringen, haalbaarheid en uitvoerbaarheid op basis van de gevoerde gesprekken.

Speeltuinen

Er kan onderscheid gemaakt worden tussen twee soorten speeltuinen, namelijk beheerde en onbeheerde speeltuinen. Een beheerde speeltuin kenmerkt zich als een omheind terrein dat is ingericht als speelgelegenheid voor kinderen en waar van het beheer ligt bij een speeltuinorganisatie. Uit gesprekken met brancheorganisatie LOS (voor speeltuinen en kindervakantieorganisaties) blijkt dat de terreinen en het beheer heel verschillend zijn, bijvoorbeeld in beheer van gemeenten, verenigingen of stichtingen. Een onbeheerde speeltuin is openbaar toegankelijk, onbeheerd en de grond is eigendom van een gemeente. Daarmee valt het beheer en toezicht dan ook onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid. In het NPA is afgesproken dat in 2020 75% van de speeltuinen rookvrij is en dat in 2025 alle beheerde en onbeheerde speeltuinen geheel rookvrij zijn. De voortgangsrapportage van het Preventieakkoord over het jaar 2021 laat zien dat 81% van de beheerde speeltuinen rookvrij is, maar dat er geen zicht is op de voortgang bij onbeheerde speeltuinen. In Nederland zijn er naar schatting 800 beheerde speeltuinen, waarvan 540 aangesloten bij een brancheorganisatie. Alleen bij de leden van die brancheorganisatie is er zicht op het aantal rookvrije speeltuinen.7

Het maatschappelijk draagvlaak voor het rookvrij maken van speeltuinen is groot. Uit draagvlakonderzoek van de GvRV blijkt namelijk dat 90% van de Nederlanders voorstander is van geheel rookvrije speeltuinen.8 Verder zet een aantal gemeenten belangrijke stappen om speelplekken rookvrij te maken. Zo zijn alle speelplekken in Den Haag al een aantal jaar rookvrij en in Utrecht is dit het geval sinds 2022.9 Tijdens gesprekken hebben de gemeente Den Haag en LOS aangegeven dat ook gemeenten een rol kunnen spelen bij het rookvrij maken van speeltuinen, bijvoorbeeld door dit als voorwaarde op te nemen voor een subsidie.

Sport

Binnen de sportsector is er een grote variëteit aan omgevingen. Er kan onder andere onderscheid gemaakt worden tussen grote sportparken en -velden, maar er kan ook sprake zijn van kleine afgebakende locaties zoals maneges en ijsbanen. In het NPA is de doelstelling opgenomen dat in 2020 2.500 sportverenigingen rookvrij zijn. Dit betekent dat de sportterreinen geheel rookvrij zijn of dat er afspraken zijn gemaakt die bijdragen aan het rookvrij maken van het terrein. Hiermee wordt geregeld dat kinderen niet meer in aanraking komen met roken. Daarnaast is in het NPA afgesproken dat in 2025 (nagenoeg) alle sportverenigingen rookvrij zijn.10 De doelstelling voor 2020 ging slechts over 2.500 sportverenigingen, wat neerkomt op minder dan 10% van het totale aantal. Uit de voortgangsrapportage van het NPA over het jaar 2021 blijkt dat er slechts 1.960 rookvrije sportverenigingen waren. Dit aantal was een inschatting, waarbij cijfers over verenigingen zonder eigen kantine onbekend waren.11 Hiertegenover staat dat het maatschappelijk draagvlak voor de maatregel groot is. Uit draagvlakonderzoek van de GvRV blijkt dat 87% van de Nederlanders voorstander is van geheel rookvrije buitensportterreinen waar kinderen sporten.12

Uit gesprekken met onder ander NOC*NSF en een aantal sportbonden blijkt dat zij groot voorstander zijn van vrijwillige inzet, waarbij een wettelijk rookverbod een laatste redmiddel is. De grote variëteit aan terreinen maakt het uitrollen van een rookverbod lastig volgens deze partijen. Daarnaast voorzien de sportbonden problemen in de handhaving van het verbod, bijvoorbeeld bij het aanspreken van mensen die ondanks het verbod toch roken door vrijwilligers van verenigingen. Mochten gemeenten vooruitlopend op een wettelijk rookverbod toch stappen willen zetten, dan is dit mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan de gemeente Den Haag die al zijn eigen sportparken rookvrij maakte door het als een voorwaarde te stellen bij het afsluiten van contracten.

Kinderboerderijen

De beheerdersvorm van kinderboerderijen is erg divers. Hoewel een groot deel van de kinderboerderijen een stichting of vereniging is, valt een aantal onder het beheer van een gemeente, recreatie-, zorg- of onderwijsinstelling. De kinderboerderij kan ook in particulier beheer zijn.13 In het NPA is afgesproken dat in 2020 alle terreinen van alle 400 kinderboerderijen geheel rookvrij zijn. De voortgangsrapportage van het NPA over het jaar 2021 laat zien dat 81% van de kinderboerderijen geheel rookvrij is en daarmee is de doelstelling niet gehaald.14 Ondanks dat er belangrijke stappen worden gezet, blijkt uit gesprekken met de organisatie Kinderboerderijen Actief en de vereniging Stads- en Kinderboerderijen Nederland (vSKBN) dat het vooralsnog niet lukt om ook de laatste kinderboerderijen rookvrij te maken. Hiertegenover staat dat het maatschappelijk draagvlak voor deze maatregel groot is. Uit draagvlakonderzoek van de GvRV blijkt dat 91% van de Nederlands voorstander is voor geheel rookvrije kinderboerderijen.15 Ook blijkt uit de gesprekken dat bij kinderboerderijen vrijwilligers in eerste instantie huiverig zijn, maar dat wanneer de maatregel is ingevoerd zij het een goede en verstandige maatregel vinden en ook anderen durven aan te spreken op ongewenst gedrag. Desalniettemin wordt het ook als drempel ervaren.

Kinderopvanglocaties

De kinderopvang is een omgeving die zich op kinderen richt. Ruim 900.000 (jonge) kinderen in Nederland gaan hier naartoe.16 Vanuit het oogpunt van de volksgezondheid moet de kinderopvang een veilig en gezonde omgeving zijn. Hierbij hoort dat de omgeving rookvrij is. In het NPA is afgesproken dat in 2020 alle kinderopvanglocaties rookvrij zijn. Uit de voortgangsrapportage van het NPA blijkt dat in 2021 minstens 95% van de buitenschoolse opvanglocaties (BSO’s) en kinderopvanglocaties rookvrij zijn. Uit gesprekken met de Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOink) blijkt dat het grootste obstakel nu zit bij professionals die zelf roken en kinderen blootstellen aan derdehandsrook. Er zijn personeelstekorten en de sector wil daarom leiders niet onder druk zetten. Het maatschappelijk draagvlak voor deze maatregel is groot. Uit draagvlakonderzoek van de GvRV blijkt dat 90% van de Nederlanders voorstander is van geheel rookvrije buitenterreinen van de kinderopvang.17 Waar in 2020 het rookverbod werd ingesteld voor onderwijsinstellingen, was dit niet het geval voor terreinen van kinderopvang. De kinderopvang kent verschillende opvangstructuren met verschillende terreinen, namelijk buitenschoolse opvang, kinderopvanglocaties en voorzieningen van gastouderopvang. Het rookverbod kan niet gelden voor voorzieningen van gastouderopvang, omdat dit een kleinschalige vorm van opvang is in de huiselijke sfeer. Artikel 6.2 van het Tabaks- en rookwarenbesluit regelt een uitzondering voor ruimten waar geen inbreuk mag worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer. Ik juich het toe dat ook deze vorm van kinderopvang op vrijwillige basis volledig rookvrij wordt.

Dagattracties

Met dagattracties, zoals pretparken en dierentuinen, zijn in het NPA geen afspraken gemaakt. Uit een gesprek met de Club van 11, de branchevereniging voor Nederlandse dagattracties, blijkt dat van de 23 dagattracties die zijn aangesloten er geen één is waar je overal mag roken. In de praktijk is er bij dagattracties een beperkt aantal rookplekken. Uit een gesprek met de Nederlandse Vereniging voor Dierentuinen (NVD) blijkt dat alle dierentuinen in ieder geval rookvrije afspraken hebben. Onder andere door de verschillende groottes in terreinen maakt het gros nog gebruik van rookzones. Er is een aantal goede voorbeelden te benoemen, bijvoorbeeld de dierentuinen ARTIS en Blijdorp die respectievelijk de terreinen in 2019 en 2024 volledig rookvrij maakten. Bij diergaarde Blijdorp werkt men met een creatieve oplossing om rokende bezoekers toch te laten roken, zij kunnen een stempel halen en daarmee het terrein verlaten voor een sigaret en daarna weer terugkomen. Uit draagvlakonderzoek van de GvRV blijkt dat 81% van de Nederlanders voorstander is van een rookvrije dierentuin, het draagvlak is ook hier ontzettend hoog.

Openluchtzwembaden

Over openluchtzwembaden zijn in het NPA geen afspraken gemaakt, maar er zijn goede voorbeelden van gemeenten die hier actief mee aan de slag zijn. In de gemeente Utrecht zijn de zwembaden bijvoorbeeld rookvrij. Zwembaden werden op basis van een stappenplan van de GvRV geholpen om rookvrij te worden, een onderdeel hiervan was dat het personeel een stoppen-met-roken-cursus aangeboden kreeg. Via de rookvrije generatie kunnen (buiten)zwembaden dergelijke informatie, waaronder een stappenplan, vrijblijvend raadplegen en hulp vragen bij het rookvrij worden. Ook hiervoor is er een groot maatschappelijk draagvlak, acht op de tien Nederlanders is voorstander van geheel rookvrije buitenzwembaden.

Overige omgevingen

Naast alle bovengenoemde omgevingen kan ook nog gedacht worden aan bijvoorbeeld het rookvrij maken van scouting en vakantieparken. Zo is er bij scoutinggroepen nu al vaak een ongeschreven regel om niet in het zicht van kinderen te roken. Veel vakantieparken hebben uitgebreide speelgelegenheden in de buitenlucht en buitenbaden. Het ligt in de rede om deze omgevingen mee te nemen bij een uitbreiding van het rookverbod. Verder is er een steeds luidere roep in de maatschappij en de politiek om een rookverbod in auto’s en meer specifiek voor auto’s met kinderen in te stellen. Roken in het bijzijn van kinderen is schadelijk voor de gezondheid van kinderen en dit geldt des te meer voor een kleine ruimte zoals een auto waarbij kinderen worden blootgesteld aan grote hoeveelheden rook. Meerdere Europese landen hebben roken in auto’s verboden als er kinderen meerijden. Met deze maatregel geven zij een extra signaal dat roken bij kinderen niet langer de norm is.

Het percentage Nederlanders dat vindt dat auto’s waarin kinderen zitten geheel rookvrij zouden moeten zijn is gestegen van 80% in 2009 naar 91% in 2020.18 Het nemen van een dergelijke maatregel kan echter een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zijn. Ook stelt het de toezichthouder voor grote uitdagingen. Zo heeft de NVWA, die toezicht houdt op de naleving van het rookverbod, bijvoorbeeld niet de juiste bevoegdheden om op wegen te handhaven en mag de NVWA geen auto aanhouden. Daarnaast brengt deze maatregel met zich mee dat de roker zelf wordt beboet voor roken op een plek waar dit niet mag. Dit is een afwijking van het gevoerde beleid, aangezien het gebruik van tabak niet gecriminaliseerd is. Voor de situatie dat er zich tevens kinderen in de auto bevinden zou een rechtvaardiging gezocht kunnen worden in het feit dat de roker de kinderen blootstelt aan uitzonderlijk hoge hoeveelheden rook in de longen. Een dergelijke maatregel dient onder andere om deze reden verder onderzocht te worden alvorens het invoeren daarvan kan worden overwogen.

Overwegingen ten aanzien van de naleving, toezicht en handhaving

De NVWA is aangewezen als toezichthouder voor de tabaks- en rookwarenregelgeving en zal daarom ook toezicht houden op de naleving van dit rookverbod. Wanneer al deze omgevingen bij elkaar opgeteld worden, gaat het om een groot aantal locaties dat rookvrij gemaakt moet worden. Dit betekent dat er veel aanvullende financiële middelen nodig zijn voor de NVWA voor toezicht op de naleving van het rookverbod. Handhavingstechnisch is het vooralsnog niet mogelijk om al deze omgevingen tegelijkertijd onder de wettelijke verplichting van het rookverbod te laten vallen.

Verder is de verwachting, op basis van de ervaring bij bijvoorbeeld onderwijsinstellingen, dat er een zogenaamd waterbedeffect optreedt. Dit betekent dat rokers zich verplaatsen naar buiten het terrein, waar zij nog steeds in het zicht staan of niet-rokers door een rookhaag moeten om een terrein te betreden. Dit speelt zich af in de openbare ruimte. Natuurlijk kunnen met gemeenten afspraken worden gemaakt over deze situatie, maar ook dit zal de handhavingsdruk voor gemeenten vergroten. Verder blijkt uit gesprekken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) dat gemeenten positief staan tegenover het creëren van meer rookvrije omgevingen op plekken waar veel kinderen komen, maar dat er aanvullende financiële middelen nodig zijn voor de handhaving.

Het invoeren van een rookverbod voor verschillende omgevingen waar veel kinderen komen zal gevolgen hebben voor de regeldruk van beheerders van de betreffende terreinen. Zoals eerder aangegeven ligt de verplichting van het instellen, aanduiden en handhaven van het rookverbod bij de beheerder van een terrein. Om de kosten die het wettelijk verbod met zich meebrengt inzichtelijk te maken, kunnen we kijken naar het eerder ingevoerde rookverbod bij onderwijsinstellingen. Voor onderwijsinstellingen werden de eenmalige kosten geschat tussen de € 1.500,– tot € 100.000,– per onderwijslocatie. De structurele kosten werden geschat op € 1.500,– tot € 10.000,– per jaar per onderwijs locatie. Kosten zijn afhankelijk van bijvoorbeeld het type onderwijs of de grootte van de locatie. De verwachting is dat kosten in de loop van de tijd dalen, omdat er een normverandering optreedt. Voor de locaties die in deze analyse zijn meegenomen zullen de kosten vergelijkbaar zijn.

Daarnaast wordt regelmatig de vraag gesteld om individuele rokers te beboeten. Ik vind dit niet passen in de gedachte achter de wet, tabaksgebruik is namelijk legaal en het gebruik is niet gecriminaliseerd. Daarom zal aan individuen die het rookverbod overtreden door de NVWA geen boete worden opgelegd; daartoe is de NVWA immers niet bevoegd. Daarnaast zie ik het als een verantwoordelijkheid van beheerders om aan de slag te gaan met het rookvrij maken van hun terreinen. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid van de maatschappij en overheid om kinderen in een gezonde omgeving te laten opgroeien. We moeten samen aan de slag om dat mogelijk te maken en het beboeten van individuen zal daar niet noemenswaardig aan bijdragen.

Gezien het grote aantal kindomgevingen en de daaraan verbonden grote uitdagingen, kies ik er voor om het rookvrij maken van kindomgevingen in een aantal fases op te delen. Ik bereid nu een wetsvoorstel voor waarmee omgevingen die primair gericht zijn op kinderen rookvrij gemaakt worden alsmede omgevingen die voorlopen in het volledig rookvrij maken van hun locatie én waarvan het maatschappelijk draagvlak tot rookvrij maken hoog is. Dit zijn beheerde speeltuinen, kinderboerderijen en terreinen van kinderopvanglocaties. Het is een grote eerste stap die ruim 18.000 locaties omvat die moeten voldoen aan de wettelijke verplichting van het rookverbod.19, 20, 21 De komende maanden werk ik het voorstel verder uit en verwacht ik dat het voorstel in het voorjaar van 2025 met uw Kamer gedeeld wordt. Vanwege de geschetste complexiteit is het niet mogelijk gebleken om het rookverbod al per 2025 uit te breiden.

In een volgende stap kunnen desgewenst andere plekken waar veel kinderen komen rookvrij gemaakt worden. Hierbij valt te denken aan de sportsector, openluchtzwembaden, dagattracties, zoals pretparken en dierentuinen, onbeheerde speeltuinen en de scouting.

2. Onderzoek uniform en neutraal uiterlijk van e-sigaretten

In maart 2023 verzocht de motie van der Laan en Ceder22 de regering te onderzoeken welke stappen er gezet moeten worden om de e-sigaret een uniform en neutraal uiterlijk te geven. Ik heb het RIVM gevraagd hier een onderzoek naar uit te voeren. Bijgevoegd vindt u het onderzoek van het RIVM. Het RIVM trekt de conclusie dat de kleur, vorm en functionaliteit van een e-sigaret belangrijke kenmerken zijn die de aantrekkelijkheid van de e-sigaret beïnvloeden. Het RIVM geeft aan dat de aantrekkelijkheid van e-sigaretten verminderd kan worden door deze kenmerken te reguleren en geeft in overweging om een standaardontwerp voor e-sigaretten te implementeren.

Het RIVM biedt met het onderzoek een basis voor eventuele toekomstige regulering van het uiterlijk van de e-sigaret, om deze producten (nog) minder aantrekkelijk te maken, met name voor jongeren. Het invoeren van regels ten aanzien van het uiterlijk van e-sigaretten zou een nieuw en complex wetstraject betekenen. Het demissionaire karakter van het kabinet leidt tot bescheidenheid ten aanzien van nieuwe wetsvoorstellen en daarom is het aan een volgend kabinet om te besluiten of zij de adviezen van het RIVM wil opvolgen. Tegelijkertijd zit ik niet stil en ga ik door met het invoeren en handhaven van andere belangrijke maatregelen ten aanzien van de e-sigaret. Denk hierbij aan het rookverbod voor de e-sigaret, het smaakjesverbod op smaken anders dan tabak, het online verkoopverbod en het verkooppuntenverbod voor e-sigaretten.

3. Afstandscriterium verkooppunten tabak

In hun motie23, aangenomen op 30 januari 2024, verzoeken de leden Krul en Bikker in kaart te brengen wat er nodig is om zo spoedig mogelijk een afstandscriterium te kunnen hanteren voor verkooppunten van tabak en vapes zodat deze niet in de buurt van supermarkten, scholen en andere plaatsen waar jongeren vaak kunnen komen, worden geopend.

Ik vind het belangrijk te benadrukken dat we al grote stappen nemen om het aantal tabaksverkooppunten te verkleinen. Eind 2020 waren er ca. 10.000 tabaksverkooppunten, waarvan 6.400 supermarkten. Voor deze 6.400 supermarkten is de tabaksverkoop per 1 juli 2024 niet meer toegestaan. Het openen van nieuwe tabaksverkooppunten na het verbod op de verkoop van tabak in supermarkten was voorzien in het in opdracht van het kabinet uitgevoerde onderzoek door SEO Economisch Onderzoek24. Deze onderzoekers gaan ervan uit dat uiteindelijk ca. 800 supermarkten een eigen tabaksverkooppunt zullen openen. Ik had het liefst gezien dat ondernemers hun verantwoordelijkheid voor een gezonder Nederland nemen en geen nieuwe tabaksverkooppunten openen. Tegelijkertijd geven de voorliggende cijfers vooralsnog geen reden tot zorg, aangezien er geen signalen zijn dat het aantal nieuw geopende tabaksverkooppunten ook maar in de buurt komt van het aantal van 6.400 verkooppunten dat per 1 juli verdwenen zal zijn. Van een toename of groei van verkooppunten is dan ook geen sprake.

Als de verkoop dan toch wordt voortgezet in een aparte winkel die hoofdzakelijk tabak verkoopt is het gevolg wel dat ex-rokers, stoppers en kinderen minder vaak in aanraking komen met tabaksproducten vergeleken met de situatie waarbij sigaretten nog verkocht worden bij de servicebalie in de supermarkt. Het tabaksverkooppunt mag niet vanuit de supermarkt toegankelijk zijn.

Het hanteren van een afstandscriterium zodat verkooppunten van tabak en vapes niet kunnen worden geopend in de buurt van supermarkten, scholen en andere plaatsen waar jongeren vaak kunnen komen kan als beperkende voorwaarde voor het vestigen van nieuwe verkooppunten in de wet worden opgenomen dan wel als voorwaarde gelden bij een vergunningstelsel. Over de mogelijkheden voor een vergunningstelsel heb ik uw Kamer geïnformeerd in mijn brief van 25 oktober 2023.25 Hierin stelde ik onder andere dat voor een vergunningenstelsel een wetswijziging vereist is en dat een wetswijzigingstraject minimaal twee jaar duurt, waarna nog eventueel aanvullende lokale regelgeving nodig is. Voor een wettelijk beperkende voorwaarde geldt hetzelfde. Een invulling van een dergelijke afstandscriterium moet vanwege de beperking van het vestigen van een dienst aan de Europese Dienstenrichtlijn26 worden getoetst.

De huidige inzet op het verminderen van het aantal verkooppunten loopt tot 2032, waarna tabaksverkoop voorbehouden is aan tabaksspeciaalzaken. Ook hier geldt dat het starten met nieuwe wetgeving door het kabinet vanwege de demissionaire status niet voor de hand ligt. Eventuele nieuwe besluiten over maatregelen in de vorm van een vergunningenstelsel of het naar voren halen van het jaar waarin de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten enkel is voorbehouden aan speciaalzaken laat ik over aan een volgend kabinet. Hetzelfde geldt voor het invoeren van een afstandscriterium.

4. Verkoop elektronische rookwaar in speciaalzaken

In mijn brief van 2 december 2022 heb ik uw Kamer laten weten dat het kabinet wetgeving voorbereidt waarmee de verkoop van elektronische rookwaar, zoals e-sigaretten, met ingang van 2025 alleen nog mag plaatsvinden in speciaalzaken.27 Dit kunnen speciaalzaken voor e-sigaretten zijn en tabaksspeciaalzaken die meerdere typen rookwaren verkopen. Op dit moment werk ik dit wetsvoorstel verder uit. Het is een complex voorstel waarmee tegelijkertijd het aantal verkooppunten van tabak in een aantal stappen verder afgebouwd wordt. Vanwege de complexiteit van het voorstel is het niet haalbaar om dit vanaf 2025 in werking te laten treden. Het kabinet richt er dan ook op dat de verkoop van elektronische dampwaar in 2026 alleen nog kan plaatsvinden in speciaalzaken. Vanaf 2030 zal de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten voorbehouden zijn aan gemakszaken en speciaalzaken. Daaropvolgend worden tabaksproducten en aanverwante producten met ingang van 2032 alleen nog verkocht in speciaalzaken. Ik verwacht dit voorstel eind 2024 aan uw Kamer te doen zenden.

5. Accijnsverhoging en stoppen met roken

Op 1 april jl. is de accijns op tabaksproducten flink verhoogd. Gemiddeld zal een pakje sigaretten van 20 stuks na deze verhoging € 11,10 gaan kosten. De pakjes die nu in de winkel liggen hebben mogelijk nog een oude prijs, omdat winkels nog hun voorraden aan producten met het oude accijnstarief mogen verkopen. Accijnsverhogingen zijn de meest effectieve manier om tabaksconsumptie te verminderen. Hogere prijzen door accijnsverhogingen stimuleert mensen om te stoppen, vermindert consumptie en voorkomt dat mensen beginnen met roken.28

Het is belangrijk dat mensen die roken weten juist rond het moment van een prijsverhoging weten waar zij terecht kunnen als zij denken over stoppen. Zij moeten de juiste informatie kunnen vinden over stoppen met roken en hoe zij dit het beste kunnen aanpakken. Daarom is ervoor gekozen om in de komende maanden de Stoplijn van het Trimbosinstituut en ook de website ikstopnu.nl goed onder de aandacht te brengen via media-inzet. Ook wordt de capaciteit van de Stoplijn tijdelijk uitgebreid, zodat er directe, gratis hulp bij het stoppen met roken beschikbaar is.

6. Reactie Europese Commissie op rechtszaak aangaande sjoemelsigaret

Op 17 januari 2024 heb ik uw Kamer de brief toegezonden die ik aan Eurocommissaris Kyriakides heb verstuurd, betreffende de in de Europese Tabaksproductenrichtlijn vastgelegde meetmethode voor het meten van emissies van teer, nicotine en koolmonoxide (TNCO) van sigaretten.

In deze brief heb ik nogmaals het belang van een accurate meetmethode in de Tabaksproductenrichtlijn onderstreept. Gelet op de op handen zijnde evaluatie van de richtlijn, heb ik daarbij tevens de resultaten van het onderzoek naar de emissies van filtersigaretten met de Toblabnet-methode en de lopende juridische procedure bij het College van beroep voor het bedrijfsleven (CBb) onder de aandacht gebracht. De brief is op 29 september 2023 verstuurd. Eurocommissaris Gallina heeft de brief op 19 maart 2024 beantwoord. U treft haar brief als bijlage aan.

Eurocommissaris Gallina geeft aan dat de Europese Commissie zich bewust is van de beperkingen van de huidige meetmethode voor het meten van TNCO-emissies. De meetmethode is een terugkerend onderwerp geweest binnen de Commissie en komt regelmatig aan bod in overleg met de lidstaten. Bij gebrek aan een universeel aanvaarde «gouden standaard» en om de consistentie te waarborgen is bij de herziening van de Tabaksproductenrichtlijn in 2014 niet tot een andere meetmethode besloten. De internationale discussies rondom de meetmethode worden echter zorgvuldig gevolgd. In dat kader volgt de Europese Commissie ook met belangstelling de juridische procedure in Nederland.

Ik wil uw Kamer ook informeren over de voorgang in deze juridische procedure. Op 27 februari jl. heeft het CBb uitspraak gedaan. In de uitspraak heeft het CBb voorop gesteld dat de artikelen 3 en 4 van de Tabaksproductenrichtlijn nog niet op alle punten duidelijk zijn, ook niet met inachtneming van het eerdere arrest van het Europese Hof van Justitie. Dat betekent volgens het CBb dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld of bij filtersigaretten die in Nederland in de handel worden gebracht sprake is van een overschrijding van de in de richtlijn vastgestelde maximumemissieniveaus voor TNCO. Daar komt bij dat handhaving jegens de tabaksfabrikanten ook allerlei vragen oproept die een uitleg vergen van de richtlijn. Over die uitleg heeft het CBb ook na het arrest van het Hof redelijke twijfel. Dit heeft geleid tot zogenoemde prejudiciële vragen bij het Europese Hof.

Tot slot

Het blijft belangrijk de overheid en maatschappij gezamenlijk blijven optrekken om roken zo snel mogelijk terug te dringen, zodat we de rookvrije generatie gaan bereiken. Mijn inzet op het verhogen van de accijnzen voor rookwaar, het terugdringen van de verkooppunten, het minder aantrekkelijk maken van de e-sigaret maar ook het rookvrij maken van omgevingen waar veel kinderen komen zijn hierbij belangrijke stappen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen


  1. Kamerstukken II 2023/2024 36 410 XVI, nr. 62.↩︎

  2. Kamerstukken II 2022/2023 32 011, nr. 97.↩︎

  3. Kamerstukken II 2018/2019 32 793, nr. 339, bijlage, Nationaal Preventieakkoord, p11.↩︎

  4. Kamerstukken II 2018/2019 32 793, nr. 339, bijlage, Nationaal Preventieakkoord, p14.↩︎

  5. Kamerstukken II 2021/2022 32 793, nr. 616, bijlage Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2021, p24–25.↩︎

  6. Kamerstukken II 2022/2023 32 011, nr. 97, p8.↩︎

  7. Kamerstukken II 2021/2022 32 793, nr. 616, bijlage, Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2021, p24–p25.↩︎

  8. Draagvlakonderzoek Tabaksontmoedigingsbeleid (2022), uitgevoerd door Kantar Public in opdracht van de Gezondheidsfondsen voor Rookvrij.↩︎

  9. NOS nieuws (2022), In Utrecht zijn voortaan alle speelplekken rookvrij, 10 november 2022.↩︎

  10. Kamerstukken II 2018/2019 32 793, nr. 339, bijlage, Nationaal Preventieakkoord, p14.↩︎

  11. Kamerstukken II 2021/2022 32 793, nr. 616, bijlage, Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2021, p25.↩︎

  12. Draagvlakonderzoek Tabaksontmoedigingsbeleid (2022), uitgevoerd door Kantar Public in opdracht van de Gezondheidsfondsen voor Rookvrij.↩︎

  13. Vereniging Samenwerkende Kinderboerderijen Nederland (2014), Kinderboerderijen in Nederland 2014, p6.↩︎

  14. Kamerstukken II 2021/2022 32 793, nr. 616, bijlage, Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2021, p24.↩︎

  15. Draagvlakonderzoek Tabaksontmoedigingsbeleid (2022), uitgevoerd door Kantar Public in opdracht van de Gezondheidsfondsen voor Rookvrij.↩︎

  16. Kamerstukken II 2021/2022 32 793, nr. 616, bijlage, Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2021, p25.↩︎

  17. Draagvlakonderzoek Tabaksontmoedigingsbeleid (2022), uitgevoerd door Kantar Public in opdracht van de Gezondheidsfondsen voor Rookvrij.↩︎

  18. Trimbos-instituut (2021), Notitie rookvrije auto’s.↩︎

  19. Ongeveer 800 beheerde speeltuinen, 500 kinderboerderijen en 17.000 kinderopvanglocaties.↩︎

  20. RIVM (2024), Doorrekening impact Nationaal Preventieakkoord deelakkoord roken, P34.↩︎

  21. vSKBN (2020), Beleidsplan vereniging Stads- en Kinderboerderijen Nederland 2021–2022, p1.↩︎

  22. Kamerstuk 32 793, nr. 668.↩︎

  23. Kamerstukken 36 410 XVI, nr. 63.↩︎

  24. SEO Economisch onderzoek, 2021. Beperken tabaksverkoop tot tabaksspeciaalzaken. Bijlage bij Kamerstukken 32 011 en 32 793, nr. 92.↩︎

  25. Kamerstukken 32 011 en 32 793, nr. 107.↩︎

  26. Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.↩︎

  27. TK 2022/2023 32 011, nr. 97.↩︎

  28. Croes E, Willemsen M. Effecten van accijns en prijs op het gebruik van tabaksproducten (update 2020) [Internet]. Utrecht; 2020.↩︎