[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over het Vierlandenoverleg OCW (Kamerstuk 36410-IV-48)

Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2024D18527, datum: 2024-05-10, bijgewerkt: 2024-05-27 11:29, versie: 5

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36410-IV-56).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36410 IV-56 Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024.

Onderdeel van zaak 2024Z07994:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

36 410 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024

Nr. 56 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 mei 2024

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 15 februari 2024 over het Vierlandenoverleg OCW (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 48).

De vragen en opmerkingen zijn op 19 maart 2024 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 10 mei 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen

Adjunct-griffier van de commissie,
Arends

Inhoud

I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
– Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie 2
– Inbreng van de leden van de VVD-fractie 3
– Inbreng van de leden van de NSC-fractie 3
– Inbreng van de leden van de D66-fractie 4
– Inbreng van de leden van de BBB-fractie 4
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 5

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige brief. Zij hechten eraan dat zowel de inwoners van de BES-eilanden als van Aruba, Curaçao en Sint Maarten (de CAS-eilanden) onderwijs krijgen dat hen zoveel mogelijk gelijke kansen biedt maar zij beseffen dat dit helaas nog geen realiteit is. Daarom willen zij dat het kabinet onderwijs in de Caribische landen financieel en met kennis ondersteunt en studenten uit Caribische landen in Nederland ondersteunt met huisvesting, aanpassing aan taal en cultuur, studiekeuze en begeleiding en bij terugkeer na de studie. In hoeverre deelt de Minister deze visie?

De Minister maakt melding van de werkgroep studiefinanciering die mogelijkheden heeft onderzocht voor geautomatiseerde gegevensuitwisseling tussen de lokale Belastingdienst en de Dienst Uitvoering Onderwijs. De gesprekken over geautomatiseerde gegevensuitwisseling met de betrokken departementen worden bilateraal op ambtelijk niveau voortgezet. Wat betekent dit voor de termijn waarop valt te verwachten dat jongeren uit de CAS-eilanden volledig aanspraak kunnen maken op Nederlandse studiefinanciering? Eerder schreef de Minister dat het nu ook al mogelijk is voor studenten uit de CAS-eilanden, om de draagkracht en de aanvullende beurs automatisch te laten berekenen maar (oud-)studenten dienen daar nu zelf de gegevens voor aan te leveren.1 In hoeverre weten Antilliaanse studenten nu daadwerkelijk de weg te vinden om aanspraak te maken op een aanvullende beurs? De Minister meldt dat dit jaar de eerste studenten gebruik kunnen maken van een Koninkrijksbeurs. Hoeveel studenten studeren nu met gebruik van deze Koninkrijksbeurs? Waarvan hangt de uitbreiding van dit aantal af?

De diploma’s in de landen van het Caribisch deel van het Koninkrijk zijn gelijkwaardig aan die in het Europese deel van het Koninkrijk, ook qua inhoud en niveau en opleidingen mogen bij de toelating geen onderscheid maken tussen diploma’s of leerlingen uit het Caribisch deel en uit Europees Nederland. In hoeverre houdt de Minister er zicht op of opleidingen bij studenten uit het Caribisch deel nadere vooropleidingseisen stellen en hen toelatingstoetsen laten maken die studenten uit het Europese deel van het Koninkrijk niet hoeven te maken?

Bij het beroepsonderwijs in Caribisch Nederland is de connectivity een factor van betekenis, mede doordat sommige eilanden te klein zijn om zelfstandig beroepsonderwijs te kunnen verzorgen. Welke nadere stappen onderneemt de Minister teneinde te waarborgen dat jongeren en ook de beroepsbevolking daar voldoende kansen krijgen om zich beroepsgericht te laten (bij)scholen?

De betrokken partijen hebben overeenstemming bereikt over de accreditatie van juridische opleidingen van de Caribische landen van het Koninkrijk. Wanneer zal in Nederland het wetstraject zijn voltooid, zodat diploma’s van studenten die met succes een rechtenstudie hebben afgerond gelijk worden gesteld aan de Nederlandse diploma’s van vergelijkbare studies?

De Minister maakt melding van het samenwerkingsverband Kibrahacha van opleidingsinstituten en opleidingsscholen op de benedenwindse eilanden ten behoeve van de opleiding van leraren. Komt daarbij tevens een campagne in beeld gericht op omdenken van opvoeding en onderwijs, opdat deze niet worden ervaren als iets wat wordt opgelegd vanuit Europees Nederland, maar als stappen gericht op de eigen toekomst? Zo ja, hoe gaat deze campagne dan gestalte krijgen? Zo nee, waarom niet?

Wat is de stand van zaken bij de ondersteuning van en het onderzoek naar het studiesucces van Surinaamse studenten in Nederland, nu de stichting SuConnect hiervoor een subsidie heeft ontvangen? Wanneer zijn er nadere resultaten te verwachten?

De Ministers gaan gezamenlijk bij de UNESCO een voorstel indienen om TambĂș te plaatsen op de lijst van immaterieel erfgoed. Hiermee kan dan een karakteristiek Antilliaans muziek- en dansgenre op deze lijst komen te staan. Hebben de bewindslieden ook al andersoortige Antilliaanse cultuuruitingen in beeld om voor te dragen als immaterieel cultureel erfgoed?

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken. Zij hebben verder geen vragen.

Inbreng van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van het vierlandenoverleg en vragen of de Minister een update kan geven over hoe de kleine opleidingen zorg in een samenwerkingsvorm worden gegoten. Dit aangezien er aantoonbare tekorten in de zorg zijn op een aantal van de eilanden. Deze leden maken zich daarom zorgen over de borging van de continuĂŻteit en de kwaliteit van de zorg.

De leden van de van NSC-fractie lezen in de slotconclusies dat de Ministers zich herkennen in «het beeld van de Caribische leraar van de 21e eeuw» en vragen de lerarenopleidingen deze filosofie in praktijk te brengen. Deze leden vragen wat dat beeld precies behelst en hoe dat precies in praktijk zal moeten worden gebracht. Wat is het uiteindelijke doel?

Ook naar aanleiding van de Kamerbrief van 15 februari 2024 hebben de leden van de NSC-fractie een aantal vragen. Kan de Minister aangeven hoe de gestelde kwaliteitskaders binnen de bestaande mbo-instellingen in Nederland een rol kunnen spelen in de kwaliteitshandhaving en continuering van de onderwijskwaliteit op de eilanden?

Welke specifieke hulp of ondersteuning hebben de eilanden nodig van Nederland om het onderwijs op de eilanden te versterken? Zijn er al evaluaties beschikbaar van de gezamenlijke initiatieven op het gebied van curriculumontwikkeling, anders dan de voorgenomen curriculumontwikkeling voor schoolleiders en -bestuurders, die zijn ondernomen? Welke stappen moeten er nog worden ondernomen?

De leden van de NSC-fractie zouden graag zien dat wij op zo’n manier samenwerken dat wij gelijke onderwijskansen voor alle leerlingen waarborgen. Hoe kan de uitwisseling van kennis en ervaring tussen de eilanden en Nederland worden bevorderd om het onderwijs te verbeteren, in mensen, middelen en producten? En ten slotte, wat kunnen wij als Nederland leren van deze samenwerking en dit overleg?

Inbreng van de leden van de D66-fractie

Intro

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het verslag van het Vierlandenoverleg OCW. Deze leden onderstrepen wederom de belangrijke stappen die het kabinet afgelopen periode heeft gezet om de kwaliteit van het onderwijs in het Caribisch deel van het Koninkrijk te verbeteren. Verder constateren deze leden dat de samenwerking tussen de landen op zowel onderwijs en cultuur is verstevigd.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de tot nu toe behaalde resultaten die zijn behaald sinds de start van het Ministerieel Vierlandenoverleg OCW in 2019. Deze leden hebben nog enkele vragen aan het kabinet.

Besluiten M4LO2 november 2023

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de prioritering van de Strategic Education Alliance. Deze leden vragen aan het kabinet wat het tijdpad is van de Arbeidsmarktanalyse en in welke fase het onderzoek zich nu bevindt. Deze leden vragen eveneens wanneer het rapport van de arbeidsmarktanalyse naar de Kamer wordt gestuurd.

Behaalde resultaten

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de afspraak omtrent het verbinden van civiel effect aan de juridische opleidingen van de Caribische landen in het Koninkrijk. Deze leden vragen aan het kabinet in welke fase het wetstraject zich bevindt en wat het voorgenomen tijdpad is van het traject.

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en Staatssecretaris van Onderwijs Cultuur en Wetenschap over het jaarlijkse Ministerieel Vierlandenoverleg (M4LO) dat op 6 en 7 november 2023 plaats heeft gevonden. Het verheugt deze leden dat er mooie mijlpalen in gezamenlijkheid zijn bereikt. Wel hebben de leden enige vragen en opmerkingen bij die afspraken die met elkaar zijn gemaakt op het gebied van onderwijs en cultuur en die de komende jaren gezamenlijk gaan worden uitgevoerd. En daarnaast zijn er vragen en opmerkingen over de behaalde resultaten van de afgelopen jaren in het kader van het M4LO.

De leden van de BBB- fractie kunnen zich vinden in het voortzetten van de drie prioriteiten: de Koninkrijksbeurzen, de Caribbean Academic Foundation Year en de arbeidsmarktanalyse. Daarnaast zien deze leden toegevoegde waarde in de aansluiting van het voortgezet onderwijs op SEA3 activiteiten met een nadruk op de rol van decanen en mentoren. Daarnaast zijn de leden van deze fractie enthousiast over het uitbreiden van de MoU's (memorandum van overeenstemming) met buitenlandse instellingen. Hierbij de vraag van de leden met welke instellingen er reeds zo'n memorandum is afgesloten.

De leden van de BBB-fractie benadrukken het belang van een zorgvuldig proces met betrekking tot de geautomatiseerde gegevensuitwisseling tussen de lokale Belastingdienst en de Dienst Uitvoering Onderwijs vanwege de studiefinanciering. Hiervoor dient door de landen een grondslag voor gegevensuitwisseling te worden gemaakt. Bovengenoemde leden zien het belang van het verder continueren van gesprekken tussen de betrokken departementen op ambtelijk niveau om dit doel te bereiken. Tot slot stemmen deze leden in met het voorstel om voor het volgende M4LO een inventarisatie uit te voeren van het aanbod van cultuureducatie in het Koninkrijk.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar mijn visie op het financieel en met kennis ondersteunen van het onderwijs in de Caribische landen en het ondersteunen van studenten uit Caribische landen in Nederland met huisvesting, aanpassing aan taal en cultuur, studiekeuze en begeleiding en bij terugkeer na de studie. Een deel hiervan is geborgd in het SEA programma en de afspraken met de instellingen in Europees Nederland. Met het programma wordt beoogd om het studentsucces van Caribische studenten in het vervolgonderwijs, waaronder ook in Europees Nederland, te verbeteren.

Voor studie in Nederland zijn huisvesting, aanpassing en de cultuur en begeleiding belangrijke aandachtspunten en hiervoor wordt tevens samengewerkt met de Caribische landen. Een aantal instellingen biedt bijvoorbeeld speciale ontvangstprogramma’s voor Caribische studenten om hen een warm welkom te geven en benodigde ondersteuning in de vorm van extra taalmodules, buddyprogramma’s en sociale netwerken te bieden. Daarnaast wordt er binnen SEA gewerkt aan een betere voorbereiding op een vervolgstudie door middel van CAFY, aangeboden door de Caribische universiteiten in het Caribische deel van het Koninkrijk. Met dit overgangsjaar ontwikkelen studenten studievaardigheden en maken zij alvast kennis met studies, zodat zij hun studiekeuze bewuster kunnen maken. Daarnaast kunnen studenten binnen het Koninkrijk gebruik maken van de Koninkrijksbeurs, waarmee zij op kortdurende uitwisseling kunnen bij onderwijsinstellingen in het Koninkrijk. Ook wordt er samengewerkt het voorgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs in het Caribisch gebied voor een warme overdracht naar (verdere) vervolgopleidingen.

Voor wat betreft studiefinanciering vragen de leden zich af op wat voor termijn te verwachten valt dat jongeren uit de CAS-eilanden volledig aanspraak kunnen maken op Nederlandse studiefinanciering en in hoeverre Antilliaanse studenten nu daadwerkelijk de weg weten te vinden om aanspraak te maken op een aanvullende beurs. Jongeren uit Curaçao, Aruba en Sint-Maarten die in Europees Nederland studeren hebben recht op studiefinanciering op grond van de Wet Studiefinanciering 2000. De geautomatiseerde gegevensuitwisseling kan helpen bij het automatisch toekennen van de aanvullende beurs, mits de inkomensgegevens van de ouders tijdig bekend zijn bij de Belastingdienst. Zonder deze automatische uitwisseling kunnen studenten nog steeds recht hebben op een aanvullende beurs, maar dan moeten deze gegevens door de student zelf worden aangeleverd.

Voor studenten afkomstig uit Curaçao, Aruba en Sint Maarten is het steeds mogelijk geweest om een aanvullende beurs aan te vragen. Er zijn Caribische studenten die geen aanvullende beurs aanvragen. De reden waarom deze studenten dit niet doen is niet bekend. Het zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat zij denken hier geen recht op te hebben.

DUO besteedt daarom veel aandacht aan de voorlichting van studenten uit Curaçao, Aruba en Sint-Maarten. DUO bezoekt Curaçao, Aruba en Sint Maarten twee keer per jaar. In het najaar wordt algemene informatie gegeven over studiefinanciering, waarbij de regels omtrent de aanvullende beurs speciale aandacht krijgen. Daarbij wordt nadrukkelijk geadviseerd om altijd de aanvullende beurs aan te vragen en ook verwezen naar de rekenhulp die op de website www.duo.nl/antillen staat. Zo kunnen de studenten en de ouders berekenen wanneer (bij welk inkomen) er recht op de aanvullende beurs is.

In het voorjaar wordt tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten meer aandacht geschonken aan de praktische zaken die de student moet regelen voor het vertrek naar Nederland. Ook dan wordt wederom sterk geadviseerd om de aanvullende beurs aan te vragen. Er worden hierbij ook rekenvoorbeelden gebruikt om inzicht te geven wanneer de student voor een aanvullende beurs in aanmerking komt. Ook wordt specifiek aandacht besteed aan bijvoorbeeld de uitgangssituatie van een eenoudergezin en dat de aanvullende beurs een prestatiebeurs betreft, die kan worden omgezet in een gift of bij niet voldoen aan de voorwaarden moet worden terugbetaald. DUO verzorgt ook een webinar, dat op de website live en na afloop te bekijken is. Ook hier wordt aandacht geschonken aan de aanvullende beurs en het belang om deze altijd aan te vragen.

De leden vragen hoeveel studenten nu studeren met gebruik van deze Koninkrijksbeurs en waar de uitbreiding van dit aantal vanaf hangt. In het studiejaar 2023–2024 zijn tot nu toe 20 studenten uit Aruba, Curaçao en Sint Maarten met financiĂ«le ondersteuning op uitwisseling of stage geweest binnen het Koninkrijk. Vanaf studiejaar 2024–2025 kunnen alle studenten binnen het Koninkrijk een beurs aanvragen op basis van de Subsidieregeling Koninkrijksbeurzen.4 Er zijn per jaar ongeveer 120 beurzen beschikbaar, hetgeen gebaseerd op het beschikbare subsidiebudget van € 604.000 per jaar.

Op de vraag in hoeverre ik er zicht op houd of opleidingen studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk (1) nadere vooropleidingseisen stellen en (2) toelatingstoetsen laten maken die studenten uit het Europese deel van het Koninkrijk niet hoeven te maken, kan ik aangeven dat binnen de bestaande hbo-samenwerking in Europees Nederland in SEA afspraken worden gemaakt en procedures worden afgesproken om extra eisen te voorkomen. Daarnaast houdt de inspectie toezicht op de naleving van wet- en regelgeving door ho-instellingen. De inspectie werkt signaal-gestuurd.

De leden vragen welke nadere stappen ik onderneem teneinde te waarborgen dat jongeren en ook de beroepsbevolking daar voldoende kansen krijgen om zich beroepsgericht te laten (bij)scholen. Binnen het programma SEA wordt Koninkrijksbreed samengewerkt om de doorstroom naar vervolgopleidingen in het beroepsonderwijs en hoger onderwijs op het eigen eiland, in het Caribische deel van het Koninkrijk, de regio of eventueel Europees Nederland voor Caribische studenten te verbeteren. Een goede aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt is hierbij een belangrijk aandachtspunt. Zoals in de Kamerbrief5 over het verslag van de Kennismissie naar Caribisch gebied tevens uiteengezet, was dit Ă©Ă©n van de thema’s in de Kennismissie waarover met verschillende betrokkenen is gesproken. Tijdens de Kennismissie is tevens gekeken naar samenwerkingen binnen het Koninkrijk voor andere mogelijke vormen van onderwijs zodat (jonge) professionals zich in het kader van een leven lang leren verder kunnen ontwikkelen. Het afgesloten LoI voor een modulaire opleiding bestuurskunde voorziet in die behoefte en het Koninkrijksbrede LoI vormt de basis om de samenwerkingen in het beroepsonderwijs en voor bijscholing verder te ontwikkelen.

De leden van de GroenLinks-PvdA en de D66 fracties vragen wanneer het wetstraject civiel effect voor rechtenstudies is voltooid en in welke fase het wetstraject zich bevindt. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid maakt een wetsvoorstel waarin wordt geregeld dat afgestudeerden van Curaçao, Aruba en Sint Maarten die de opleiding Curaçaos of Arubaans Recht (Bachelor en Master) hebben behaald bij de University of Curaçao (UoC), de Universiteit van Aruba (UA) en de University of St. Martin, civiel effect verkrijgen in Nederland. Hiermee verkrijgen zij ook toegang tot de togaberoepen van rechter, officier van justitie en advocaat in Nederland. Het wetsvoorstel bevindt zich op dit moment in de voorbereidende fase. Er wordt naar gestreefd om het wetsvoorstel eind 2024 in consultatie te brengen.

In het kader van Kibrahacha vragen de leden of er een campagne komt gericht op het omdenken van opvoeding en onderwijs, opdat deze niet worden ervaren als iets wat wordt opgelegd vanuit Europees Nederland, maar als stappen gericht op de eigen toekomst en hoe deze campagne dan gestalte krijgt. Op dit moment loopt er geen dergelijke campagne in het kader van Kibrahacha. Desondanks is het bij elk initiatief waardevol te verkennen in hoeverre dit in een behoefte voorziet vanuit de Caribische eilanden of in afstemming hieraan kan bijdragen. Binnen het samenwerkingsverband Kibrahacha worden reeds gesprekken met alle betrokkenen hierover gevoerd, met daarin oog voor bovengenoemde verhouding. De primaire aandacht gaat nu uit naar het succesvol versterken van het samenwerkingsverband Kibrahacha. Daarnaast zal in het Koninkrijksbrede programma SEA samen met de betrokken ministeries, onderwijsinstellingen en andere partners op de eilanden worden ingezet om de maatschappelijke vraagstukken binnen het onderwijs aan te pakken.

De leden vroegen naar de stand van zaken bij de ondersteuning van en het onderzoek naar het studiesucces van Surinaamse studenten in Nederland, nu de stichting SuConnect hiervoor een subsidie heeft ontvangen, en wanneer er nadere resultaten te verwachten zijn. Stichting SuConnect heeft mede met steun van OCW een onderzoek uitgevoerd naar Surinaamse studenten die ervoor kiezen om in Nederland te gaan studeren en aanbevelingen gedaan om het studiesucces te vergroten («Surinaamse studenten in beeld» Onderzoek – SuConnect.nl). Behoud van talent voor Suriname is hierbij een belangrijk uitgangspunt. In het kader van het onderzoek heb ik gesproken met de organisatie, Surinaamse studenten en vertegenwoordigers van onderwijsinstellingen. Dit waren inspirerende gesprekken die me een goed beeld hebben gegeven van de vraagstukken. Mijn Surinaamse collega, Minister Henry Ori van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, is in Paramaribo in gesprek gegaan met de Surinaamse tak van SuConnect en sprak daarbij met studenten en decanen. In de onderwijssamenwerking tussen de ministeries van Onderwijs van Suriname en Nederland werd al speciale aandacht besteed aan het studiesucces van Surinaamse studenten in Nederland. We zullen hier op basis van de aanbevelingen uit het rapport mee door gaan. Er wordt bijvoorbeeld in gezamenlijkheid met Suriname gewerkt aan het verbeteren van de informatievoorziening aan studenten, en aan het stroomlijnen en verduurzamen van de samenwerking tussen onderwijsinstellingen in Suriname en Nederland.

Tot slot vragen de leden of er naast TambĂș ook al andersoortige Antilliaanse cultuuruitingen in beeld zijn om voor te dragen als immaterieel cultureel erfgoed. De zes eilanden in het Caribisch deel van het Koninkrijk zijn op dit moment bezig met het maken van een inventarisatie van hun immaterieel erfgoed, samen met lokale gemeenschappen. Een interessant voorbeeld is de website «Patrimonio Kultural Intangibel Boneiru» van de Unesco Werkgroep Bonaire. Op de site staat in woord en beeld het immaterieel erfgoed op Bonaire. Daarnaast is de Werkgroep immaterieel erfgoed binnen het Vierlandenoverleg bezig om een procedure te ontwikkelen voor de nominatie van immaterieel erfgoed. Onderdeel van deze procedure wordt dat de zes eilanden in het Caribisch deel van het Koninkrijk een inventarisatie maken van tradities die mogelijk kunnen worden voorgedragen voor de internationale lijsten van het Unesco verdrag immaterieel erfgoed. Op basis van deze inventarisatie zal de Werkgroep immaterieel erfgoed bezien of er ook daadwerkelijk voordrachten zullen worden gedaan en het M4LO informeren over de verdere voortgang hiervan.

Reactie op de vragen van de NSC fractie

De leden van de NSC fractie vragen of ik een update kan geven over hoe de kleine opleidingen in de zorg in een samenwerkingsvorm kunnen worden gegoten. Op 13 februari 2024 heeft u het rapport over problematiek rond zorgopleidingen voor Caribische studenten ontvangen6. Later in het voorjaar ontvangt u de beleidsreactie op dit rapport, waarin de samenwerking tussen zorgopleidingen aan bod zal komen.

De leden vragen wat «het beeld van de Caribische leraar van de 21e eeuw» behelst, hoe dit in praktijk moet worden gebracht en wat het uiteindelijke doel is. Met Samen Opleiden geven lerarenopleidingen en scholen in hun samenwerkingsverbanden invulling aan de inhoud van de opleiding en aan hoe aanstaande leraren het best opgeleid kunnen worden. Daartoe wordt er een gezamenlijk curriculum ontwikkeld, specifiek voor Kibrahacha betekent dit een eigen, aan de context aangepast, Caribisch curriculum. Kern van zo’n curriculum is het beroepsbeeld waarin de vraag «waartoe leiden wij op?» centraal staat. Dit beroepsbeeld maakt onderdeel uit van het Nederlandse Kwaliteitskader Samen Opleiden en dit kader is ook van toepassing op Kibrahacha. In 2026 wordt het partnerschap op basis van het kwaliteitskader beoordeeld door de NVAO. Voor de ontwikkeling van het beroepsbeeld heeft Kibrahacha onder meer gebruik gemaakt van kaders vanuit UNESCO, relevant eilandelijk beleid en wetgeving met betrekking tot bekwaamheidseisen, huidige opleidingsprofielen van de Caribische onderwijsinstellingen voor de lerarenopleiding en Nederlandse modellen.

Dit heeft geresulteerd in een eigen beroepsbeeld voor de Caribische Leraar van de 21e eeuw. Deze Caribisch leraar van de 21e eeuw beschikt over kennis en vaardigheden die passen bij «21st Century Skills» en de basis hiervoor zijn de 7C’s: Collaboration, Communication, Creativity, Critical Thinking, Character, Citizenship, Computational Thinking. Daarnaast biedt de Caribische leraar van de 21e eeuw onderwijs dat optimaal aansluit op de belevingswereld van de kinderen op de Caribische eilanden en kan inspelen op specifieke vraagstukken die op de eilanden een invloed hebben op het leerproces.

Tevens vragen de leden hoe de gestelde kwaliteitskaders binnen de bestaande mbo-instellingen in Nederland een rol kunnen spelen in de kwaliteitshandhaving en continuering van de onderwijskwaliteit op de eilanden. In het onderzoekskader van de Inspectie van het Onderwijs staan kwaliteitsnormen voor het onderwijs in Caribisch Nederland. Het uitgangspunt is dat het onderwijs in Caribisch Nederland zoveel mogelijk wordt beoordeeld aan de hand van dezelfde onderzoekskaders als in Europees Nederland, tenzij hier vanwege de specifieke BES wetgeving van wordt afgeweken. Voorts hanteren de Caribische landen hun eigen kwaliteitskaders met betrekking tot kwaliteitshandhaving en onderwijskwaliteit. De vier onderwijsinspecties binnen het Koninkrijk komen jaarlijks bijeen om onderwerpen op hun werkterrein met elkaar te bespreken en kennis en ervaringen hierover uit te wisselen. Daarnaast kunnen de samenwerkingen tussen mbo-instellingen, voortvloeiend uit de tijdens de Kennismissie ondertekende MoU’s, behulpzaam zijn in het versterken van de kwaliteit in het onderwijs in het Koninkrijk.

In dit kader vragen de leden welke specifieke hulp of ondersteuning de eilanden nodig hebben van Nederland om het onderwijs op de eilanden te versterken, of er al evaluaties beschikbaar zijn van de gezamenlijke initiatieven op het gebied van curriculumontwikkeling die zijn ondernomen en welke stappen er nog moeten worden ondernomen. In het kader van de Landspakketten heeft de Nederlandse onderwijsinspectie samen met de onderwijsinspecties van Aruba, Curaçao en Sint Maarten voor de Caribische landen een doorlichting van het onderwijs uitgevoerd en dit heeft geresulteerd in drie afzonderlijke rapporten met conclusies en aanbevelingen op verschillende deelonderwerpen om het onderwijs op de eilanden te verbeteren. Het ontwikkelen van het curriculum is voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten een landsaangelegenheid. Echter op enkele van de deelonderwerpen, zoals de lerarenopleiding, Nederlands als vreemde taal en doorstroom naar vervolgonderwijs wordt in het kader van het M4LO reeds samengewerkt binnen het Koninkrijk. Daarnaast hebben de rapporten geleid tot kennisuitwisseling op de overige onderwerpen en wordt er gezamenlijk een curriculum voor schoolleiders en -besturen ontwikkeld om de governance op de Caribische scholen te versterken. Voor de drie eilanden van Caribisch Nederland zijn recent onderwijsagenda’s per eiland vastgesteld. Hierin zijn afspraken gemaakt door OCW met de onderwijsinstellingen en de openbare lichamen, zodat het onderwijs op Bonaire, Sint Eustatius en Saba zich verder kan blijven ontwikkelen en verbeteren. Er wordt onder andere gewerkt aan het verbeteren van de onderwijskundige en bestuurlijke kwaliteit van leraren, directeuren en schoolbesturen, meertaligheid en doorstroom naar vervolgonderwijs.

Tot slot vragen leden hoe de uitwisseling van kennis en ervaring tussen de eilanden en Nederland kan worden bevorderd om het onderwijs te verbeteren, in mensen, middelen en producten en wat wij als Nederland kunnen leren van deze samenwerking en dit overleg. Zoals hierboven aangegeven wordt er in verschillende vormen en met verschillende betrokkenen binnen het Koninkrijk kennis en ervaringen uitgewisseld. Zo is er bijvoorbeeld in grote mate op bestuurlijk niveau door de vier landen door middel van het M4LO geïnvesteerd in de samenwerking om het onderwijs in het Koninkrijk te versterken. Daar zijn tevens relevante onderwijsinstellingen, zoals CHECK, bij betrokken. Daarnaast hebben de doorlichtingen van het onderwijs in het kader van de Landspakketten geleid tot verdere uitwisseling in een opgerichte kennisnetwerk. Op verschillende onderwerpen, die in de rapportages door de onderwijsinspecties als urgent zijn aangemerkt, wordt op deze structurele, maar laagdrempelige wijze kennis en ervaringen uitgewisseld tussen portefeuillehouder. Verder zullen de tijdens de Kennismissie ondertekende LoI’s de samenwerking, onder andere in de vorm van uitwisseling van kennis en ervaringen, tussen de Caribische en Europees Nederlandse onderwijsinstellingen verder stimuleren.

Reactie op de vragen van de D66-fractie

De leden van de D66 fractie vragen aan het kabinet wat het tijdpad is van de arbeidsmarktanalyse in het kader van SEA, in welke fase het onderzoek zich nu bevindt en wanneer het rapport van de arbeidsmarktanalyse naar de Kamer wordt gestuurd. Zoals in de eerdergenoemde Kamerbrief over het verslag van de Kennismissie naar Caribisch gebied aangegeven, zijn de Caribische onderzoeksteams op de eilanden op dit moment nog bezig met de verschillende arbeidsmarktanalyses. Hierin wordt een analyse gemaakt op basis van bestaand arbeidsmarktonderzoek in relatie tot de visie van de lokale overheden en het bestaand onderwijsaanbod. De onderzoeksteams hebben tijdens de Kennismissie hun eerste bevindingen gedeeld. Het voornemen is om de definitieve analyse in november 2024 tijdens het M4LO te presenteren aan de vier Ministers. Na het M4LO zal, zoals gebruikelijk, uw Kamer per brief worden geĂŻnformeerd over hetgeen tijdens dit overleg is besproken.

Reactie op de vragen van de BBB fractie

De leden van de BBB fractie zijn enthousiast over het uitbreiden van de MoU's met buitenlandse instellingen en vragen met welke instellingen er reeds zo'n memorandum is afgesloten. De landen in het Koninkrijk zijn autonome landen en kunnen zelfstandig en naar eigen behoefte MoU’s afsluiten met instellingen in het Koninkrijk en in het buitenland. Op dit moment is bekend dat er door de Caribische landen MoU’s zijn afgesloten met buitenlandse instellingen in het vervolgonderwijs in de nabije Caribische regio, Europa, Verenigde Staten en Midden- en Zuid-Amerika. Binnen SEA wordt momenteel verkend of deze MoU’s ook breder kunnen gelden voor de andere (ei)landen in het Koninkrijk. Een voorstel hiervoor wordt in het aankomende M4LO in najaar 2024 aan de Ministers voorgelegd. Op het gebied van samenwerking wordt daarnaast binnen het Koninkrijk door de onderwijsinstellingen samengewerkt in de reeds bestaande consortia in het programma SEA. De tijdens de Kennismissie getekende LoI’s borgen tevens de verdere Koninkrijksbrede samenwerking tussen de instellingen.


  1. Verslag van een schriftelijk overleg over het Vierlandenoverleg OCW & Voortgang Caribische Landen (Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 14, blz. 16).↩

  2. M4LO: Ministerieel Vierlandenoverleg↩

  3. SEA: Strategic Education Alliance↩

  4. Stcrt. 2024, 5652-n1↩

  5. Verslag van Kennismissie naar Caribisch gebied↩

  6. Kamerstuk 29 282, nr. 556↩