[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nota naar aanleiding van het verslag

Wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen in verband met het verlengen van de werkingsduur van die wet

Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag

Nummer: 2024D22638, datum: 2024-06-04, bijgewerkt: 2024-07-05 11:44, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36506-7).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36506 -7 Wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen in verband met het verlengen van de werkingsduur van die wet.

Onderdeel van zaak 2024Z02733:

Onderdeel van zaak 2024Z09580:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

36 506 Wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen in verband met het verlengen van de werkingsduur van die wet

Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 4 juni 2024

Inhoudsopgave

I. Algemeen 1
1. Aanleiding en doel van het wetsvoorstel 2
2. Financiële effecten en regeldruk 15
3. Ontvangen commentaren en adviezen 16
II. Artikelsgewijs 17

De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over haar bevindingen inzake bovenvermeld wetsvoorstel. De regering is erkentelijk voor de getoonde belangstelling en de vragen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, VVD, NSC, BBB, D66, CDA, SP, SGP en ChristenUnie. Voor de beantwoording van de vragen is de volgorde van het verslag aangehouden. Bij de beantwoording zijn vragen van verschillende partijen samengevoegd wanneer zij dezelfde vraag hadden gesteld of een vraag die hetzelfde onderwerp betrof, en is vermeld door welke partijen de betreffende vraag is gesteld. De oorspronkelijke tekst van het verslag is integraal opgenomen in deze nota en cursief weergegeven. Na de passages met de vragen en opmerkingen volgt telkens de reactie van de regering. De regering vertrouwt erop de in het verslag gestelde vragen in deze nota naar tevredenheid te hebben beantwoord.

I. Algemeen

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wetswijziging.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de derde verlenging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) en hebben nog enkele vragen over dit wetsvoorstel.

De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden ondersteunen van harte het voorstel van de regering om de tijdelijke IOW met nog eens vier jaar te verlengen. Voorkomen moet worden dat werknemers die na hun zestigste werkloos of arbeidsongeschikt worden, in de financiële problemen komen, omdat zij ondanks hun inspanningen niet meer aan het werk kunnen komen.

De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen in verband met het verlengen van de werkingsduur van die wet.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben nog wel enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel Wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen in verband met het verlengen van de werkingsduur van die wet.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende wetswijziging.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Deze leden hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel voor verlenging van de IOW. Deze leden zijn evenwel kritisch op het moment van verzending en behandeling van het wetsvoorstel in het licht van de beoogde ingangsdatum van het wetsvoorstel. Zij maken graag van de gelegenheid gebruik om over het wetsvoorstel nog enkele vragen te stellen.

1. Aanleiding en doel van het wetsvoorstel

De leden van deGroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over de datum van de inwerkingtreding. Deze leden lezen dat de wet met terugwerkende kracht geldt, waardoor ouderen niet tussen wal en schip vallen. Deze leden zijn hier positief over gestemd. Zij vragen hoe groot deze groep is.

De omvang van deze groep is afhankelijk van de duur van het wetstraject. Door het anticiperen op het wetsvoorstel kunnen mensen die op of na 1 januari 2024 recht hebben gekregen op een Werkloosheidswet (WW)- of loongerelateerde Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)-uitkering en 60 jaar en 4 maanden oud zijn, na afloop daarvan recht krijgen op een IOW-uitkering. Uiteraard op voorwaarde dat zij ook aan de overige toegangseisen voldoen. De prognose voor de totale instroom in de IOW in 2024 is volgens UWV circa 3.000. Hoeveel daarvan onder de terugwerkende kracht zullen vallen is pas vast te stellen op het moment dat de wet in het Staatsblad staat. In de totale instroom in 2024 zitten immers ook de mensen die vóór 1 januari 2024 al een WW- of loongerelateerde WGA-uitkering hadden. De meeste IOW-gerechtigden hebben namelijk voorafgaand aan de IOW een langer durende WW- of loongerelateerde WGA-uitkering.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over de acties uit de Seniorenkansenvisie.1 Deze leden onderschrijven het belang van het verbeteren van de arbeidsmarktkansen van ouderen. Zij vragen of de regering kan onderbouwen op welk moment de acties uit de Seniorenkansenvisie effect zullen hebben en hoe groot deze effecten zijn. Deze leden vragen of zij het goed begrijpen dat volgens de regering de uitkomsten uit de Seniorenkansenvisie ervoor moeten zorgen dat de arbeidsmarktkansen van ouderen structureel verbeteren en dat dit de IOW uiteindelijk overbodig maakt. Voorts vragen deze leden naar hoe groot deze effecten dan moeten zijn. Zij vragen daarnaast wat voor gevolgen de regering eraan verbindt als de acties onverhoopt niet de gewenste uitkomst hebben.

Met de maatregelen uit de Seniorenkansenvisie tracht de regering de kans op werkhervatting voor oudere werklozen te vergroten. De komende jaren zal de doorstroom vanuit de IOW richting de arbeidsmarkt worden gemonitord. De leden van de CDA-fractie vragen of de monitor jaarlijks naar de Kamer gestuurd kan worden.

De leden van de SP-fractie vragen welke garanties de regering kan geven dat de Seniorenkansenvisie de gewenste resultaten gaat leveren? Welke uitkomsten moet de door de regering genoemde Seniorenkansenvisie hebben om in de toekomst niet opnieuw uit te komen op een verlenging van de IOW?

De regering onderstreept het belang van en het streven naar een inclusieve arbeidsmarkt waarop iedereen, dus ook 55-plussers, naar vermogen mee kan doen. De toegevoegde waarde van senioren op de arbeidsmarkt is evident. Met hun (levens)ervaring zijn senioren, zeker in de huidige tijd van arbeidsmarktkrapte, van grote waarde als werknemer, collega-mentor, opleider en bron van kennis. De regering wil het arbeidspotentieel van 55-plussers beter benutten, in het belang van senioren zelf én van de maatschappij als geheel.

Om de kansen die de groeiende groep senioren met zich meebrengt beter te benutten is de Seniorenkansenvisie geschetst in 2022. Begin januari 2024 heeft het kabinet de voortgangsbrief2 verzonden aan beide Kamers. De Seniorenkansenvisie is gericht op een algehele herwaardering van de 55-plusser op de arbeidsmarkt. 55-plussers raken niet eerder hun baan kwijt dan andere werknemers, maar keren lastiger terug op de arbeidsmarkt wanneer zij zoeken naar werk.

Het kabinet beoogt met de Seniorenkansenvisie om de 55-plusser structureel op het netvlies te krijgen en te houden van werkgevers. En ook om de 55-plusser te ondersteunen met een goede (her)start of wissel op de arbeidsmarkt. In samenwerking met uitvoeringsorganisaties, gemeenten, werkgevers, belangenorganisaties en 55-plussers zelf.

Op dit moment is de Seniorenkansenvisie volop in ontwikkeling. Het kost tijd om de maatschappelijke herwaardering van 55-plussers in de samenleving te realiseren.

Verbetering van de arbeidsmarktpositie van 55-plussers is lastig kwantificeerbaar. Zo zijn de kansen van 55-plussers op de arbeidsmarkt niet alleen afhankelijk van de kabinetsinzet, maar doet het kabinet ook een beroep op maatschappelijke inzet. De thema’s in de Seniorenkansenvisie kennen elk hun eigen acties met verschillende looptijden en derhalve verschillende momenten van evaluatie. Een beslissing over het al dan niet verlengen van de regeling is echter niet alleen afhankelijk van effecten van maatregelen uit de Seniorenkansenvisie. Omdat de arbeidsmarkt niet statisch is, hebben ook andere factoren invloed op de kansen van senioren op de arbeidsmarkt.

Het is te zijner tijd aan een volgend kabinet om een besluit over het al dan niet verlengen of structureel maken van de IOW te nemen.

De regering zal de voortgang op de Seniorenkansenvisie met uw Kamer delen. UWV publiceert in het jaarverslag de uitstroomcijfers uit de IOW.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen daarnaast naar een verdere onderbouwing van de stelling van de regering dat de IOW niet structureel hoeft te zijn, ook als de arbeidsmarktkansen van ouderen verbeteren.

De leden van deSP-fractie vragen of de regering uitgebreider kan ingaan op de afwegingen die zijn gemaakt om van de IOW geen structurele regeling te maken. Is de regering het met deze leden eens dat het logischer is om de IOW nu structureel te maken?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de wet nu voor de derde keer wordt verlengd. Toch schrijft de regering dat ze geen voorstander is van een structurele regeling. Kan de regering dit standpunt nader motiveren?

Tenslotte vragen de leden van de NSC-fractie waarom de regering ervoor heeft gekozen om de IOW te verlengen voor een periode van vier jaar en niet voor een langere periode, bijvoorbeeld tien jaar.

De voorgestelde verlenging van de toegang tot de Wet IOW is naar de mening van regering gepast in verband met de huidige arbeidsmarktpositie van de groep werkzoekende zestigplussers na de WW en de loongerelateerde WGA-uitkering én met het oog op de maatregelen in de Seniorenkansenvisie die op de langere termijn, o.a. met positieve prikkels, de arbeidsmarktkansen van zestigplussers beogen verder te verbeteren. Zodoende kiest het kabinet voor een tijdelijke verlenging van de IOW.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering het uitgangspunt deelt dat de instroom dan lager wordt, zodat het beroep op de regeling ook afneemt, maar dat deze wel blijft bestaan voor de groep die inkomensondersteuning echt nodig heeft.

Het ligt in de lijn der verwachtingen dat verbeteringen op de arbeidsmarkt, zoals o.a. afgesproken in het arbeidsmarktpakket, en de maatregelen in de Seniorenkansenvisie de komende jaren een positief effect op de arbeidsmarktpositie van zestigplussers laten zien.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de IOW start vanaf een leeftijd van 60 jaar en vier maanden. Deze leden vragen naar de keuze voor deze leeftijdsgrens in tegenstelling tot een leeftijdsgrens van 60 jaar. Zij vragen om een cijfermatige onderbouwing van het verschil in arbeidsmarktkansen tussen beide groepen. Zij merken hierbij op dat de regering schrijft dat de arbeidsmarktkansen dalen vanaf de leeftijd van 60 jaar.

De leden van deChristenUnie-fractie vragen de regering nader toe te lichten waarom de grens voor toelating tot de IOW is gesteld op een leeftijd van 60 jaar en 4 maanden. Deze leden merken op dat deze grens vrij arbitrair lijkt te zijn.

In de memorie van toelichting lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat er een stijgende lijn van arbeidsparticipatie is van zestigplussers. Ook schrijft de regering dat er een oververtegenwoordiging is van zestigplussers binnen de groep langdurig werklozen. Kan de regering de cijfers waar een beroep op wordt gedaan met de Kamer delen?

Bij de tweede verlenging van de toegang tot de Wet IOW in 2019 is voor de leeftijdsgrens van 60 jaar en 4 maanden gekozen, omdat de arbeidsmarktpositie van 50- tot 60-jarigen een verbetering liet zien en de toenmalige AOW-leeftijd 66 jaar en 4 maanden was. Tegelijkertijd moest de verruiming ten opzichte van het regeerakkoord budgettair verantwoord zijn.

Het huidige beeld van de arbeidsparticipatie van senioren geeft voor de regering geen aanleiding om de leeftijdsgrens te wijzigen.

Wanneer we kijken naar de arbeidsmarktkansen van verschillende groepen, helpt het om te kijken naar de arbeidsparticipatie, werkloosheid en de langdurige werkloosheid van bepaalde leeftijdsgroepen. Echter, is in de CBS data die voorhanden zijn enkel onderscheid gemaakt per levensjaar in plaats van maanden. Onderstaande tabel laat de werkloosheidspercentage en netto arbeidsparticipatie van 60- tot en met 65-jarigen zien3. Cijfers over langdurige werkloosheid zijn enkel beschikbaar voor de categorie 55 tot 65 jarigen en helpen dus niet om de arbeidsmarktkansen verder te specificeren.

Werkloosheidspercentage (%) 2,1 2,9 2,4 3,3 3,6 2,5
Netto arbeidsparticipatie (%) 73,9 67,0 67,1 57,8 49,3 42,0

De leden van deVVD-fractie lezen dat voor mensen die na 60 jaar en vier maanden uit de Werkloosheidswet (WW) of Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) raken een inkomensvoorziening op het sociale minimum beschikbaar is en hierbij een sollicitatieverplichting en re-integratie ondersteuning geldt. Ondanks deze twee instrumenten blijkt ook uit de evaluatie van de IOW uit 2021 dat voor veel mensen de IOW een eindstation is voor zij de Algemene Ouderdomswet (AOW-)gerechtigde leeftijd halen. Dat roept de vraag op in hoeverre de re-integratie van deze groep een succes is.

De leden van de VVD-fractie achten het erg belangrijk dat deze groep niet langs de kant blijft staan maar actief meedoet in de samenleving. Niet alleen vanwege het financiële aspect, maar omdat (betaald) werk een belangrijk onderdeel is van het sociale leven van iemand. Juist voor de groep mensen in deze leeftijdscategorie is het belangrijk om volwaardig deel uit te maken van onze samenleving en een (betaalde) baan kan daar enorm bij helpen. Graag horen deze leden van de regering hoe de re-integratieondersteuning voor deze groep is ingericht. In hoeverre is deze toegespitst op de doelgroep en is deze effectief? Welke verbeteringen ziet de regering om, in aanvulling op dit wetsvoorstel, deze voorzieningen te verbeteren?

UWV voert geen doelgroepenbeleid maar kijkt naar de persoonlijke situatie van de uitkeringsgerechtigde en maakt daarbij afspraken op maat. IOW-uitkeringsgerechtigden hebben dezelfde rechten en plichten als WW-uitkeringsgerechtigden. Voor hen zijn dezelfde re-integratiemiddelen en hetzelfde pallet aan dienstverlening beschikbaar. UWV biedt dienstverlening online aan en/of via de adviseur, waarbij het bijvoorbeeld kan gaan om het verbeteren van werknemersvaardigheden door middel van (sollicitatie)trainingen en workshops en de inzet van een proefplaatsing. Als scholing (naar het oordeel van UWV) noodzakelijk is beschikt UWV over budget om scholing te financieren. Hieruit kan volgen dat mensen vrijgesteld worden van de sollicitatieverplichtingen als zij een noodzakelijke scholing volgen. Mocht een IOW-gerechtigde structureel functioneel beperkt zijn, dan kan UWV – bij de re-integratie-ondersteuning en de werkhervatting – een (werk)voorziening inzetten (denk o.a. aan vervoers- en tolkvoorziening, interne/jobcoach).

UWV heeft verder verschillende initiatieven ontwikkeld om de dienstverlening aan 55- plussers te intensiveren. Zie daarvoor de Kamerbrief van 18 januari 2024: Voortgangsbrief seniorenkansenvisie 20234.

De leden van de VVD-fractie wijzen op de enorme arbeidsmarktkrapte die er momenteel heerst. Is er een goed beeld van wat de bezwaren en risico’s zijn die werkgevers hebben bij deze groep? Kan de regering deze specificeren of in kaart brengen?

De leden van de BBB-fractie zijn van mening dat er werk moet worden gemaakt van een langetermijnvisie. De regering schrijft in de brief voortgangsrapportage Seniorenkansenvisie, waar ook naar verwezen wordt in de memorie van toelichting, het volgende over een leven lang ontwikkelen: «Het is belangrijk dat werkenden zoveel mogelijk gezond en met plezier kunnen doorwerken tot hun pensioen. Daarvoor is het nodig dat werkgever en werkende gedurende de hele loopbaan aandacht hebben voor duurzame inzetbaarheid.

Juist ook voor 55-plussers is het belangrijk om regelmatig stil te staan bij wat er nodig is om gezond en gemotiveerd te kunnen door werken, en om hierover in gesprek te gaan met de werkgever. De Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden stelt subsidie beschikbaar aan sectoren en bedrijven om te investeren in duurzame inzetbaarheid. In veel van deze subsidieprojecten is aandacht voor senioren. Zo wordt bijvoorbeeld ingezet op loopbaanontwikkeling specifiek gericht op 55-plussers. Deze medewerkers kunnen met een loopbaancoach in gesprek om te kijken wat nodig is om productief en met energie aan het werk te blijven, welke carrièremogelijkheden er zijn en om samen een ontwikkelplan op te stellen. Dit helpt medewerkers om eigen regie te nemen op de loopbaan.»

De regering schrijft dat er in gesprek wordt gegaan met werknemers, maar in hoeverre is er sprake van afstemming met de werkgever bij het opstellen van een ontwikkelplan en het creëren van een duurzame arbeidsrelatie? Kan de regering daar extra uitleg over geven? Is de regering van mening dat het betrekken van de werkgever noodzakelijk is, omdat op dit moment juist werkgevers vaak niet bereid zijn 55-plussers aan te nemen?

De regering streeft naar het beter benutten van het arbeidspotentieel van de groep senioren omdat zij van waarde zijn voor de arbeidsmarkt. Het kan niet zo zijn, zeker in tijden van krapte op de arbeidsmarkt, dat deze mensen aan de kant staan. De regering bevordert de kansen van senioren op de arbeidsmarkt onder meer door middel van de integrale aanpak in de Seniorenkansenvisie en het actieplan arbeidsmarktdiscriminatie.

Het actieplan arbeidsdiscriminatie richt zich vanuit een brede, generieke basis op specifieke vormen van arbeidsmarktdiscriminatie, waaronder leeftijdsdiscriminatie. Het actieplan arbeidsmarktdiscriminatie richt zich onder andere op het beter informeren van werkgevers over rechten en plichten. In september 2023 is de eerste voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer en Eerste Kamer gestuurd5.

In de Seniorenkansenvisie wordt een brede praktijkverkenning uitgevoerd, waarbij gesprekken worden gevoerd met werkgeversorganisaties en individuele werkgevers over wat hen belemmert 55-plussers aan te nemen. Daarnaast worden gesprekken gevoerd met 55-plussers om met hen dezelfde vraag te bespreken. Op dit moment wordt de input van alle bijeenkomsten verder geanalyseerd. De thema’s, zoals de behoefte aan ondersteuning van 55-plussers bij een nieuwe baan, oriëntatie op de arbeidsmarkt in andere sector(en) en de bijdragen aan positieve beeldvorming van de 55-plusser, worden uitgewerkt. Het kabinet acht het van groot belang werkgeversorganisaties, individuele werkgevers en 55-plussers te betrekken bij het nog uit te werken ontwikkelplan.

De Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden is een subsidieregeling met als doel om zoveel mogelijk mensen gezond werkend de pensioenleeftijd te laten bereiken. Sectorale samenwerkingsverbanden kunnen subsidie aanvragen voor een analyse om de problematiek rond duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden in kaart te brengen. Vervolgens kunnen zij subsidie aanvragen voor een activiteitenplan, met activiteiten die erop zijn gericht om deze sectorspecifieke knelpunten te helpen oplossen. Sinds 2023 kunnen ook bedrijven subsidie aanvragen. De regering deelt de mening dat werkgevers een belangrijke rol spelen bij het duurzaam inzetbaar houden van (oudere) werkenden. Bij een aanvraag voor MDIEU-subsidie moet daarom altijd zowel een vertegenwoordiging van de werkgever(s) als van de werknemers betrokken zijn.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het wetsvoorstel niet alleen een terugwerkende kracht kent vanaf 1 januari 2024, maar dat de regering ook nog vooruitlopend op acceptatie van dit wetsvoorstel door de Eerste Kamer en Tweede Kamer anticipeert op het uitbetalen aan mensen. Hoezeer deze leden dit een nobel doel vinden, het blijft zeer onwenselijk dat de regering vooruitlopend op behandeling in beide Kamers alvast een wet in praktijk brengt. De leden wijzen erop dat zorgvuldige wetgeving, helemaal op het domein van sociale zekerheid, erg belangrijk is en dat het wetgevingstraject in de beide Kamers der Staten-Generaal niet zomaar even een hobbeltje is dat genomen dient te worden door de regering. Graag een reactie hierop van het de regering. Waarom was het niet mogelijk voor de regering om dit wetsvoorstel eerder naar de Kamer toe te sturen? Welke risico’s voor uitkeringsontvangers neemt de regering met het anticiperen op dit wetsvoorstel, mocht het onverhoopt niet worden aangenomen?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn kritisch op het moment van verzending van het wetsvoorstel. De regeling uit het huidige wetsvoorstel is afgelopen op 31 december 2023. Het voorliggende wetsvoorstel moet ingaan met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2024. Het wetsvoorstel is op 16 februari 2024 aangeboden aan de Tweede Kamer voor behandeling. Kan de regering dit verklaren? Hoe verhoudt zich dit tot het budgetrecht en de wetgevende taak van het parlement? Wat als het parlement onverhoopt niet instemt met het wetsvoorstel? Hoe worden aanvragen van mensen die zich in de tussentijd melden bij het UWV behandeld?

De regering onderschrijft het belang van zorgvuldige wetgeving, ook als deze beperkt blijft tot het uitsluitend verlengen van de toetredingsduur van een bestaande wet. De regering is zich ervan bewust dat anticiperen op wetgeving een zwaar middel is.

Tegelijkertijd vindt de regering het tijdelijk moeten terugvallen op een bijstandsuitkering of op eigen vermogen in deze situaties onwenselijk, omdat het in strijd is met het doel van de Wet IOW en onbillijk voor een klein aantal personen dat tussen wal en schip zou vallen gedurende de looptijd van het wetstraject.

Bij deze overweging en belangenafweging speelt mee dat het anticiperen in alle gevallen een begunstigend karakter heeft.

Het wetsvoorstel is onderdeel van het arbeidsmarktpakket dat begin vorig jaar met sociale partners is uitgewerkt en waarvoor breed draagvlak in de Tweede Kamer was. Omdat de regering, samen met de leden van de VVD-fractie, hecht aan een zorgvuldig wetstraject is het niet mogelijk geweest om het wetsvoorstel eerder dan nu is gedaan, aan de Tweede Kamer aan te bieden.

Indien het wetsvoorstel niet aangenomen wordt, zal de IOW-uitkering van personen waarbij met ingang van 1 januari 2024 geanticipeerd is op het recht op uitkering op grond van de voorgestelde verlenging worden stopgezet, omdat instroom in de IOW dan per 1 januari 2024 niet meer mogelijk is.

De regering is niet voornemens om de eventueel reeds verstrekte uitkering in die gevallen terug te vorderen, omdat het risico niet bij de uitkeringsgerechtigde ligt en dit tot onevenredige financiële problemen kan leiden.

Daarnaast zullen werkzoekende 60-plussers na het beëindigen van hun WW-recht of WGA-recht terug moeten vallen op een uitkering op grond van de Participatiewet, met een ongunstiger regime dan de IOW, indien zij onvoldoende middelen hebben om in hun bestaanszekerheid te voorzien.

De leden van deNSC-fractie vragen of de regering kan inschatten hoe groot de mogelijke negatieve invloed van het verlengen van de IOW op de werkhervattingskansen van zestigplussers is.

De leden van deCDA-fractie vragen of nader toegelicht kan worden hoe groot de mogelijke negatieve invloed van het verlengen van de IOW op de werkhervattingskansen van zestigplussers is.

Uit de evaluatie van de Wet IOW in 2020 kwam naar voren dat de werkhervattingskans van potentieel IOW-ers met 3 procentpunt daalde ten opzichte van de doelgroep die niet in aanmerking komt voor de IOW. In hoeverre de voorgestelde verlenging van de toegang tot het vangnet IOW een mogelijk negatief effect heeft op de werkhervattingskans van de doelgroep is, o.a. vanwege de huidige arbeidsmarktkrapte, niet bekend.

Verder vragen de leden van de NSC-fractie de regering hoeveel mensen sinds 2009 gebruik hebben gemaakt van deze regeling. Is er een dalende of stijgende trend te zien? En in hoeverre hebben de verhoging van de AOW-leeftijd en de arbeidskrapte hier invloed op? Verwacht de regering dat, gezien de arbeidskrapte, er de komende jaren minder gebruik gemaakt gaat worden van de IOW? Graag een uitgebreide toelichting.

Tussen 2009 en februari 2024 zijn er in totaal 51.000 mensen die een IOW uitkering hebben gekregen. In figuur 1 is de historische ontwikkeling te zien in het aantal IOW-uitkeringen.

Vanaf 2013 neemt de instroom in de IOW als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd toe. Door de verhoging van de AOW-leeftijd werken mensen langer waardoor er onder gelijkblijvende omstandigheden meer 60-plussers zijn die werkloos kunnen worden, wat op zijn beurt leidt tot meer IOW-instroom. Ook neemt de gemiddelde IOW-duur toe omdat het langer duurt voor mensen in de IOW de pensioenleeftijd bereiken.

In de periode 2024 tot en met 2027 is de pensioenleeftijd 67 jaar. In 2028 stijgt de pensioenleeftijd naar 67 jaar en 3 maanden. Dat blijft zo in 2029. Het aantal lopende IOW-uitkeringen schommelt de laatste jaren (2020–2023) tussen 9.000 en 10.000.

Door de huidige krapte op de arbeidsmarkt is de instroom vanuit de WW naar de IOW afgenomen. Het aantal 60-plussers, dat wegens het bereiken van de maximale WW-duur uitstroomt uit de WW, volgt met een vertraging van 2 jaar de economische ontwikkeling.

Het verloop van de IOW-uitkeringen volgt grotendeels het verloop van de WW-uitkeringen, met een vertraging van twee jaren in verband met de maximale WW-duur. Indien de toegang tot de IOW wordt verlengd tot 1 januari 2028, betekent dit dat instroom in de IOW tot eind 2029 kan plaatsvinden. De arbeidsmarktkrapte heeft een dempend effect op de instroom in de IOW. Tegelijkertijd voorspelt het CPB de komende jaren een stijging van de werkloosheid,6 waarmee ook het aantal verwachte IOW-uitkeringen de komende jaren langzaam stijgt van circa 3.000 in 2024 tot circa 4.000 personen in 2029.

Mensen die vanaf 1 januari 2028 werkloos worden, of vanaf dat moment in aanmerking komen voor een loongerelateerde WGA-uitkering, komen na hun uitkering niet meer in aanmerking voor de IOW. Het gevolg is dat er vanaf 2030 geen instroom meer is in de IOW, afgezien van wat administratieve overloop uit 2029. Het aantal lopende uitkeringen zal daarna dalen. Dat duurt een aantal jaren, totdat iedereen in de IOW de pensioenleeftijd bereikt heeft.

De leden van deBBB-fractie lezen «Tegelijkertijd is er vanaf de leeftijd van 60 jaar echter nog altijd een daling in de arbeidsparticipatie en baanvindkans te zien. Deze daling is sterker naarmate de pensioengerechtigde leeftijd dichterbij komt. Dit is eveneens waarneembaar in de groep langdurig werklozen, waarin zestigplussers sterk oververtegenwoordigd zijn. Deze groep wordt niet sneller werkloos dan andere groepen, maar eenmaal werkloos is de weg terug naar werk nog wel langer en moeizamer.»

Kan de regering aangeven of er ook sectoren zijn waar zestigplussers wel (gemakkelijk) aan het werk komen en blijven? Zo ja, om welke sectoren gaat dat, en wat kan daarvan geleerd worden? In welke mate is het gehanteerde instrumentarium effectief geweest?

We zien dat mensen van 60 jaar en ouder in elke sector participeren. Procentueel gezien is de uitstroom naar de sector uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling het grootst, gevolgd door de gezondheidszorg, industrie en detailhandel. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de effectiviteit van het instrumentarium omdat er geen specifiek onderzoek naar de effectiviteit ervan voor deze doelgroep heeft plaatsgevonden.

In de laatste periodieke rapportage Werkloosheid Werknemers7 is de arbeidsmarktpositie van ouderen aan bod gekomen. Daaruit bleek dat de werkhervattingskans voor ouderen relatief laag ligt. Met de maatregelen uit de Seniorenkansenvisie tracht de regering de kans op werkhervatting voor oudere werklozen te vergroten.

De leden van deD66-fractie zien de krapte op de arbeidsmarkt als een van de grootste problemen van deze en de komende tijd. Deze krapte staat namelijk niet alleen economische groei in de weg (bijvoorbeeld doordat bedrijven dreigen te vertrekken), maar bedreigt ook de kwaliteit van de zorg en het onderwijs, en beperkt de mogelijkheden om voldoende woningen te bouwen. Vanuit dat perspectief kijken deze leden kritisch naar maatregelen die deze krapte verergeren in plaats van oplossen.

De regering geeft zelf aan dat het verlengen van de IOW mogelijk een negatieve impact heeft op de werkhervattingskansen van oudere werklozen. De leden van de D66-fractie vragen de regering daarom om nogmaals heel grondig te onderbouwen waarom de verlenging van de IOW verstandig en noodzakelijk is.

Personen van onder de 60 jaar die niet voldoen aan de criteria van de bijstand moeten ook eerst bijvoorbeeld hun vermogen opeten, waarom wordt de groep zestigplussers anders behandeld?

Het valt de leden van de D66-fractie op dat dit reeds de derde verlenging van een tijdelijke regeling is. Dit leidt tot veel onduidelijkheid voor de mensen waar deze regeling voor geldt, zeker nu zelfs met terugwerkende kracht de regeling van kracht gemaakt moet worden. Het is voor deze leden onduidelijk hoe en wanneer de situatie zou ontstaan dat deze regeling niet meer nodig is, of wanneer er een structurele oplossing komt als deze noodzakelijk blijkt. Zou de regering dit kunnen toelichten? Hoe denkt de regering ervoor te gaan zorgen dat een vierde verlenging van deze regeling niet meer nodig is?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de IOW een tijdelijke regeling betreft, maar dat er sprake is van herhaalde verlenging van de IOW. Niet verlengen zou op een te vroeg moment komen, aldus de regering. Onder welke omstandigheden en op welk moment acht de regering verlenging van de IOW niet langer noodzakelijk? Kan de regering daarbij ook reflecteren op de gewijzigde arbeidsmarktomstandigheden waarbij sprake is van arbeidskrapte en de kansen die dit biedt voor oudere werklozen?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering tevens beargumenteert dat het niet verlengen van de IOW op een te vroeg moment zou komen. Deze leden vragen de regering op welk punt zij het wel wenselijk acht dat de regeling niet verlengd wordt. Welke doelstellingen moeten daarvoor behaald zijn? Zijn deze doelstellingen ook kwantificeerbaar, bijvoorbeeld qua arbeidsparticipatiegraad of baanvindkans?

In april 2023 is een evenwichtig arbeidsmarktpakket gepresenteerd met daarin arbeidsmarktaanpassingen die nodig zijn om werk- en inkomenszekerheid te laten toenemen en gelijktijdig de wendbaarheid van bedrijven te vergroten.

Het gaat om een integraal en samenhangend geheel aan maatregelen gericht op het vergroten van de wendbaarheid van ondernemingen en maatregelen gericht op het beter regelen van flexibele arbeidsrelatie. Daarnaast zijn voor de beoogde balans op de arbeidsmarkt ook de andere maatregelen relevant, zoals de maatregelen rondom zelfstandigen en leven lang ontwikkelen. Het verlengen van de toegang tot de Wet IOW maakt deel uit van de maatregelen gericht op het bieden van meer zekerheid voor werkenden. Voor mensen die reeds een uitkering op grond van de Wet IOW ontvangen verandert er niets.

Met de Seniorenkansenvisie wordt een integrale aanpak gericht op werkgevers én werknemers gepresenteerd om de arbeidsmarktpositie van de doelgroep senioren te verbeteren.

De groep senioren op de arbeidsmarkt wordt niet sneller werkloos dan andere groepen, maar eenmaal werkloos is de weg terug naar werk nog wel langer en moeizamer. Een belangrijk deel van de maatregelen in de Seniorenkansenvisie, onder andere de beeldvorming over oudere werklozen, is gericht op een langere termijnaanpak. De regering vindt het in het licht van de integrale aanpak in het arbeidsmarktpakket en met de voor de doelgroep senioren geschetste horizon daarin voor ogen, passend om voor de tijd dat de effecten zich nog moeten uitkristalliseren nog eens vier jaren de terugval in inkomen voor deze groep te blijven dempen.

De regering heeft geen concrete aanleiding om te veronderstellen dat door het verlengen van het vangnet IOW, werkloze zestigplussers bewust kiezen voor werkloosheid met een IOW-uitkering op 70% van het wettelijk minimumloon tot aan de AOW-leeftijd. De rechten en ook de plichten tijdens de IOW-uitkering verschillen niet met die tijdens de WW-uitkering. Daarnaast is ook de dienstverlening van UWV beschikbaar voor mensen met een IOW uitkering.

Verbetering van de arbeidsmarktpositie van 55-plussers is lastig kwantificeerbaar. Zo zijn de kansen van 55-plussers op de arbeidsmarkt niet alleen afhankelijk van de kabinetsinzet, maar doet het kabinet ook een beroep op maatschappelijke inzet. De thema’s in de Seniorenkansenvisie kennen elk hun eigen acties met verschillende looptijden en derhalve verschillende momenten van evaluatie. Een beslissing over het al dan niet verlengen van de regeling is echter niet alleen afhankelijk van effecten van maatregelen uit de Seniorenkansenvisie. Omdat de arbeidsmarkt niet statisch is, hebben ook andere factoren invloed op de kansen van senioren op de arbeidsmarkt.

Het is te zijner tijd aan een volgend kabinet om een besluit over het al dan niet verlengen of structureel maken van de IOW te nemen.

Ook wat betreft de vormgeving van de IOW hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen ter verduidelijking. Deze leden horen graag wat de overwegingen waren van de regering bij het wel/niet toevoegen van een kostendelersnorm bij deze regeling.

Ook viel het deze leden op dat de suggestie om een vermogensvrijstelling tot een bepaald bedrag op te nemen, niet is overgenomen. Waarom is deze suggestie niet overgenomen?\

Het wetsvoorstel is onderdeel van het arbeidsmarktpakket dat begin vorig jaar met sociale partners is uitgewerkt. Omdat de toegang tot de IOW vanaf 1 januari 2024 van rechtswege geëindigd is, voorziet het wetsvoorstel in terugwerkende kracht tot die datum om te voorkomen dat een klein deel van de doelgroep tussen wal en schip komt te vallen tijdens het wetstraject.

De regering heeft gekozen voor verlenging onder gelijkblijvende voorwaarden omdat het niet mogelijk was voor UWV om vóór 1 januari 2024 dergelijke ingrijpende inhoudelijke wijzigingen te toetsen op uitvoerbaarheid en, indien uitvoerbaar, vervolgens te implementeren in de uitvoering vóór ingangsdatum van de wet. Daarbij is het juridisch niet mogelijk om met terugwerkende kracht invulling te geven aan wijzigingen die benadelend zijn.

De leden van de D66-fractie vragen ten slotte hoe de regering verklaart dat oudere werklozen nog altijd moeilijk aan een baan komen, gegeven de historisch krappe arbeidsmarkt. Welke aanvullende maatregelen zouden kunnen bijdragen aan het bevorderen van de baankansen van deze groep?

Ondanks de krapte op de arbeidsmarkt, kan niet elke 55-plusser een baan vinden. Er spelen verschillende belemmerende factoren bij de doelgroep 55-plus, zoals een lang en gelijkvormig arbeidsverleden, verouderde diploma’s en wordt (leeftijds)discriminatie ervaren8. Uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dat in 2018 ongeveer de helft van de werkzoekende 55-plussers discriminatie ervaren heeft tijdens het zoeken naar werk9. Daarnaast hangt de terugkeer naar werk ook af van hoeveel kans iemand zichzelf geeft om weer aan de slag te gaan, maar ook of er een financiële noodzaak is om te werken10.

In de Seniorenkansenvisie worden die thema’s uitgewerkt die er aan bijdragen de arbeidsmarktkansen voor 55-plussers te vergroten. De verandering ligt niet enkel bij de 55-plusser zelf, maar juist ook bij werkgevers en in de maatschappij. Er zijn werkgevers die 55-plussers in dienst hebben en nieuwe arbeidsplaatsen bieden aan 55-plussers. Andere werkgevers vinden dit lastiger en vinden minder makkelijk 55-plussers voor de openstaande vacatures. In de brede praktijkverkenning is onder andere gesproken met (werk)geversorganisaties en werkgevers. Voor ingebrachte oplossingen valt te denken valt aan «leefregels», boegbeelden dichter bij de werkgevers en symposia om deze doelgroep onder de aandacht te brengen. Eventuele aanvullende maatregelen voor 55-plussers op de arbeidsmarkt zijn aan een nieuw kabinet.

De Raad van State suggereert dat het feit dat gepensioneerde werknemers vaak aantrekkelijker zijn voor werkgevers dan bijna gepensioneerden kan worden tegengegaan door arbeidsrechtelijke regels en regelgeving inzake belastingen, sociale verzekeringen en pensioenen beter in balans te brengen voor werknemers in de verschillende leeftijdsgroepen. De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering reflecteert op deze suggestie? Welke kansen en risico’s ziet de regering bij dergelijk beleid?

De Raad van State merkt op dat de toelichting niet ingaat op het risico dat, gelet op de toenemende vergrijzing en blijvende arbeidsmarkttekorten, gepensioneerden de iets jongere leeftijdsgroep (vanaf 60 jaar) zullen beperken in hun kansen op de arbeidsmarkt.

Hierop wijst de regering naar een evaluatie van SEO uit 2019 van de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd, waarin dit aspect aan de orde kwam.11 SEO concludeert dat er weinig verdringing plaatsvindt als gevolg van de hoogconjunctuur (krappe arbeidsmarkt) en het verhogen van de AOW-leeftijd. De leden van de CDA-fractie vragen of de resultaten van het SEO-onderzoek nog actueel zijn.

Uit het SEO-onderzoek12 naar de effecten van de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd blijkt dat een reden voor werkgevers om AOW’ers in dienst te nemen met name samenhangt met de expertise die AOW’ers hebben, niet zozeer omdat ze goedkoper zijn.

Daarnaast geven weinig werkgevers aan dat ze AOW’ers in dienst nemen omdat ze minder risico’s lopen bij ziekte en ontslag. De belangrijkste redenen zijn dat ze de AOW’er al goed kennen, dat deze specifieke ervaring heeft en dat AOW’ers flexibel zijn. Het is dus de vraag of het meer in balans brengen van onder meer arbeidsrechtelijke regelgeving ervoor zorgt dat mensen in de iets jongere leeftijdsgroep (vanaf 60 jaar) minder beperkt zullen worden in hun kansen op de arbeidsmarkt. Daarnaast zijn er ook goede redenen om verschillen te hebben in belasting, sociale verzekeringen en pensioenbijdragen. AOW’ers hebben immers ook een andere inkomstenbron naast werk.

Doel van het SEO-onderzoek naar de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd, was om de effecten van de wet in kaart te brengen. Dit onderzoek is in 2019 uitgevoerd, drie jaar na inwerkingtreding van de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd. De onderzoeksmethode bestond uit onder meer uit een CBS data-analyse over de periode 2006–2017 en een literatuuronderzoek (met titels vanaf 2010). Ook bestond dit onderzoek uit interviews en enquêtes met werkgevers en werknemers. Gezien de uitgebreide onderzoeksperiode, onderzoeksmethode en aangezien het onderzoek relatief recent is uitgevoerd, worden de resultaten nog als actueel beschouwd. Relevant daarbij is dat er nu, net als in 2019, sprake is van een krappe arbeidsmarkt. Overigens zag het SEO-onderzoek niet alleen op perioden van hoogconjunctuur, maar ook op perioden van laagconjunctuur (zie ook het antwoord hieronder).

Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie wat de effecten zijn bij laagconjunctuur en bij een minder krappe arbeidsmarkt.

Wat de effecten zijn van een laagconjunctuur en een minder krappe arbeidsmarkt op mogelijke verdringing, is niet op voorhand exact te voorspellen. Momenteel is de krapte op de arbeidsmarkt volgens CPB historisch hoog13 en bevindt de economie zich sinds 2017 in een hoogconjunctuur, met uitzondering van 2020 toen de COVID-19-pandemie begon.14

Wel is in het SEO-onderzoek naar de effecten van de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd een CBS data-analyse gedaan over de periode 2006–2017. In die periode is ook sprake geweest van een laagconjunctuur (onder meer in de periode 2013–2015)15 en een minder krappe arbeidsmarkt16. Deze periode is ook betrokken bij de conclusies van het onderzoek rondom onder meer verdringing.

Het is niet uitgesloten dat laagconjunctuur een effect heeft op verdringing. Aangezien werkgevers AOW’ers veelal aannemen vanwege hun expertise is de verwachting niet dat dit effect erg groot is.

De leden van de SGP-fractie vragen de regering toe te lichten welke maatregelen worden genomen om de huidige hoogconjunctuur te benutten ten aanzien van oudere werklozen, zodat zij sneller en gemakkelijker aan het werk komen.

De leden van de SGP-fractie vragen de regering nader in te gaan op de mogelijk negatieve effecten van het voorstel, bijvoorbeeld op het (opnieuw) aan het werk helpen van zestigplussers.

De regering ziet, samen met sociale partners, nog een opgave in het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van ouderen. Met de Seniorenkansenvisie onderkent het kabinet die lastige positie en is een integrale aanpak gericht op werkgevers én werknemers ingezet om de positie van de doelgroep senioren te verbeteren.

Het is aannemelijk dat verlenging van de werkingsduur van de Wet IOW een negatieve invloed heeft op de werkhervattingskansen omdat het vangnet in principe een prikkel wegneemt die kan aanzetten tot het vinden van werk. Hoe groot dit effect kan zijn, is niet in te schatten. Desondanks vindt de regering het nog steeds belangrijk om de kwetsbare doelgroep van de IOW, die ook mét die prikkel toch geen werk vindt, te behoeden voor een extra terugval in inkomen omdat de maatregelen die ingezet zijn met de Seniorenkansenvisie zien op een effect op langere termijn.

De regering heeft geen concrete aanleiding om te veronderstellen dat door het verlengen van het vangnet IOW, werkloze zestigplussers bewust kiezen voor werkloosheid met een IOW-uitkering op 70% van het wettelijk minimumloon tot aan de AOW-leeftijd. De rechten en ook de plichten tijdens de IOW-uitkering verschillen niet met die tijdens de WW-uitkering. Daarnaast is ook de dienstverlening van UWV beschikbaar voor mensen met een IOW-uitkering.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering schrijft dat er zowel een stijgende lijn van arbeidsparticipatie van zestigplussers is, als een daling van de arbeidsparticipatie vanaf de leeftijd van 60 jaar en de baanvindkans voor deze groep mensen. Hoe verhouden deze cijfers zich tot elkaar, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

CBS-cijfers laten zien dat er meer 60-plussers aan het werk zijn ten opzichte van een aantal jaren geleden17. Ook ziet het kabinet stijgende cijfers over langdurige werkeloosheid naarmate de burger ouder wordt18. Een logische verklaring hiervoor is de verhoging van de pensioenleeftijd en dat er steeds meer oudere 55-plussers (werknemers) zijn. Er zijn en blijven werknemers die om moverende redenen (ziekte, mantelzorg, zorgtaken, et cetera) kiezen om vervroegd met pensioen te gaan of deeltijd te werken in de jaren vóór de pensioengerechtigde leeftijd. Dit verklaart waarom er zowel een daling als een stijging van arbeidsparticipatie is binnen dezelfde doelgroep.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat werknemers die in aanmerking komen voor de IOW een lagere kans hebben om binnen twee jaar nadat ze werkloos zijn geworden, werk te vinden. Kan de regering dit nader toelichten? Kan de regering ook nader toelichten wat de relatie is tussen de groep langdurig werklozen die in aanmerking komt voor de IOW met hun inkomenspositie voorafgaand aan hun werkloosheid en hun genoten opleidingsniveau?

Uit de evaluatie van de wet IOW in 2020 kwam naar voren dat werk hervattingskans voor personen in de IOW laag is. De onderzoekers noemden als mogelijke verklaring de arbeidsmarktpositie van ouderen: hun werkhervattingskansen zijn veel lager omdat werkgevers hen doorgaans niet (meer) willen aannemen. De uitstroom is wel gestegen sinds 2020, waarschijnlijk als gevolg van de hoogconjunctuur en krapte op de arbeidsmarkt, maar blijft met 280 (cijfer jaarverslag 2022 UWV) op een laag niveau. Over de relatie tussen de IOW-doelgroep en hun opleidingsniveau zijn geen gegevens voorhanden.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de eerste WW-dag of de eerste dag van de loongerelateerde WGA-uitkering in combinatie met de leeftijd bepalend is voor of er recht is op de IOW-uitkering. Deze leden vragen hoe het bepalende moment van de eerste dag van de loongerelateerde WGA-uitkering zich verhoudt tot de grote achterstanden bij het UWV voor een aanvraag voor een Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-)uitkering. Leveren deze achterstanden mogelijk problemen op voor mensen die door de achterstanden wel of geen recht zouden hebben op een IOW-uitkering?

Deze achterstanden leveren geen problemen op m.b.t. het wel of niet recht hebben op een IOW-uitkering. Een eventuele latere beoordeling voor de WGA-uitkering heeft geen gevolgen voor het bepalen van de eerste werkloosheidsdag (in geval van een afwijzing van de WGA-uitkering in verband met een arbeidsongeschiktheidspercentage lager dan 35%) of eerste dag van de WGA-uitkering. De IOW-uitkering wordt ook bij een latere beoordeling van de WGA-aanvraag alsnog vastgesteld op de datum vanaf wanneer er recht bestond op een WW- of loongerelateerde WGA-uitkering.

De verlenging van de IOW is een doelmatige optie om een onevenredige terugval in inkomen voor oudere werklozen te dempen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er een inschatting is hoe groot de terugval in inkomen gemiddeld is tussen de situatie voor de werkloosheid en de situatie wanneer oudere werklozen geen IOW-uitkering als vangnet zouden hebben.

De IOW-uitkering betreft inkomensondersteuning op sociaal-minimumniveau, zonder partner- en vermogenstoets. Wanneer oudere werklozen geen IOW-uitkering als vangnet zouden hebben, dan is de mate van terugval in inkomen afhankelijk van of er ander inkomen of vermogen aanwezig is in het huishouden en zo ja hoe hoog dit inkomen of vermogen is. Hier is geen gemiddelde van te berekenen. Is er geen ander inkomen en/of vermogen in het huishouden, dan is er mogelijk recht op een bijstandsuitkering op sociaal minimumniveau. De bijstandsuitkering beperkt de terugval, evenals de IOW-uitkering. Is er wel ander inkomen en/of vermogen in het huishouden, dan is er mogelijk geen recht op een bijstandsuitkering, en is de terugval maximaal gelijk aan het inkomen in de situatie voor de werkloosheid of arbeidsongeschiktheid.

Echter zal de burger in kwestie dan waarschijnlijk wel zijn of haar vermogen moeten gebruiken om rond te komen tenzij het inkomen van de partner of andere medebewoner(s) hoog genoeg zijn om rond te kunnen komen. In die gevallen is dus wel een achteruitgang in vermogen mogelijk.

2. Financiële effecten en regeldruk

De leden van deGroenLinks-PvdA-fractie begrijpen dat er inverdieneffecten zijn op de IOAW. Deze leden vragen hoe groot dit bedrag cumulatief is tot het einde van de werking van de wet. Ook vragen zij om welke leeftijdsgroepen dit gaat.

Door het verlengen van de IOW worden lagere IOAW-uitgaven verwacht. Dit komt doordat sommige mensen die vanwege de verlenging een IOW-uitkering ontvangen, anders recht op een IOAW-uitkering zouden hebben gehad. Het gaat hier om de groep mensen die tussen 1 januari 2024 en 31 december 2028 recht heeft (gekregen) op een IOW-uitkering.

Omdat voorafgaand aan een IOW-uitkering mensen veelal gedurende twee jaren een WW-uitkering ontvangen, wordt een budgettair effect verwacht in de jaren 2026 tot en met 2030. Cumulatief gaat dit naar verwachting om -95 miljoen euro.

De inverdieneffecten op de IOAW hebben betrekking op mensen op of na de leeftijd van 60 jaar en 4 maanden, tot het moment dat zij de AOW-leeftijd bereiken. Vanaf 60 jaar en 4 maanden tot de AOW-leeftijd hebben mensen namelijk recht op een IOW-uitkering.

Voor de IOAW geldt dat mensen die geboren zijn vóór 1 januari 1965 en na hun 50e jaar werkloos zijn geworden in aanmerking kunnen komen voor een uitkering.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen weten wat de extra kosten zouden zijn om de IOW op 60 jaar te behouden. Ook vragen deze leden naar de inverdieneffecten van deze maatregel op andere regelingen, waaronder de IOW.

Omdat de ingangsleeftijd van de IOW op dit moment 60 jaar en 4 maanden is, is er geen zicht op de omvang van de doelgroep van 60 jaar tot 60 jaar en 4 maanden. Daarom is het precieze effect van het verlagen van de ingangsleeftijd naar 60 jaar lastig in te schatten. Indien wordt uitgegaan van een toename van de IOW-doelgroep met circa 750 uitkeringsgerechtigden per jaar, bedragen de extra IOW-uitgaven jaarlijks circa € 25 miljoen gedurende de tijdelijke verlenging van de IOW. Hierbij is uitgegaan van een gemiddelde IOW-uitkeringsduur van circa 2 jaren19 en een gemiddelde jaaruitkering van circa € 16 duizend (prijspeil 2024).

Een deel van deze doelgroep zou in de huidige situatie aanspraak maken op een IOAW-uitkering, waardoor er een inverdieneffect optreedt. De aanname is dat het inverdieneffect op de IOAW circa de helft van de IOW-uitgaven betreft, wat neerkomt op € 12,5 miljoen.

De per saldo extra kosten van het verlagen van de IOW ingangsleeftijd naar 60 jaar komen dan uit op circa € 12,5 miljoen per jaar.20

3. Ontvangen commentaren en adviezen

De leden van deSGP-fractie lezen dat de regering geen voorstander is van een structureel vangnet voor mensen wiens WW-recht geëindigd is. Kan de regering deze keuze onderbouwen?

De voorgestelde verlenging van de toegang tot de Wet IOW is naar de mening van regering gepast in verband met de huidige arbeidsmarktpositie van de groep werkzoekende zestigplussers na de WW en de loongerelateerde uitkering (WGA) én met het oog op de maatregelen in de Seniorenkansenvisie die op de langere termijn, o.a. met positieve prikkels, de arbeidsmarktkansen van zestigplussers beogen verder te verbeteren. Zodoende kiest het kabinet voor een tijdelijke verlenging van de IOW.

II. Artikelsgewijs

Artikel I (onderdeel C)

De leden van de CDA-fractie lezen dat met het doorvoeren van de Reparatiewet SZW 2011 en de Verzamelwet SZW 2011 per abuis een redactionele fout is doorgevoerd.

Die wordt hierbij gecorrigeerd. De leden van de CDA-fractie vragen of kan worden toegelicht waarom deze redactionele fout pas 13 jaar later aan het licht komt.

Met de Verzamelwet 2012 is in artikel 6, zesde lid, onderdeel a, de verwijzing naar het «onderdeel d» van het eerste lid correct gewijzigd in een verwijzing naar «onderdeel e», maar per abuis niet in artikel 6, zesde lid, onderdeel b. Kennelijk is vanwege voornoemde wijziging niet eerder opgevallen dat in artikel 6, zesde lid, onderdeel b, werd verwezen naar onderdeel d in plaats van onderdeel e dat ziet op het «genieten van vakantie». Dit heeft nooit tot problemen geleid. Uit de zin van artikel 6, zesde lid, onderdeel b volgt namelijk dat artikel 6, eerste lid, onderdeel e, wordt bedoeld.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip


  1. Kamerstuk 29 544, nr. 1159.↩︎

  2. Kamerstukken II, 2023–2024, 29 544, nr. 1231↩︎

  3. Op basis van data over 2021↩︎

  4. Kamerstukken II, 2023–2024, 29 544, nr. 1231↩︎

  5. Kamerstukken II, 2022–2023, 29 544, nr. 1217↩︎

  6. Centraal Planbureau (2024), Beschouwing Centraal Economisch Plan 2024.↩︎

  7. Kamerstukken II, 2022–2023, 26 448, nr. 718.↩︎

  8. Onderzoek Aanpak 45-plus gemeente Tilburg 2021–2022↩︎

  9. SCP-publicatie 2020–5: Ervaren discriminatie in Nederland II↩︎

  10. ArbeidsmarktInZicht – UWV: Steeds meer 55-plussers aan het werk↩︎

  11. Kamerstuk 29 544, nr. 1030.↩︎

  12. SEO Economisch onderzoek (2019), Evaluatie Wet werken na AOW, p. 38.↩︎

  13. Centraal Planbureau (2024), Beschouwing Centraal Economisch Plan 2024, p 2.↩︎

  14. Centraal Planbureau (2024), Beschouwing Centraal Economisch Plan 2024, p 3.↩︎

  15. Conjunctuur | CBS↩︎

  16. Centraal Planbureau (2014), Beschouwing Centraal Economisch Plan 2024, p 2.↩︎

  17. Arbeidsparticipatie naar leeftijd en geslacht | CBS↩︎

  18. Langdurig werklozen; kenmerken | CBS↩︎

  19. In 2022 was de gemiddelde uitkeringsduur van een IOW-uitkering bij beëindiging circa 86 weken. Dit zal in 2024 zijn toegenomen, zodoende wordt gerekend met circa 2 jaren.↩︎

  20. In verband met de verwachte geringe omvang wordt in deze berekening geabstraheerd van een effect op de programmakosten Toeslagenwet (TW) en uitvoeringskosten bij UWV.↩︎