[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2023

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2024D23039, datum: 2024-06-07, bijgewerkt: 2024-08-28 16:00, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36560-VIII-23).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36560 VIII-23 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2023.

Onderdeel van zaak 2024Z07176:

Onderdeel van zaak 2024Z09746:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Eerste Kamer der Staten-Generaal 1
Vergaderjaar 2023-2024

36 560 VIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2023

Nr. 23 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 7 juni 2024

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 23 mei 2024 voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Bij brief van 4 juni 2024 zijn ze door de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen

De adjunct-griffier van de commissie,
Huls

Vragen en antwoorden

1

Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat de verminderde onderwijsuitgaven geen negatieve impact hebben op specifieke doelgroepen, zoals achterstandswijken of kinderen met een leerachterstand?

De verminderde onderwijsuitgaven in 2023 hebben geen negatieve impact op de specifieke doelgroepen. De verminderde uitgaven worden verklaard doordat er in 2023 minder is uitgegeven ten opzichte van de tweede suppletoire begroting. Dit komt onder andere door lagere uitgaven aan de Maatschappelijke Diensttijd. Dit werd veroorzaakt door het ingroeipad van de oplopende hoofdsubsidie, het kasritme, het uitbetaalritme en meevallers op het flankerend beleid. Ook waren er minder uitgaven aan het programma Schoolmaaltijden, omdat dit programma in de loop van 2023 is gestart, waardoor het bereik gedurende het jaar is gegroeid. Daarnaast heeft er voor de subsidieregeling School en Omgeving een herschikking tussen po en vo plaatsgevonden, waardoor er voor po meer en voor vo minder is uitgegeven.

Het programma Schoolmaaltijden is enkel toegankelijk voor scholen waarvan een aanzienlijk deel van de leerlingen uit een gezin met een laag inkomen komt.

2

Kan u uitleggen waarom een hercalculatie heeft plaatsgevonden in de financiering van de Prestatiebox en welke gevolgen dit heeft voor de onderwijskwaliteit?

Er heeft geen hercalculatie plaatsgevonden op de financiering van de Prestatiebox, maar op het verplichtingenbudget van de Prestatiebox. Er verandert niets aan de uitgavenkant van de begroting en er zijn er dus geen gevolgen voor de onderwijskwaliteit. Voor de Prestatiebox geldt dat de looptijd daarvan inmiddels is afgelopen en dat we daar geen uitgaven meer voor doen.

3

Wat zijn de redenen voor de afname van het aantal aanvragen binnen de meerjarige subsidieregeling voor begaafde leerlingen?

In 2023 is een nieuwe subsidieregeling begaafde leerlingen po en vo 2023–2025 in werking getreden. In het verplichtingenbudget werd er rekening mee gehouden dat alle samenwerkingsverbanden een aanvraag konden doen. Het totaal beschikbare bedrag is niet uitgeput omdat niet alle 151 samenwerkingsverbanden de subsidie hebben aangevraagd. En niet alle samenwerkingsverbanden hebben het maximaal aan te vragen bedrag aangevraagd.

De bij ons bekende redenen om geen subsidie aan te vragen zijn: een relatief kort tijdspad van de aanvraagperiode door overlap met de zomervakantie en de administratieve lasten die een subsidieaanvraag met zich mee brengt ten opzichte van wat het financieel oplevert. Tot slot maken sommige samenwerkingsverbanden bewuste keuzes in welke van mogelijke subsidies zij wel of niet aanvragen.

4

Wat is er sinds 2010, toen werd afgesproken dat voor elk eiland van Caribisch Nederland een masterplan voor de huisvesting van het onderwijs werd opgesteld, verbeterd aan de beschikbaarheid van geschikte schoolgebouwen? Welke tekorten bestaan er daar nog?

Op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt sinds 2010 door OCW, in samenwerking met de lokale overheden, gewerkt aan de renovatie en vervanging van alle gebouwen van de bekostigde scholen. Het gaat om gebouwen ten behoeve van primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Tussen 2013 en 2023 zijn twaalf projecten opgeleverd. Nog zes projecten bevinden zich in verschillende stadia van ontwikkeling, waarna de convenanten aflopen. Daarnaast worden de consequenties van de bevolkingsgroei op Bonaire voor de onderwijshuisvesting momenteel in kaart gebracht.

5

In hoeverre worden ook in Caribisch Nederland data verzameld over de leerresultaten van het funderend onderwijs?

In het po maken de meeste scholen op Bonaire wel gebruik van een Leerlingvolgssysteem (LVS) en een doorstroomtoets. Op Saba en Sint Eustatius is dat op dit moment niet mogelijk, omdat daar de onderwijstaal het Engels is. Op dit moment wordt er in het kader van de wet doorstroomtoetsen po gewerkt aan een herziening van het toetsstelsel voor po-scholen in Caribisch Nederland. Hiervoor wordt een leerlingvolgsysteem, inclusief genormeerde toetsen, ontwikkeld: het LVS BES. Hiermee kunnen scholen in het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs de kennis en vaardigheden van leerlingen voor de basisvaardigheden volgen.

In het voortgezet onderwijs zijn de onderwijsresultaten bekend van de eindexamenkandidaten op Bonaire. Op Saba en Sint Eustatius wordt deelgenomen aan het Engelstalige CXC onderwijssysteem van de Caribbean Examination Council. De resultaten hiervan kunnen niet worden vergeleken met resultaten op Europees Nederland.

6

In hoeverre was in 2023 het Nederlandse onderwijsbeleid onverkort van toepassing op het funderend onderwijs voor Caribisch Nederland? Met andere woorden: valt uit het gegeven dat in deze Slotwet Caribisch Nederland niet wordt vermeld, volgens het principe van «comply or explain» af te leiden dat het onderwijsbeleid tussen Europees en Caribisch Nederland op geen enkel punt verschilt?

OCW hanteert het principe Comply or Explain voor het onderwijsbeleid in Caribisch Nederland. Dit betekent onder andere dat er aparte regelgeving is vastgelegd in de WPO BES en in de WVO 2020 voor Caribisch Nederland. Daarnaast wordt bij nieuwe beleidsinitiatieven gekeken in hoeverre deze van toepassing zijn in CN. De slotwet is een financieel stuk, waarin de belangrijkste begrotingsmutaties worden toegelicht. In het jaarverslag staat een uitgebreidere uiteenzetting over het gevoerde beleid. In bijlage 5 van het jaarverslag worden de uitgaven van het ministerie ten behoeve van CN toegelicht.

7

In welke mate blijken leraren in de medezeggenschapsraden erin te slagen om de overhead op de scholen te beperken ten gunste van de hoeveelheid onderwijsgeld voor het primaire proces?

Op basis van een analyse van de jaarrekeningen 2017–2021 van besturen is er geen onderscheid te maken tussen bestedingen aan het primaire en secundaire proces. Wel is te onderscheiden hoeveel procent van de totale lasten naar personeel, huisvesting en afschrijvingen en overige kosten gaat. Dit is gemiddeld respectievelijk 81%, 9% en 10%. De volledige medezeggenschapsraad (bestaande uit leraren, ouders en in het voortgezet onderwijs ook leerlingen) heeft een adviesrecht op de hoofdlijnen van het meerjarig financieel beleid voor de school.

8

Hoe verklaart u dat er € 23,6 miljoen minder verplicht was op het budget voor huisvesting noodlocaties voor Oekraïense vluchtelingen? Hoe ontwikkelen de aantallen Oekraïense vluchtelingen zich ondertussen?

De totale uitgaven voor 2022 en 2023 (van tweemaal € 23,6 miljoen) zijn in één keer in 2022 verplicht en in twee keer betaald (€ 23,6 miljoen in 2022 en € 23,6 miljoen in 2023). In 2023 was dus geen verplichtingenbudget nodig, waardoor de ruimte van € 23,6 miljoen in het verplichtingenbudget is ontstaan. Het aantal Oekraïense vluchtelingen in Nederland neemt met ongeveer honderd personen per week toe (bron: Cijfers opvang vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland | Opvang vluchtelingen uit Oekraïne | Rijksoverheid.nl).

9

Welke subsidies zouden eventueel kunnen worden omgezet voor verbetering van de rechtstreekse reguliere bekostiging voor voortgezet onderwijs dat de scholen verzorgen? Bij welke subsidies is dat niet mogelijk?

Zoals in de Kamerbrief Herijking Sturing Funderend Onderwijs van 5 april jl. (Kamerstukken II 2023–24, 31 293, nr. 727; link https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31293-727.html) toegelicht vinden we het wenselijk dat structurele taken ook zoveel mogelijk structureel gefinancierd worden. Het grootste deel van de subsidies onder het subsidie-instrument is bedoeld voor scholen, een kleiner deel is bedoeld voor de financiering van maatschappelijke organisaties of instellingen met een wettelijke taak. Dit geldt bijvoorbeeld voor de subsidie naar Kennisnet. Voor de subsidies die naar scholen gaan vraagt het een politieke weging van de voor- en nadelen om te bepalen welke subsidies aan scholen er in de bekostiging kunnen worden opgenomen. Het gaat daarbij onder andere om afwegingen rond de doelgroep die beoogd wordt, de te stellen voorwaarden, en de verantwoording. Op dit moment is het niet mogelijk om aanvullende voorwaarden te stellen aan de bekostiging. Voor de zomer van 2025 ontvangt uw Kamer een wetsvoorstel voor een nieuw financieringsinstrument waarmee er voorwaarden kunnen worden verbonden aan de bekostiging. Dit financieringsinstrument wordt in eerste instantie gemaakt voor basisvaardigheden, maar kan later ook breder worden ingezet. Het is wel van belang om terughoudend te zijn in het gebruik van dit nieuwe financieringsinstrument zodat het ook effectief is.

10

Welke inzichten heeft de subsidieregeling basisvaardigheden opgeleverd over de effectiviteit van een geïsoleerde focus op de basisvaardigheden lezen, schrijven en rekenen, of over het onderwijs dat deze vaardigheden mede behandelt geïntegreerd in andere vakken?

Vanuit het Masterplan basisvaardigheden worden scholen niet per se aangemoedigd om geïsoleerd óf integraal in te zetten op de basisvaardigheden. Het is aan de school om te bepalen wat leerlingen nodig hebben. Dat kan een gerichte aanpak zijn om het automatiseren te verbeteren (geïsoleerde aanpak), maar dat kan ook een aanpak zijn om juist integraal aan de basisvaardigheden te werken, waarbij iedere docent een reken- en taaldocent is. Dit is de kern van evidence-informed werken: de context bepaalt welke aanpak effectief is gezien de situatie en de problematiek. We vragen scholen wel om focus te houden op het doel, namelijk de verbetering van de prestaties op de vier basisvaardigheden.

De subsidie heeft al veel opgeleverd in het kader van het proces op school. De regeling draagt bij aan een structuur op school om gericht aan de basisvaardigheden te werken. Maar het is nog te vroeg om een uitspraak te doen over wat de activiteiten hebben opgeleverd voor de prestaties op de basisvaardigheden taal en rekenen. We onderzoeken dit na afronding van de subsidie op twee manieren:

• door scholen zelf te vragen naar de effecten in het implementatieonderzoek; en

• door kwantitatief effectonderzoek te laten doen naar de prestaties.

Het Centraal Planbureau (CPB) voert op verzoek van het Ministerie van OCW dit kwantitatief effectonderzoek uit. Het is de bedoeling om de toetsscores van leerlingen op scholen die in 2022 subsidie hebben gekregen te vergelijken met scholen die geen subsidie hebben ontvangen. Naar verwachting zal het CPB in het najaar van 2025 rapporteren over het eerste meetmoment en een jaar later over het tweede meetmoment.

11

Is in het verleden, of in het buitenland, wel eens geconstateerd dat een tekortschietende onderwijskwaliteit op de scholen zich ook prima kan herstellen zonder dat daar gericht beleid en middelen op worden ingezet? Zo ja, welke voorbeelden kunt u daarvan noemen?

De essentie van het systeem is dat besturen en scholen tekortschietende onderwijskwaliteit op eigen kracht herstellen. Besturen en scholen die hun kwaliteitszorg op orde hebben, zouden in principe in staat moeten zijn om waar nodig gerichte acties te nemen om tekortschietende onderwijskwaliteit te herstellen, zonder dat daar beleid of middelen van overheidswege aan te pas hoeven te komen. Dit blijkt uit de vele besturen en scholen die het oordeel voldoende krijgen van de inspectie. Echter, helaas hebben niet alle besturen en scholen hun kwaliteitszorg op orde, of is er een stapeling van problematiek. In die gevallen lukt het vaak niet om zonder gericht beleid en middelen de tekortschietende onderwijskwaliteit te herstellen.

12

Wat zijn de gevolgen van de afname in subsidies voor schoolmaaltijden en basisvaardigheden voor leerlingen?

De regeling Verbetering Basisvaardigheden is in 2023 nagenoeg uitgeput. De verdeling van de toegekende aanvragen was echter anders verdeeld tussen het primair en voortgezet onderwijs als initieel werd verwacht. Dat leidde tot minder verplichtingen en uitgaven op artikel 3 van de begroting, maar meer verplichtingen en uitgaven op artikel 1. Het programma Schoolmaaltijden is in de loop van 2023 gestart, waardoor het bereik gedurende het jaar is gegroeid. Alle aanvragen van scholen die zijn ingediend bij het JEF of het Rode Kruis, die aan de voorwaarden voldaan, zijn toegekend.

13

Hoe smal of breed is het aanbod van mbo1 en hoger onderwijs op Caribisch Nederland? Wat zijn de gevolgen voor braindrain uit deze eilanden?

Bij het aanbieden van mbo-onderwijs op Bonaire wordt zoveel als mogelijk bij de regionale en eilandelijke behoefte aangesloten. Het streven hierbij is om een breed en doelmatig opleidingsaanbod aan te bieden. Op dit moment worden door de scholengemeenschap Bonaire de mbo opleidingen economie/administratie, horeca/toerisme, techniek, ICT, kinderopvang, onderwijsassistent, zorg, sport/bewegen en veiligheid aangeboden.

Komend schooljaar zijn op niveau 2; 7 bol, 5 bbl – niveau 3; 8 bol, 6 bbl – niveau 4: 6 bol, 8 bbl opleidingen in het aanbod. Niet alle opleidingen gaan van start i.v.m. geringe aantal aanmeldingen. Het aantal bbl studenten groeit langzaam. Het hbo beperkt zich momenteel tot de lerarenopleiding op Bonaire wat aangeboden wordt vanuit de Universiteiten van Aruba en Curaçao, dit valt onder het partnerschap voor Samen Opleiden en Professionaliseren: Kibrahacha. Daarnaast is er op Saba de particuliere instelling Saba University School of Medicine die zich met name richt op Noord-Amerikaanse studenten.

Caribisch Nederland heeft ook te maken met tekortsectoren zoals zorg, welzijn en onderwijs. Regionale onderwijssamenwerking zoals Kibrahacha beoogt gekwalificeerde mensen voor de regio te behouden. Het behouden van talent is een belangrijke opgave voor Caribisch Nederland, zodat het vertrek van talent uit de regio wordt voorkomen. Dit komt de lokale arbeidsmarkt ten goede en draagt bij aan het behoud en versterken van de leefbaarheid van de eilanden. In dit kader is recent een onderzoek uitgevoerd naar de aansluiting tussen instroom in zorgopleidingen en de uitstroom naar de arbeidsmarkt in Caribisch gebied. Een van de bevindingen die naar voren komt uit het rapport is dat er weinig tot geen systematisch inzicht is in de arbeidsmarkttekorten in de zorg. OCW en VWS werken samen aan het verkrijgen van dit systematisch inzicht, waardoor een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt gerealiseerd kan worden.

14

Heeft ook Caribisch Nederland geprofiteerd van de Digitaliseringsimpuls Onderwijs? In hoeverre vormen de slechte internetverbindingen op die eilanden daar een belemmering voor digitalisering in het onderwijs?

Binnen het programma Npuls (voorheen Digitaliseringsimpuls) is een oriëntatie gestart rondom het betrekken van Caribisch Nederland bij Npuls vanaf 2025. Binnen deze oriëntatie wordt verkend of en hoe Npuls een bijdrage kan leveren aan het onderwijs in het Caribisch Nederland. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een bijdrage in de vorm van toegang tot kennis, leermiddelen en diensten die door Npuls zijn ontwikkeld. Een goede internetconnectiviteit draagt bij aan de digitale transitie in het onderwijs in het Caribisch Nederland. Het Ministerie van BZK besteedt in de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren[1] daarom veel aandacht aan de versterking van de digitale infrastructuur in het Caribisch Nederland.

15

Kunt u kwantificeren hoeveel zijinstroom, meer voltijds werken en splitsing van de pabo-opleidingen in opleidingen voor jonge en oudere kinderen, kunnen bijdragen aan de oplossing van het lerarentekort?

Zij-instroom is een belangrijke maatregel in de aanpak van de tekorten. Jaarlijks starten er rond de 2.000 nieuwe zij-instromers, met subsidie in het onderwijs. In 2023 is dit aantal met 14% gestegen ten opzichte van 2022 naar 2.285 zij-instromers in het po, vo en mbo. Dit op een lerarentekort van 9,7% (9.800 fte) in het po en 5,8% (3.800 fte) in het vo.2

Het is (nog) niet mogelijk om op basis van ervaringen te kwantificeren in hoeverre voltijds werken het lerarentekort vermindert. Het potentieel is hoopgevend. In het po heeft 68% van de leraren op dit moment een deeltijdbaan (0,8 fte of minder). De gemiddelde werktijdfactor is de afgelopen jaren stabiel3. Uit onderzoek onder ruim 11.000 leraren blijkt dat ruim een kwart van de ondervraagde deeltijd-leraren de komende vijf jaar meer wil werken in ruil voor een bonus.4

Het is nog onzeker of een splitsing van de pabo-opleidingen in opleidingen voor jonge en oudere kinderen tot meer leraren leidt. In het najaar van 2024 wordt een hoofdlijnennotitie met een uitwerking en het tijdpad naar de Kamer gestuurd om deze maatregel uit te werken.

16

Hoe verklaart u dat er minder studenten in aanmerking kwamen voor de coronamaatregel dan verwacht, zodat ook het budget voor het NP Onderwijs met € 16,3 miljoen omlaag kon?

Studenten konden in aanmerking komen voor twee verschillende coronamaatregelen. Indien een student uit zijn of haar recht op basis- en/of aanvullende beurs liep in de periode juni 2020 tot en met augustus 2023, dan kon deze een tegemoetkoming ontvangen. Studenten die bij hun afstuderen studievertraging opliepen door de coronamaatregelen en voor 31 augustus 2021 hun diploma haalden, ontvingen ook een tegemoetkoming. Er zijn meerdere redenen denkbaar waarom er een meevaller op deze maatregelen is ontstaan. Minder studenten dan verwacht zijn uit hun basis- en/of aanvullende beurs gelopen binnen de gestelde termijn. Dit kan zijn omdat er minder studievertraging is opgetreden, maar ook omdat studenten zich eerder op de arbeidsmarkt hebben begeven, mogelijk zonder diploma. Daarnaast is het belangrijk te melden dat de raming van de uitgaven op deze maatregelen in 2020 omgeven was door veel onzekerheden.

17

Kunt u aangeven wat wordt gedaan aan de wijze waarop de Subsidieregeling Instandhouding Monumenten (SIM) wordt gefinancierd om de ingewikkelde registratie van verplichtingen op het budget van monumentenzorg te vereenvoudigen?

Een eenvoudige oplossing is niet voorhanden. De Subsidieregeling Instandhouding Monumenten (SIM) biedt flexibiliteit aan monumenteigenaren om meerjarig te voorzien in de financieringsbehoefte. Dit houdt in dat vooraf niet volledig duidelijk is hoeveel verplichtingen voor enig jaar worden aangegaan. Daarom wordt relatief ruim geraamd en wordt bij Slotwet meestal de raming neerwaarts bijgesteld.

18

Kunt u zo gedetailleerd mogelijk aangeven waar de stijging van € 7,6 miljoen aan ontvangsten op Cultuur door is veroorzaakt?

De hogere realisatie komt met name door de ontvangst van € 6,7 miljoen als gevolg van de onttrekking van middelen aan de balanspost van het Nationaal Archief. Deze toelichting is ook vermeld op pagina 108 van het departementaal jaarverslag van OCW. De rest van de stijging aan ontvangsten op Cultuur vloeit voort uit invorderingen na lagere vaststelling van subsidies. Dit gaat om tientallen kleinere bedragen.

19

Kunt u aangeven waardoor het verschil van € 35,5 miljoen aan reclameopbrengsten van de STER is veroorzaakt en hoe zich dat verhoudt tot de reclameopbrengsten van commerciële zenders?

In de mediabegrotingsbrief 2023 werd de raming van de reclameontvangsten voor 2023 voor de OCW-begroting ingeschat op € 174,5 miljoen. Om tegenvallers op de OCW-begroting te voorkomen was dit een conservatieve raming. De uiteindelijke realisatie van de reclameontvangsten in 2023 was € 210 miljoen. Een verschil van € 35,5 miljoen. De reclamemarkt kent een hoge volatiliteit en is daarom moeilijk te voorspellen. Dit geldt vooral voor de lange termijn. Ramingen van de verwachte Ster-inkomsten zijn gebaseerd op twee parameters, namelijk de verwachte omvang van de markt voor spotzendtijd en het verwachte aandeel van de Ster daarin. Dit laatste wordt onder andere bepaald door het zogenoemde kijktijdaandeel van de publieke omroep. De hogere realisatie dan verwacht was in dit geval een gevolg van een gunstige reclamemarkt waarbij gedurende het jaar nagenoeg alle reclameblokken werden uitverkocht. Daarnaast vond er met het WK voetbal voor vrouwen in 2023 een zogenaamd superevenement plaats. De hogere realisatie was geen gevolg van aanpassingen in het beleid. De Ster handelt binnen de bestaande wettelijke kaders uit de Mediawet. Het feit dat de Ster hogere ontvangsten realiseert dan op de OCW-begroting was ingeschat zegt op zichzelf niks over hoe zich dat verhoudt tot de reclameopbrengsten van commerciële zenders. Het ligt in de lijn der verwachting dat de commerciële zenders ook hebben geprofiteerd van de gunstige reclamemarkt.

20

Kunt u aangeven waar de ophoging van € 17 miljoen op het verplichtingenbudget voor de landelijke publieke omroepen door is veroorzaakt?

Dit komt met name doordat in de uitgaven voor 2024 middelen zijn opgenomen voor de meerkosten voor de aankoop van de rechten van superevenementen. Op basis van de Mediawet worden de uitgaven van de landelijke publieke omroepen van 2024 in 2023 verplicht. De precieze hoogte van de uitgaven voor de superevenementen 2024 was pas bekend na ontvangst van de NPO begroting 2024. Dat is opgenomen in de Mediabegrotingsbrief 2024. Daarom is het verplichtingbudget voor de landelijke publieke omroepen aangepast (ophoging van € 18 miljoen). De budgetmutatie voor de uitgaven van de superevenementen voor 2024 is bij Voorjaarsnota 2024 verwerkt.

21

Kunt u aangeven waar de verhoging van € 0,9 miljoen aan verplichtingen en de hogere ontvangsten van € 0,2 miljoen op Emancipatie uit zijn opgebouwd?

Ultimo 2023 is de aanbesteding van de LHBTIQ+ monitor afgerond. Voor het meerjarige deel is hier geen verplichtingbudget naar voren gehaald (onzeker was op dat moment de totstandkoming van de overeenkomst in 2023). Met 1ste supp 2024 is het verplichtingenbudget hiervoor meerjarig gecorrigeerd. In december heeft de verlening plaatsgevonden van de projectsubsidie «Klaar voor de nieuwe realiteit». Hierbij was geen rekening gehouden met een meerjarige aanvraag. Ook hiervoor geldt dat het verplichtingenbudget met 1ste supp 2024 meerjarig is gecorrigeerd. De kasuitgaven zijn meerjarig gedekt. De hogere ontvangsten zijn ontstaan door projectsubsidies die lager zijn vastgesteld.

22

Zijn er specifieke culturele programma’s of doelgroepen die disproportioneel getroffen worden door de veranderde budgettering?

Nee. Voor zover nodig zijn budgetten via de eindejaarsmarge opnieuw beschikbaar gesteld en worden de middelen ingezet om de gestelde doelen te behalen. Voorbeelden hiervan zijn de middelen voor het programma leesbevordering en middelen voor Oekraïense cultuur.


  1. mbo: middelbaar beroepsonderwijs↩︎

  2. Onderzoek: Personeelstekorten primair onderwijs 2023 en voortgezet onderwijs 2023, Kamerstuk 27 923, nr. 460↩︎

  3. Trendrapportage 2023 figuur 1.2, Kamerstuk 27 923, nr. 460↩︎

  4. Researchned vignetten onderzoek, Kamerstuk 31 293, nr. 671↩︎