Suppletoire begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en van het Nationaal Groeifonds 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) en Slotwet en Jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en van het Nationaal Groeifonds 2023 (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2024D24094, datum: 2024-06-10, bijgewerkt: 2024-06-11 12:36, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-06-10 10:00: Suppletoire begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en van het Nationaal Groeifonds 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) en Slotwet en Jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en van het Nationaal Groeifonds 2023 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Suppletoire begroting van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en van het Nationaal Groeifonds 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) en slotwet en jaarverslag van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en van het Nationaal Groeifonds 2023
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 10 juni 2024 overleg gevoerd met mevrouw Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat, de heer Jetten, minister voor Klimaat en Energie, viceminister-president, en de heer Vijlbrief, staatssecretaris Mijnbouw, over:
het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (36550-XIII);
de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 31 mei 2024 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake Wijziging van de begrotingsstaten van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (36550-XIII) (2024Z09500);
het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (36550-L);
de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 31 mei 2024 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake Wijziging van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (36550-L) (2024Z09501);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 15 april 2024 inzake klimaat- en energiemaatregelen Voorjaarsnota 2024 (32813, nr. 1374);
de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 13 februari 2024 inzake Departementaal Financieel Overzicht EZK (26643, nr. 1131);
het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2023 (36560-XIII);
het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Nationaal Groeifonds 2023 (36560-L);
de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 15 mei 2024 inzake jaarverslag ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2023 (36560-XIII, nr. 1);
de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 4 juni 2024 inzake beantwoording vragen commissie over het jaarverslag ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2023 (36560-XIII, nr. 1) (36560-XIII, nr. 7);
de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 15 mei 2024 inzake jaarverslag Nationaal Groeifonds 2023 (36560-L, nr. 1);
de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 4 juni 2024 inzake beantwoording vragen commissie over het jaarverslag Nationaal Groeifonds 2023 (Kamerstuk 36560-L-1) (36560-L, nr. 6);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 15 mei 2024 inzake aanbieding van het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2023 bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (36560-XIII, nr. 2);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 15 mei 2024 inzake aanbieding van het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2023 bij het Nationaal Groeifonds (36560-L, nr. 2);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 4 juni 2024 inzake beantwoording vragen commissie, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2023 bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (36560-XIII, nr. 2) (36560-XIII, nr. 6);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 31 mei 2024 inzake beleidsvoorstellen EZK artikel 5 eerste suppletoire begroting 2024 (36550-XIII, nr. 3);
de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 7 juni 2024 inzake antwoorden op vragen commissie van de V-100 over het thema Circulariteit, verduurzaming en energielasten van het mkb (32637, nr. 643).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken
en Klimaat,
Stoffer
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en
Klimaat,
Nava
Voorzitter: Erkens
Griffier: Nava
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Erkens, Kisteman, Kröger, Edgar Mulder, Thijssen, Vermeer en Zeedijk,
en mevrouw Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat, de heer Jetten, minister voor Klimaat en Energie, viceminister-president, en de heer Vijlbrief, staatssecretaris Mijnbouw.
Aanvang 10.03 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen, allemaal. Bij dezen open ik de vergadering van de vaste
commissie voor Economische Zaken en Klimaat. Vandaag staat op de agenda:
de suppletoire begroting van het ministerie van EZK en van het Nationaal
Groeifonds 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) én de
slotwet en het jaarverslag van het ministerie van EZK en het Nationaal
Groeifonds 2023.
Voordat wij beginnen, moet ik de commissie formeel om toestemming vragen
of de heer Mulder van de PVV hier het debat mag voeren. Ik zie niemand
"nee" knikken, dus bij dezen: welkom in de commissie. Het is een
begroting, de Voorjaarsnota, dus het gaat via de begrotingsvolgorde. Dat
betekent dat we beginnen met de grootste oppositiepartij, dan de
grootste coalitiepartij, dan de tweede oppositiepartij en ga zo door.
Alleen, het is nog met het demissionaire kabinet, wat betekent dat de
PVV als grootste oppositiepartij in dit construct mag beginnen. Ik stel
voor om de interrupties op zes te maximeren, maar ik zal wel coulant
zijn als u echt nog prangende vragen heeft. Het is een
wetgevingsoverleg, dus het is aan u hoe lang u de spreektijd laat duren.
Maak het niet te bont, zou ik zeggen. De heer Mulder om te
beginnen.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dank, voorzitter. Dank aan de commissie dat ik hier vandaag mag spreken.
Ik vervang mevrouw Van Meetelen en wens haar vanaf hier
beterschap.
Ik heb vernomen dat deze commissie dit wetgevingsoverleg eigenlijk
schriftelijk wilde afdoen, omdat de Voorjaarsnota vorige week al lang en
breed is behandeld en natuurlijk omdat er een hoofdlijnenakkoord ligt.
Er werd geredeneerd, heb ik gehoord, dat dit WGO eigenlijk mosterd na de
maaltijd is. Daar kan ik me eigenlijk wel bij aansluiten. Maar als we
hier dan toch zitten en het er vandaag over mogen hebben, laten we er
dan maar het beste van maken. Misschien biedt het dan een mogelijkheid
om eens niet politiek met een kleine "p" te bedrijven, maar om eens te
reflecteren over wat nu zo'n hoofdlijnenakkoord eigenlijk doet met het
perspectief en de werkelijkheid.
Voor de presentatie van het hoofdlijnenakkoord werd er eigenlijk net
gedaan alsof de wereld zou vergaan indien de CO2-heffing voor
de industrie niet verhoogd zou worden. Nederland zou wegzinken in zee,
eeuwenoude bomen zouden pardoes omwaaien en hittegolf na hittegolf zou
ons mooie landje teisteren. Kort samengevat: hel en verdoemenis. Maar nu
de verhoging niet doorgaat en de zon weer een beetje gaat schijnen, ziet
de werkelijkheid er opeens heel anders uit. Ik lees namelijk in de
antwoorden van de minister dat er nu opeens heel anders wordt
geredeneerd. Nu lees ik dat de voorgestelde verhoging van de
CO2-heffing slechts gebaseerd was op een studie van het PBL,
het Planbureau voor de Leefomgeving. Nu is er opeens sprake van een
inschatting met — let op! — een aanzienlijke onzekerheidsmarge. Nu wordt
er gesproken over "weglekeffecten" en "maatwerk". Nu is dus de conclusie
dat het niet verhogen van de CO2-heffing niet betekent dat de
klimaatdoelen voor de industrie niet gehaald kunnen worden. Je zou je
bijna gaan afvragen waarom het dan überhaupt werd voorgesteld door het
demissionaire kabinet.
Ook las ik veel vragen over de verkoop van zonnepanelen en warmtepompen.
Als je de antwoorden op die vragen vergelijkt met de ontwikkeling van de
laatste weken, dan blijken er opnieuw enorme verschillen te zijn.
Volgens de minister blijven zonnepanelen namelijk heel lucratief, maar
in de echte wereld is er nu al sprake van een enorme daling in de
verkoop van zonnepanelen. Dat is eigenlijk logisch, want veel van de
producten die nodig zijn voor de zogenaamde transitie, zijn natuurlijk
geen echt goede producten. Ze zijn althans niet beter dan de
voorgangers. Gasverwarming en cv-ketels werken natuurlijk veel
gebruiksvriendelijker en effectiever dan zonnepanelen en warmtepompen.
Alleen door de grote subsidies van de afgelopen jaren werden die dingen
verkocht, niet omdat de burger zelf voordelen zag. Mijn vraag aan de
minister is of hij zelf ook best wel tevreden is over het feit dat
burgers voortaan zelf mogen beslissen of ze wel of niet een warmtepomp
gaan aanschaffen.
Voorzitter. Dan nog een vraag over kernenergie. U weet wel: die
energiesoort die helemaal geen CO2-uitstoot heeft. Uit de
beantwoording van de feitelijke vragen kwam naar voren dat we op korte
termijn de uitkomsten kunnen verwachten van een marktconsultatie. Kan de
minister aangeven op welke termijn deze uitkomsten worden gedeeld met de
Kamer en zijn in die marktconsultatie tevens financieringsconstructies
van kleine modulaire reactoren meegenomen? Tot slot. Gaat die
marktconsultatie ook aangeven hoe je met kernenergie een huis kunt
verwarmen of heeft de minister dat mysterie inmiddels zelf
opgelost?
Dan nog kort en afsluitend over het Groeifonds. Onder het
hoofdlijnenakkoord verdwijnt dat. Nu lees ik her en der signalen dat
sommige werkgevers zich daarover zorgen maken. Dat snap ik niet zo goed,
want ook zonder hulp van welk groeifonds dan ook, heeft ons prachtige
Nederlandse bedrijfsleven innovatieve en wereldveranderende uitvindingen
tot stand gebracht, zoals de microscoop, de onderzeeboot, het
cassettebandje, de compact disc, bluetooth en wifi.
Voorzitter. Ik wil dan ook afsluiten met een groot en welgemeend
compliment aan ons prachtige bedrijfsleven. Zij hebben dit land groot
gemaakt, ondanks diverse regeringen en ook zonder Groeifonds.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u. U heeft een interruptie van de heer Thijssen van
GroenLinks-PvdA.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank voor deze inbreng van de PVV. Ik deel de trots over ons
bedrijfsleven, maar dat bedrijfsleven zegt wel heel duidelijk: het
vestigingsklimaat in Nederland en de mogelijkheid om te innoveren om
ervoor te zorgen dat we ook in de toekomst ons geld kunnen verdienen en
banen hebben, staan onder druk. Dat zegt niet alleen het bedrijfsleven;
dat zeggen ook allerlei experts die er verstand van hebben. Zij zeggen:
het is niet zo slim dat er nu voor miljarden gekort wordt op innovatie,
wetenschap en onderwijs. De Rabobank heeft zelfs gezegd: "Als je dit
doorrekent, dan zie je dat we in de komende jaren meer geld gaan
verliezen. We besparen nu op de korte termijn wat geld omdat deze vier
coalitiepartijen een probleem hebben in de begroting, maar ons
verdienvermogen op de langere termijn gaat achteruit." Mijn vraag is:
heeft de PVV die Rabobankstudie ook gelezen en deelt de PVV de zorgen
die GroenLinks-PvdA hierover heeft?
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ja, we hebben die gelezen. En nee, we delen die zorgen niet.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Oké. Dan is mijn vraag: wanneer dan wel? Hoe houdt de PVV in de gaten of
het goed of slecht gaat met het bedrijfsleven? Hoe houdt de PVV in de
gaten of we in de komende jaren genoeg banen hebben of niet, en of we
genoeg bedrijven hebben om ons geld te verdienen? Want het zijn niet de
eerste de beste die zeggen: dit staat onder druk; pas op. Er zijn hele
grote veranderingen gaande in de wereld. De industrie moet vergroenen.
Het is mooi dat het hoofdlijnenakkoord dat zegt. Er is een grote plek
voor schone industrie in Nederland, maar de PVV schrapt vervolgens
miljarden om die industrie hier te krijgen.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Er is helemaal niets mis met vergroenen. Het is hartstikke goed dat we
dat op een goede manier gaan doen, bijvoorbeeld door windmolens niet op
land neer te zetten maar op zee, op die plekken waar de vissers er geen
last van hebben. Dat is een positief iets en dat zal vast en zeker
doorwerken in de economie. Voor de rest zien we een heleboel positieve
berichten over het hoofdlijnenakkoord. Allereerst van de burgers zelf en
daar gaat het om te beginnen natuurlijk om. Het gaat niet om allerlei
mensen die hun eigen belangen zeker willen stellen. We doen dit voor de
Nederlandse bevolking.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Sorry, maar ik snap echt niks van dit antwoord. U zegt: dit is om te
beginnen goed nieuws voor de burgers. Maar die burgers worden voor 4
miljard en meer aangeslagen, terwijl de aandeelhouders van bedrijven
cadeautjes krijgen ter waarde van een aantal miljarden. Het is dus
totale lariekoek dat dit hoofdlijnenakkoord goed is voor de
burgers.
Maar we hadden het over banen, over het verdienvermogen, over de
industrie en over bedrijvigheid. Dit WGO gaat over Economische Zaken.
Natuurlijk gaat het erom hoe we het geld dat we met z'n allen verdienen
in Nederland verdelen — daar zal ik straks in mijn bijdrage ook iets
over zeggen — maar dat geld moeten we wel eerst verdienen. De Rabobank
zegt: jongens, op termijn lopen we 12 miljard mis. En dat is nog een
conservatieve inschatting. Het kan zomaar eens een veelvoud daarvan
zijn. Dát is wat dit hoofdlijnenakkoord doet. Ik maak mij zorgen over de
banen en het verdienvermogen van de toekomst. U moet dan niet beginnen
over windmolens op land of zee, want daar gaat dit gesprek niet over.
Dit gesprek gaat over de vraag: gaat de Nederlandse economie, gaan de
bedrijven in Nederland, innoveren en verduurzamen, gaan ze in de komende
jaren ons geld verdienen en gaan ze voor onze banen zorgen? Geef daar
eens antwoord op.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ten eerste is er wel een enorme lastenverlaging. Ten tweede is het niet
helemaal terecht om Rutte IV met het nieuwe kabinet te vergelijken.
Rutte IV kon 76 miljard uitgeven. Dat hebben ze op zo'n beroerde manier
gedaan dat dit nieuwe kabinet vanaf 2028 7 miljard euro moet
bezuinigen.
Verder heb ik al gezegd dat ik die hele studie van de Rabo wat dat
betreft niet serieus neem. Er zijn een heleboel andere zaken waaruit
blijkt dat de toekomst beter wordt en dat de zon is gaan schijnen. De
Nederlandse burgers ... Ik blijf dat herhalen. Al die verhalen over
mensen in het bedrijfsleven zijn leuk hoor. Dat zijn ook de bedrijven
die aangeven dat ze het jammer vinden dat het Groeifonds weg is. Er zijn
best bedrijven die dat vervelend vinden omdat ze leuke projectjes
mislopen, maar de beste manier om een goede economie te vormen is om
bedrijven de producten te laten maken waar vraag naar is en niet om bij
te sturen en ervoor te zorgen dat er allerlei producten worden gemaakt
waar eigenlijk geen behoefte aan is.
Ik heb het voorbeeld gegeven van warmtepompen, die minder goed zijn dan
cv-ketels. Een ander voorbeeld vormen natuurlijk de elektrische auto's.
Die zijn jarenlang gepusht met ongelofelijk veel miljarden euro's en dat
heeft tot niets geleid. Op het moment dat je stopt met subsidies geven
aan de elitaire bovenlaag, dan zie je ook dat zij die dingen niet meer
kopen. Dat hebben we tien jaar geleden gezien met de Foutlander, die met
7 miljard werd gepromoot. Die werd weggezet in het bedrijfsleven, waar
ze er allemaal dol op waren, niet omdat die dingen goed waren, maar
omdat je dan als vertegenwoordiger 0% bijtelling had en er in feite
netto op vooruitging. Maar het product van een elektrische auto levert
natuurlijk veel minder op.
Ik zie de voorzitter enthousiast naar mij wuiven en vragen of ik het
kort wil houden.
De voorzitter:
Dat klopt.
De heer Edgar Mulder (PVV):
En ik zocht ook naar een einde aan deze zin en dat kwam maar niet, dus
laat ik hier stoppen.
De voorzitter:
Dank u, meneer Mulder. En ik kan u vertellen dat op dit moment de zon
buiten niet schijnt; het is treurig weer. Maar u zegt dat hij gaat
schijnen. Dat zal ik u …
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik zie hem niet.
De voorzitter:
Wij gaan door naar de heer Kisteman van de VVD.
De heer Kisteman (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Zoals u wel weet, maar de rest hier niet, hebben
wij vanuit de VVD onze tekst opgedeeld. Ik zal een stukje over EZ doen
en de voorzitter zal het straks, niet als voorzitter, over verduurzaming
in de industrie hebben.
Voorzitter. Zoals de ministers wel weten, was ik in 2023 zelf nog
ondernemer. Het was een jaar waarin veel ondernemers met mij dachten te
kunnen opkrabbelen na corona. Dat waren twee zware jaren waarin veel
ondernemers inteerden op hun vermogen of schulden aan moesten gaan. In
2023 zou de rust weer moeten terugkeren, maar het liep anders. De
energiecrisis naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne kwam achter
corona aan, met hoge inflaties als gevolg. Hierdoor zijn eigenlijk alle
kosten voor ondernemers gestegen: energiekosten, personeelskosten, huur
en grondstoffen. Nee, voorzitter, 2023 was voor ons ondernemers geen
makkelijk jaar en voor velen zal 2024 dat ook niet zijn. Ik ben dan ook
blij dat in het hoofdlijnenakkoord veel maatregelen die ons ondernemers
hard zouden treffen, worden teruggedraaid. Denk hierbij aan de
mkb-winstvrijstelling of de energiebelasting.
Maar ook met het project Beethoven laten we zien dat we het
vestigingsklimaat in Nederland serieus nemen en dat we onze ondernemers
hier graag willen houden. Een sterk Nederlands vestigingsklimaat is nou
eenmaal essentieel voor onze banen en onze welvaart. Maar dat is het ook
om onze energietransitie te realiseren en om onze collectieve
voorzieningen te betalen. In 2023 alleen al inde en betaalde het
Nederlandse bedrijfsleven 298 miljard aan belastingen. We verwachten
veel van ze, maar we moeten er wel voor zorgen dat zij het zelf kunnen
waarmaken.
Voorzitter. Dan volgen mijn vragen aan de minister. In een reactie op
een van de feitelijke vragen over faillissementen zegt de minister dat
de data vooralsnog geen stijgingen laten zien ten opzichte van het
structurele groeipad van voor de coronacrisis. Het is inmiddels echter
ook bekend dat steeds meer ondernemers het niet tot een faillissement
laten komen, maar hun bedrijf zelf stopzetten. Heeft de minister ook in
beeld hoeveel dit er waren in 2023 en wat de verschillen zijn met de
jaren daarvoor? Is er ook in beeld hoeveel ondernemers er in de komende
jaren willen gaan stoppen omdat zij de rekening niet meer kunnen betalen
of omdat het bedrijf niet wordt overgenomen?
Voorzitter. Dan heb ik het volgende over de arbeidsproductiviteit. De
minister schrijft dat die in Nederland sterk is, maar dat die niet meer
hard groeit. In 2014 stond Nederland nog op plek zes, maar sinds 2020 is
dat plek tien geworden. Digitaliseren is de oplossing om de
arbeidsproductiviteit te laten stijgen. Dan gaat het uiteraard niet om
een website, maar bijvoorbeeld om automatische bestelsystemen. Er zijn
dan ook tal van regelingen voor ondernemers om hen te stimuleren om over
te gaan tot digitaliseren of om daar meer in te investeren. Toch lijkt
het in Nederland maar niet te lukken om die stap te zetten. Er zijn veel
regelingen waar maar mondjesmaat gebruik van wordt gemaakt. Mijn vraag
aan de minister is dan ook hoe zij ervoor gaat zorgen dat onze
ondernemers toch echt overgaan tot digitaliseren. Hoe gaat zij hen er
bewust van maken dat digitaliseren de toekomst is?
Voorzitter. Ik ben bij mijn laatste vraag. Volgens het
verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer van 2023 is er door
het ministerie van EZK 7,4 miljard aan subsidies gegeven. Kan de
minister een specificatie geven van welk deel van dat bedrag er naar het
bedrijfsleven is gegaan? Hoeveel daarvan is er specifiek naar het mkb
gegaan?
Daar wou ik het bij laten, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u. Ik kijk of er interrupties zijn. Die zijn er niet. Dan zou ik u
willen vragen … O, er is toch wel een interruptie, van mevrouw
Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Nee, het is geen interruptie. Maar ik wil wel zeggen dat ik nog even heb
laten bezinken dat wij zeven uur debat hebben ingepland, terwijl wij
niet met heel veel sprekers zijn. Zes interrupties lijken mij dus wat
beperkend.
De voorzitter:
Ik heb gezegd dat het er zes zijn, maar als het snel gaat, zullen we
coulant zijn met het aantal interrupties. Zoals de heer Vermeer zegt:
deze opmerking van mevrouw Kröger had een interruptie kunnen zijn. Heeft
u nog een interruptie voor meneer Kisteman?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Nee, maar tegen de heer Vermeer zeg ik: dit was een punt van orde.
De voorzitter:
Ik kijk of de heer Vermeer het voorzitterschap wil overnemen, zodat ik
mijn inbreng kan leveren.
Voorzitter: Vermeer
De voorzitter:
Prima. Het woord is aan meneer Erkens van de VVD.
De heer Erkens (VVD):
Dank u, voorzitter. De klimaattransitie biedt kansen om het
verdienvermogen van Nederland te versterken. We zien bijvoorbeeld dat
een groot deel van de economische groei die China nu bewerkstelligt,
komt door de productie van batterijen, elektrische auto's en
zonnepanelen. Voor de VVD is het van belang dat we die afhankelijkheid
van China afbouwen en dat we meer producten voor de klimaattransitie op
onze eigen Europese en Nederlandse markt gaan produceren. Daarom heb ik
de volgende vragen aan de ministers. Hoe wordt nu werk gemaakt van het
opbouwen van eigen duurzame productieketens in Nederland? Is er
ondertussen werk gemaakt van mijn motie om publieke aanbestedingen in te
zetten om bijvoorbeeld de productie van zonnepanelen van eigen bodem op
te krikken? Zo nee, waarom niet? Zien de bewindspersonen kansen voor de
bouw van elektrolysers of componenten daarvan op Nederlandse bodem? Kan
in voorstellen omtrent subsidiëring van groene waterstof local content
meegewogen worden? Hoe staat het met de productie van componenten die
nodig zijn voor netuitbreiding, waar jaarlijks miljarden heen gaan? Is
het een mogelijkheid om hier een strategie voor uit te werken die
aangeeft hoe we ervoor zorgen dat een deel van deze miljarden ook
terechtkomt bij de eigen Nederlandse maakindustrie op dit vlak?
Voorzitter. De VVD staat voor ambitieus en realistisch klimaatbeleid.
Hiervoor heeft de VVD zich de afgelopen tijd dan ook hard gemaakt. In
het hoofdlijnenakkoord staan de doelstellingen recht overeind en is
afgesproken dat we aanvullend beleid maken indien de doelstellingen niet
meer binnen bereik liggen. Ook blijft het Klimaatfonds behouden en
verhogen we het budget van 35 miljard euro naar 43 miljard euro. De
aankomende jaren zal de nadruk komen te liggen op de goede uitvoering
van gemaakte plannen. Dit geeft het PBL ook aan. De plannen liggen er.
Nu moet er vaart worden gemaakt met het uitwerken ervan en met het
oplossen van knelpunten die zich in de praktijk voordoen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat het thema van het komende kabinet is: populistische
proefballonnetjes. Er is opgeschreven dat de doelen staan en de heer
Erkens zegt hier dat de plannen er liggen, maar ik zou zeggen: de
plannen lagen er. Want er zijn allerlei maatregelen geschrapt. De
ambtenaren geven nu al heel duidelijk aan dat die doelen met dit pakket
niet gehaald gaan worden. Dus wat betekent de zin "voor ambitieus en
realistisch klimaatbeleid" voor de heer Erkens? Er zijn allerlei
maatregelen geschrapt. Het is overduidelijk dat die doelen absoluut niet
gehaald worden. Dus wanneer komen die extra klimaatmaatregelen vanuit de
VVD?
De heer Erkens (VVD):
Ik snap dat het voor mevrouw Kröger de komende periode zo lastig
oppositie voeren wordt. Ze had verwacht dat het klimaatbeleid geschrapt
zou worden, maar het grootste deel van het beleid staat overeind. Het
Klimaatfonds bestaat nog en de doelen staan ook overeind. De komende
periode is er een focus op de uitvoering nodig. Er zijn heel veel
maatregelen die bij de doorrekening van het PBL ingeschat worden met
best wel een brede bandbreedte. Dat heeft vaak te maken met het
vollopende stroomnet, met wetgeving die niet door de Kamer is gekomen,
met de vastlopende warmtetransitie en ga zo door. Er liggen dus een
heleboel grote vraagstukken die wij met elkaar kunnen oplossen en waar
dit akkoord trouwens ook de ruimte voor biedt. Daar staan wij ook gewoon
voor.
De voorzitter:
U wilt nog een vervolgvraag stellen?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Zeker. Het wordt echt best wel lastig met zes interrupties als partijen
gewoon weigeren een antwoord te geven. Er lagen plannen. Het PBL heeft
gezegd: als álles doorgaat, heb je een kans om die doelen te halen. Dit
kabinet schrapt van alles, dus je haalt het nu gewoon niet meer. In
plaats van dat de VVD nu eerlijk zegt … Komen die extra
klimaatmaatregelen in september, in oktober of in november? Wanneer
komen ze? Of is de VVD gewoon van twee walletjes aan het eten en zeggen
ze aan de ene kant dat die klimaatdoelen staan terwijl ze ondertussen
gewoon meehuilen met een partij die ze door de shredder wil
gooien?
De heer Erkens (VVD):
Ik heb de vraag wel beantwoord, maar mevrouw Kröger is het gewoon niet
eens met het antwoord. Ook in Rutte IV hebben we volgens mij de hele
periode dezelfde interrupties van mevrouw Kröger gehad: het is niet
genoeg; er is extra beleid nodig. Je zag dat elk jaar de bandbreedte van
het PBL dichter bij het doel kwam te liggen en vorig jaar zag je voor
het eerst dat we het gingen halen. Nu is er nodig dat een nieuw kabinet
het hoofdlijnenakkoord uitwerkt en dat in een regeerprogramma inderdaad
ook duidelijk wordt met welke maatregelen we die doelen gaan bereiken.
Er zijn er gewoon heel veel. Ook in de vorige doorrekening van het PBL
was 4 tot 6 megaton aan maatregelen nog niet meegenomen omdat die niet
concreet genoeg waren. Dus er zit echt nog ruimte. Daarbovenop zitten in
het akkoord ook een aantal nieuwe maatregelen, zoals een circulaire
plastic-heffing. Die zijn ook niet doorgerekend. Ik denk niet dat het
PBL dat in september al kan doen, want het zijn de plannen van Rutte IV
die je doorrekent. Maar het lijkt me verstandig dat je richting de
voorjaarsbesluitvorming van volgend jaar kan zeggen: dit zijn de plannen
van het kabinet; hier lijken we met elkaar op af te koersen. Dan kun je
met elkaar het debat voeren. Het lijkt me een beetje raar om op basis
van één A4'tje in het hoofdlijnenakkoord te concluderen dat het niet
doorgaat, terwijl bijna alles blijft staan, de grote investeringen
doorgaan en ga zo maar door.
De voorzitter:
U kunt uw betoog vervolgen.
De heer Erkens (VVD):
Ik heb mevrouw Kröger blijkbaar overtuigd. Daar ben ik blij mee.
Met name het verminderen van de problematiek als het gaat om het
verlopende stroomnet is cruciaal voor het behalen van de klimaatdoelen
van 2030. Als we terugkijken naar 2023, dan zien we dat de
Energie-investeringsaftrek, de EIA, enorm succesvol is geweest en leidt
tot forse investeringen in verduurzaming, namelijk enkele honderden
miljoenen, die in de miljarden lopen. Het gaat om meer dan 5 miljard
euro. Dat is een veel betere return on investment dan bij veel
subsidieregelingen die we op dit moment hebben. Wat de VVD betreft zou
het goed zijn om te bezien of bepaalde subsidies uit het Klimaatfonds
beter omgezet kunnen worden in een gerichte fiscale aftrekpost zoals de
Energie-investeringsaftrek. Daarmee wordt meer effect bereikt voor
hetzelfde geld. De EIA is een mooi voorbeeld. Mogelijk kan dit ook bij
groene waterstof of andere beleidsdoelen een goede route zijn. Graag
hoor ik van de ministers hoe zij hierop reflecteren. De Inflation
Reduction Act in de VS werkt op een soortgelijke manier. Die is vaak
wendbaarder en om die reden ook effectiever in tegenstelling tot
complexe subsidieprocedures die onzekerheid bieden voor de businesscase,
waardoor ook goede projecten niet van de grond komen.
Voorzitter. Daarnaast wil de VVD de komende jaren meer inzetten op
energieonafhankelijkheid. Door in te zetten op energieonafhankelijkheid
worden we minder afhankelijk van onvrije landen voor onze
energievoorziening en zorgen we voor meer voorspelbare
energierekeningen. De VVD is blij dat we inzetten op een forse
investering in de bouw van nieuwe kerncentrales. Hoe staat het met de
voorbereidingen voor de aanbestedingsprocedure voor de bouw van de
eerste kerncentrales? Wanneer wordt de locatiekeuze definitief? Hoe
staat het met het opzetten van de benodigde staatsdeelneming?
Voorzitter. Naast kernenergie zal wind op zee de andere grote poot zijn
waarop onze energievoorziening in de toekomst gestoeld is. In het
hoofdlijnenakkoord wordt aangegeven dat de visserij daarbij voldoende
perspectief moet hebben. Dat is belangrijk, aangezien de uitrol van wind
op zee tot veel onzekerheid in de sector leidt. Voor zowel de ambitie
voor wind op zee alsook het perspectief van de visserij is het van
belang om zo snel mogelijk uitwerking te geven aan dit voornemen en om
zo helderheid te verschaffen aan beide sectoren. Graag hoor ik ook van
de minister welk voorbereidend werk daarvoor gedaan kan worden op de
verschillende departementen, zodat we mogelijke vertragingen met elkaar
kunnen voorkomen.
Voorzitter. De VVD zet via de maatwerkafspraken in op de verduurzaming
van de Nederlandse industrie. We zijn dan ook blij dat de
maatwerkafspraken en het benodigde geld in het hoofdlijnenakkoord
terecht zijn gekomen. De voorgestelde verhoging van de nationale
CO2-heffing in de Voorjaarsnota ging ons te ver, aangezien die juist de
investeringsbereidheid in verduurzaming schaadt. Dat moeten we niet
willen. Zoals ook het PBL aangaf, is er een grote kans op weglek door
deze maatregel. In het hoofdlijnenakkoord wordt deze maatregel dan ook
geschrapt. Graag hoor ik van de minister of de voorbereiding voor deze
verhoging, die volgens mij via een wetsvoorstel loopt, dan ook stopt. Zo
niet, zou dat zonde zijn van de ambtelijke capaciteit die daarop ingezet
wordt. Die capaciteit kunnen we gebruiken voor heel veel andere mooie
voorstellen voor ons klimaat- en energiebeleid.
Voorzitter. Dan nog afrondend. Ik wil het kabinet ermee complimenteren
dat het gelukt is om de gewichtscorrectie in de mrb voor elektrische
auto's op te nemen in de voorjaarsbesluitvorming. Dat is een belangrijke
maatregel om het speelveld tussen fossiele auto's en elektrische auto's
gelijk te houden. Daarnaast zijn we erg blij met het openen van de
raffinageroute in de voorjaarsbesluitvorming. Dat is een belangrijke
maatregel om de stilstand rondom groene waterstof te doorbreken, en
hopelijk een forse stap in de goede richting voor de opschaling van
groene waterstof.
Voorzitter. Mij rest niets meer dan ook minister Jetten, minister
Adriaansens en staatssecretaris Vijlbrief te bedanken voor de
samenwerking de laatste jaren. Dit is mogelijk ons laatste debat in deze
samenstelling aan deze kant van de tafel. Ik heb uiteraard veel met
minister Jetten mogen werken. We waren het inhoudelijk niet altijd met
elkaar eens, maar hij heeft in zijn periode als minister heel veel werk
verricht en ook heel veel voor elkaar gekregen. Hij heeft altijd met
enthousiasme de vele debatten die wij als commissie hebben aangevraagd
gevoerd in deze Kamer. Respect daarvoor, en dank aan u alle drie.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Erkens. De heer Thijssen heeft nog een vraag voor u,
misschien wel meerdere.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Misschien wel meerdere, ja. Eens kijken of deze partij de
Rabobankeconomen wel serieus neemt. Het hoofdlijnenakkoord schrapt
miljarden om de industrie te helpen innoveren, om te zorgen dat we goed
onderwijs hebben en om te zorgen dat de industrie op die manier
vergroent, zodat die klaar is om de concurrentie aan te kunnen met China
en met de VS. De Rabobankeconomen zeggen: het lijkt nu misschien alsof
je een paar miljard kunt besparen, maar op de lange termijn gaat dit je
veel en veel meer geld kosten. Meneer Erkens is er best tevreden over
dat er zo'n goed industriebeleid wordt gevoerd, maar deze studie laat
toch zien dat dit eigenlijk oliedom is. Dit lijkt goedkoop, maar het is
op de langere termijn duurkoop. Ik zou dus wel een reactie willen van de
VVD op die studie van de Rabobank.
De heer Erkens (VVD):
De heer Thijssen had deze vraag ook aan de EZ-woordvoerder kunnen
stellen, die zonet sprak, maar vooruit, we kunnen 'm naar de duurzame
industrie trekken. Ik zal een poging wagen. Volgens mij zijn er nog
steeds een heleboel instrumenten die ingezet worden om de industrie te
laten innoveren en verduurzamen. De maatwerkafspraken blijven overeind,
en dat zijn wat mij betreft ook de investeringen die nodig zijn om
ervoor te zorgen dat de fossiele energie-intensieve industrie overstapt
op een schoner productieproces, waarbij ze de komende jaren in Nederland
kunnen blijven produceren. Dat gebeurt in een dichtbevolkt land waarin
we inderdaad zien dat de zogenaamde licence to operate van de industrie
onder druk komt te staan. Daarnaast zijn er de komende jaren ook een
heleboel nieuwe kansen waarop ingezet kan worden. Ik gaf zonet al een
aantal voorbeelden. Als wij per jaar 5 miljard of 6 miljard investeren
in netverzwaringen lijkt het me vrij gek om niet met een strategie te
komen om daarvoor ook een maakindustrie op poten te zetten in Nederland.
Hetzelfde geldt voor groene waterstof en voor een heleboel andere
beleidsterreinen hierbuiten. Defensie kan bijvoorbeeld een
defensie-industrie opbouwen. We gaan de komende jaren gewoon hele grote
investeringen doen vanuit de overheid waarbij we, als we slim inzetten
op local content, ook een industrie van de grond kunnen krijgen. Ik zie
het dus minder pessimistisch in dan de heer Thijssen. Ik denk dat er
enorme kansen in het verschiet liggen, maar dat we wel moeten durven
kiezen om daarvoor een bepaalde industrie op te bouwen, iets waarvoor we
in het verleden, wat meer passief achteroverleunend, misschien niet
hadden gekozen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik snap niet zo goed over welke industrie meneer Erkens het nu heeft en
ik krijg geen antwoord op mijn vraag. Ik zie ook wel dat er nog
maatwerkafspraken zijn en dat er nog een Klimaatfonds is. Ik zie ook een
studie van de Rabobank die zegt: dit is duurkoop; dit is niet zo slim.
Deze miljarden zorgen er namelijk voor dat onze beroepsbevolking beter
wordt opgeleid en dat ons bedrijfsleven kan innoveren en in de toekomst
de concurrentieslag aankan met de continenten die de heer Erkens ook al
noemt, namelijk de VS en China, die heel erg hard bezig zijn om hun
industrie te innoveren en te vergroenen. Dat gaan we gewoon mislopen als
we niet oppassen. We hebben deze miljarden gewoon nodig om concurrerend
te blijven, ook in de toekomst. Dus geef nou eens een reactie op die
Rabobankstudie, die zegt dat dit ons meer geld gaat kosten dan het ons
nu oplevert.
De heer Erkens (VVD):
Ik geloof niet dat de productiviteit en de innovatiekracht van de
Nederlandse industrie afhangen van het verlenen van subsidies. Volgens
mij heb je een probleem als het daar eenzijdig op aankomt. Ik gaf een
aantal dingen aan. Aan de ene kant heb je de bestaande industrie. De
investeringen om die te verduurzamen, staan overeind. Dat wordt
doorgezet. Aan de andere kant wordt er ook ingezet op een gelijk
speelveld, waardoor de industrie competitief kan blijven met andere
Europese landen en ook buiten Europa. Daarnaast gaat het over waar de
heer Thijssen wel terecht aan refereerde, namelijk het opbouwen van een
nieuwe industrie in Nederland, een innovatieve industrie. Ik geloof dat
er heel veel kansen zitten in het beleid dat het nieuwe kabinet uit gaat
zetten om die industrie van de grond te krijgen. Als wij 5 à 6 miljard
per jaar investeren in de verzwaring van het stroomnet, zoals ik net
aangaf, dan moet al dat materieel ook ergens gemaakt gaan worden. Als je
besluit om met het industriebeleid de industrie lokaal op poten te
zetten, dan liggen er ook enorme kansen in het verschiet. Ik ben hier
dus een stuk optimistischer over.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Erkens. Dit was uw laatste interruptie. U kunt het
voorzitterschap dus weer overnemen wat mij betreft.
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de fractie van GroenLinks-PvdA. Het is aan
u wie het eerst begint.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Het WGO Economische Zaken. We zagen afgelopen
jaar dat er in Nederland meer geld werd verdiend dan ooit, maar toch
zien we ook dat één op de drie Nederlanders moeite heeft om rond te
komen. Eén op de drie Nederlanders: dat zijn miljoenen Nederlanders. Dat
betekent dat deze Nederlanders stress hebben: stress over de vraag of ze
de huur of hypotheek nog kunnen betalen, stress of ze voordat ze hun
salaris of uitkering gestort krijgen nog wel genoeg boodschappen kunnen
doen om hun gezin te voeden, stress of de energieprijzen weer gaan
stijgen en stress over hoe koud de winter wordt of misschien wel niet
wordt. Waarom? Waarom is dat toch zo? Er wordt meer geld verdiend dan
ooit, maar dat geld komt niet terecht bij de miljoenen Nederlanders die
elke dag kei- en keihard werken.
Een studie van de FNV laat zien hoe dat eigenlijk komt. Deze studie zegt
dat de omzet van de 70 grootste bedrijven in 2023 gelijk was. De lonen
stegen met 5%, maar de winsten stegen twee keer zo snel. Eigenlijk laat
dat zien wat er gebeurt. Want hoe kan dat? Nou, dat kan als de
consumenten hogere prijzen betalen. Een paar jaar geleden is daar een
woord voor uitgevonden, namelijk "graaiflatie". Dat is nog steeds aan de
gang in 2023. De winsten stijgen harder dan de lonen en dat kan alleen
maar als de lonen achterblijven en als de prijzen ook te hard te
stijgen. Het blijkt dus dat deze industrie werkt als een soort
pinautomaat voor aandeelhouders. Bedrijven zijn pinautomaten voor
aandeelhouders ten koste van de mensen die er werken en ten koste van de
consumenten die de producten kopen van deze bedrijven. Dat vindt
GroenLinks-PvdA totaal oneerlijk. Nederlanders verdienen het geld in dit
land, de hardwerkende Nederlanders, maar het grote geld, de
aandeelhouders, de mensen die al rijk zijn, gaan er met een groot deel
van het geld vandoor.
We zien dus ook dat Nederland in 2023 weer een stukje ongelijker is
geworden. De minister zegt in haar visie op de Nederlandse economie dat
de samenleving moet meeprofiteren. Daar hebben we eerder een debat over
gehad. Als er geld wordt verdiend in dit land, moet de samenleving
meeprofiteren van dat meer verdiende geld. Ik zie dat vooral de
aandeelhouders profiteren. Zij gebruiken onze economie en onze bedrijven
als pinautomaat en laten bedrijven achter met meer schulden en met
mensen die nog steeds niet meer salaris hebben gekregen. Dat salaris is
nog steeds niet meegegaan met de enorme inflatie van de afgelopen jaren.
Ik heb in de stukken gezocht, maar ik heb eigenlijk niet gevonden wat de
minister van Economische Zaken daar nu aan gaat doen. We hebben vandaag
de tijd, dus laten we er een mooi debat van maken. Ik vraag daarom nog
maar een keer: wat gaan we er nou aan doen om ervoor te zorgen dat al
het geld dat we verdienen, dat meer is dan ooit, gelijker wordt verdeeld
in de samenleving en dat de samenleving daadwerkelijk
meeprofiteert?
De voorzitter:
Meneer Thijssen, u heeft interrupties van de heer Vermeer en dan van de
heer Mulder.
De heer Vermeer (BBB):
Ik ben heel erg benieuwd naar de definitie van die "verschrikkelijke
aandeelhouders", zoals de heer Thijssen ze steeds probeert te
positioneren. Ook kleine bedrijven hebben aandeelhouders. Mkb'ers hebben
aandeelhouders. Over wie heeft de heer Thijssen het nu eigenlijk? Of
vindt hij sowieso dat het totale bedrijfsleven een grote groep graaiers
is?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Bedrijven zijn essentieel voor onze samenleving. Ze zorgen ervoor dat er
mooie producten worden gemaakt, ze zorgen ervoor dat mensen er kunnen
werken en zingeving hebben in hun leven. Ze zorgen ervoor dat allerlei
belangrijke maatschappelijke doelen die we hebben, behaald kunnen
worden. Bedrijven zijn dus essentieel voor onze samenleving.
Aandeelhouders zijn de houders van de aandelen van die bedrijven. Dat
zijn de eigenaren van die bedrijven. Die zijn dus ook hartstikke
belangrijk, want zij steken hun geld in een bedrijf of in het idee van
een ondernemer, zodat een ondernemer kan ondernemen en geld kan
verdienen, banen kan regelen en mooie producten kan maken. Dat is
natuurlijk hoe het moet werken.
Wat je nu ziet bij de 70 grootste bedrijven in Nederland, is dat, als er
dan geld wordt verdiend, dat niet eerlijk wordt verdeeld. Ik refereer nu
aan het onderzoek van de FNV. Er gaat twee keer zo veel naar de
aandeelhouders als naar de mensen die het harde werk doen om dat geld te
verdienen. Je zou nog kunnen zeggen dat we net een paar heel zware jaren
hebben gehad, dat die winst dus eigenlijk verlies was en dat die
aandeelhouders dus even geholpen moeten worden. Maar dat is niet zo.
Want we zien dat de uitkering aan aandeelhouders van 2019 tot 2022
alleen maar harder is gestegen. In Nederland werken we harder dan ooit
en er wordt meer geld verdiend dan ooit, maar je ziet dat de
aandeelhouders een disproportioneel deel van dat geld naar zich toe
trekken, en daar heb ik moeite mee. Er zijn mensen in dit land die 40
uur in de week werken en niet weten hoe ze het einde van de maand moeten
halen. Daar heb ik moeite mee. Hier praten we over hoe we onze economie
inrichten, over hoe we ervoor zorgen dat het geld verdiend kan worden.
Geld moet wel eerst verdiend worden. Nou, het geld wordt verdiend in dit
land; het wordt alleen niet eerlijk verdeeld. Miljoenen Nederlanders
kunnen niet rondkomen of hebben stress, financiële stress, omdat ze niet
weten of ze rond kunnen komen. Dat moeten we fiksen in deze commissie.
Vandaar mijn vragen aan de minister van Economische Zaken.
De heer Vermeer (BBB):
Het is niet geheel en al een antwoord op mijn vraag, want nu lijkt het
erop dat het wellicht over de 70 grootste bedrijven gaat, maar
realiseert de heer Thijssen zich dat 95% van de bedrijven aandeelhouders
heeft en soms gewoon maar ééntje omdat het een bv is met één eigenaar?
Realiseert hij zich dat hij op deze manier eigenlijk een totale sector
aan de schandpaal probeert te nagelen, alsof het graaiers zijn, terwijl
diezelfde bedrijven de laatste jaren geconfronteerd werden met 40%
hogere minimumlonen, met heel grote, extra inkoopkosten en extra regels
voor verduurzaming, en het gros van die bedrijven helemaal niet zo veel
geld verdient als de heer Thijssen hier suggereert? Heeft de heer
Thijssen in de gaten dat hij het bedrijven op deze manier, via een wat
mij betreft vals frame, gewoon moeilijk maakt om in Nederland hun
activiteiten uit te voeren en bedrijven wegjaagt naar het buitenland?
Realiseert de heer Thijssen zich dat?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Deze studie gaat over de 70 grootste bedrijven van de AEX. Dat zijn de
bedrijven waar ik het over heb. Dat zijn de aandeelhouders waar ik het
over heb. Je ziet dat de omzet daar het afgelopen jaar, in 2023, gelijk
is gebleven, dat de winst met 11% omhoog is gegaan en dat de
personeelskosten met 5% omhoog zijn gegaan. De aandeelhouders hebben aan
zichzelf dus twee keer zoveel uitgekeerd als aan hun werknemers, terwijl
die werknemers de afgelopen jaren een enorme inflatie voor hun kiezen
hebben gekregen. Ik zou dan zeggen: dan moeten we de winst toch eerlijk
delen? Bovendien weten de aandeelhouders ook dat één derde van de
Nederlanders moeite heeft om rond te komen. Dat is waartegen ik
appelleer bij de aandeelhouders van deze 70 grootste bedrijven. De
andere studie waar ik het over had, over 2019 tot 2022 — u weet wel,
toen we zo'n enorme inflatie hadden — ging over de 49 grootste
bedrijven. Daar zit dus een behoorlijke overlap in. De omzet ging toen
met 20% omhoog, de winst ging met 36% omhoog en de personeelskosten
gingen met 12% omhoog. Weet u dat nog? In die jaren was er al in één
jaar 10% inflatie. Maar de aandeelhouders keerden zich zelfs 59% meer
uit. Dat is vijf keer zoveel als zij betaalden aan hun personeel,
personeel dat in coronatijd gewoon door sappelde om het geld te
verdienen. Dat is wat deze aandeelhouders doen. Dat is wat het systeem
doet dat wij met z'n allen in Nederland hebben gecreëerd. En ja, daar
ageer ik tegen. Want ik wil dat dat anders is. Ik wil dat het geld dat
we met z'n allen verdelen, ook terechtkomt bij de mensen die dat hard
nodig hebben, die niet rond kunnen komen. Dat is mijn probleem met het
systeem, met hoe we het op dit moment hebben geregeld. Ik vind dat die
aandeelhouders er iets aan zouden kunnen doen. Die zouden kunnen zeggen:
nee, wij hoeven niet zoveel winst; wij delen die met onze gemeenschap,
met zowel onze werknemers als de bevolking, de mensen die om ons bedrijf
heen wonen. Dat zie je veel bij familiebedrijven. Maar je ziet dat dat
niet gebeurt in het aandeelhouderssysteem dat wij op dit moment hebben.
En daarom wil ik het debat in deze commissie en met deze minister
hebben, want ik vind dat we daar iets aan moeten doen.
De heer Vermeer (BBB):
Ook die familiebedrijven hebben gewoon aandeelhouders, dus ik wil de
heer Thijssen vragen of hij bereid is om de volgende keer gewoon "de
aandeelhouders van de 70 grootste bedrijven" te zeggen, in plaats van
het totale bedrijfsleven over één kam te scheren. Op die manier benoemt
hij ook de bedrijven die hij blijkbaar bedoelt.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Nou ja, dit staat in de studies die ik nu aanhaal. Ik dacht dat ik dat
al gezegd had, maar dat wil ik dan nog heel expliciet zeggen, want dáár
gingen de studies over. Het is natuurlijk wel een bredere trend. Je ziet
de afgelopen twintig jaar dat van al het geld dat we in Nederland
verdienen steeds minder bij mensen terecht is gekomen en steeds meer bij
aandeelhouders. Dat gaat niet alleen over de 70 grootste bedrijven, maar
dat speelt breed in de samenleving. Dat gaat over de
arbeidsinkomensquote: hoeveel van het geld dat we verdienen, komt
terecht bij mensen? Dat was 80%, maar nu komt nog maar 70% van al het
geld dat we verdienen terecht bij mensen. Dat scheelt 100 miljard per
jaar, ongeveer. Laten we het houden op tientallen miljarden per jaar. Er
komen tientallen miljarden per jaar meer terecht bij aandeelhouders en
minder bij mensen. Natuurlijk zijn er bedrijven die sappelen en
aandeelhouders die zichzelf een heel klein salaris toekennen waarmee ze
net kunnen rondkomen, om maar door te kunnen gaan met hun bedrijf. Dit
geldt dus niet voor iedereen. Dit geldt natuurlijk voor de bedrijven die
winstgevend zijn. Die moeten de winst veel eerlijker verdelen. In het
huidige systeem gebeurt dat gewoon onvoldoende.
De voorzitter:
Meneer Mulder, u had ook nog een interruptie, zag ik.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Even over dat "systeem". Ik vind dat nog steeds een beetje een naar
woord, maar goed. Ja, er moet een betere verdeling komen tussen de
winsten voor bedrijven en de lonen voor werknemers. Maar vergeet in dat
verhaal ook niet alles wat de overheid sinds de jaren zeventig naar zich
toegetrokken heeft. U heeft het over studies van de Rabobank. Er is een
hele beroemde studie die de jaren zeventig vergelijkt met nu, waarin je
heel duidelijk ziet dat je ook daarop moet letten. Het systeem moet niet
zo ingericht worden dat we wel meer loon geven aan werknemers, maar
gelijktijdig de belastingen voor die werknemers verhogen, de kosten van
levensonderhoud verhogen en ze opzadelen met allerlei inferieure
producten die gewoon veel te veel kosten.
Dat zeg ik even als inleiding, maar ik wilde graag naar een studie van
de Rabobank, want daar is de heer Thijssen helemaal idolaat van. Laat
nou diezelfde Rabobank op 6 juni ook een studie hebben uitgebracht
waarin staat dat er in het eerste kwartaal van 2024 nog niet zo veel
gebeurt, maar dat er in de rest van 2024 een bescheiden groei van 0,4%
en, door het hoofdlijnenakkoord, in 2025 een versnelling van de
economische groei van 1,3% komt. Dat wordt gezegd door de Rabobank.
Volgens de heer Thijssen klopt dat dan natuurlijk. De Rabobank zegt in
de studie van 6 juni ook dat dankzij hogere lonen en een lagere
werkloosheid de particuliere consumptie groeit, waardoor de lonen
stijgen. De maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord ondersteunen de
koopkracht. Dat helpt de stijging van de armoede in Nederland af te
remmen en te verkleinen. Volgens mij is meneer Thijssen er nu helemaal
van overtuigd dat het hoofdlijnenakkoord goeie dingen doet voor
Nederland, de economie en de koopkracht van werknemers, want de Rabobank
zegt het.
De voorzitter:
Meneer Thijssen, bent u overtuigd?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Om te beginnen wil ik zeggen dat ik lekkere linkse taal hoor van de heer
Mulder aan het begin van zijn interruptie. Het lijkt wel alsof hij ons
GroenLinks-PvdA-verkiezingsprogramma opleest, dus dat is heel goed. Ik
weet niet of we wat de Rabobank zegt tot absolute waarheid moeten gaan
verheffen. Ik denk dat het klopt dat die economische groei toeneemt. Dat
is natuurlijk goed nieuws, maar het gaat er natuurlijk om dat we niet zo
veel hebben aan economische groei. De miljoenen Nederlanders die nu
stress hebben om rond te komen, hebben niet zo heel veel aan economische
groei. De afgelopen jaren is er namelijk economische groei geweest. De
afgelopen jaren is de Nederlandse economie steeds groter geworden. Toch
zien we dat miljoenen Nederlanders stress hebben omdat ze niet weten of
ze het einde van de maand halen. We hebben dus niet zo heel erg veel
aan: hé, wat fijn dat de economie groeit. Ik vind dat ook fijn, want dan
is er weer wat meer geld in de Nederlandse samenleving, waarmee we
kunnen investeren, kunnen verduurzamen en in principe armoede zouden
kunnen uitbannen. Maar dat doet het hoofdlijnenakkoord niet. De
kinderarmoede groeit. De armoede blijft gelijk. De armoede wordt dus
niet minder gemaakt. Ik ben blij dat de Rabobank constateert dat er
komende jaren economische groei zal zijn. Maar ik ben er niet blij mee
dat de armoede niet afneemt en dat de kinderarmoede toeneemt. Dat is het
centrale thema van het punt dat ik maak. We moeten met elkaar praten
over hoe we de lonen omhoog krijgen met het geld dat we verdienen, zodat
minder mensen niet kunnen rondkomen.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Het is jammer dat de heer Thijssen niet ingaat op de studie van de
Rabobank en ook niet op het hoofdlijnenakkoord. Iedereen constateert dat
alle groepen erop vooruitgaan, in ieder geval ten opzichte van het
basispad. Maar nog erger is dat ik hoor dat economische groei eigenlijk
helemaal niet nodig is. Ja, als je gelooft in een systeem waarin mensen
van de overheid alleen maar geld uitdelen, is dat misschien zo. Maar
laat mij tegen de heer Thijssen zeggen dat alles wat wij in het Westen
de afgelopen 60, 70 jaar hebben gerealiseerd, gebaseerd is op een vrije
samenleving met economische groei. In alle andere beschavingen zonder
economische groei is het één grote ellende. Dat eindigt in heel
vreselijke systemen. We hebben wat dat betreft het juiste systeem. En
ja, dan moet je links en rechts een beetje bijsturen. Je moet ook zorgen
dat het eerlijk verdeeld wordt. Maar economische groei, een vrije
economie en een bedrijfsleven dat producten maakt waar de markt om
vraagt, en niet wat de elite vindt dat de mensen moeten kopen, zijn de
basis voor welvaart in de toekomst.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik weet niet naar welk debat meneer Mulder aan het luisteren is. Ik ben
voor economische groei. Alleen, de heer Mulder verheft economische groei
tot het ultieme doel en zegt dat dan alles goedkomt in de wereld. Maar
in de afgelopen decennia hebben we gezien — ik probeer dat heel concreet
aan te geven met een studie van afgelopen jaar — dat economische groei
niet zo veel zegt. Als je er niet voor zorgt dat het geld dat verdiend
wordt, terechtkomt bij de mensen die moeite hebben om rond te komen, een
derde van de Nederlanders, hebben zij niks aan die economische groei.
Die mensen hebben gewoon stress: "Wordt het dit jaar wel of niet koud?
Kan ik de kachel wel aanzetten? Kan ik nog boodschappen kopen?" Daar
gaat het om. Dan die economische groei waar u het over heeft. De
aandeelhouders kunnen zeggen: we toucheren nog wat meer winst; dan
hebben we het nog wat beter. Maar we moeten het hebben over het
volgende. Stel dat we zorgen voor economische groei; die is nodig. Dan
kunnen we die economische groei gebruiken om ervoor te zorgen dat
iedereen rond kan komen. Die kan er ook voor zorgen — dat vind ik heel
belangrijk — dat we klimaatverandering stoppen. Daarover is dus geen
discussie. De discussie gaat over de vraag hoe je die economische groei
verdeelt. Hoe zorgen we ervoor dat iedereen daarvan profiteert én dat we
onze samenleving duurzamer maken?
De voorzitter:
De heer Mulder, afrondend.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Het is wel heel simpel om te zeggen: het gaat om de verdeling. Ja, daar
gaat het altijd om. Dat is de basis van alles. Maar je moet wel wat te
verdelen hebben. Daarvoor moet je economische groei hebben. Dat dit een
beetje terzijde wordt geschoven, is natuurlijk hartstikke jammer. Nog
even over mensen die het koud hebben: dan is het handig als je een
cv-ketel hebt hangen en gewoon voor een betaalbaar bedrag je huis kunt
verwarmen. Als je dat onmogelijk maakt, hebben die mensen een probleem.
Dan zeg ik nog één keer over die koopkracht — dat is gewoon een feit,
want het gaat om harde getallen — dat iedereen erop vooruitgaat met dit
hoofdlijnenakkoord. Dat is mooi.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het echt heel vervelend dat de heer Mulder mijn woorden blijft
herhalen op zo'n manier. Dat zijn dingen die ik niet gezegd heb. Ik
vraag meneer Mulder dus om daarmee te stoppen. Laten we gewoon een debat
voeren over ...
De voorzitter:
Via de voorzitter, alstublieft.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ja, voorzitter, laten we een debat voeren over economische groei, die
mijn partij ook belangrijk vindt. Maar laten we ervoor zorgen dat we die
economische groei eerlijker verdelen, zodat iedereen ervan
meeprofiteert. De heer Mulder kan verder wel zeggen dat iedereen een
plusje heeft in het hoofdlijnenakkoord, maar de armoede in Nederland
blijft gelijk. De kinderarmoede stijgt. Een derde van de Nederlanders —
dat gaat om miljoenen Nederlanders — hebben stress om rond te komen.
Daar doet dit akkoord niks aan. We hebben niks aan een plusje.
Aandeelhouders toucheren twee keer zo veel vergeleken met de stijging
van de loonkosten. Dáár moet het debat over gaan. Hoe zorgen we ervoor
dat de lonen in dit land omhooggaan, zodat iedereen profiteert van de
economische groei, het beter krijgt en uit die financiële stress komt?
Daar moet dit debat over gaan, meneer Mulder.
De voorzitter:
Dan gaan we door naar de volgende interruptie. Anders denk ik dat u
beiden nog een hele tijd door zou kunnen gaan. Dat mag zo misschien met
een nieuwe interruptie. Meneer Kisteman, het woord is aan u.
De heer Kisteman (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik hoorde de heer Thijssen tijdens de
interrupties het Groeifonds verdedigen. Ik vroeg me het volgende af. Uit
de doorrekening van het verkiezingsprogramma van GroenLinks-PvdA blijkt
dat jullie het Groeifonds willen wegbezuinigen. Hoe ziet u dat precies
voor zich?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Wat doet GroenLinks-PvdA? De grote, grote uitdaging van de komende jaren
is van een fossiele, lineaire economie, gebaseerd op olie, gas en kolen,
naar een duurzame economie gaan die veel meer circulair is en duurzame
energie gebruikt. Daarvoor is groene industriepolitiek nodig. Dat is
dappere politiek, waarbij men durft te zeggen: dít is de richting die we
op willen en de groene industriepolitiek die we willen voeren. Daarom is
het nodig dat daar stevig beleid op wordt gemaakt. Denk bijvoorbeeld aan
een CO2-heffing om vervuiling te beprijzen. Denk ook aan
normeren. Maar je moet er ook voor zorgen dat er subsidies zijn en dat
er geld is om ervoor te zorgen dat er ook verduurzaamd wordt. In ons
verkiezingsprogramma schrappen we inderdaad het Groeifonds, maar we
maken wel jaarlijks geld vrij om de industrie te vergroenen en te
verduurzamen. Wij sturen op de internationale afspraak om 3% van ons
bruto nationaal inkomen te besteden aan research en development, ofwel
onderzoek en innovatie. Dan kunnen we er op die manier voor zorgen dat
we de doelen ook echt gaan halen: een groene, duurzame economie, waarin
het geld eerlijk wordt verdeeld.
De heer Kisteman (VVD):
U gaf net aan dat bedrijven dat Groeifonds belangrijk vinden. Ze willen
hier blijven. Het vestigingsklimaat vindt u zelfs heel belangrijk. Het
is fijn dat we het daarover eens zijn; u kunt bij ons aanschuiven. Maar
ondertussen verhogen jullie, volgens jullie plannen, de lasten voor
ondernemers weer met 24,5 miljard. Meneer Thijssen praat in mijn optiek
een beetje tegenstrijdig. Hij wil er namelijk voor zorgen dat er een
goed vestigingsklimaat komt, maar hij wil ook de lasten verzwaren. Hoe
ziet hij dat dan voor zich? Ondertussen moeten de mensen ook nog meer
gaan verdienen én moeten de ondernemers toch meegaan in de transitie
naar "groen" en naar verduurzaming. Hoe gaat u dat doen? Ze kunnen het
geld maar één keer uitgeven.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Nou ja, daarom laten we het doorrekenen door het CPB en dat zegt: dit
kan en het werkt eigenlijk hartstikke goed. Als je iets verder uitzoomt
en kijkt wat er de afgelopen decennia in ons economisch model is gebeurd
en wat er gebeurt met ons bruto nationaal product, met wat wij allemaal
met elkaar verdienen — dat wordt ieder jaar een beetje meer omdat we
economische groei hebben — dan zie je dat we op dit moment 1.000 miljard
met elkaar verdienen. Dat is een onwaarschijnlijk grote hoeveelheid
geld. Maar je ziet ook dat steeds minder van dat geld beschikbaar is
voor de mensen en voor de samenleving. Nu is dat nog maar 70%, 700
miljard. Vroeger was dat 80%. Dat scheelt 100 miljard.
Wat wij doen in ons verkiezingsprogramma, is dat wij dat corrigeren,
niet helemaal maar voor een stuk. Dat doen wij. En wij zeggen ook:
vervuiling, bijvoorbeeld CO2-vervuiling, krijgt een prijs en
als je winst maakt, ga je meer bijdragen aan onze samenleving, dan ga je
meer belasting betalen. En ja, wij vinden dat als jij als bedrijf eigen
aandelen wilt inkopen, je daar moet belasting over betalen, net zoals je
dividendbelasting betaalt over je winst die je uitkeert. Dat schaft dit
hoofdlijnenakkoord af en dat vinden wij echt oliedom, want dit zijn
winstgevende bedrijven, die in Nederland in staat zijn om goed te
ondernemen. Hoe komt dat? Omdat wij goed onderwijs hebben, omdat wij
goede infrastructuur hebben, omdat we zorgen dat dit land goed
functioneert. Als je in die samenleving op een gegeven moment winst
maakt, dan vinden wij dat je ook veel meer belasting mag betalen.
Je ziet dus ook dat dat werkt, want wat wij doen met dat geld dat wij
ophalen — die 24 miljard die de heer Kisteman van de VVD noemt — is
zorgen dat de lonen omhooggaan. De mensen gaan dat geld vervolgens
besteden. Je ziet dan ook dat wij veel meer economische groei hebben dan
de VVD heeft in haar doorrekening. We hebben echt een heel verstandig
programma en we hebben een hele mooie doorrekening gekregen.
De voorzitter:
Als voorzitter ga ik mij niet bemoeien met het debat. Dat wilde ik wel
maar dat gaat niet. Ik stel voor dat de heer Thijssen zijn betoog
afmaakt en dat we dan de nieuwe interrupties pakken. Het is misschien
ook handig als het kabinet ook nog een aantal vragen krijgt. Die zitten
hier immers ook vandaag. De heer Thijssen. Of was dit al uw hele
bijdrage?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Nee, dat was het niet maar ik ben even aan het zoeken waar ik in mijn
spreektekst gebleven was. Ik heb het gevonden, dus nu kan ik verder.
GroenLinks-PvdA wil dat we in de toekomst geld blijven verdienen, maar
dat we het dan eerlijker verdelen. Dus vinden wij dat industriepolitiek
verstandig is: welke industrieën en bedrijven willen wij de komende
decennia in dit land hebben voor onze banen en om ons geld te verdienen?
We vinden ook dat hiervoor de portemonnee mag worden getrokken. Wel
hebben we hier een aantal vragen over. De eerste vraag is de volgende.
De maatwerkafspraken zijn om de grootste vervuilers te vergroenen, zodat
zij in de toekomst ook geld kunnen verdienen. Immers, zelfs de bedrijven
zelf zeggen nu dat zij groen zullen zijn of dat zij niet zullen zijn.
Een mooie uitspraak die we hier hebben gehoord van de directeur van
bedrijvenlobby VNO-NCW. Prima, zegt ook GroenLinks-PvdA.
Nu is er in het nieuws geweest dat kunstmestfabriek OCI ook aanklopt
voor subsidie, nadat wij ook hebben gezien dat zij via de inkoop van
eigen aandelen zo'n 750 miljoen euro aan belasting lijken te ontwijken.
Dat geld gaat dus niet naar ons Nederlanders, niet naar onze
samenleving, maar naar de rijkste familie in Egypte. Mijn vraag aan de
minister is wat zij hiervan vindt. Vindt zij dat wij aan een bedrijf als
OCI subsidie moeten geven om te verduurzamen, terwijl ze tegelijkertijd,
zo lijkt het, belasting proberen te ontwijken? Wij hebben daar nogal
problemen mee. Is de minister van plan om wel subsidie te gaan geven aan
dit bedrijf?
Dan nog een andere vraag. Vorige week heeft het kabinet een dapper
besluit genomen, dat daarna is gesteund door deze Kamer, namelijk om
Tata te vergroenen, zodat we groen staal kunnen gaan maken in de IJmond,
zodat we de banen behouden, zodat we strategische autonomie behouden en
zodat we de gezondheid van de omwonenden gaan beschermen. Heel goed. Als
ik het goed heb, dan is er in de maatwerkafspraken met de twintig
grootste bedrijven in Nederland 3 miljard euro gereserveerd. Ongeveer 1
miljard is nu uitgegeven en Tata kan tot wel 2 miljard of zelfs 3
miljard euro gaan kosten. Mijn vraag is: is er dan nog geld over om die
andere bedrijven te gaan verduurzamen? Of zie ik door mijn oogharen dat
hier de volgende tegenvaller voor de aankomende coalitie aan zit te
komen? Graag een antwoord.
Dan de criteria voor de circulaire economie. Het is goed dat er wat
criteria worden meegenomen voor het geld van het Klimaatfonds, maar mijn
vraag is de volgende. We hebben natuurlijk een aantal circulaire doelen
met elkaar gesteld en we zien in doorrekeningen steeds dat die doelen
niet worden gehaald. Mijn vraag is: worden die doelen wél gehaald met de
criteria die nu worden gegeven en de voorwaarden die nu worden gesteld
aan de subsidie?
Dan over ons verdienvermogen en het Groeifonds. De Algemene Rekenkamer
is daar best kritisch over en zegt dat er KPI's, critical performance
indicators, zouden moeten komen, oftewel indicatoren waarmee we
voortgang kunnen zien wat betreft of dat geld inderdaad wordt uitgegeven
en of ons verdienvermogen dan ook echt verbetert. Deelt de minister de
mening dat dat goed zou zijn en is zij bereid om die KPI's dan ook te
ontwikkelen?
We zien dat er de afgelopen jaren een aantal keer grepen uit de kas van
het Groeifonds zijn gedaan die niet leidden tot meer verdienvermogen,
maar eigenlijk meer waren bedoeld om een gaatje dicht te lopen in de
begroting of iets moois te doen voor de verkiezingen. Heeft de minister
ideeën over hoe dit in de toekomst, als we weer zouden gaan werken met
een groeifonds, gestopt zou kunnen worden? Hoe zou dat nog meer op
afstand kunnen worden gezet, zodat we kunnen zorgen dat het geld dat we
reserveren voor het verdienvermogen, ook echt alleen ingezet kan worden
voor het verdienvermogen?
Er is zo'n 1,3 miljard uit het Groeifonds gehaald voor de
Brainportregio, zodat ASML en het hele ecosysteem kunnen groeien, voor
investeringen in onderwijs, woning en infrastructuur. Daar is
GroenLinks-PvdA blij mee. Mijn vraag is wel hoe die 1,3 miljard ongeveer
verdeeld is over deze verschillende sectoren en of dit eigenlijk niet
zaken zijn die gewoon uit de lopende begroting van respectievelijk OCW,
BZK en IenW betaald hadden moeten worden? Is dit niet iets wat voor heel
Nederland nodig is? Hebben we namelijk niet ook in andere delen van het
land beter onderwijs, betere infrastructuur en betere woningen nodig,
zodat ook daar de groene bedrijven kunnen groeien?
De minister heeft het Groeifonds gepauzeerd. De nieuwe coalitie draait
het fonds en nog een aantal andere miljarden die ervoor moeten zorgen
dat we in de toekomst ons geld kunnen verdienen en banen hebben, de nek
om. Daarom heb ik een vraag aan de minister. Nederland onderschrijft het
doel dat 3% van ons inkomen besteed zou moeten worden aan onderzoek en
ontwikkeling. Dat halen we bij lange na niet. Met het schrappen van deze
miljarden wordt dat nog moeilijker; we besteden er dan nog minder aan.
We weten natuurlijk niet of we deze minister weer terugzien. Maar goed,
heeft de minister dan ideeën, tips of een visie wat betreft hoe we
zonder dat we deze miljarden vrijmaken toch aan die 3% kunnen voldoen?
Wat zouden we nou als Kamer of kabinet kunnen doen om te zorgen dat die
innovatie door blijft gaan?
Dan heb ik nog een vraag over de stikstofruimte. Daar zie ik niks over,
maar we weten natuurlijk dat dit een enorme uitdaging is. Het FD
berekende anderhalf jaar geleden dat de economische schade nu al 28
miljard is. Mijn vraag aan de minister is of zij enig idee heeft hoeveel
deze schade nu jaarlijks oploopt en wat de schade op dit moment is.
Heeft zij er een visie op waar we als we dadelijk wel weer
stikstofruimte weten te maken, die stikstofruimte voor zouden moeten
inzetten om daar zo veel mogelijk baat bij te hebben als
samenleving?
Voorzitter. Dan heb ik nog een vraag over de fiscale regelingen. Bij EZ
gaat het over zo'n 24 miljard euro. Dat is vele malen meer dan de hele
begroting. Ook de Algemene Rekenkamer zegt dat er vrij weinig inzicht is
in wat al die regelingen zijn, hoeveel wij per regeling mislopen aan
niet-betaalde belasting en wat het effect daarvan is. Ook de Algemene
Rekenkamer stelt deze vragen. Vorig jaar is het rapport "Aanpak fiscale
regelingen" van Financiën verschenen. Dat trekt harde conclusies over de
fiscale regelingen die Nederland heeft. Het concludeert dat vooral veel
regelingen voor bedrijven ondoelmatig en ondoeltreffend zijn. "Het valt
op dat de meeste van deze regelingen een onvoldoende scoren en zorgen
voor het verlagen van de lastendruk in de winstsfeer met als doel het
stimuleren van ondernemerschap. (...) De rationale achter deze
stimuleringsregelingen is dat kleine ondernemers mogelijk doorgroeien
tot grotere bedrijven en daarmee bijdragen aan de innovatiekracht,
werkgelegenheid en economische groei. Uit empirische evaluaties blijkt
dat dit doorgroei-effect zeer beperkt is, wat de regelingen duur en
ongericht maakt." Mijn vraag is: wat gaat de minister hieraan doen? Is
zij bereid om in de begroting voor 2025 per fiscale regeling
inzichtelijk te maken om hoeveel geld het ongeveer gaat en wat het doel
is, zodat we volgend jaar al kunnen evalueren hoe effectief deze
maatregelen zijn?
Voorzitter. Tot slot heb ik nog één hele specifieke vraag, want daar ben
ik niet aan toegekomen in ons debat over de maritieme maakindustrie.
GroenLinks-PvdA vind het een heel mooi stukje industriepolitiek dat we
zeggen: dit is belangrijk voor Nederland, daar gaan we ook beleid op
maken en dat gaan we doen. Maar in Nederland hebben we natuurlijk ook
industrieën die hele mooi schepen maken voor hele rijke mensen, oftewel
gewoon superjachten voor miljardairs. Mijn vraag is: is er nou een kans
dat de beschikbaar gestelde subsidies of regelingen ten goede komen aan
dat soort schepen, waardoor we in Nederland dus eigenlijk de schepen van
miljardairs subsidiëren?
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Ik kijk naar de collega's. Zijn er nog interrupties? Mevrouw
Zeedijk?
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Ik wil nog even terugkomen op de rijke aandeelhouders. Ik ben het er
namelijk best wel mee eens dat er de afgelopen tijd veel winst is
gemaakt in het bedrijfsleven. Die gaat inderdaad vaak naar de mensen die
aandelen hebben in die bedrijven. Ik ben het er ook mee eens dat we dat
geld een beetje moeten herverdelen, maar ik vind het ook heel belangrijk
dat we de verschillen in het bedrijfsleven zien. De bedrijven die grote
winsten maken, zijn niet de bedrijven waar mensen hele lage lonen
verdienen, want die zitten juist in heel andere sectoren. Ik ben heel
erg benieuwd hoe de heer Thijssen dat ziet. Ziet hij een verschil tussen
de sectoren als hij die naast elkaar zet?
Dan over de lonen die het afgelopen jaar wel gestegen zijn; de vakbonden
hebben volgens mij erg goed werk verricht het afgelopen jaar. Ze zijn
niet zo sterk gestegen als de winsten, maar wel als de omzetten. Die
winsten zijn vooral zo opgelopen doordat bedrijven minder investeren.
Wat ons betreft is dan ook de uitdaging hoe we voor elkaar krijgen dat
die bedrijven weer voldoende vertrouwen hebben, zodat ze dat geld niet
meer uitkeren aan de aandeelhouders maar investeren in al die
maatschappelijke uitdagingen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik zie natuurlijk ook dat er verschillen zijn tussen bedrijven. Ik denk
ook dat sommige bedrijven die veel winst maken best hoge lonen betalen.
Ik denk niet dat we er met één maatregel voor kunnen zorgen dat de
economie voor alle Nederlanders goed werkt. Voor sommige sectoren is het
belangrijk dat de lonen omhooggaan. GroenLinks-PvdA denkt dat het
essentieel is dat lonen omhooggaan, te beginnen met het wettelijk
minimumloon. Als het wettelijk minimumloon omhooggaat, gaan namelijk ook
de lonen daarboven omhoog. Miljoenen Nederlanders die dat nodig hebben,
hebben daar heel erg veel aan. Tegen bedrijven waar de lonen al best wel
hoog zijn, moet je zeggen: nou, als jullie veel winst maken doordat je
in het mooie Nederland onderneemt, waarbij wij zorgen dat het onderwijs
en de infrastructuur goed zijn en er woningen zijn, mag je ook meer
belasting betalen op het moment dat je winst maakt. De overheid kan er
dan voor zorgen dat het geld terechtkomt op die plekken in de economie
waar we dat hard nodig hebben.
Ik ben het met mevrouw Zeedijk eens dat de hoge uitkeringen ook een
signaal kunnen zijn dat bedrijven te weinig investeren. Ik denk dat er
een visie nodig is van de politiek over waar het heen moet met de
Nederlandse economie. Voor GroenLinks-PvdA is het zonneklaar: de
industrie zal schoon zijn of die zal niet zijn. Het interessante is
natuurlijk ook dat het hoofdlijnenakkoord dat ook zegt, namelijk dat
Nederland een goede plek zal zijn voor schone industrie. Het is dan wel
gek dat heel veel miljarden die daarvoor moeten zorgen worden geschrapt.
Het is ook wel gek dat een van de partijen die meedoet aan die coalitie
het eigenlijk maar niks vindt, zo van: het moet allemaal maar in de
shredder. Dat geeft instabiliteit en onzekerheid. Stel dat je je nek
uitsteekt in Nederland en een miljardeninvestering doet. De vraag is dan
of dat wel goed gaat de komende jaren. Het zal heel goed zijn als de
nieuwe coalitie die onzekerheid wegneemt.
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Ik denk juist dat er in het hoofdlijnenakkoord heel veel dingen staan
die het bedrijfsleven vertrouwen zouden moeten geven. Ik zou nog wel
even willen ingaan op de sectoren waar de lonen laag zijn en waar veel
mensen een minimumloon betaald krijgen, zoals de horeca en de retail.
Die hebben het straks echt moeilijk, mochten de lonen verder
omhooggaan.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Toch nog heel even. In het hoofdlijnenakkoord staan hele mooie dingen,
bijvoorbeeld dat schone industrie een mooie plek moet krijgen in
Nederland. Dat is een heel mooi zinnetje. Het punt is dat heel veel
punten in het hoofdlijnenakkoord worden weersproken door de budgettaire
bijlage, die er ook bij zit. Er worden miljarden voor het innoveren van
de industrie geschrapt. Het is dus een beetje gek met die twee
documenten: het ene heeft heel veel mooie volzinnen, maar in het andere
zien we wat er uiteindelijk met het geld gebeurt en dat er gekort wordt
op innovatie voor de industrie.
Dan de vraag wat het voor bijvoorbeeld de retail of de horeca betekent
als het minimumloon stijgt. Wat er dan gebeurt, is iets heel moois. Als
het minimumloon omhooggaat en alle lonen daarboven ook, en al die
miljoenen Nederlanders dus wat meer geld krijgen, dan gaan zij dat geld
uitgeven. Waar geven ze dat uit? Bij de retail, bij de horeca, in de
lokale economie. Dat is de reden dat het GroenLinks-PvdA-programma in de
doorrekening zorgt voor meer economische groei. Wij zorgen er namelijk
voor dat dat geld niet naar aandeelhouders gaat of ergens weggaat en
stil komt te staan; wij zorgen ervoor dat dat geld in de samenleving
komt, dat geld gaat rollen en dat er meer economische groei is.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. We voeren een wat vreemd debat vandaag over een
suppletoire begroting en over de jaarverslagen met drie zwaar
demissionaire bewindspersonen, aan de vooravond van een nieuw kabinet,
dat het roer helemaal omgooit, want dat is namelijk wat er dreigt te
gebeuren. Het komende kabinet heeft met het hoofdlijnenakkoord
aangekondigd dat het vol op de rem trapt als het om klimaat gaat.
Wellicht gaat niet al het beleid door de shredder, maar het schrappen
van maatregelen doet gewoon zijn schadelijke werk.
De analyse van de ambtenaren, die net naar de Kamer is gestuurd, is vrij
duidelijk: de doelen gaan gewoon niet gehaald worden. Juist huishoudens,
juist kwetsbare mensen worden niet geholpen. Het klimaatbeleid van het
huidige kabinet was al niet erg sociaal — daar hebben we veel debatten
over gevoerd met deze minister — maar nu wordt het ronduit asociaal. De
VVD heeft duidelijk in de onderhandelingen op klimaat gewonnen, dus gaan
er miljarden meer aan subsidies naar vervuilende bedrijven en
kernenergie en wordt de steun voor mensen die zonnepanelen hebben in één
keer de nek omgedraaid. Er wordt wel geschreven dat mensen geholpen
worden, maar we zien dat niet terug in maatregelen, bijvoorbeeld om het
openbaar vervoer beter en goedkoper te maken, de overstap naar een
elektrische auto makkelijker te maken, huurwoningen zuiniger en
duurzamer te maken en om scholen, wijkcentra en sportclubs alle steun te
geven om een lagere energierekening te krijgen door te verduurzamen. De
lokale transitie in de wijk, waar mensen heel direct merken wat
klimaatbeleid is: dat is waar het nu om gaat. Eigenlijk zeggen alle
onderzoeken ons: zet daar nou vol op in! Het komende kabinet lijkt te
vertikken om die uitdaging aan te gaan. Dan is roepen dat klimaatdoelen
blijven staan gewoon loze, populistische politiek.
Gelukkig is er heel veel steun voor ambitieus klimaatbeleid en hebben we
dat donderdag in de stembus, bij de uitslagen van de verkiezingen kunnen
zien. Heel veel klimaatbeleid komt uit Europa en er is een stevig
mandaat gegeven voor ambitieus en eerlijk klimaatbeleid door
GroenLinks-PvdA de grootste te maken en door de winst voor Volt en D66.
Dit zijn allemaal partijen die staan voor een progressieve
klimaatagenda.
Voorzitter. Oneerlijk of asociaal klimaatbeleid is funest voor het
draagvlak. We moeten toetsen of klimaatbeleid eerlijk uitpakt. Als we
iets kunnen leren van het beleid van de afgelopen jaren, dan is het dat
daar echt onvoldoende oog voor is geweest. We moeten checken of mensen
die geholpen moeten worden om de overstap te maken, ook daadwerkelijk
bereikt worden met het beleid dat gevoerd wordt. Wij hebben eerder, bij
de instellingswet voor het Klimaatfonds, een amendement ingediend om
ervoor te zorgen dat er altijd een toets voor klimaatrechtvaardigheid
is. Hierdoor heeft TNO nu gereflecteerd op de sociaal-economische
gevolgen van de maatregelen in het Klimaatfonds. Die reflectie hebben we
gekregen. Wij begrijpen dat die gebaseerd is op een "expertsessie" omdat
een beoordelingskader nog ontbreekt. Wat ons betreft moet dat er zo snel
mogelijk komen. Ook TNO zelf zegt: kom met een goed beoordelingskader om
te checken hoe klimaatrechtvaardigheid wordt getoetst. Gaat de minister
dit doen en gaat hij dat dan doen op basis van het WRR-rapport over
klimaatrechtvaardigheid? Hoe kunnen we dit zo snel mogelijk concreet
maken?
Ik zei het al eerder: het domein waarop je ziet dat
klimaatrechtvaardigheid duidelijk binnenkomt, is de gebouwde omgeving.
Op dat domein moeten nu gigantische stappen worden gezet om van het gas,
van fossiel, af te gaan. "De gebouwde omgeving" is natuurlijk
beleidstaal voor je huis, je kantoor- of bedrijfspand, maar ook het
wijkcentrum of de school waar je kinderen heen gaan. Daar ligt een
megagrote opgave. We gebruiken nog steeds heel veel gas en we gaan over
op warmtenetten en warmtepompen, maar dat gaat lang niet snel genoeg.
TNO zegt hierover:
"In de fiches voor de gebouwde omgeving ontbreekt informatie over hoe
verschillende doelgroepen kunnen worden bereikt, zoals huishoudens met
een lager dan modaal inkomen of woningeigenaren versus huurders. Ook
mist er informatie over prioriteren en faseren in de woningvoorraad. Een
optie is een verschil te maken tussen woningtypen, omdat dat iets zegt
over de bewoners en mede zou moeten bepalen waar de rijksoverheid moeite
in steekt en welke eigenaren prima zelf voor de verduurzaming van hun
woning kunnen zorgen." Dit was een lang TNO-citaat, maar het komt erop
neer dat we er echt voor moeten zorgen dat het beleid dat we maken,
terechtkomt bij de mensen die het het hardst nodig hebben. Mijn vraag
is: gaat de minister deze aanbeveling opvolgen?
De Rekenkamer geeft aan dat de ISDE-subsidie voor een groot deel is
terechtgekomen bij mensen met een hoog inkomen, van meer dan een ton, en
met een groot huis, van, ik meen, meer dan 120 of 150 vierkante meter.
De subsidie voor bijvoorbeeld warmtepompen komt vijf keer vaker terecht
bij huishoudens die meer dan een ton verdienen dan bij mensen met een
inkomen van onder de €25.000. Dat is heel slecht nieuws, maar dat is ook
geen verrassing, want eerder berekende Ecorys al dat 80% van de
verduurzamingsubsidies terechtkomt bij 20% van de rijkste huishoudens.
Ik herhaal: 80% bij 20% van de rijkste mensen. Daardoor bereiken we een
hele grote groep in energiearmoede niet.
Ik heb eerder een motie voorgelegd aan de Kamer om te toetsen of de
subsidies ook daadwerkelijk de mensen met de laagste inkomens bereiken,
maar helaas stemde de Kamer daar niet mee in. Ik wil toch nogmaals een
oproep doen. Laten we nou echt zorgen voor een aparte regeling of voor
een hekje, net als bij de SDE, zodat we erop kunnen sturen dat de
verduurzamingsgelden terechtkomen bij de mensen die het het allerhardst
nodig hebben.
De Rekenkamer vraagt zich terecht af of de subsidie van 30%, die pas
wordt ontvangen nadat je zelf de investering hebt gedaan, wel toereikend
is voor alle huishoudens. Je hebt niks aan terugverdientermijnen als je
onvoldoende geld hebt om een investering te doen. Dan gaan mensen die
investering simpelweg niet doen. Als je kijkt naar het draagvlak voor
het klimaatbeleid, dan heeft de Kamer op dit punt echt iets belangrijks
te doen.
Helaas zie je in de plannen van de nieuwe coalitie dat de verduurzaming
van de gebouwde omgeving juist een kopje kleiner wordt gemaakt. Dat is
heel zorgelijk voor mensen die in een tochtig huurhuis zitten. Essent
heeft gekeken waardoor mensen een lagere energierekening kunnen krijgen.
Dat is de combinatie van het verduurzamen van je huis, isoleren, een
warmtepomp en zonnepanelen. Als je mensen echt wilt helpen, dan moet je
je niet afvragen óf je van warmtepompen de norm moet maken, maar vooral
hoe je ervoor kunt zorgen dat alle huishoudens daar daadwerkelijk
toegang toe hebben en dat de warmtenetten uitgerold worden. Dan moet je
juist in de wijken met de meeste energiearmoede aan de slag gaan. Je
moet niet alleen maar opschrijven dat de doelen staan, terwijl je
ondertussen het beleid schrapt.
Voorzitter. Ik kom op energiebesparing. Dat is een onderwerp waar we het
heel vaak over hebben gehad in deze Kamer. Alle energie die je niet
gebruikt, hoef je ook niet op te wekken. Dat is goed voor het klimaat,
dat is heel goed voor de aanpak van netcongestie en dat is nog beter
voor de portemonnee van mensen. Energiebesparing zou de hoogste
prioriteit moeten zijn, zeker sinds de Russische inval in Oekraïne. Ook
hier zijn de ambtenaren kritisch. De doelen worden niet gehaald. Ik lees
dat meer dan de helft van de bedrijven zich nog steeds niet aan de
energiebesparingsverplichting houdt. Meer dan de helft! Van de helft die
zich wel aan de energiebesparingsverplichting houdt, neemt meer dan de
helft niet eens alle maatregelen. Er blijft dus maar een heel klein deel
over dat daadwerkelijk doet wat de verplichting voorschrijft.
Toen deze minister van Economische Zaken een subsidieregeling voor
bedrijven introduceerde, de Tegemoetkoming Energiekosten, de TEK, heb ik
heel vaak gevraagd: kunnen we ten minste checken of alle bedrijven die
geld krijgen om hun energierekening deels te betalen, zich ook aan de
energiebesparingsverplichting houden? Want dan kun je ervoor zorgen dat
we geen geld in een bodemloze put stoppen. Ik kreeg te horen: dat kan
niet; dat is veel te ingewikkeld. Daar waren allerlei redenen voor. Wat
blijkt nu? De Rekenkamer kon dat wel degelijk koppelen. Ook bleek dat
bij de RVO wel degelijk informatie bekend is over de
energiebesparingsverplichting. Het voelt dus toch een beetje alsof we
voor best een lange tijd met een kluitje het riet zijn in gestuurd. Het
zorgelijke daarvan vind ik dat je op deze manier eigenlijk je eigen
beleid rondom energiebesparing gewoon niet serieus neemt. Daar is het
net wat te belangrijk voor.
TNO is in alle onderzoeken heel erg duidelijk: een stevige inzet op
energiebesparing is heel, heel hard nodig. Dus wanneer komen die
nationale doelen er? En worden scope 3-emissies ook meegenomen? Dat zijn
de emissies die bedrijven eigenlijk in de keten maken, bijvoorbeeld in
de productieketen het buitenland. Je kan scope 3-emissies namelijk heel
goed verlagen door in te zetten op hergebruik en door meer te recyclen.
Kunnen we die meenemen in de beleidsbesparingsagenda?
Tot slot, voorzitter. We hebben het gehad over de gebouwde omgeving,
maar daarbinnen is er toch wel een groep waar ik bijzondere aandacht
voor wil vragen. Dat is het verduurzamen van verenigingen. Dat gaat over
alles van de harmonie in mijn wijk tot de sportclubs en de wijkcentra.
Na de inval van Rusland in Oekraïne riep de minister van VWS sportclubs
specifiek op om te verduurzamen. Daar is massaal gehoor aan gegeven,
zozeer dat de subsidieaanvragen groter zijn dan het beschikbare budget.
Op 3 juni was er al voor 122 miljoen aan subsidieaanvragen gedaan door
sportclubs, terwijl het initiële budget van de BOSA voor dit jaar maar
79 miljoen bedroeg. Inmiddels is het budget middels een kasschuif
verhoogd. Daarmee is uit het BOSA-budget voor de komende jaren 22,5
miljoen naar voren gehaald. Er komt ook een overheveling vanuit het
DUMAVA-budget. Maar dan is er nog steeds een tekort van ruim 10 miljoen
en we zijn pas op de helft van het jaar.
In tegenstelling tot 2023 is er voor 2024 bedacht dat subsidieaanvragen
die niet passen in dit jaar, niet kunnen worden doorgeschoven naar 2025.
Sportclubs zijn druk bezig om te verduurzamen en die krijgen nu dus
eigenlijk toch een blokkade opgeworpen. De minister zegt daarover daarom
voornemens te zijn om op korte termijn maatregelen te nemen om aan
aanvragers die nog een aanvraag in willen dienen, duidelijk te maken dat
de kans op toekenning nagenoeg nihil is. Dat vind ik gewoon ongelofelijk
zonde. Dat vind ik echt ongelofelijk zonde. We zouden toch juist het
verduurzamen van verenigingen heel hard aan moeten jagen, juist in die
wijk? Of het nou je sportclub, het wijkcentrum of de muziekschool is, we
moeten ervoor zorgen dat al dat maatschappelijke vastgoed juist kan
verduurzamen. Daarmee vergroten we het enthousiasme voor de
klimaattransitie en we zorgen dat de energierekening voor die lokale
organisaties gewoon omlaag gaat.
We hebben een amendement ingediend, maar we begrijpen van de toekomstige
coalitie dat zij geen enkel voorstel gaat steunen. Al die
sportverenigingen komen nu dus gewoon in de kou te staan. Maar datzelfde
geldt natuurlijk eigenlijk voor al die andere wijkverenigingen, die nu
gewoon niet de steun krijgen die je ze zou willen geven. Ik wil echt
oproepen er gewoon voor te zorgen dat al die organisaties zonnepanelen
kunnen neerleggen, dat er geïsoleerd kan worden, dat de energierekening
omlaag gaat en dat echt de weg wordt vrijgemaakt voor die grote
maatschappelijke beweging. Ik vraag de minister, demissionair of niet,
hoe hij kan zorgen voor meer regie hierop en voldoende budget om al die
initiatieven aan te jagen. Dat is echt heel hard nodig. Kunnen
bijvoorbeeld de sportverenigingen gewoon helemaal onder die DUMAVA komen
te vallen? En kunnen we zorgen dat al die aanvragen wel behandeld
worden? We hebben hier heel veel maatschappelijke energie zitten. Die
wordt nu gewoon de nek omgedraaid.
Voorzitter. Dan is er ook nog een stevige onderuitputting van de SDE++,
dus het lijkt mij dat we het geld dat er is gewoon goed moeten besteden
door te investeren in die lokale verduurzaming bij verenigingen, in
wijken en met energiecoöperaties door mensen lokaal onafhankelijk te
maken van fossiele energie en door het klimaatbeleid echt sociaal te
maken. Want dat is de grote, grote opgave waar we voor staan.
Dank u wel, voorzitter.
Voorzitter: Vermeer
De voorzitter:
Ja, ik zal even het voorzitterschap overnemen, omdat de heer Erkens
graag een interruptie wil plaatsen. Gaat uw gang.
De heer Erkens (VVD):
"Het roer gaat helemaal om op klimaatbeleid", "vol op de rem" en
"asociaal klimaatbeleid". Dat zijn best wel stevige uitspraken van
mevrouw Kröger. Ik denk dat dat niet helpt om juist breed draagvlak in
de Kamer te behouden voor klimaatbeleid. Vorige week zag je dat de
Energiewet met meer dan 140 zetels werd aangenomen. Ik zou dus zeggen:
het is juist positief dat er een breder draagvlak in de Kamer is. We
moeten juist het debat gaan voeren over de beste manier om dat te
bereiken en hoe we iedereen meekrijgen in die transitie. Mijn vraag is
als volgt. Waar baseert mevrouw Kröger zich op als ze zegt dat er vol op
de rem gestaan wordt?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Op het moment dat het PBL zegt dat je alles moet doen en door moet
zetten om de doelen überhaupt binnen bereik te halen en je gaat
schrappen, is dat de facto een rem. Ik kan het ook de "achteruit"
noemen; dat maakt mij voor de rest niet uit. Ik merk eigenlijk aan de
VVD dat die denkt: de klimaatdoelen zijn eindelijk binnen bereik na al
die jaren meestribbelen en daarna meedoen. Daardoor valt weg dat wat
binnen bereik is pas het puntje is van alles wat je zou moeten
doen.
De heer Erkens (VVD):
Dan een tweede vraag daarover. Welke maatregelen worden allemaal
geschrapt en wat is daarvan de impact op het bereik van het PBL? Want u
wilt hier het beeld neerzetten dat bijna alles geschrapt wordt en dat we
met elkaar niks meer gaan halen, maar dan moet u het ook onderbouwen.
Dat zeg ik via u, voorzitter, excuus.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb heel duidelijk gezegd dat het niet allemaal door de shredder
gaat. Maar door wat je schrapt en door het feit dat er geen andere
dingen voor in de plaats komen waardoor je wél die doelen gaat halen,
raken die doelen simpelweg buiten bereik. Dat is niet iets wat wij
zeggen; dat is iets waar de ambtenaren van het ministerie gewoon heel
hard voor waarschuwen. Het kan gaan om de uitrol van zon-PV op dak, op
het moment dat je rücksichtslos in één keer de hele regeling schrapt.
Het kan gaan om geld dat elk jaar minder gaat naar duurzame energie in
de SDE. Het kan gaan om het trekken van geld uit het Klimaatfonds of om
geld voor de CO2-heffingen. Het zijn allemaal puzzelstukjes.
Volgens mij is het PBL heel duidelijk geweest: de doelen waren eindelijk
binnen bereik, maar eigenlijk moest er voor de zekerheid meer gedaan
worden. Als je nu dingen schrapt, moeten er dingen voor in de plaats
komen. De heer Erkens vraagt aan mij wat het PBL hiervan vindt. Volgens
mij moet het PBL nog met een reactie op het hoofdlijnenakkoord komen.
Maar we gaan het dit najaar ook gewoon zien bij de Klimaat- en
Energieverkenning. Want het is een broos bouwwerk waar je niet zomaar
dingen uit kan schrappen.
De heer Erkens (VVD):
Maar misschien is het volgende dan toch van belang. Dit is al een
genuanceerder antwoord en hier kunnen we volgens mij met elkaar een goed
debat over voeren. Er zijn een aantal maatregelen die inderdaad
geschrapt worden. De verhoging van de energiebelasting is van tafel; dat
is 1,2 megaton. De zero-emissiezones worden verder uitgesteld; dat
betekent 0,2 tot 0,4 megaton. De normering van de hybride warmtepomp is
0,8 tot 1,3 megaton. Dan kom je uit op circa 1 tot 1,5 procentpunt in
een bandbreedte die al krap is. Dat ben ik met mevrouw Kröger eens. Daar
komen wel een aantal zaken bij. De MRB-gewichtscorrectie blijft
overeind, zoals die ook in de Voorjaarsnota staat. Die is overgenomen in
het akkoord. Ik noem ook de raffinageroute. Er komt ook een circulaire
plasticheffing bij, die ook tot reductie leidt. In de doorrekening van
vorig jaar door het PBL is er nog een blokje met meerdere megatonnen die
nog niet meegenomen zijn, maar die geconcretiseerd moeten worden. Denk
aan de subsidieregeling voor CO2-vrije gascentrales, de
afvalverbrandingsinstallaties en de normering daarop. Denk aan circulair
en biobased bouwen. Ook al dat soort zaken laten we met elkaar overeind
staan. Ik vind het dus voorbarig om te concluderen dat hiermee de doelen
niet meer binnen bereik zouden zijn. Ik denk dat het juist van belang is
dat we het in een regeringsprogramma met elkaar concreter kunnen maken
en dat we dan ook een gericht debat gaan voeren. Dat debat is niet
gebaat bij beelden als "asociaal", "vol op de rem" en ga zo door, omdat
het best wel genuanceerd ligt. Ik hoop dat mevrouw Kröger dat debat in
de komende periode ook genuanceerd met ons wil voeren.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Deze oproep tot nuance vind ik eigenlijk wat wonderlijk van een partij
die de claim legt dat de klimaatdoelen blijven staan maar ondertussen
gewoon maatregelen schrapt. De waarschuwing dat die doelen niet gehaald
worden komt, nogmaals, niet bij mij vandaan; die komt bij de eigen
ambtenaren van het ministerie vandaan. De coördinerend minister heeft
het volledige overzicht. Ze zeggen gewoon: er wordt niet geleverd. Er
wordt niet geleverd doordat er maatregelen worden geschrapt maar ook
doordat er niet genoeg uitgetrokken wordt om de grote obstakels die er
liggen, bijvoorbeeld netcongestie, daadwerkelijk uit de weg te ruimen.
Ik vind het pijnlijk — daarom kies ik heel bewust het woord "asociaal" —
dat we nu jaren hebben gezien dat een eigenlijk heel liberaal
klimaatbeleid toch vooral mensen die het al heel goed hebben, heeft
geholpen om een transitie te maken. De waarschuwing is: we moeten er nu
voor zorgen dat we de mensen die moeilijk mee kunnen komen, gaan
bereiken en meekrijgen. Dat zijn de mensen die het minst verdienen, de
mensen in een sociale huurwoning, de mensen die in een wijk wonen waar
het openbaar vervoer niet meer rijdt. Dat zie ik gewoon niet terug in de
plannen. Ik zie dat de plannen er niet liggen, zowel op het gebied van
mobiliteit als op het gebied van de gebouwde omgeving. Dan ga je nog
meer weerstand creëren. Dan ondermijn je klimaatbeleid nog verder. Dat
is natuurlijk wel een beetje de populistische loophole waar we in beland
zijn en waar de VVD zijn handtekening gewoon onder heeft gezet. En dan
wordt er naar buiten toe gezegd: ja, maar de doelen blijven staan. De
doelen zijn op papier weinig waard als er geen beleid bij zit.
De heer Erkens (VVD):
Ik hoor heel veel, maar totaal geen antwoord op mijn vraag. De claim van
mevrouw Kröger was dat we de doelen niet zouden halen. Ik onderbouw met
alle maatregelen en bijbehorende megatonnen dat het nog niet zo zeker is
dat het allemaal zo negatief zou uitpakken als mevrouw Kröger hier
suggereert. Dan krijg je allemaal verhalen over de populistische
loophole en zo. Maar ik concludeer gewoon dat dit blijkbaar de manier
van oppositie voeren is op dit dossier. Dat vind ik jammer.
De voorzitter:
Dat is geen vraag. Heeft iemand anders nog een interruptie?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, ik wil hier toch wel even op reageren. Ik heb een heel
inhoudelijk betoog gehouden. Dat gaat over de grote opgave waar we voor
staan: sociaal klimaatbeleid. De VVD trekt geen lering uit wat er mis
kan gaan op het moment dat klimaatbeleid niet goed genoeg is en niet
genoeg aan rechtvaardigheid doet. Als TNO zegt dat 80% van de subsidies
terechtkomt bij de rijkste 20% …
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, u gaat nu weer herhalen wat u al gezegd heeft.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, ik maak mijn punt even af.
De voorzitter:
Nou, volgens mij ben ik de voorzitter nu. Ik wil dat graag even stoppen,
omdat u uw verhaal aan het herhalen bent en er geen vraag was van de
heer Erkens.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Maar er was wel een aantijging van de heer Erkens, namelijk dat dit
populistische oppositie zou zijn.
De voorzitter:
Nee, dat was …
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Onze oppositie is dat wij het blijven benoemen als er dingen geclaimd
worden die gewoon niet kloppen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kan ik het woord weer teruggeven aan de echte
voorzitter, de heer Erkens.
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
Dank u, tijdelijke voorzitter. Er zijn geen andere interrupties, zie ik.
Dan geef ik het woord aan mevrouw Zeedijk van de fractie van Nieuw
Sociaal Contract.
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Voorzitter, bedankt. Dit is mijn eerste jaarverslag en ook mijn eerste
Voorjaarsnota, en dat ook nog in een situatie waarin bewindslieden op
het punt staan om hun werk over te dragen aan de nieuwe ploeg. Wat mij
betreft staat dit debat dan ook in het teken van overdracht,
kennisdeling en advies. Laten we dus zorgen dat de onderwerpen van
meerdere kanten worden belicht. Dat is volgens mij de afgelopen twee uur
al best goed gegaan. Laten we tegenstellingen niet uit de weg gaan, maar
ook luisteren naar de ervaringen van de afgelopen jaren en suggesties
voor de komende jaren. Ik begin mijn inbreng met wat meer technische
punten over bedrijfsvoering. Vervolgens heb ik meer inhoudelijke punten
om te bespreken.
De Algemene Rekenkamer geeft aan dat er op twee onderwerpen belangrijke
onvolkomenheden te zien zijn in de bedrijfsvoering, ten eerste op het
gebied van autorisatiebeheer van het financiële systeem, en ten tweede
op het gebied van inkoopbeheer. Het autoriseren van financiële
beslissingen is al sinds 2019 een aandachtspunt. De Algemene Rekenkamer
geeft in zijn verslag aan dat er elk jaar vooruitgang wordt geboekt,
maar dat de onvolkomenheden nog niet uit de wereld zijn. Juist in 2024
zouden de laatste stappen gezet moeten worden in de controle op de
uitdiensttreding, de volledigheid van de autorisatiematrices en het
beleggen van de tweedelijnscontroles. Mijn vraag is: hoe zeker is de
minister ervan dat deze aandachtspunten dit jaar voldoende zullen worden
geadresseerd, en welke zaken hebben nog extra aandacht nodig in de
overdracht?
Het tweede punt is het inkoopbeheer. Ik lees dat het dan vooral gaat
over het automatiseren van inkoopprocessen, zodat er interne controle
kan plaatsvinden op het naleven van de aanbestedingsregels. Inkoopbeheer
blijkt niet alleen bij Economische Zaken en bij de Nationaal Coördinator
Groningen een probleem, maar is rijksbreed een uitdaging. Uit gesprekken
krijg ik de indruk dat het niet alleen gaat om het gebrek aan structuur,
maar voor een deel ook om het gebrek aan cultuur. Inkoop krijgt
structureel te weinig managementaandacht, terwijl dit een steeds
belangrijker stuurinstrument is voor de strategische autonomie van
Nederland. Mijn vraag is als volgt. Enerzijds is er, onder andere vanuit
Europa, behoefte aan vernieuwende regelgeving. Anderzijds wordt er
geautomatiseerde interne controle op de huidige complexe regelgeving
geïmplementeerd. Hoe ziet de minister de balans daartussen in een
geopolitieke context, en wat is haar advies aan haar opvolger?
Een onderwerp dat onze fractie zeker niet onbesproken wil laten, is de
Investeringsagenda van Nederland via het Nationaal Groeifonds en het
Klimaatfonds. We zien zowel in het jaarverslag als in de Voorjaarsnota
dat het lastig is om de budgetten uit de fondsen ook daadwerkelijk te
besteden. Dat resulteert in onderbenutting. Hoewel de bedragen
natuurlijk in latere jaren uitgegeven zullen worden, is dat toch jammer,
want het risico bestaat dat deze onderbenutting gebruikt wordt voor
incidentele gaten in de begroting in plaats van voor
langetermijninvesteringen, waar het geld voor bedoeld is. We begrijpen
dat ambities vaak hoger gesteld zijn dan uitvoerbaar blijkt, want laten
we eerlijk zijn, ook het hoofdlijnenakkoord staat vol met ambitie. Dat
is ook goed, want als we ambities te laag zetten, weten we zeker dat
doelen niet gehaald worden. Maar de gaten worden jaar op jaar groter en
zijn nu wel erg groot. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat budgetten
optimaal worden benut in het jaar dat ze beschikbaar zijn?
In het hoofdlijnenakkoord wordt ervoor gekozen om de resterende
investeringen in het Groeifonds te verplaatsen van innovatieprojecten
naar investeren in wonen en infrastructuur, inclusief cofinanciering
door bedrijfsleven en lokale overheden. Dat is simpelweg omdat daar nu,
met de kennis van nu, de grootste gaten zitten. De toegezegde
investeringen uit de eerste drie rondes van het Groeifonds lopen
natuurlijk gewoon door. Wat Nieuw Sociaal Contract betreft, laten we ook
de 3%-bnp-doelstelling voor R&D-uitgaven niet vallen, maar vragen we
wel een grotere bijdrage aan het bedrijfsleven. We gaan er met Invest-NL
en met sociale partners over in gesprek hoe we meer private
investeringen kunnen aantrekken. Daarvoor is ook het nodige budget
opzijgezet. Ons bedrijfsleven vertrouwen geven om te investeren is
belangrijk voor de grote opgaven waar de samenleving voor staat. Dat
zijn de energietransitie, de veiligheid en de autonomie van Europa en
het verhogen van de arbeidsproductiviteit, bijvoorbeeld middels
digitalisering. Hoe ziet de minister deze herallocatie van
investeringsgeld? Ik hoor graag de kansen maar ook de risico's.
De minister voor Klimaat en Energie heeft de afgelopen weken het nieuws
gezocht in verband met de voortgang van de klimaattransitie en dan met
name wind op zee. Het is heel begrijpelijk dat een vertrekkende minister
nog even de aandacht wil vestigen op thema's en dat hij zijn zorgen wil
uiten. Het deed me trouwens ook wel een beetje denken aan de
vertrekkende CEO van een groot Nederlands techbedrijf een paar maanden
geleden. Uit de Kamerbrief begrijp ik dat vooral de toeleveringsketen
het probleem is. Kan de minister inzicht geven in de
sleuteltechnologieën waar het om gaat? Waar is de productie daarvan
belegd? Wat is de positie van het Nederlandse bedrijfsleven in deze
keten? Zijn er mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven om hier iets
extra's te betekenen?
Wat mij het meeste opviel in de Voorjaarsnota was de grote
afhankelijkheid van de budgetten van de energieprijzen. De uitgaven van
de SDE-regelingen stijgen bij dalende prijzen, terwijl andere posten
juist groter worden. Is er inzicht in deze gevoeligheid wat betreft het
totaal aan inkomsten en uitgaven voor het departement? Kan een
dergelijke analyse met de Kamer worden gedeeld? Op basis van welke
getallen wordt de prijsrisicobuffer vastgesteld? Gezien de grote
hoeveelheid aan extra verplichtingen in de Voorjaarsnota kan ik me
voorstellen dat we nu op een prijsniveau zitten waarop de verlaging van
de prijsrisicobuffer uit het hoofdlijnenakkoord een werkbare keuze is
die niet direct impact zal hebben op de haalbaarheid van de
doelstellingen. Ik hoor graag de mening van de minister daarover.
Vervolgens kom ik op de lessen uit het prijsplafond voor energieprijzen.
De NSC-fractie begrijpt dat dit plafond onder grote druk tot stand is
gekomen en dat daardoor de risico's groter waren dan bij andere
regelingen. Ze staan ook netjes benoemd in het verantwoordingsonderzoek
van de Algemene Rekenkamer. Eigenlijk komt het erop neer dat we moeten
vaststellen dat de huishoudens voldoende geprofiteerd hebben van het
prijsplafond en niet de energieleveranciers. De ACM concludeert dat de
drie grootste energieleveranciers geen onredelijke nettomarges hebben
behaald. Maar wat is eigenlijk onredelijk op het moment dat er in de
samenleving veel huishoudens door het ijs zakken en de verwarming niet
meer kunnen aanzetten, omdat er niet genoeg geld is? Dan heb je als
energiemaatschappij toch niet aan je maatschappelijke plicht voldaan? In
dat licht zou ik graag van de minister willen weten wat een redelijke
marge in deze context precies is, omdat we hier juist van moeten leren
voor de toekomst. Hoe beoordeelt de minister de hoogte van de opgelegde
boete in dit verband? Verder luister ik graag naar de antwoorden van de
minister op de vragen van mevrouw Kröger over de TEK.
Tot slot nog een aantal algemene woorden over de klimaattransitie. De
afgelopen jaren zijn er flinke stappen gezet. Daar zijn we heel erg blij
mee. Het was een hele serie maatregelen van beprijzen, normeren en ook
subsidiëren. Wat opvalt, is dat sommige maatregelen minder landen,
terwijl andere ervoor zorgen dat burgers en bedrijven in rap tempo in
actie komen. De snelheid waarmee bijvoorbeeld zonnepanelen en
elektrische auto's normaalgoed zijn geworden, is direct te koppelen aan
beleid en dat geeft het vertrouwen dat het sturen van de overheid
daadwerkelijk effect heeft. Maar er waren ook blinde vlekken. Subsidies
kwamen vooral terecht bij degenen die de zonnepanelen, elektrische
auto's of warmtepompen toch wel konden betalen, terwijl sommige huurders
met een hoge energierekening bleven zitten. Er ontstond nieuwe schaarste
in de vorm van netcongestie en hoge prijzen. Tot slot daalde het
vertrouwen van burgers en mkb'ers in de overheid door de snelle
aanpassing van beleid en onduidelijkheid over de langetermijnvisie. Wat
zijn volgens de minister de lessen op het gebied van betaalbaarheid,
schaarste en betrouwbaarheid in klimaatbeleid? Wat kan er beter?
NSC denkt dat in ieder geval een goede monitoring van de
energiebesparing cruciaal is, niet alleen voor rapportage aan Brussel,
maar ook voor visie en bijsturing van beleid. De Algemene Rekenkamer
beveelt aan om haast te maken met een bruikbaar monitoringsysteem van
resultaten van het nationale beleid. Kan de minister toelichten wat er
aan verbetering van monitoring in de pijplijn zit?
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van mevrouw Kröger. Mevrouw Kröger, u zit op acht
in totaal. Ik vraag u om kort te zijn. Met de heer Thijssen samen zit u
nu op acht. Het is snel gegaan.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor de NSC-fractie haar zorgen uitspreken over het feit dat
subsidies voor verduurzaming eigenlijk terechtkomen bij mensen die ze
wellicht minder nodig hebben. Ik lees in het coalitieakkoord dat er
juist op ingezet zal worden om de juiste mensen wel te bereiken. Alleen,
ik zie eigenlijk geen plannen. Ik zie geen plannen. Er worden dingen
geschrapt, maar wat is nou het plan van NSC om er concreet voor te
zorgen dat mensen in een wijk juist wel beschikken over zonnepanelen,
een warmtepomp, het warmtenet en alle dingen die écht nodig zijn voor
een lagere energierekening?
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Heel concreet ingaan op de maatregelen is, denk ik, een beetje
voorbarig. Dit is een hoofdlijnenakkoord met doelstellingen. Ik ben
eigenlijk wel blij dat we het op sommige punten bij doelstellingen
hebben gelaten en bijvoorbeeld de regering om een uitwerking vragen. Het
is zeker zo dat het anders moet. Ik zie ook niet hoeveel ontzettend
grote dingen geschrapt worden. Ik zie wel dat er bijvoorbeeld een target
in staat voor subsidies. Ik denk juist dat de onderhandelende partijen
hebben geprobeerd om de bedragen die lager moesten worden, daar te
pakken waar dat niet direct effect had. Daar ben ik juist heel erg blij
mee. Ik denk dat de meeste plannen gewoon door kunnen gaan, maar wel met
de doelstelling om daarbij juist meer te focussen op de mensen die het
niet kunnen betalen.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger met een vervolgvraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik probeer uit dit antwoord ... In Nederland hebben we wijken met heel
veel energiearmoede, met tochtige huurwoningen: wijken waarin men moet
overstappen naar een warmtenet of een warmtepomp. Neem nou even de
normering van de hybride warmtepompen die eraf gaat: die wordt
geschrapt, terwijl die er juist is voor de huurders. De verplichting
ligt namelijk bij de verhuurder, maar voor de huurder gaat de
energierekening omlaag. Wat wordt nou concreet gedaan om ervoor te
zorgen dat iemand in zo'n tochtige huurwoning de energierekening kan
betalen en in 2035 ook nog kan betalen?
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Dan moet ik mevrouw Kröger toch teleurstellen, want heel concreet staat
daarover niks in het hoofdlijnenakkoord. Daarom is het een
hoofdlijnenakkoord. Wat betreft de warmtepompen: mijn collega Postma
heeft inderdaad met een aantal leveranciers gesproken. Zij zeggen dat ze
zich eigenlijk niet zoveel zorgen maken over de verkoop van die
warmtepompen. Dat vind ik eigenlijk wel goed nieuws. Zij zeggen:
enthousiasmeren kan ook. Voor huishoudens is de businesscase nog steeds
een hele goede. Ik maak mij daar dus minder zorgen over.
De voorzitter:
We gaan door naar de heer Vermeer van de BBB, de laatste spreker aan de
zijde van de Kamer.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Hopelijk zijn dit de laatste loodjes voor het
demissionaire kabinet. Vandaag zijn wij hier om het te hebben over de
verantwoording van het ministerie van EZK onder Rutte IV. Ondanks dat we
het niet altijd eens zijn geweest met de politieke keuzes van dit
kabinet, zijn we wel tevreden over deze verantwoording. De aanpak van de
energiecrisis is redelijk verlopen, op een aantal regelingen na. Er zijn
een aantal punten waar ik graag aandacht voor vraag.
De heer Erkens heeft al een toelichting gegeven op ons
hoofdlijnenakkoord. Die ga ik dus niet herhalen.
De Rekenkamer concludeert dat de subsidie voor warmtepompen niet
doelmatig is. Er is dit jaar voor gekozen om ook onderzoek te doen naar
die subsidie, omdat steeds meer mensen een warmtepomp laten installeren
als de cv-ketel vervangen moet worden. Maar subsidies zijn bedoeld voor
iedereen. De minister heeft dat ook aangegeven. Hij wil dat zo veel
mogelijk alle huishoudens bereikt worden, maar helaas is dat niet
gelukt. Subsidies zijn vooral terechtgekomen bij mensen die een goed
inkomen hebben. Het besluit tot het weghalen van de verplichting om een
warmtepomp te installeren is dus een zeer verstandig besluit voor een
groot deel van onze burgers. Toch is BBB benieuwd hoe de minister denkt
te kunnen voorkomen dat subsidies die juist bedoeld zijn om mensen met
een kleinere beurs over de brug te helpen, belanden bij mensen met hoge
inkomens, inkomens van €100.000 of meer.
In het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving hebben we gezien
dat onze klimaatdoelen weliswaar technisch haalbaar zijn als alles
meezit, maar ook dat we ons vooral vragen moeten stellen en gewoon niet
weten wat de maatschappelijke haalbaarheid is. Wij zouden daar de
komende jaren graag meer aandacht voor willen, zodat we ervoor kunnen
zorgen dat de maatregelen die we treffen slim gecommuniceerd worden en
dat het geld dat daarvoor beschikbaar is bij de juiste mensen
terechtkomt.
Ook viel het ons op dat blijkbaar niet duidelijk is hoeveel de
CO2-uitstoot is verminderd door de 469 miljoen die aan
warmtepompen is uitgegeven, of heb ik dat over het hoofd gezien? Want
als we dat niet weten, hoe kunnen we er dan voor zorgen dat het geld
doeltreffend wordt ingezet? Dat is toch het eerste wat we ons moeten
afvragen als wij investeren?
Voorzitter. Dan de regelingen voor de Tegemoetkoming Energiekosten
energie-intensief mkb, de zogenaamde TEK, en voor blokverwarming, de
TTB. De Algemene Rekenkamer geeft aan dat de regeling voor
blokverwarming kwetsbaar is voor misbruik en dat niet controleerbaar is
of pandeigenaren dit wel aan hun huurders hebben uitbetaald. Dit roept
ook de vraag op of ze de energiekosten überhaupt wel netjes afrekenen.
Kunt u de Kamer schriftelijk doen toekomen welke voorstellen de
afgelopen jaren vanuit het ministerie zijn gekomen om dit voor de
toekomst gegarandeerd netjes te laten verlopen, of kunt u er hier al wat
over zeggen?
De Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb, de TEK, kwam te
laat en met voorwaarden die ervoor hebben gezorgd dat wellicht het
grootste deel van de uitgaven naar de uitvoering is gegaan. Welke lessen
trekt de minister hieruit met betrekking tot de verbinding tussen het
ministerie en de praktijk van de ondernemer? Hoe kunnen we dit
verbeteren voor de toekomst? Heeft de minister overwogen om de regeling
toch nog voor een lange periode terug in de tijd open te stellen? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, waarom is dat dan toch niet gebeurd?
Voorzitter. We hebben inzichtelijk wat de verplichtingen, uitgaven en
ontvangsten van het ministerie van EZK zijn. Ongeveer 3,7% van de totale
rijksuitgaven werd gedaan door het ministerie van EZK. Die bedragen
schommelen maar licht in de loop van de jaren, behalve bij de
ontwikkeling van het aantal fte's op het ministerie, waarin een flinke
groei te zien is tussen 2021 en 2023. Ik zou hier graag een verklaring
voor willen en ik zou willen weten aan welke inspanningen of regelingen
deze groei gerelateerd is.
Voorzitter. Tot slot. Afgelopen vrijdag waren we met een deel van de
commissie in Groningen, in Ten Boer, Appingedam en Overschild. Er wordt
hard gewerkt aan herstel en versterking. Toch is er nog veel onzeker
voor zowel inwoners als ondernemers. We hoorden in de gesprekken veel
klachten en frustratie over de toch wel vaak juridische insteek en de
communicatie, die nog niet soepel verloopt. Veel bewoners zouden voor 1
juli een rapport moeten ontvangen over wat er met hun huis aan de hand
is en wat eraan zou moeten gebeuren. Die deadline nadert, terwijl heel
veel mensen nog niets ontvangen hebben. Mijn vraag aan de
staatssecretaris is: ligt het op dit moment voldoende laag in de
organisaties? Zijn er dus voldoende doorzettingsmacht en mogelijkheden,
zowel voor gemeentes als de provincie? Hoe vindt hij dat het IMG en de
NCG zich op dit moment verhouden tot de meer praktijkgerichte
oplossingen die er moeten komen, zo dicht mogelijk bij de
inwoners?
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u. U heeft een interruptie van de heer Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank aan de collega van BBB voor deze inbreng. Ik hoor niet zo heel veel
over de verduurzaming van de industrie, over hoe we ervoor zorgen dat de
industrie in Nederland blijft, over de miljarden die geschrapt worden en
over de vraag of de maatwerkafspraken genoeg zijn. Ik had de minister
ook een vraag gesteld over de stikstofproblematiek. Ik hoor van
bedrijven heel vaak dat zij willen investeren, maar dat ze geen
vergunning kunnen krijgen omdat er geen stikstofruimte is. In het
hoofdlijnenakkoord zie ik dat dat moet worden opgelost door met de vuist
op tafel te slaan, maar uw leider is recent naar Brussel geweest en
heeft het nog niet opgelost. Maar ik zie wel een grote zorg of bedrijven
wel kunnen blijven investeren in Nederland, of dat Nederland toch gewoon
echt op slot zit omdat we een stikstofprobleem hebben met elkaar. Om dat
probleem op te lossen, was er 14 miljard, maar die is geschrapt en gaat
nu naar kerncentrales. Liever kerncentrales dan de boeren helpen
verduurzamen vind ik overigens ook wel wonderlijk. Maar dan mijn vraag.
Het FD heeft berekend dat het tot anderhalf jaar geleden 28 miljard aan
economische bedrijvigheid in Nederland kostte. Hoe hoog mag die rekening
van BBB oplopen totdat we de stikstofcrisis wel echt aanpakken?
De heer Vermeer (BBB):
Ik hoor in de vraagstelling of het betoog — het is net hoe je het
bekijkt — van de heer Thijssen zoveel frames, waaronder valse frames,
dat ik bijna niet weet waar ik moet beginnen. Punt één. U doelt
waarschijnlijk op de 14 miljard — het was zelfs 15 miljard — voor het
transitiefonds, maar dat geld was helemaal niet bedoeld om het
stikstofprobleem op te lossen. Een groot deel daarvan zou dat probleem
ook helemaal niet oplossen, omdat het helemaal niet zou gaan naar boeren
die blijven, maar vooral naar het uitkopen van bedrijven, naar
uitvoeringskosten, naar adviezen en naar het doen van allerlei
investeringen in natuurprojecten en zelfs op het gebied van
dierenwelzijn, wat helemaal niets met stikstof te maken heeft. Per saldo
denken wij dat er door het voorstel dat er nu ligt meer geld
geïnvesteerd gaat worden om onze veehouderij nog toekomstbestendiger te
maken, om te zorgen dat er meer geld besteed wordt aan innovatie en om
te zorgen dat we emissiereducties krijgen, niet alleen van stikstof,
maar ook van CO2. De oude regelingen zorgden er zelfs voor
dat de oudste stallen met de slechtste emissieresultaten niet gesloopt
zouden kunnen worden en dat juist moderne bedrijven rijp waren voor
uitkoop. Dat is absoluut niet wat we willen, zeker als we naar het
netto-effect kijken voor het klimaat in de wereld. Daar zal het u ook om
gaan, en niet alleen om Nederlands eigen straatje schoonvegen. Want één
koe hier verwijderen, betekent twee koeien ergens anders terug. Per
saldo is dat slecht voor het klimaat. Dat was het qua stikstof.
Ook wij willen dat we niet te maken krijgen met allerlei problemen met
stikstof als de industrie gaat verduurzamen. Dan gaat het vaak om
ingewikkelde berekeningen die ervoor zorgen dat het netto-effect op
stikstof weliswaar gunstig is als we verduurzamen, maar de Stikstofwet —
wij hebben al vaker betoogd dat we niet zozeer een stikstofprobleem
hebben, maar een stikstofwetprobleem — er dan inderdaad voor zorgt dat
dit wordt tegengehouden. Dat is heel dom. Denk ook aan het gegeven dat
transformatorhuisjes niet verzwaard kunnen worden vanwege stikstof,
waardoor bouw in woonwijken niet geheel elektrisch kan plaatsvinden. Per
saldo zijn wij dus niet slim bezig met elkaar. Het hoofdlijnenakkoord is
een hoofdlijnenakkoord. Maar daarin staat wel vrij gedetailleerd
beschreven welke stappen wij willen ondernemen om ervoor te zorgen dat
die Stikstofwet wél weer gaat functioneren en dat er alternatieven voor
komen. Dat zal op sommige momenten betekenen dat ministers met de vuist
op tafel moeten slaan. Zoals u weet is mevrouw Van der Plas geen
minister, maar fractievoorzitter van de Tweede Kamerfractie. Zij is, als
woordvoerder voor LNV, vooral naar Brussel gegaan om nog eens goed te
checken of de, volgens ons, juiste richtingen en openingen nog steeds
bestaan. Wij zijn tevreden teruggekomen.
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Thijssen heeft nog een laatste interruptie.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Mijn laatste interruptie. We lopen in dit land tegen allerlei grenzen
aan, omdat er heel veel bedrijvigheid is. Dat is op zich knap. Het is
ook goed dat dat gebeurt. Maar we lopen ook tegen de grenzen aan van wat
kan. Laat ik één voorbeeld noemen: ons drinkwater. Daar zit heel veel
vervuiling in, ook veel stikstofvervuiling. Dat zorgt ervoor dat de
drinkwaterbedrijven nu zeggen: we moeten oppassen, want anders kunnen we
straks niet meer voldoende schoon drinkwater maken voor alle
Nederlanders die hier wonen.
De voorzitter:
Meneer Thijssen, kunt u de vraag wel iets meer richten op de EZK-kant?
Ik snap de vraag over stikstof in relatie tot verduurzaming en
industrie, maar grondwaterkwaliteit heeft toch misschien wat meer te
maken met IenW en LNV.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik probeer te zeggen dat we geen stikstofwetprobleem hebben. Dit is niet
een wetsdingetje. We hebben in de fysieke wereld een probleem omdat we
te veel stikstofuitstoot hebben. We hebben een fysiek probleem met
economische groei en met investeringen van bedrijven, omdat we tegen de
grenzen aanlopen van wat er in Nederland kan. De schade tot nu toe is 28
miljard. Mijn vraag aan de BBB is: hoever mag die schade van de BBB
oplopen voordat de BBB — de BBB zit binnenkort aan de knoppen — dit
probleem oplost? Dan kunnen we investeren in de banen en het
verdienvermogen van de toekomst.
De voorzitter:
Kijk, u heeft het toch goed gekoppeld naar EZK. Dank. Meneer Vermeer
krijgt het woord voor zijn laatste antwoord. Daarna schorsen we deze
termijn.
De heer Vermeer (BBB):
Ook hierbij vliegen de frames je weer om de oren. De grootste problemen
met drinkwater hebben niet te maken met "stikstofvervuiling", zoals de
heer Thijssen het noemt. Die hebben onder andere te maken met resten van
medicijnen. Die hebben ook te maken met heftige regenval: die overstort
het riool, wat voor verontreiniging van het water zorgt. Die hebben te
maken met drugsafval. In bepaalde steden en dorpen is in de riolen ook
duidelijk zichtbaar dat er meer middelen dan alleen geneesmiddelen
gebruikt worden. Dit is dus een complex probleem, dat moet worden
opgelost. Eén ding kan ik wel zeggen: produceren zonder enige nadelige
gevolgen is onmogelijk. Wij zullen de komende jaren wel keihard moeten
werken aan het reduceren van emissies en het voorkomen van milieuschade.
Volgens mij zijn we daar keihard mee bezig. Als u zo graag naar de
landbouwsector wijst, zeg ik: zoek de cijfers erop na, dan ziet u dat er
in de afgelopen tientallen jaren forse prestaties zijn geleverd. Ook de
BBB heeft gewoon de volledige overtuiging dat wij met z'n allen in goede
harmonie moeten leven met de natuur en met onze omgeving. Maar u zult
ook moeten bedenken dat we niet alleen maar kunnen leven van boswachters
en accountants. We hebben ook ons bedrijfsleven, ons verdienvermogen,
nodig. Dan kunnen we de voorzieningen — die vindt u, net als wij, zo
belangrijk — ergens van betalen.
De voorzitter:
Dank. Ik dank de Kamerleden voor hun eerste termijn. Ik stel voor dat we
tot 12.45 uur schorsen. Dan heeft het kabinet de tijd om uw vragen voor
te bereiden. Dan hebben we ook tijd voor een lunchpauze. Ik hoor buiten
de microfoon: dan kunnen de antwoorden op de vragen van de heer Vermeer
worden voorbereid. Dat klopt inderdaad. Ik schors dus tot 12.45 uur. Tot
straks allemaal.
De vergadering wordt van 11.56 uur tot 12.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Wij hervatten het wetgevingsoverleg Economische Zaken en Klimaat.
Staatssecretaris Vijlbrief, die hier aanwezig is, heeft verzocht om als
eerste te mogen spreken. Dat komt goed uit, want hij is de enige die
hier al is. Ik geef hem het woord en hij zal ons daarna, als er geen
vragen meer zijn van de leden, verlaten voor de rest van de dag. Maar
wij blijven hier dadelijk in goede handen bij twee ministers. Meneer
Vijlbrief.
Staatssecretaris Vijlbrief:
Voorzitter, dank u wel. Het allereerste debat dat ik in deze Kamer had
op deze staatssecretarispost, was een debat over de Wadden. Toen zei
mevrouw Kröger: "Ik begrijp eigenlijk niet wat deze staatssecretaris
hier doet." Waarop ik zei: "Misschien mag ik mijn koffie nog even
opdrinken." Nu heb ik één vraag, dus ik ben toch wel vooruitgegaan in
die tweeënhalf jaar. Ik mag nu mijn koffie opdrinken, begrijp ik. Nee,
ik mag antwoorden op de vraag van de heer Vermeer. Dat wil ik doen aan
de hand van een verslag dat ik dit weekend las van het bezoek van de
commissie Groningen aan Groningen. Zowel de heer Vermeer als de heer
Holman worden daarin opgevoerd, omdat zij toch erg onder de indruk waren
van de gesprekken die daar gevoerd werden.
Ik vond het eigenlijk een heel goed teken dat de commissie Groningen al
zo snel daarnaartoe is gegaan. Jullie zijn al eerder geweest, dacht ik,
en ik heb eerder gezegd, in deze Kamer en ook in de campagne, dat ik het
vanwege het onderwerp Groningen goed zou vinden als ook de
Kamercommissie Groningen misschien soms zou kunnen vergaderen in
Groningen. Dat lijkt mij een aardige innovatie, die misschien ook de
Groningers meer het idee geeft dat het niet alleen óver hen gaat, maar
ook mét hen. Maar ik las dus dat verslag en daar kwam inderdaad dat
dubbele beeld uit dat de heer Vermeer denk ik ook wel terecht schetst.
Ik probeer mij natuurlijk ook te bezinnen op de vraag wat ik nu
eigenlijk heb bereikt en wat er nog meer moet gebeuren. Ik denk dat het
dubbele beeld dat hij schetst, bestaat.
Als je kijkt naar het beleid rondom Groningen, dan zijn de drie grote
pilaren daarvan: gaswinning, schade/versterken en economisch
perspectief. Voor wat betreft de gaswinning is het glashelder: er is een
wet aangenomen door beide Kamers die ervoor zorgt dat er geen gas meer
gewonnen kan worden in Groningen. Dan heb je het blokje perspectief.
Daar is heel veel vooruitgang geboekt met de aanpak voor 30 jaar et
cetera. Als ik het goed begrijp, zegt de nieuwe coalitie in het
hoofdlijnenakkoord ook niet dat ze daaraan iets willen veranderen, dus
ik ga er maar van uit dat dat staat. Daar is onrust over in Groningen.
Dat zal de heer Vermeer ook hebben gemerkt toen hij daar was.
Dan heb je het hele blok schade/versterken. Dat moet je altijd uit
elkaar proberen te trekken. Ten opzichte van schade was er, toen ik
aantrad, vooral een vrij hardvochtige juridische benadering. Vermeer
noemde dat net ook, toen hij zei "waarin heel erg de nadruk lag op de
regels". Ik heb dat geprobeerd te veranderen in de afgelopen tweeënhalf
jaar. Dat is bij de schadeafhandeling, denk ik, ten dele gelukt. Maar de
eerlijkheid gebiedt te zeggen, en dat liet de heer Vermeer ook
doorklinken in zijn inbreng, dat daar nog wel veel moet gebeuren. Het
moet allemaal nog gebeuren. We hebben bijvoorbeeld tot €60.000 de
causaliteit doorgeknipt, zoals dat huiselijk heet. Met andere woorden:
er wordt niet meer gekeken of er aardbevingsschade is; er wordt in
principe gewoon gerepareerd. Maar die benadering is pas 1 juni begonnen,
of 1 juli zelfs, zegt de regie naast mij. Het is een kwestie van zien en
geloven, maar ik geloof dat we daar wel de goede richting te pakken
hebben.
Bij versterken ligt het nog genuanceerder. Versterken is een proces dat
in het begin natuurlijk heel rommelig is aangepakt. We hebben daar
allerlei varianten van gehad. Door Wiebes is dat op een gegeven moment
overgenomen en toen is de overheid het gaan doen. Toen is er een jaar op
de pauzeknop gedrukt. Iedereen die het Groningendossier kent, kent al
deze verhalen wel. Toen ik kwam, trof ik daar een organisatie aan, de
NCG, die iedere vorm van zelfvertrouwen kwijt was en die door zowel Den
Haag als door mensen in Groningen alleen maar als een soort van boksbal
werd gebruikt, omdat het allemaal niet goed ging.
Ik denk dat daar in de afgelopen tweeënhalf jaar wel veel bereikt is,
bijvoorbeeld op het terrein van die mandaten, een punt dat de heer
Vermeer terecht maakte. Hoe ligt dat nu in de organisatie? Wie mag nu
beslissen? Ik heb de mandaten die er lagen in die organisatie
aanzienlijk verhoogd. Daar is al honderden keren gebruik van gemaakt,
begrijp ik, sinds het nieuwe begin vorig jaar, sinds de kabinetsreactie
op de enquête. Maar daarbij geldt ook gewoon — daar moet je heel eerlijk
in zijn — dat er nog een heleboel moet gebeuren. De verhalen die de heer
Vermeer en de rest van de commissie horen als zij daar zijn, kloppen dus
over het algemeen. Het is de end-game, zeg ik weleens. Daar moet je ook
eerlijk in zijn. Nadat je grote hoeveelheden al gedaan hebt, kom je in
die versterking op een gegeven moment bij de steeds moeilijkere
gevallen. Die moeilijkere gevallen komen natuurlijk allemaal in de
krant. U kent het voorbeeld van de roze boerderij. Zo zijn er nog wel
honderd. Het beeld bij die versterking vind ik zelf een gemengd beeld.
Dat is ook wat de heer Vermeer zei. Ik vind dat dat klopt.
Voorzitter. Daarmee zou ik mijn antwoord willen afsluiten, want dat
kijkt al een beetje vooruit. Dit is een van de redenen dat ik steeds
gezegd heb: ik hoop dat dat een nieuwe coalitie in wat voor vorm dan ook
gaat proberen om hier heel veel aandacht aan de uitvoering te blijven
geven. Ik denk dat de grootste fout die iemand die op mijn positie komt
of die in ieder geval mijn portefeuille gaat doen, kan maken, is denken
dat hij of zij zo briljant is dat een geheel nieuwe benadering gaat
werken. Deze aanvechting heb ik geprobeerd te vermijden. Iedereen heeft
die aanvechting. Als je op deze positie komt, denk je: god, wat hebben
we zitten klooien daar; dat kan ik veel beter. Toch moet je het niet
doen. Je moet hier heel stug blijven uitvoeren. Dan loop je tegen al die
dingen aan die de heer Vermeer hoort in Groningen. Al die dingen moeten
steeds worden aangepakt. Mijn oproep aan de Kamer, aan deze commissie,
zou zijn: laat Groningen daar vooral niet alleen in zijn. Ik ben de
afgelopen 2,5 jaar enorm geholpen door het feit dat de Kamercommissie
mij heel scherp hield en wij eens in de zes of acht weken een
vergadering hadden, die altijd eindigde in een tweeminutendebat; het is
bij deze commissie onmogelijk om dat zonder te doen, maar dat hield mij
wel scherp en zorgde ervoor dat ik heel veel mandaat had als ik naar
Groningen ging. Dat zou dus mijn oproep zijn. Ik hoop hiermee de vraag
van de heer Vermeer beantwoord te hebben.
De heer Vermeer (BBB):
Ik wil de staatssecretaris bedanken voor de beantwoording. We kregen ook
duidelijk uit meerdere hoeken het signaal: alsjeblieft, voer nu geen
wijzigingen door. Laten we dus eerst eens even gaan uitvoeren wat we met
elkaar hebben afgesproken en dan kijken waar we tegenaan lopen. Ik
merkte wel wat zorgen over het punt of er dan nog wel geld is voor de
sociaal-economische gevolgen in het gebied. Er worden namelijk ook
parallellen getrokken met de situatie na het stoppen van de mijnbouw in
Limburg, dat toch 50 jaar doorgewerkt heeft. Maar ja, het belangrijkste
is denk ik dat nu uitgevoerd wordt wat afgesproken is, en dat de
communicatie daar zo goed mogelijk opgepakt wordt. Ik wil de
staatssecretaris hartelijk danken hiervoor.
De voorzitter:
De staatssecretaris, afsluitend.
Staatssecretaris Vijlbrief:
Dank daarvoor. Even antwoordend op die lange termijn: wat betreft schade
is afgesproken dat er in ieder geval nog 30 jaar betaald zal worden
nadat het laatste schadegeval is geconstateerd. In die zin is dat al
geborgd, denk ik. Ten aanzien van het sociaal-economisch perspectief zou
ik tegen de heer Vermeer willen zeggen: daar bent u zelf bij als een van
de nieuwe coalitiefracties. In Nij begun heb ik afgesproken dat we voor
30 jaar een ... Nu moet ik een Nederlands woord zien te vinden voor
"commitment". Ik denk dat het "verbintenis" is in het Nederlands, maar
dat klinkt gelijk zo plechtig. Maar er is een afspraak dat er 30 jaar
lang een geldbedrag van 250 miljoen per jaar is — dat is 7,5 miljard,
zeg ik voor snelle rekenaars — voor sociaal, economisch en duurzaam. Ik
ben trots op die afspraak omdat het niet alleen geld is, maar het ook
betekent dat er een afspraak is waardoor de regio Groningen niet aan de
aandacht van het Rijk kan ontsnappen. Ik oefen ook zelf dit vak uit en
het is helemaal geen kritiek op wie dan ook, maar het is makkelijk om
iets een beetje te laten wegvaren als de grootste crisis geweest is. Dat
heb ik nou juist geprobeerd te voorkomen met die verbintenis van 30
jaar. Maar Groningers zijn Groningers en zullen altijd denken: eerst
zien, dan geloven. Dank u wel.
De voorzitter:
Dan dank ik de staatssecretaris en kijk ik even wie het woord als eerste
krijgt. Dat is minister Adriaansens. Ik stel voor dat wij als fracties
in deze termijn zes interrupties hebben. Dan zien we wel met welke vaart
het loopt en of we daar coulant in kunnen zijn of niet. Minister
Adriaansens.
Minister Adriaansens:
Dank, voorzitter. Het is fijn dat de staatssecretaris eerst mocht, want
dan kunnen we efficiënt van de tijd gebruikmaken. We zijn namelijk nog
steeds hard aan het werk; dat is ook goed. We werken aan een gezonde
economie en zorgen dat we de uitdagingen daarbij op een goede manier
aangaan. Ik vond het mooi dat er gerefereerd werd aan Perspectief op de
Nederlandse economie. Ik hoopte ook dat we daarmee wat meer richting
zouden kunnen geven aan de ontwikkelingen die op ons afkomen. De
perspectiefnota hebben we vorig jaar zomer opgeleverd. De kunst is
natuurlijk altijd om dat ook te operationaliseren, zodat we de doelen
die we hebben, behalen. Die zijn in dit debat eigenlijk al een beetje
aan de orde gekomen. Het gaat daarbij om innovatie; we hebben een
innovatieve economie nodig. Die moet duurzaam zijn en bijdragen aan een
sterk Nederland in een weerbaar Europa. Zoals de heer Thijssen mij ook
altijd weer meegeeft, moeten we ook zorgen dat mensen kunnen meedoen,
kunnen participeren, en er op een bepaalde manier profijt van hebben. Ik
ben echt trots dat we die vierde pijler hebben toegevoegd, want dat is
belangrijk; dat onderschrijf ik enorm. Daarom hebben we die nota ook zo
neergelegd. De kunst is natuurlijk wel hoe je dat vervolgens
realiseert.
Voorzitter. Ik zal de vragen langslopen in een aantal blokjes. Het gaat
over de begroting van EZK, dus ik begin ook met de vragen over de
begroting. Daarnaast gaat het over verduurzaming en maatwerk, economie
algemeen en ondernemerschap en innovatie.
Voorzitter. Allereerst behandel ik dus de vragen over de begroting. De
vraag van de heer Thijssen ging over het rapport Aanpak fiscale
regelingen. Hij vroeg wat ik ga doen aan de harde conclusie van het
rapport dat veel regelingen voor bedrijven ondoelmatig en ondoeltreffend
zouden zijn. Zijn we bereid om in de begroting 2025 per fiscale regeling
inzichtelijk te maken om hoeveel geld het gaat? Met welk doel wordt
volgend jaar geëvalueerd hoe effectief deze maatregelen zijn? Er staan
verschillende fiscale regelingen extracomptabel op de balans van EZK
vermeld. Conform de Regeling periodiek evaluatieonderzoek 2022 worden
fiscale regelingen die staan vermeld op de EZK-begroting periodiek
geëvalueerd. Die worden dus geëvalueerd. Wij hanteren daarbij het
toetsingskader fiscale regelingen. Daarbij wordt de doeltreffendheid en
doelmatigheid van de fiscale regeling getoetst. Voor een beschrijving
van de regeling — dat zijn de doelstelling, de ramingsgrond, de
verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie et cetera — verwijs ik u
heel graag naar de Toelichting op de fiscale regelingen, de jaarlijkse
bijlage bij de Miljoenennota. Daar is dat helemaal in uitgewerkt en
geactualiseerd. Vooruitkijken is op dit moment natuurlijk een beetje
moeilijk — dat is aan een volgend kabinet — maar ieder jaar wordt er
verantwoording afgelegd over waar we staan ten aanzien van die
evaluaties.
Voorzitter. Mevrouw Zeedijk vroeg hoe we ervoor kunnen zorgen dat de
onbenutte investeringsmiddelen beschikbaar blijven voor latere jaren. We
zien drie soorten plafonds — zo noemen we dat — in het financieel kader
van EZK: regulier, sociale zekerheid en het investeringsplafond. We
hebben het hier vooral over het investeringsplafond. De onderuitputting
op de EZK-begroting ziet daar met name op, dus op de middelen onder het
investeringsplafond. Maar het investeringsplafond is juist bedoeld voor
uitgaven die moeilijk voorspelbaar zijn in de tijd. De kansen op
afwijkingen binnen het begrotingsjaar zijn daarom logischerwijs groter.
Dat zijn een soort speciale begrotingsregels. In algemene zin gaat het
bij onderuitputting terug naar de algemene middelen. Hier houden we ze
vast. Het gaat bijvoorbeeld over het Mobiliteitsfonds, het Klimaatfonds
en het NGF. De middelen op het Nationaal Groeifonds en het Klimaatfonds
kennen een zogenaamde onbeperkte eindejaarsmarge. Dat betekent dat de
middelen die niet worden uitgegeven beschikbaar blijven voor latere
jaren. Ze worden dus niet gebruikt om incidentele gaten op te vullen. Ze
blijven beschikbaar.
De voorzitter:
Ik stel voor dat we de vragen aan het einde van de blokjes doen. Werkt
dat? Ik zal u als eerste noteren, mevrouw Zeedijk. De minister
vervolgt.
Minister Adriaansens:
Voorzitter. De heer Vermeer, van BBB, vroeg naar een verklaring voor de
flinke groei in fte tussen 2021 en 2023 en aan welke regelingen die
groei gerelateerd is. In algemene zin begrijp ik de vraag heel goed,
zeker gezien we in deze tijd kritisch moeten zijn op waar we ons geld
aan uitgeven en er in het hoofdlijnenakkoord een bezuinigingsopgave is
opgenomen voor de overheid. Ik begrijp de vraag dus zeer goed. Ik ben
iemand die altijd zeer kritisch is op waar het geld aan wordt
uitgegeven. De heer Vermeer kan dan ook van mij aannemen dat ik daar de
afgelopen periode erg op gelet heb. Maar naast de onderwerpen klimaat en
energie, Groningen en de ondergrond en de verduurzaming van de industrie
moesten er ook veel nieuwe activiteiten worden ontplooid, waarvoor niet
alleen expertise moest zijn, maar ook capaciteit. Toen ik begon, was er
bijvoorbeeld helemaal geen team dat ging over de verduurzaming van de
industrie. Dat is er nu wel, bijvoorbeeld om die maatwerkafspraken met
die bedrijven te kunnen maken. Overigens ging de uitbreiding van beleid
gepaard met extra middelen, uitvoerings- en toezichtstaken bij
bijvoorbeeld RVO en ACM, en Staatstoezicht op de Mijnen. Dat zijn met
name de plekken, met name die uitvoeringsorganisaties, waar de middelen
zijn aangewend voor een fte-versterking, om mensen aan te trekken in die
taken. Door de ambities was die groei eigenlijk onvermijdelijk.
Voorzitter. Mevrouw Zeedijk vroeg het volgende. Het ging erover dat het
autorisatiebeheer van de financiële systemen, het inkoopbeheer, een
aandachtspunt is en hoe ik ervoor ga zorgen dat het bij de overdracht
een goede plek gaat krijgen zodat het opgelost wordt. Ik denk dat dat de
vraag is. Op dit moment wordt er onderzoek gedaan, worden er
aanbevelingen gedaan, worden er verbeterpunten genoemd en worden er
verbeterplannen gemaakt, die vervolgens gemonitord moeten worden, een
beetje in die trits. Op dit moment zijn met name de tweedelijnscontrole
en de rapportages over de uitstroom van medewerkers onder de aandacht.
Die tweedelijnscontrole wordt op dit moment ingericht en de
autorisatiematrices worden in 2024, dit jaar dus, volledig gemaakt met
de rollen van de centraal functioneel beheerder; we gaan dat dus beter
inrichten. Ten aanzien van de uitstroom van medewerkers worden er
frequentere rapportages gemaakt. Het toezicht wordt ook beter ingericht
bij de diensten en centraal op het kerndepartement. Het heeft dus echt
te maken met het afmaken van de stappen die ik net noemde van onderzoek,
aanbevelingen en verbeterplannen naar echt monitoren dat die
verbeterplannen worden uitgevoerd.
Dat geldt ook voor de vraag van mevrouw Zeedijk in het verlengde
hiervan. Zij vroeg hoe ik de balans zie tussen enerzijds de behoefte en
de vernieuwde regelgeving vanuit onder andere Europa en anderzijds de
implementatie van de geautomatiseerde interne controle op de huidige
complexe regelgeving en wat mijn advies zou zijn aan de opvolger. Het
rapport van de Auditdienst Rijk, de ADR, laat zien dat er niet echt een
aanleiding is voor aanscherping van de huidige controlemaatregelen. De
controle zoals aanbevolen door de Rekenkamer vereist meer personele
inzet. Dat moet dus worden afgewogen tegen andere prioriteiten. Mijn
advies zou dan ook zijn: kijk daar kritisch naar. Het automatiseren van
de interne controle — dan heb je het bijvoorbeeld over inkoopprocessen —
is niet altijd mogelijk. Dat zou je natuurlijk graag willen en daar zal
je ook zeker planvorming op moeten doen om te zorgen dat je dat zo veel
mogelijk automatiseert, maar het is niet altijd mogelijk. Het zijn niet
altijd zwart-witdossiers. Het is niet altijd mogelijk om de afwegingen
te beoordelen op een geautomatiseerde manier en daar dus de goede
conclusies aan te verbinden. Dus dat zijn de antwoorden op de vragen die
de begroting betreffen.
De voorzitter:
Dan hadden we een interruptie van mevrouw Zeedijk van Nieuw Sociaal
Contract.
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Ja, inderdaad. Mijn vraag over de onderbenutting was meer: hoe krijg je
het nou wel voor elkaar om de uitgaven in het lopende jaar te krijgen?
We zien dat er elk jaar meer geld wordt doorgeschoven. Dat lijkt me zo
zonde. Ik kan me voorstellen dat het onzeker is, maar je wil niet dat
die bedragen telkens jaar op jaar oplopen.
Minister Adriaansens:
Ja, daar ben ik het mee eens. De minister van Financiën is er ook
kritisch op dat wij realistischer ramen; ik denk dat het begint met
realistisch ramen. Bij realistisch ramen hoort niet alleen dat je
bijvoorbeeld zegt dat je tien mensen met een bepaalde expertise nodig
hebt voor een bepaald team, maar ook dat je inschat of je die mensen in
een jaar kan werven. Ik denk dat daar nog een gat zit. Als je het niet
vraagt volgens het systeem waarin wij werken, krijg je het ook niet. Aan
de andere kant, als je het dan hebt, moet je er ook voor zorgen dat je
de mensen vindt. In een tijd van krapte op de arbeidsmarkt — het gaat
vaak over mensen — is dat nog wel een uitdaging. Daar zit een deel van
de verklaring. Desalniettemin moeten we dus ook realistischer
ramen.
De voorzitter:
Ik zie geen verdere interrupties. Dan kan de minister haar betoog
vervolgen.
Minister Adriaansens:
Dank u, voorzitter. Dan kom ik bij het mapje verduurzaming en maatwerk.
De heer Thijssen vroeg of er na de toekenning van 1 miljard euro voor de
maatwerkafspraken en de mogelijke kosten van 2 miljard, 3 miljard voor
Tata Steel nog geld over is voor de maatwerkafspraken met de overige
bedrijven. Even voor alle helderheid: het bedrag dat wij eventueel gaan
subsidiëren, gaan compenseren bij bedrijven zoals Tata Steel, staat nog
helemaal niet vast. Er moet eerst nog een heleboel gebeuren en daar
heeft uw Kamer ook nog het nodige over te zeggen. Dus voordat die
bedragen een eigen leven gaan leiden, wat ze toch al doen, geef ik toch
even die waarschuwing vooraf.
Bij de maatwerkafspraken kijken we in eerste instantie naar het brede
generieke instrumentarium. Vaak blijkt, zoals bij de NIKI en de SDE, dat
we toch iets kunnen doen met generieke middelen. Dat zit dus niet in het
perceel "verduurzaming industrie". Dat is dus wel beschikbaar. Als dat
niet voldoende zou zijn en wij toch met elkaar zouden vinden dat we iets
moeten doen ter compensatie om die transitie door te maken en de
verduurzamingsdoelen te halen, dan zijn daar dus de specifieke middelen
voor waar de heer Thijssen naar verwees. Of het voldoende is, zal moeten
blijken. Dat blijkt pas als de projecten voldoende zijn
uitgewerkt.
Voorzitter. Hoe kijk ik aan tegen het artikel in de NRC van 23 april
over OCI? De Kamer weet dat ik vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht
niet kan ingaan op individuele fiscale dossiers. Ik verwijs graag naar
de beantwoording van de Kamervragen van de heer Idsinga over dat artikel
die zijn gesteld aan de staatssecretaris van Financiën. Ik begreep dat
de beantwoording van die vragen heel snel uw kant op komt. Maar in
algemene zin geldt dat de handelswijze van OCI binnen de wettelijke
kaders valt. Als we de maatwerkafspraken verduurzaming industrie
rondmaken, zijn die wettelijke kaders een gegeven. Dat is waarbinnen we
bewegen. Als we met dit bedrijf tot maatwerkafspraken komen, dan kijken
we eerst naar de mogelijkheden binnen de generieke instrumenten. Als dat
niet passend is, dan kunnen we kijken naar maatwerksubsidiëring of de
andere financieringsregelingen die we hebben, maar daarmee herhaal ik
wat ik net al zei.
Even voor alle helderheid: maatwerk gaat over veel meer dan alleen maar
geld. Het gaat ook over weten wat een bedrijf moet doen, over wat er
moet gebeuren aan de infrastructuur, over welke vergunningen nodig zijn
en over of je die beter kunt inrichten aan de voorkant. Het is dus veel
meer dan dat. Dat houdt de overheid heel scherp, zodat de overheid ook
beweegt om ervoor te zorgen dat de omstandigheden zodanig zijn dat een
bedrijf die stap kan zetten.
Voorzitter. Er was ook nog een vraag over stikstof van de heer Thijssen.
In het commissiedebat van LNV op 17 april heeft de minister voor Natuur
en Stikstof toegezegd om de huidige economische schade van de
stikstofcrisis per sector te onderzoeken. Zij zou de Kamer voor het
zomerreces hierover informeren. Dat komt dus nog uw kant op. In zijn
algemeenheid kan ik zeggen dat de stikstofproblematiek gevolgen heeft
voor het vestigingsklimaat, al is het alleen maar vanwege de onzekerheid
voor bedrijven. Zij weten niet zeker of ze een vergunning krijgen en
daardoor stellen ze FID's, investeringsbeslissingen, uit. Dat is
schadelijk en dat is iets waar we ons zorgen over zouden moeten maken.
We hebben wel al het een en ander in gang gezet. Ik verwijs bijvoorbeeld
naar de piekbelastersaanpak voor de industrie, die onder mijn
verantwoordelijkheid valt.
Voorzitter. De heer Thijssen had nog een vraag, over de maritieme
maakindustrie, met name over de superjachten, de mooie schepen voor
rijke mensen. Dat zijn overigens prachtige schepen. In algemene zin: ik
heb een sectoragenda opgeleverd samen met de minister van IenW en de
staatssecretaris van Defensie over de maritieme maakindustrie. Daar zijn
we allemaal heel blij mee, want we zien dat de maritieme maakindustrie
een zet nodig heeft. Even voor het beeld: de totale scheepsbouw- en
reparatiesector, inclusief de superjachtbouw en de bouw van overige
recreatieschepen, omvat ongeveer 2.500, bijna 2.600, bedrijven. 720
daarvan vallen in de categorie "bouw sport- en recreatievaartuigen".
Twintig daarvan zijn superjachtbouwers. Dat zeg ik even voor de maat der
dingen. Dat is overigens wel een zeer succesvolle niche, een zeer
succesvolle gespecialiseerde sector. Voor het ontwikkelen van
verduurzamingstechnologieën hebben deze superjachtbouwers net als andere
werven inderdaad de mogelijkheid om gebruik te maken van de
Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw, de SDS-regeling. In de
sectoragenda zit ook een actielijn continuïteit en focus op maritieme
innovatie. Er wordt ook een maritieme-innovatieregeling opgezet. Voor
alle transparantie: die wordt ook toegankelijk voor deze bouwers. Ik
vermoed zomaar dat we hier nog een debatje over gaan hebben.
Voorzitter. Welke lessen trek ik uit de TEK? De heer Vermeer vroeg
daarnaar. We gaan die regeling nog evalueren. Als we even teruggaan naar
de tijd waarin we deze regeling maakten: er lag toen een hele grote druk
op met name het energie-intensieve mkb. In die tijd hadden we gigantisch
hoge energieprijzen. We hebben onder grote tijdsdruk een regeling
neergezet. Die is onvoldoende ... Die is niet in de mate benut die we
hadden verwacht. Wij hadden verwacht dat de prijzen langer hoog zouden
blijven, dus het is eigenlijk goed dat die onvoldoende ... Nu ga ik weer
dat woord gebruiken. Het is eigenlijk goed dat die niet in die mate is
aangewend. In algemene zin is de energieprijs natuurlijk wel een
bedrijfsmatig risico. Pas als het echt extreem wordt, vinden we dat je
als overheid een soort van compensatie zou kunnen overwegen om problemen
op te lossen. Dat hebben we ook gedaan en daarom is de uitkomst zoals
die is.
Dat was dit blokje, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Thijssen heeft een interruptie, zoals u al verwachtte.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik snap ergens
wel wat de minister zegt over de maatwerkafspraken. Zij zegt dat we niet
precies weten wat die gaan kosten. Maar door de oogharen heen zien we
natuurlijk wel dat dit budget op is als het inderdaad leidt tot een
maatwerkafspraak met Tata. Maar goed, dat is dan aan een volgend
kabinet.
Mijn vraag gaat over de constructie die we hebben gezien, die OCI heeft
gebruikt om winst volledig bij de Egyptische familie te krijgen, in
plaats van hier een deel achter te laten en bij te dragen aan de
Nederlandse samenleving. Mijn vraag is eigenlijk wat algemener. We
wachten op de beantwoording van de vragen daarover, maar ik mag toch
aannemen dat de minister het wenselijk vindt dat bedrijven die winst
maken gewoon een deel van die winst afdragen aan de Nederlandse
samenleving? Dat moet toch wel een voorwaarde zijn om subsidie van ons
te krijgen om te gaan verduurzamen?
Minister Adriaansens:
Ik verwacht van bedrijven dat ze zich aan de wet houden en in dit geval
ook aan de fiscale regelgeving. Als dat aan de orde is, dan kunnen we
ook kijken naar subsidieverlening. Zo heb ik dat ook in het antwoord
weergegeven. De framing dat dit bedrijf dat niet zou hebben gedaan, vind
ik niet correct. Daar houd ik mij dus verre van. Maar goed, dan krijgen
we een heel ingewikkeld debat.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Laten we dan maar even wachten op de beantwoording van de vragen om te
zien of het framing is of dat er echt iets gebeurt om minder belasting
te betalen dan u en ik zouden moeten doen.
Maar dan heb ik toch nog een vraag over de superjachten. Dank voor de
beantwoording hiervan. De minister laat zien dat het succesvolle
bedrijven zijn, maar dat die niet het leeuwendeel van de maritieme
sector vormen. Gelukkig. Gelukkig doen we nog wat anders in de maritieme
sector. Maar ik vind het toch wel hoogst onwenselijk dat de schepen die
worden gebouwd voor de allerrijksten op deze aarde, Nederlands
belastinggeld krijgen om te verduurzamen. Ik vind het onwenselijk dat
daar geld aan wordt besteed. Ik zou dus toch aan de minister willen
vragen of we iets kunnen bedenken om ervoor te zorgen dat die subsidies
niet bij deze bedrijven terechtkomen? Die miljardairs kunnen dat
namelijk echt zelf betalen. Kunnen we dat geld inzetten voor het
verstevigen van de rest van de maritieme sector?
Minister Adriaansens:
Ik kan heel moeilijk onderscheid gaan maken tussen afnemers van
producten. Maar ook in algemene zin: heeft dat nut? Want de technologie
die wordt ontwikkeld in deze nichesector, wordt vaak weer toegepast in
andere scheepsbouw. We moeten dus niet denken dat die niet nuttig is.
Bovendien is het ook gewoon economische activiteit. Ik zou dus ook weg
willen blijven van het selecteren op basis van de afnemers van een
bepaald productieproces.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Adriaansens:
Ik ga verder met een vraag over faillissementen. Dat gaat even over de
economie in het algemeen. De heer Kisteman vroeg of ik in beeld heb
hoeveel bedrijven er zijn gestopt. Dat ging volgens mij niet direct over
de faillissementen, maar over de vraag of we daar zicht op hadden.
Misschien kan ik daar eerst in algemene zin iets over zeggen.
Faillissement is altijd enorm heftig en echt een ontzettend life event
voor de betrokkene. We moeten daar dus niet te lichtzinnig over praten.
Als je al je energie hebt gestopt in het starten van een onderneming en
je moet op een gegeven moment concluderen dat je stopt of failliet gaat
— dat laatste geval is nog erger, omdat je dan heel veel gedoe
erachteraan krijgt — dan is dat echt heftig. Laten we dat als emotie dus
toch benoemen, voordat ik naar de cijfers ga.
Het aantal opheffingen is volgens de voorlopige cijfers van het CBS in
2023 wat gedaald ten opzichte van 2022. In 2023 zijn er 121.510
bedrijven opgeheven. Dat is iets minder dan in 2022. Toen werden er
151.475 bedrijven opgeheven. Over een wat langere periode bezien, lijkt
het aantal opheffingen in de jaren 2020 tot en met 2023 iets hoger te
liggen dan in de jaren daarvoor. Alleen, het aantal bedrijfsopheffingen
geeft niet direct een accuraat beeld van de bedrijfsdynamiek, de
economische dynamiek. Het aantal zzp'ers valt er bijvoorbeeld ook onder.
Het is nog maar net even de vraag waarom zij een andere keuze maken. Dat
zou bijvoorbeeld ook nog het gevolg kunnen zijn van beleidswijzigingen
of hele andere beslissingen.
De tweede vraag was volgens mij: is er een beeld van hoeveel ondernemers
de komende jaren willen gaan stoppen omdat ze de rekening niet meer
kunnen betalen? Het is natuurlijk heel erg ingewikkeld om door een
glazen bol vooruit te kijken. Op basis van de adviezen en rapportages
die we krijgen, kan ik wel zeggen dat het erop lijkt dat de economie de
komende jaren zal herstellen. Dat is op zich natuurlijk een goed teken.
Naar verwachting daalt de inflatie ook. Dat vermindert de
kostenstijgingen. Als we nu gaan kijken naar de cijfers die daarbij
genoemd worden, dan zien we dat de economie in 2023 nauwelijks groeide,
namelijk met 0,2%. In 2024 en 2025 trekt de groei aan met
respectievelijk 0,5% en 1,3%. Het inflatiekerncijfer was in 2023 4,1%.
Dat daalt naar 2,8% in 2024 en 2025. Als ik dat als maatstaf mag nemen,
dan zou die toename niet door moeten zetten maar af moeten nemen.
De heer Thijssen en ik hebben een zich herhalend debat in deze commissie
over de vraag hoe we ervoor gaan zorgen dat wat er verdiend wordt,
gelijker wordt verdeeld. Voor alle helderheid: er is geen directe
indicatie dat de samenleving steeds ongelijker wordt. De
inkomensongelijkheid is sinds 1990 volgens het CBS nagenoeg stabiel. We
hebben als kabinet ook actie ondernomen om de inkomens van werkenden te
verhogen. De heer Thijssen weet dat sinds januari 2023 het wettelijk
minimumloon met 8,05% is gestegen. Daarnaast is sinds 1 januari het
wettelijk minimumuurloon ingevoerd. Dat stuwt de primaire inkomens.
Daarnaast hebben we onder andere de huurtoeslag en het kindgebonden
budget voor 2024 verhoogd. Werkenden hebben dus ook meer te besteden.
Verder ingrijpen in het primaire inkomen ligt dus niet voor de
hand.
Daar wilde ik dit blokje mee afsluiten.
De voorzitter:
Ik zie geen interrupties, dus u vervolgt uw … O, de heer Thijssen heeft
nog een interruptie.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank weer voor de beantwoording. Inderdaad, we hebben het vaker gehad
over hoe de samenleving mee kan profiteren van al het geld dat we in
Nederland verdienen met elkaar. Maar ik ben toch een beetje verbaasd. Ik
vind het eigenlijk wel kwalijk dat de minister zegt dat er geen noodzaak
is om de primaire inkomens verder te stuwen. Ik geef net het voorbeeld
dat de winsten bij de 70 grootste bedrijven in Nederland twee keer zo
hard stijgen als de lonen. Het is een gegeven dat een derde van de
Nederlanders moeite heeft met rondkomen. De belangrijkste manier om daar
iets aan te doen is ervoor zorgen dat het primaire inkomen van mensen
omhooggaat. Deze minister gaat over het primaire inkomen en hoe we het
doen. Deze minister gaat over de economie en over hoe mensen daarvan
meeprofiteren. Dat is een van de doelen van haar economisch beleid. Dus
voor we gaan praten over hoe we het voor elkaar krijgen: ik ben vooral
heel erg verbaasd dat deze minister zegt "ach, meer ingrijpen hoeft
niet". Miljoenen Nederlanders hebben stress omdat ze moeite hebben met
rondkomen. Vindt de minister nou echt dat we daar niet naar moeten
kijken en dat we daar niet meer aan moeten doen?
Minister Adriaansens:
In algemene zin moeten wij continu werken aan een heel gezond
ondernemersklimaat waarin mensen de kans krijgen om mee te doen. Laat
dat het vertrekpunt zijn. Daarnaast moeten we zorgen voor een gezonde
economie die ook toekomst biedt voor de volgende generaties. Maar je
moet ook even kijken naar de cijfers; volgens het CBS zijn de
armoedecijfers de afgelopen periode gedaald. Ik ben het met de heer
Thijssen eens dat iedere persoon die het moeilijk heeft om rond te komen
er een te veel is. Maar als je gaat kijken hoe je dat gaat oplossen, dan
is het even de vraag wat de beste interventies zijn. Dit kabinet heeft
vooral ingezet op het zorgen dat we de tekorten in de arbeidsmarkt
oplossen, dat we mensen stimuleren om meer uren te werken en dat we
werken meer lonend maken. We hebben gezorgd voor een verhoging van het
minimumloon. Er zijn wel degelijk cao-stijgingen, maar het duurt altijd
even voordat de effecten daarvan zichtbaar worden. Die twee zaken zou je
dus over een langere periode moeten vergelijken en niet over één jaar.
Want dan kijk je wel terug, maar heb je nog niet de effecten van de
cao-stijgingen meegenomen. Dit is dus een veel diepgaander debat dan hoe
we het nu proberen plat te slaan. Het gaat echt over allerlei
omstandigheden die maken of een economie gezond en welvarend is, en of
daarin veel mensen kunnen meedoen en meeprofiteren.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik zou graag nog een interruptie willen doen, maar we hebben er maar
zes. Het is 13.30 uur. Misschien kunnen we er een paar interrupties bij
krijgen, zodat we dit debat wel kunnen hebben. Dat vraag ik ook omdat
alle andere debatten die ik met deze minister heb — ik heb het
bijvoorbeeld over het debat over de staat van de economie, waar dit
onderwerp wat mij betreft uitstekend op zou aansluiten — allemaal door
de coalitie zijn uitgesteld. Dus, kan ik er een paar interrupties bij
krijgen? Anders laat ik mijn beurt naar mevrouw Kröger gaan, want zij
heeft ook een paar hele mooie interrupties.
De voorzitter:
Meneer Thijssen, gezien de tijd zal coulant zijn met de interrupties,
maar maak daar geen misbruik van, zou ik zeggen. Ik vind het dan wel
mooi als we vaart kunnen houden met het doorlopen van de mapjes, maar
tot nu toe loopt dat best soepel. Dus u kunt nog een interruptie wagen,
zou ik zeggen. Ik zie de rest van de collega's instemmend knikken.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank aan de collega's en dank aan de voorzitter dan. Ik ben toch een
beetje in de war over deze minister. Want ze zegt nu "Hoe moeten we dat
dan doen?" of "Er zijn geen maatregelen die we verder kunnen nemen."
Maar in haar voorgaande antwoord zei ze: "Ik vind het onwenselijk om
verder in te grijpen." Ik zie natuurlijk wat het kabinet allemaal gedaan
heeft, maar ik zie ook dat een derde van de Nederlanders — dat zijn
miljoenen Nederlanders — volgens het Nibud stress heeft om hun financiën
of moeite heeft om rond te komen. Het lijkt mij dus zeer wenselijk dat
we een debat hebben over hoe wij verder kunnen ingrijpen om ervoor te
zorgen dat deze mensen het financieel een beetje beter krijgen. Is de
minister dat met mij eens, of niet?
Minister Adriaansens:
We hebben een vraagstuk op tafel liggen dat we niet eenzijdig moeten
aanvliegen. Als de vraagstelling is "Hoe zorgen we dat zo veel mogelijk
mensen kunnen meeprofiteren en mee kunnen doen in de economie?", dan
moeten we het hebben over scholing, dan moeten we het hebben over
onderwijs, en dan moeten we kijken hoe we mensen meer kunnen motiveren
om mee te doen in het arbeidsproces. Dan moeten we kijken hoe we kunnen
zorgen dat mensen meer uren kunnen werken en hoe we de opvang voor de
kinderen goed kunnen maken. We moeten kijken hoe we dat soort zaken
oplossen. Dat is overigens voor … Nee, ik blijf bij mijn eigen
portefeuille. Dat zijn de zaken waar je dan naar moet kijken. Dat zijn
de zaken waar je dan naar moet kijken. Toen de heer Thijssen vragen
stelde, deed hij de suggestie dat je het weg zou moeten halen bij de
aandeelhouders. Daar ben ik nog maar even bij weggebleven, maar daar ben
ik het helemaal niet mee eens, want je moet zorgen voor een gezond
vestigingsklimaat. Je moet zorgen dat bedrijven hier komen, dat ze
risicokapitaal willen investeren in Nederland, dat we een gelijk
speelveld hebben en dat we zorgen voor een uitdagende economie en
werkomgeving, waar we mensen aan het werk krijgen. We moeten ervoor
zorgen dat we alles wat ons pad ligt, op het pad van de twin
transitions, de digitale transitie en de energietransitie, goed
ondersteunen en faciliteren, zodat wat ze hier ontwikkelen, elders kan
worden gebruikt. Dat is een veel breder vraagstuk, dus je moet het niet
platslaan. De heer Thijssen wekt de suggestie dat ik me dat niet
aantrek, maar dat is niet waar. We denken alleen niet aan dezelfde
oplossingen.
De voorzitter:
De heer Thijssen, afrondend.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Afrondend. Dank, voorzitter. Ik ben blij dat we daar dan gelijk over
denken, namelijk dat we hier echt wel verder naar moeten kijken, omdat
er nu te veel mensen zijn die niet rond kunnen komen. Ik ben het alleen
niet eens met de analyse. Nogmaals, ik heb ook ander onderzoek
aangehaald over 49 grootste bedrijven in de periode 2019 tot 2022. Je
ziet daarin dat de uitkering aan aandeelhouders met 59% stijgt, terwijl
de personeelskosten 12% omhooggaan. De aandeelhouders keren vijf keer zo
veel aan zichzelf uit als aan hun werknemers die het geld voor hen
verdienen. Ik vind dat echt problematisch. Daarom zou ik toch een vraag
willen stellen. Is de minister bereid om onderzoek hiernaar te doen? Ik
denk dat de primaire inkomens omhoog moeten, maar het kan wellicht ook
op een andere manier. Is de minister bereid om toe te zeggen dat we
onderzoek doen naar hoe we dit recht kunnen trekken? Hoe kunnen we
ervoor zorgen dat bijvoorbeeld het een derde deel van de Nederlanders
dat niet rond kan komen, financieel meer mee kan profiteren van de
Nederlandse economie?
Minister Adriaansens:
Ik kijk hier naar een schema, de AIQ-ontwikkeling van DNB. Dat wil ik
best delen. Bij zoiets moet je over tien jaar kijken. Je moet niet naar
één jaar kijken of naar twee, maar je moet naar een langere periode
kijken om een trend te kunnen zien. Daar zie ik toch een afname dan wel
een consistente lijn. Op basis van de data zie ik geen onderbouwing voor
wat de heer Thijssen stelt. Desalniettemin is iedere persoon die het
moeilijk heeft in Nederland om rond te komen, iemand aan wie we moeten
werken. We moeten ervoor zorgen dat die persoon een betere positie
krijgt en zijn boodschappen kan doen. Dat zijn echt twee dingen. Als je
naar de macro-economische cijfers kijkt, is dat niet een aanleiding om
in te grijpen op het systeem. Daar zouden de argumenten die de heer
Thijssen aanvoert, ook niet allemaal een onderbouwing voor zijn. Maar ik
blijf erbij dat we er met elkaar voor moeten zorgen dat we werken aan
een open, toegankelijke arbeidsmarkt en goede scholing, zodat mensen mee
kunnen doen.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Adriaansens:
Dit was mijn mapje economie algemeen. Dan kom ik bij ondernemerschap en
innovatie. De Algemene Rekenkamer is kritisch over het NGF en geeft aan
dat er KPI's moet komen. Dit was deel van een vraag van GroenLinks-PvdA.
Gevraagd werd of ik die mening deel en of ik bereid ben om die KPI's te
ontwikkelen. Ja, daar ben ik het volledig mee eens en we doen het ook
al. Voor alle projecten zijn er KPI's opgesteld. Waar nodig zullen we
die verbeteren. Daar wordt jaarlijks over gerapporteerd en we hebben ook
een eerste grote monitoringsvraag gedaan aan de projecten. We zullen de
Kamer daar ook over berichten.
Voorzitter. De volgende vraag was wat de ideeën van de minister zijn om
te voorkomen dat er in de toekomst opnieuw geld wordt gehaald uit het
Nationaal Groeifonds. Volgens mij is dat op dit moment niet aan de orde.
Ik kan daar ook überhaupt geen uitspraak over doen, maar even in
algemene zin: de begrotingssystematiek geeft het kabinet ruimte om een
integrale afweging te maken voor uitgaven, inclusief de uitgaven van
begrotingsfondsen van het Rijk. Het kabinet kan ook besluiten om de
middelen anders in te zetten. De Kamer kan daar met het budgetrecht
invloed op uitoefenen. Voor alle duidelijkheid: voor de komende periode
is dat natuurlijk aan een volgend kabinet.
De heer Kisteman vraagt naar de regelingen voor digitalisering. Hij
heeft daar terechte zorgen over en die deel ik ook met hem. We hebben
namelijk heel veel programma's, maar de vraag is of ze effectief zijn.
We hebben bijvoorbeeld zes programma's op landelijk niveau die specifiek
het mkb ondersteunen bij de digitaliseringsopgave. Het gaat dan over het
creëren van groter bewustzijn, maar ook over concrete vragen over
bedrijfsvoering of hoe je data-analyse kunt ontwikkelen. Daarnaast zijn
er verschillende innovatieprogramma's, waaruit activiteiten gericht op
de digitalisering van het mkb worden gefinancierd, maar bijvoorbeeld ook
uit de Wbso. De zes landelijke programma's zijn Mijn Digitale Zaak, de
Digitale Werkplaatsen, de Europese digitale-innovatiehubs, het Smart
Industry programma — dat gaat echt over het automatiseren van
bedrijfsprocessen — Mijn Cyberweerbare Zaak en de subsidieregeling
Versterking cyberweerbaarheid. Het is dus nogal wat. Wij proberen wel
iedere keer bij de evaluatie te kijken waar het nou werkt. Je kijkt dan
bijvoorbeeld naar de Digitale Werkplaats, waar studenten mkb-bedrijven
echt hands-on helpen met een vraagstuk: hoe automatiseer ik dit
bedrijfsproces, hoe krijg ik een betere analyse op basis van mijn
gegevens, of hoe ga ik in de toekomst om met AI? Dat vind ik zelf een
heel goed voorbeeld. Daar wordt echt concreet, hands-on, gewerkt aan
verbeteringen. Ik denk dat dat in algemene zin veel succesvoller is dan
het hebben van zo veel verschillende regelingen. Maar ook dat geef ik
als leerpunt mee aan een volgend kabinet.
De heer Kisteman sprak ook over de subsidies. Hij zei: er is zo'n 7,4
miljard aan subsidies verleend; hoeveel van dat bedrag is naar het
bedrijfsleven gegaan en hoeveel daarvan specifiek naar het mkb? Ik kan
dat niet uitsplitsen, maar ik kan wel nagaan welke regelingen vooral
betrekking hebben op het mkb. Ik noem bijvoorbeeld de
Mkb-innovatiestimulering Regio en Topsectoren — de naam zegt het al —
het bevorderen van ondernemerschap en het start-upbeleid. Die MIT richt
zich echt op het bevorderen van innovatie bij het mkb. We helpen ze
bijvoorbeeld om meer aan te sluiten bij de innovatieagenda's die we
hebben in het kader van de topsectoren, zodat ze daar meer aan mee
kunnen doen. Maar we hebben bijvoorbeeld ook middelen gereserveerd voor
het bevorderen van ondernemerschap, voor de ondersteuning bij de
digitalisering die we net noemden en specifiek voor start-ups. Daar komt
het dus echt duidelijk in terug.
De fractie van GroenLinks-PvdA vroeg aan mij wat mijn ideeën zouden zijn
voor het halen van de doelstelling om 3% uit te geven aan R&D. Er
zijn verschillende manieren om die opgave te halen. Dat we met elkaar
vinden dat je 3% van het bbp moet uitgeven aan R&D staat
beleidsmatig wel zo goed als vast. Daar hebben we onszelf meerdere malen
aan gecommitteerd, met de Lissabon-doelstelling, maar ook in Perspectief
op de economie. Maar wij vinden wel dat daarbij iedere euro publiek twee
euro privaat zou moeten uitlokken. Het zou dus niet alleen maar publiek
geld moeten zijn. De kunst is dus om te blijven nadenken over hoe je die
private investering uitlokt. Dat doen we bijvoorbeeld met de Nationale
Technologiestrategie, waarin we nu expliciet tien technologieën hebben
benoemd als paradepaardjes: dit zijn de technologieën waarmee we in de
toekomst het verschil gaan maken. Daar worden nu ook agenda's op
gemaakt. Door dat vertrouwen, maar ook door de informatie die we delen,
zou het bedrijfsleven meer bereid moeten zijn om daar in te stappen. Dat
doet ze overigens voor een groot deel wel, maar we doen het nog niet
voldoende. Ik zie overigens dat door investeringen te koppelen aan de
maatschappelijke opgave en dat explicieter te maken, ook grote
investeringsinstellingen, bijvoorbeeld zelfs pensioenfondsen, bereid
zijn om bijvoorbeeld aan energietransitieprojecten bij te dragen. Je
ziet daar wel een beweging ontstaan. Ik heb dus hoop dat zich dat
doorzet.
De vraag van de heer Mulder was niet echt een vraag, maar toch even het
volgende. Ik had het idee dat het een vraag om reflectie was die in het
verlengde ligt van de genoemde 3%. Hoe houden we onze economie nou
gezond en hoe zorgen we voor die blijvende investeringen? Wat ik
daarover zei, ging, denk ik, vooral over de focus. Ik denk dat meer
focus van de overheid op dat waarmee je met elkaar het verschil wil
maken, het bedrijfsleven helpt om zich te committeren. Dat heeft heel
veel te maken met stabiliteit, met ervoor zorgen dat er een stabiel
investeringsklimaat is — ik heb gezien dat vooral dit voor grote
bedrijven of financiers een belemmering is om in te stappen — en ervoor
zorgen dat de overheid dan misschien iets doet op het vlak van het
dekken van de onrendabele top. Bijvoorbeeld Invest-NL kijkt samen met
andere partijen naar investeringen. Zorgen dat je het risico deelt,
zodat je er dan met elkaar durft in te stappen. Invest-NL heeft ook een
strategische agenda op de onderwerpen waar het met name in investeert.
Dus: helderheid over de koers en ervoor zorgen dat je het risico deelt
kunnen enorm behulpzaam zijn.
De volgende vraag, van mevrouw Zeedijk, ligt volgens mij in het
verlengde hiervan: hoe zit het met de herallocatie van het
investeringsgeld, waarbij 1 miljard naar Invest-NL gaat? In het
hoofdlijnenakkoord is inderdaad aangegeven dat 1 miljard beschikbaar
wordt gesteld voor de activiteiten van Invest-NL. Hoe dat wordt
uitgevoerd, is natuurlijk aan het volgende kabinet. Maar wat misschien
behulpzaam kan zijn, is een interdepartementaal beleidsonderzoek
bedrijfsfinanciering, een ibo, dat op dit moment loopt. Dat verwachten
we in juli aan de Tweede Kamer te kunnen aanbieden. Ik verwacht ook dat
daar wat handvatten in zitten om te bepalen waar je de investeringen zou
kunnen versnellen of verbeteren en welke regelingen daarin succesvol
zijn.
Voorzitter. Ik ben alweer bij mijn laatste vraag. De heer Thijssen vroeg
hoe we de 1,3 miljard voor het Beethovenproject ter versterking van de
Brainportregio gaan verdelen. Dat bedrag wordt opgesplitst in de
volgende bedragen. 802 miljoen gaat naar talent. Even voor alle
helderheid: dat is een landelijk talentplan. Het is niet voor alleen die
regio bedoeld. Dat zou de regio niet eens kunnen verwerken. Het is echt
een landelijk talentplan. Wij hebben in de stukken inderdaad een aantal
regio's genoemd die heel erg voor de hand liggen en waar ook echt al
heel veel expertise is, zeker als je kijkt naar het onderwijsaanbod,
maar andere regio's verbinden zich daar inmiddels ook aan, om te zorgen
dat zij mee kunnen doen in de ontwikkeling van dit plan. Zo heeft Leiden
zich al verbonden aan Delft. 718 miljoen gaat naar mobiliteit en 212,5
miljoen naar woningbouw. Er is in eerste instantie gezocht naar vrije
ruimte op de begrotingen van de verantwoordelijke departementen. De
plannen worden deels vanuit die verantwoordelijke departementen
gefinancierd. 48 miljoen komt bijvoorbeeld uit het Mobiliteitsfonds, 53
miljoen komt uit herallocatie op de begroting van BZK en 40 miljoen komt
structureel uit de begroting van OCW. De ruimte op de begrotingen van
deze departementen was te beperkt om deze grote opgave met landelijke
uitstraling te dekken. Daarom hebben we gemeend om daarvoor uiteindelijk
naar het Groeifonds te moeten kijken.
Daar wilde ik het even bij laten, voorzitter. Dank u.
De voorzitter:
Ik zie geen interrupties. Dan gaan we over naar minister Jetten.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. Het is, denk ik, heel overzichtelijk. Ik zal me
inhouden en geen appreciatie van het hoofdlijnenakkoord geven. Er waren
wel een paar technische vragen, die ik kort en bondig zal beantwoorden.
Daarna loop ik een aantal verschillende onderwerpen langs die met de
energietransitie te maken hebben.
De heren Mulder en Vermeer vroegen naar de hybride warmtepomp. De
hybride warmtepomp kan volgens Milieu Centraal tot 60% van het
gasverbruik besparen. In een gemiddeld huishouden gaat het om een daling
van 1.450 naar 690 kubieke meter gas. Dat kan bij een gematigd
geïsoleerd hoekhuis 680 euro minder energiekosten op jaarbasis
betekenen. De verplichting van de hybride warmtepomp is destijds vooral
bedacht om ervoor te zorgen dat mensen een lagere energierekening
krijgen. Die verplichting eraf halen, heeft effect. Nederlandse
bedrijven hebben volle bak geïnvesteerd in nieuwe fabrieken voor hybride
warmtepompen en installateurs hebben geïnvesteerd in het opleiden van
mensen. Bij die bedrijven zie je nu echt onzekerheid over de afspraak
die in het hoofdlijnenakkoord staat. Ik weet dat die sectoren graag snel
duidelijkheid willen van een nieuw kabinet over hoe hier nu mee verder
te gaan.
De heer Erkens vroeg naar de verhoging van de CO2-heffing. We
hebben bij de Voorjaarsnota uiteindelijk gekozen voor een zeer beperkte
verhoging van de CO2-heffing, omdat we willen voorkomen dat
het vestigingsklimaat onnodig wordt aangetast. Maar het is dadelijk aan
een nieuw kabinet om bij het opstellen van het Belastingplan en de
Miljoenennota te bepalen welke maatregelen uit de Voorjaarsnota wel of
niet worden omgezet in het Belastingplan of de Miljoenennota.
Ten aanzien van wind op zee waren er vragen van de heer Erkens en
mevrouw Zeedijk. Windparken op zee zijn uitermate belangrijk om in de
komende jaren onze doelstellingen voor hernieuwbare energie te halen. We
willen onze afhankelijkheid van import van energie uit het buitenland
fors terugdringen. Wind op zee kan straks in zo'n 80% van onze
elektriciteitsproductie voorzien. Het kan ook een rol spelen in de
productie van groene waterstof van eigen bodem. Maar ik begrijp ook heel
goed dat er zorgen zijn over de drukte op de Noordzee, een van de
drukste zeeën ter wereld. Je moet dus wel heel goed kijken hoe je daar
alle verschillende belangen kan dienen. Het gaat natuurlijk om
internationale scheepvaart, om ruimte voor Defensie om te kunnen
oefenen, om ruimte voor de natuur, maar zeker ook om ruimte voor de
visserij. We hebben het doel om in 2050 70 gigawatt aan vermogen met
wind op zee te realiseren. Daarvoor zou zo'n 13% van de Noordzee
beschikbaar moeten zijn. In 2030 gaat het om slechts 4% van de Noordzee
die voor wind op zee beschikbaar is. Het is ook goed dat de minister van
IenW de coördinerend minister is. Hij bewaakt dat al die verschillende
belangen op de Noordzee voldoende aandacht krijgen. In het Programma
Noordzee verdelen we de ruimte tussen de verschillende sectoren die ik
net heb genoemd. In dat Programma Noordzee hebben we de afgelopen jaren
ook afspraken gemaakt over hoe we de visserijsector voldoende kunnen
ondersteunen. Ik zie in het nieuwe hoofdlijnenakkoord dat daaraan nog
extra aandacht wordt besteed. Het lijkt me ook verstandig om dat de
komende tijd met extra aandacht op te pakken, omdat de ontwikkeling van
die windparken relatief snel gaat. Het zou heel mooi zijn als de
minister van LNV, of straks van LVVN, samen met de visserijsector met
extra prioriteit bekijkt wat er nodig is om de budgetten die al zijn
gereserveerd voor de visserijsector goed in te zetten. Zo kun je kijken
naar slim dubbelgebruik, om ervoor te zorgen dat energieopwekking vanuit
wind en de visserij of voedselproductie elkaar niet in de weg zitten.
Want naast visserij is er nog veel meer voedselproductie op de Noordzee
mogelijk.
Voorzitter. Tot slot in dit blokje vroeg mevrouw Zeedijk naar de
prijsrisicobuffer in de SDE. De raming van de SDE-uitgaven wordt
gebaseerd op de energieprijsramingen van PBL, verwachte onderproductie
of uitval van SDE-projecten. De prijsrisicobuffer in de SDE-middelen
wordt gehanteerd om tegenvallende uitgaven voor de SDE-regelingen,
bijvoorbeeld door gedaalde energieprijzen, op te kunnen vangen, dus
wanneer deze prijzen lager zijn dan op voorhand werd geraamd. Ik verwijs
voor de impact van het verkleinen van de prijsrisicobuffer ook naar de
impactanalyse die we afgelopen vrijdag met uw Kamer hebben gedeeld. Ik
denk dat die heel goede handvatten geeft aan mevrouw Zeedijk en anderen.
Door het verkleinen van de prijsrisicobuffer naar circa 10% worden er
gewoon grotere risico's op de EZK-begroting genomen. De tegenvallers die
kunnen ontstaan indien de prijsdaling groter is dan 10% kunnen snel
oplopen, tot in de honderden miljoenen, ook omdat we nu nog uitgaan van
een prijsrisicobuffer van 40%. In het verleden hebben we zowel op de
korte als langere termijn regelmatig fluctuaties in de prijzen gezien
van 35% tot 40%. Bij het maken van begrotingen kijk je natuurlijk altijd
of je nog ergens aan een knop kunt draaien om wat extra lucht in die
begroting te krijgen. Maar dan moet je wel accepteren dat je op de korte
of middellange termijn meer risico's naar je toe kan halen. Dit wilde ik
zeggen naar aanleiding van het hoofdlijnenakkoord.
De voorzitter:
Ik zag een vraag van de heer Mulder. Ik heb zelf ook nog een vraag aan
het einde van dit blok.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik begin met de warmtepompen. Dank voor het antwoord. Het beeld wordt
geschetst dat een hele industrietak nu onzeker zou zijn. Maar ik vraag
de minister: is dat niet vreemd? Het product is toch iets van de laatste
jaren. Het is nieuw ontworpen. Je zou toch mogen verwachten dat dat
product zichzelf verkoopt? Hoe kan het dan zo zijn dat al die mensen nu
opeens onzeker zijn? Als dat product goed zou zijn, hoeven ze dat niet
te zijn.
Minister Jetten:
Volgens mij zijn de letterlijke woorden vanuit die sector zelfs: "De
overheid is nu een onbetrouwbare overheid, want er zijn afspraken
gemaakt tussen de overheid en het bedrijfsleven. Als deze normering en
deze subsidies er komen, gaan wij als bedrijfsleven onze
verantwoordelijkheid pakken door te investeren in nieuwe
fabriekslocaties en goed opgeleide mensen." Dat geeft nu toch even een
kleine kink in de kabel. Dat doet wat met het vertrouwen tussen de
overheid en het bedrijfsleven. Het doet ook wat met de voorspelbaarheid
van het beleid in de komende jaren. Maar ik ben het wel met u eens dat
dit een heel veelbelovend product is. Het levert je namelijk een
besparing op de energierekening van ruim €600 op. Dit product gaat
zichzelf dus ook verkopen in de komende jaren; daar ben ik van
overtuigd. Maar het is jammer dat dit niet in hetzelfde tempo door kan
gaan als we het afgelopen jaar hebben gezien.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Het is toch jammer dat de minister niet wat meer vertrouwen heeft in het
bedrijfsleven. Hij suggereert nu namelijk dat het product niet goed
verkocht wordt omdat er opeens andere afspraken met de overheid zijn.
Een product zou zichzelf moeten verkopen en niet afhankelijk moeten zijn
van een voorkeurspositie van de overheid of van een extra subsidie. Een
product zou beter moeten zijn dan de voorgangers, zodat de burgers
ervoor kiezen om dat product te kopen. Dat product voldoet dus niet aan
de eisen die burgers stellen. Daarom zal het waarschijnlijk minder goed
verkocht worden. Maar de vraag die ik in mijn termijn heb gesteld — daar
reageerde de minister niet op — is of de minister niet blij is dat
burgers nu weer vrij mogen kiezen welk product ze willen kopen om hun
eigen huis te verwarmen.
Minister Jetten:
Ik vind het heel spijtig dat ervoor is gekozen om huishoudens de komende
jaren geen zekerheid te geven. We zullen namelijk steeds minder gas tot
onze beschikking hebben om onze huizen te verwarmen. Met de hybride
warmtepomp wordt daarvoor een goed alternatief geboden. Met de subsidie
vanuit de ISDE zorgen we er ook voor dat de terugverdientijd zeer kort
is. Ik gaf net al aan dat een hybride warmtepomp tot ruim €600 per jaar
kan schelen op de energierekening. Als u huishoudens dus wilt helpen om
meer geld over te houden in de portemonnee, zou u juist door moeten gaan
met dat beleid. In de analyse zien we dat door het schrappen van de
verplichting huiseigenaren hier waarschijnlijk wel mee doorgaan. Mensen
die in staat zijn om deze investering te doen, zullen kiezen voor een
schonere techniek met een lagere energierekening. Maar huurders hebben
straks het probleem dat hun verhuurder niet meer door de overheid wordt
gedwongen om voor de best betaalbare optie voor de mensen in dat huis te
kiezen.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie. Die is in drievoud, zou ik zeggen. U heeft nog
meer interrupties, meneer Mulder, maar laten we deze afsluiten.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Voor de tweede keer ontwijkt de minister een hele duidelijke vraag. Is
het niet veel beter om — is de minister daar zelf ook niet een beetje
blij mee — de burgers zelf de keuze te geven wat ze willen kopen in
plaats van, zoals de minister doet, te zeggen: we gaan ze verplichten om
alleen dat product dat ik belangrijk vind te kopen? Wat is er gebeurd
met de vrije samenleving? Mogen we niet zelf beslissen welke
verwarmingsunit we in ons eigen huis plaatsen?
Minister Jetten:
Omdat die huishoudens over tien jaar misschien helemaal niet meer in
staat zijn om hun huis goed te verwarmen met die cv-ketel. We zijn
namelijk bezig met die hele warmtetransitie. Juist door als overheid
regels te stellen en subsidies te introduceren, zorg je ervoor dat het
voor mensen goedkoper en betaalbaarder wordt. Dat is volgens mij iets
wat we met z'n allen graag willen hier.
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Ik had nog wel een vraag over wind op zee. We konden vorige week in de
krant lezen — dat konden we trouwens ook in de Kamerbrief van afgelopen
vrijdag — dat vooral de toeleveringsketen overbelast dreigt te raken. Ik
las daarin ook dat dit met name na 2030 zou zijn. Mijn vraag is: kunnen
we dan niet tot 2030 de productie opschalen of andere maatregelen nemen
om juist die toeleveringsketen wat meer ruimte te geven?
Minister Jetten:
Bij deze vraag zou ik sowieso nog zijn aangekomen. Voorzitter, misschien
kunt u de interruptie van mevrouw Zeedijk schrappen, dan beantwoord ik
'm meteen. Dit staat ook even los van het hoofdlijnenakkoord. Wind op
zee staat de komende jaren voor grote uitdagingen. Ik zal zo meteen ook
nog iets zeggen naar aanleiding van een andere vraag, van de heer
Erkens. We zien dat de toeleveringsketen internationaal zwaar onder druk
staat, omdat er over de hele wereld fors wordt geïnvesteerd in wind op
zee. Dan gaat het dus over bepaalde grondstoffen die bijvoorbeeld
schaarser kunnen worden, of over heel specifieke technieken die maar
door een paar bedrijven in de wereld worden geleverd. Dan moet je er op
tijd bij zijn om die spullen te bestellen. Dat is ook de reden waarom we
als ministeries van EZK en Financiën met TenneT samen echt vele jaren
vooruit al de inkoop hebben georganiseerd, om die windparken in ieder
geval op tijd te kunnen opleveren en aansluiten.
We zien een aantal Nederlandse bedrijven die heel goed zijn in wind op
zee. Denk aan het bouwen van fundaties voor windturbines of de levering
van kabels. Er zijn bedrijven in Roermond, Rotterdam en Twente die daar
echt marktleider in zijn en die de afgelopen jaren ook door deze twee
ministers zijn bijgestaan om de opschaling van hun productiefaciliteiten
voor elkaar te krijgen. Ik zie dus een heel groot succes in de
Nederlandse aanpak. Doordat wij die langjarige planning hebben voor wind
op zee zie je ook dat bedrijven bereid zijn om meer vooruit te
investeren en meer vooruit te bestellen. Maar zeker na 2030 dreigt er
krapte. Mijn advies aan een volgende minister van Energie, als die er
komt, zou dan ook zijn: probeer zo snel mogelijk duidelijkheid te geven
voor de jaren 2032 tot 2035, zodat de productie- en toeleveringsketen
ook voor die periode weer kan worden veiliggesteld.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Zeedijk niet. Mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp dat dit het blokje hoofdlijnenakkoord was. We lezen in een
analyse van de ambtenaren van het ministerie dat er toch wel grote
zorgen zijn dat de klimaatdoelen echt op de tocht komen te staan, dat ze
niet gehaald worden als je inderdaad al die maatregelen schrapt. Mijn
vraag aan de nu nog coördinerende minister voor Klimaat en Energie is:
wat staat er op het spel als je dingen uit het pakket gaat trekken dat
vorig jaar in de besluitvorming is vastgesteld, zonder dat je ze
vervangt?
Minister Jetten:
Ik denk dat het PBL bij de laatste Klimaat- en Energieverkenning,
evenals de Raad van State overigens, vrij heldere adviezen heeft
gegeven, namelijk: het Klimaatakkoord dat er ligt van het demissionaire
kabinet is voldoende om binnen de bandbreedte te komen voor het
wettelijke klimaatdoel in 2030, maar dan moet je wel alles op alles
zetten in de uitvoering om het ook daadwerkelijk te halen; dan mag er
ook eigenlijk niet veel misgaan. Met name de sector landbouw blijft
zwaar achter bij het invullen van het maatregelenpakket en daarmee ook
bij het halen van de klimaatdoelen. De sectoren waarvoor deze twee
ministers verantwoordelijk zijn, doen het eigenlijk buitengewoon
goed.
Bij de gebouwde omgeving en mobiliteit is het spannend. Als je daar nu
maatregelen schrapt of afzwakt, dan is er gewoon een reële kans dat je
in een volgende Klimaat- en Energieverkenning verder van het doel voor
2030 af komt te zitten, tenzij je daar weer nieuwe maatregelen voor in
de plaats brengt. Die heb ik in het hoofdlijnenakkoord op het gebied van
landbouw niet gelezen. Op de andere sectoren zie je wel een aantal
keuzes die worden gemaakt, maar wat daarvan de impact is op de verwachte
CO2-besparing in 2030 zal moeten blijken uit de Klimaat- en
Energieverkenning die in het najaar komt. Volgens de wettelijke cyclus
van de Klimaatwet zal dan bij Voorjaarsnota 2025 eventueel aanvullend
beleid moeten worden aangekondigd.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, uw vervolgvraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dat is toch een hele zorgelijke conclusie, zeker omdat het op landbouw
nu eigenlijk al jarenlang totaal ongewis is waar de
CO2-reductie vandaan moet komen. Maar dan nog even over die
gebouwde omgeving. Het ging net al een beetje over de warmtepomp. Ik
vind het toch belangrijk om erbij stil te staan dat het juist voor een
overheid die normeert en die een sociaal klimaatbeleid wil voeren,
ongelofelijk belangrijk is dat ze mensen weet te bereiken die in een
huurwoning zitten. Wat betekent het voor iemand in een huurhuis die niet
overgaat op een warmtepomp, maar gewoon op gas blijft zitten? Waar moet
ik dan aan denken in termen van extra kosten?
Minister Jetten:
Ik denk dat het goed is om te benadrukken dat het altijd een zoektocht
is: waar normeer je? Ik denk dat we de afgelopen jaren hebben geleerd
dat je niet zo veel wil normeren waar mensen er last van hebben, maar
dat je vroeg in de productieketen wil ingrijpen, zodat fabrikanten
bijvoorbeeld schonere producten gaan maken die beter zijn voor het
milieu en voor de portemonnee. Dan weet je ook als consument dat als je
iets kiest — je mag namelijk gelukkig wel zelf kiezen welk product je
dan koopt — je kiest uit zaken die goed voor je zijn en die goed voor de
planeet zijn. Daar kan je als overheid wel degelijk een rol spelen. Als
we niet normeren op de verwarmingsinstallaties, dan kan dat voor
huurders in een gemiddelde huurwoning €680 minder kostenbesparing
opleveren dan wanneer een verhuurder gewoon weer kiest voor een
cv-ketel. Dat zijn dus hele forse bedragen voor mensen met een klein
inkomen.
De voorzitter:
Ik kijk even rond. Dan heb ik zelf ook nog een vraag. Meneer Vermeer, ik
kan het voorzitterschap aan u overdragen of gewoon de vraag stellen;
misschien is dat makkelijker dan dit gestuntel.
De heer Vermeer (BBB):
Ja, dan zal ik in de gaten houden of u dat allemaal netjes
afwikkelt.
De voorzitter:
U mag informeel de boel in de gaten houden; laten we het zo
afspreken.
Mijn vraag gaat over wind op zee. De minister kwam al terug op een
aantal vragen daarover. De minister gaf aan dat volgens mij 4% van het
ruimtegebruik op de Noordzee in 2030 voor wind op zee zou zijn. Ik zie
in de pers vaak verschillende cijfers langskomen. Is het mogelijk om in
een brief die nog voor het zomerreces komt, of aanhangend aan een brief
die nog op de planning staat, wat inzichtelijker te maken wat die impact
de komende decennia is, zodat we dit debat op basis van een
gemeenschappelijke feitenbasis kunnen voeren? Minister, doet de
microfoon het nu?
Minister Jetten:
Ja, hij doet het weer; dank, voorzitter. Klopt, het is in 2030 inderdaad
4% en in 2050 13%. Wij hebben namelijk een veel groter zeeoppervlak dan
landoppervlak in Europees Nederland. Maar ik zal zorgen dat u dat na de
zomer uitgebreider ontvangt. U krijgt namelijk morgen ook al een brief
over wind op zee, maar die gaat over de meest recente veilingen en
aanbestedingen die zijn geweest. Daar kan ik het niet meer in verwerken,
want die brief is al met mijn handtekening de deur uit. Die ontvangt u
als Kamer morgen aan het einde van de dag. Na de zomer zal ik deze
informatie aan u doen toekomen.
De voorzitter:
Oké. Dan vervolgt u uw betoog en zal ik proberen uw microfoon niet meer
per ongeluk uit te zetten.
Minister Jetten:
Vanaf nu ga ik het hebben over alle andere vragen. Dat zijn allerlei
verschillende thema's door elkaar.
Voorzitter. Allereerst ga ik nog verder in op de productieketen, want
ook de heer Erkens had daar vragen over gesteld. Minister Adriaansens en
ik hebben het eigenlijk vanaf dag één heel belangrijk gevonden om te
kijken welke vormen van technieken en innovaties maar ook echt welke
maatwerkindustrie we in Nederland kunnen ondersteunen zodat die duurzame
energietransitie hier nieuwe banen en bedrijvigheid oplevert. Wij hebben
onlangs in Europa het Solar Charter ondertekend, waarin we op Europees
niveau samenwerken om de zonnepanelenproductieketen in Europa te
versterken. We willen namelijk niet meer afhankelijk zijn van zo veel
import vanuit Oost-Azië. Met de Net-Zero Industry Act wordt voor
aanbesteden ook gekeken hoe we met non-price criteria extra kunnen
sturen op productie in Europa. De gunning gebeurt hierbij dus niet
alleen op basis van prijs, maar ook op basis van toelatings- of
waardecriteria die bijvoorbeeld gaan over duurzaamheid en
weerbaarheid.
Ook in Nederland zijn we volop bezig om die productieketens verder te
ondersteunen. U kent mijn enthousiasme over een aantal fabrikanten in
Nederland die met gerecycled plastic lichtgewicht zonnepanelen maken.
Vanuit het Nationaal Groeifonds hebben we via SolarNL een programma
waarin we ook zeer andere vormen van circulaire geïntegreerde
zonnepanelen weer in Nederland laten opschalen. In allerlei regio's zie
je hele mooie nieuwe bedrijven ontstaan; met name Arnhem en Eindhoven
springen eruit. Verder onderzoekt de Topsector Energie de ontwikkeling
van nieuwe zon-PV-technologieën die niet alleen maar in traditionele
zonnepanelen, maar ook in andere panelen kunnen worden toegepast. En we
zijn met verschillende initiatieven in Europa bezig om belangrijke
productieketens voor bijvoorbeeld nucleaire energie in Europa te
versterken. De motie-Erkens heeft hier ook bij geholpen. De minister van
BZK en ik hebben namelijk het programma Opwek Energie op Rijksvastgoed
en Rijksgronden verder versterkt. Via een openbare
inschrijvingsprocedure kunnen ontwikkelaars zich nu aanmelden voor
rijkslocaties waar zonprojecten kunnen worden gerealiseerd. Via het
programma Zon op Rijksdaken van het Rijksvastgoedbedrijf bekijken we ook
nog hoe we allerlei extra daken van het Rijk van zonnepanelen kunnen
voorzien.
Ook voor elektrolyse is er de komende jaren echt wel potentie. Het is
best interessant om eens te googelen waar in de wereld de octrooien voor
elektrolyse worden aangevraagd. Je ziet dat er rond Nederlandse
universiteiten allemaal pieken zijn van octrooiaanvragen, ook op plekken
waar je het misschien niet meteen verwacht. We hopen dat de
maakindustrie daar de komende jaren bovenop kan springen. Via het
programma GroenvermogenNL hebben we in 2024 en 2025 ook subsidies
beschikbaar voor de opschaling van productielijnen van electrolysis in
Nederland, waar verschillende mkb's en groot-mkb's bij zijn aangesloten.
Via het Nationaal Waterstof Programma voeren we ook nog gesprekken over
de vraag of er nog aanvullende maatregelen nodig zijn, bijvoorbeeld via
normering of local content. We moeten daarbij natuurlijk wel altijd
voldoen aan de handelsafspraken van WTO; daar zal de heer Erkens het
vast ook mee eens zijn.
Daarnaast biedt de Energiewet, die onlangs door uw Kamer is aangenomen,
via artikel 3.18 ook extra mogelijkheden om kritieke processen te
beschermen en om bij aanbestedingen beter te sturen op welke partijen we
daar al dan niet aan willen laten deelnemen. Via de kabinetsaanpak
risicovolle strategische afhankelijkheden zijn ook ketenanalyses gemaakt
voor het energiedomein, waterstof en zon-PV. In het derde kwartaal
zullen we vanuit EZK de handelingsopties met uw Kamer delen om die
strategische afhankelijkheden dan ook te verminderen.
Meer circulair werken, zoals de heer Thijssen aanhaalde, helpt hier
natuurlijk enorm bij. Vaak remt dat de import van allerlei veel minder
circulaire producten van buiten de EU echt af. We kijken nu binnen de
SDE++ of we de CO2-voetafdruk voor de categorie zon-PV ook
kunnen meewegen in de beoordeling van projecten, zodat we via ons eigen
subsidie-instrumentarium meer kunnen sturen op producten die meer
circulair zijn en dus een minder grote voetafdruk hebben. Vanuit de
Voorjaarsnota van vorig jaar hebben we de normering voor circulair
plastic geïntroduceerd, die het ministerie van IenW nu met EZK aan het
uitwerken is. Dat omvat subsidies gericht op biopolymers en op recycling
van plastics. Dat is echt succesvol en werkt ook heel erg goed voor het
bedrijfsleven. Als ik dan toch één hoop mag uitspreken richting de
volgende bewindspersonen, dan hoop ik dat de bewindspersoon
verantwoordelijk voor circulariteit sector voor sector, of bijna product
voor product, afloopt, zo van: wat moet ik nou doen om datgene te doen
wat we bij plastic hebben gedaan? Dan krijg je een mix van regulering,
normering, subsidiëring en misschien een klein beetje heffingen die de
businesscase voor dat bedrijfsleven in één keer veel beter maakt. Ik
verwacht dat er dan veel meer circulaire hubs in Nederland kunnen
ontstaan.
De heer Erkens vroeg in dat licht: moet je dat dan ook niet wat vaker
via een fiscale regeling doen in plaats van via subsidiëring? De
evaluatie van de EIA, de Energie-investeringsaftrek, van vorig jaar
bevestigt dat het een doeltreffende en doelmatige regeling is. Maar
fiscale regelingen en directe subsidies hebben allebei zo hun voordelen.
Fiscale regelingen bieden een directe korting, bijvoorbeeld op de
winstbelasting, maar een bedrijf moet dan wel eerst winst maken om
voordeel te kunnen hebben van zo'n regeling. Maar soms komen nieuwe
technieken en innovaties van bedrijven die nog geen winst maken en die
dus ook niet gebruik kunnen maken van zo'n aftrekregeling. De
staatssecretaris Fiscaliteit heeft een vergelijking gemaakt met de
Inflation Reduction Act in de VS. Na een werkbezoek kwam hij bij deze
twee ministers terug met de boodschap: het bedrijfsleven in Amerika
vindt het heel spannend nu, want wat als een volgend kabinet die fiscale
regelingen weer afschaft? Dan heb je namelijk ook geen zekerheid. Daar
zit dus, denk ik, een beetje de zoektocht. Het lijkt mij dus goed als
een volgend kabinet elke keer weer, dus regeling voor regeling, een
afweging maakt, namelijk: doe je dit het beste via de fiscaliteit of via
een subsidieregeling? Maar we weten ook dat SDE++ echt wel moet
veranderen de komende jaren. Daar lopen nu ook onderzoeken voor. De
resultaten verwacht ik aan het eind van het jaar. Dat zou dan ook een
goed moment zijn om wellicht een aantal fundamentele keuzes te
heroverwegen.
Dan kom ik bij de vragen van mevrouw Kröger en de heer Vermeer. Die gaan
over een heel specifieke subsidieregeling, de ISDE. Dat is een bak aan
verschillende subsidies die huishoudens kunnen aanvragen als ze
verduurzamingsmaatregelen willen nemen. Het gaat dan niet alleen over
een hybride warmtepomp, waar we het net over hadden, maar bijvoorbeeld
ook over isolerende maatregelen, bijvoorbeeld voor de spouwmuur,
dakisolatie en hr++-glas. Als mensen zelf voor die zaken kiezen, zeg ik
richting de heer Edgar Mulder, moeten ze namelijk wel meteen leiden tot
een veel comfortabeler huis met een lagere energierekening. Wij hebben
de afgelopen jaren dit budget fors opgehoogd om mensen thuis te helpen.
We zien ook dat de ISDE steeds meer wordt gebruikt door woningeigenaren
met een laag inkomen, onder andere omdat we een paar eisen hebben
geschrapt, waardoor je voor één isolerende maatregel al in aanmerking
komt voor subsidie. Dat was een brede wens in de Kamer. Via het
Warmtefonds bieden we lage inkomens meer 0%-leningen en andere directe
financieringen aan. Maar de heer Vermeer en mevrouw Kröger hebben
allebei wel gelijk. In de vorige Kamer was het vaak mevrouw Leijten die
veel aandacht vroeg voor het gegeven dat lagere inkomens over het
algemeen gewoon minder gebruik van dit soort subsidieregelingen maken.
Dus hoe zorgen we ervoor dat dat rechtvaardiger wordt? Dat proberen we
onder andere te doen via het Nationaal Isolatieprogramma en door
verhuurders veel meer te dwingen tot verduurzaming van huurwoningen,
maar ook door hen daarbij financieel te ondersteunen, om zo via een
indirecte route toch dat geld bij die huurders terecht te laten komen.
In ieder geval wordt in het hoofdlijnenakkoord het beleid omtrent de
gebouwde omgeving van de afgelopen paar jaar volop doorgetrokken, dus
dat geeft volgens mij heel veel aanknopingspunten om dit nog verder te
verbeteren de komende paar jaar.
De heer Vermeer vroeg op dit punt — als ik die nog even mag afmaken —
heel specifiek naar wat de Rekenkamer hierover heeft geconcludeerd. Dat
zijn volgens mij dus hele goede aanknopingspunten om te kijken of je
heel specifiek en heel snel al verbeteringen in die ISDE kan doorvoeren.
Er is niet altijd een een-op-eenkoppeling te maken met de
CO2-besparing, omdat die vaak gekoppeld is aan hoeveel ...
Dan gaat het echt om tienduizenden huishoudens die moeten overstappen
van een bepaalde verwarmingsbron of huishoudens die dan geïsoleerd
moeten zijn. Dat is dan niet zozeer op huishoudensniveau, maar meer op
het totale volume van de gebouwde omgeving. Maar we weten wel dankzij
Milieu Centraal vrij goed wat die isolerende maatregelen betekenen voor
de energierekening van het betreffende huishouden, op basis van hoeveel
mensen er in dat huis wonen, of het groot of klein huis is en welk
energielabel het huis heeft. De ISDE dient eigenlijk twee doelen,
namelijk minder CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving, maar
vooral mensen helpen om de energierekening te verlagen.
De voorzitter:
De heer Vermeer heeft een vraag, maar ik zie dat u niet veel meer in uw
mapje overheeft. Misschien kunt u ...
Minister Jetten:
Nou dit ook nog, dus ...
De voorzitter:
O nee, dan doen we even wat interrupties. De heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Zou de minister dan niet via de besparing aan hoeveelheid gas kunnen
berekenen wat de CO2-reductie is? Dat is punt een. Punt twee.
Bestaan er ook prestatieafspraken tussen overheid en
woningbouwcorporaties en wat zijn die dan? Dat heb ik zo niet scherp,
maar misschien de minister wel.
Minister Jetten:
Op beide vragen is het antwoord ja. De gasbesparing en daarmee de
CO2-besparing in de gebouwde omgeving hebben we in kaart. Ik
weet nu even niet uit mijn hoofd hoeveel megaton daarvoor staat
ingeboekt. Misschien komt dat nog op mijn hulplijn op de telefoon
binnen. Anders krijgt u dat straks van mij in tweede termijn.
Sorry. Ik ben de tweede vraag even vergeten. O ja, de afspraken met de
woningbouwcorporaties. Bij de afschaffing van de verhuurderheffing heeft
minister De Jonge afspraken gemaakt met de woningbouwcorporaties over de
verduurzaming van hun woningvoorraad. Er is per jaartal afgesproken
hoeveel woningen er uitgefaseerd moeten worden uit de slechte
energielabels. Dat is een programma voor de komende jaren, dat dwingt om
sneller te verduurzamen. Ik heb hier eerder met u, mevrouw Kröger en
mevrouw Postma van gedachten over gewisseld. Binnenkort komt de nieuwe
rapportage energiearmoede. Daarin kun je heel goed op postcodeniveau
zien waar de huishoudens met de grootste energiearmoede zitten. Ik zou
het goedvinden als de minister voor Volkshuisvesting de
woningbouwcorporaties weer bij elkaar roept om te vragen wanneer deze
postcodes aan de beurt zijn en hoe we ervoor zorgen dat de mensen die
het het hardst nodig hebben, ook als eerste geholpen worden.
De heer Vermeer (BBB):
Dus dat kan via de energielabels, maar er zijn dus geen concrete
afspraken in de zin van: zoveel woningen gaan we voorzien van
zonnepanelen? In onze woonplaats Harderwijk heeft de
woningbouwcorporatie bijvoorbeeld gewoon de regeling dat huurders een
tientje per maand meer gaan betalen, waarna het wordt voorgefinancierd
door de corporatie. Zijn daar ook prestatieafspraken over gemaakt?
Minister Jetten:
Wat de prestatieafspraken betreft moet ik zelf ook even in mijn hoofd
graven, want de minister voor Volkshuisvesting heeft die primair
afgesproken. Die gaan heel erg over het energielabel; alles moet
richting A. Dan is het aan de woningbouwcorporatie om per type woning te
bepalen welke maatregelen daar het best bij passen. In een flat neem je
andere maatregelen dan bij een rijtjeswoning. Maar ik zie gelukkig wel
dat veel woningbouwcorporaties in ieder geval afspraken willen maken,
ook over zonnepanelen, zodat die huurder dat ook direct merkt. Maar het
zou goed zijn als het volgende kabinet snel duidelijkheid geeft over hoe
het verdergaat met de salderingsregeling, zodat woningbouwcorporaties
daar hun businesscase op kunnen aanpassen.
Voorzitter. Mevrouw Kröger vroeg naar de sportclubs. Er is een heel mooi
initiatief van het Nationaal Klimaat Platform om te kijken hoe we
amateursportclubs kunnen helpen bij een snellere verduurzaming, zodat
ook de voetbal-, hockey- of tennisclubs minder geld kwijt zijn aan hun
energierekening en geld overhouden voor hun teams, vrijwilligers en
jeugd. Het is heel mooi om te zien dat dat zo succesvol is, als je kijkt
naar het aantal aanvragen van subsidies voor de verduurzaming van
sportclubs. Ik ben samen met de minister van BZK en de minister van VWS
aan het kijken hoe we nog dit jaar een oplossing kunnen vinden voor de
10 miljoen waar mevrouw Kröger aan refereerde, want het zou zonde zijn
als het nu stil komt te liggen. De minister van BZK en de minister van
VWS zullen de Kamer daar binnenkort over informeren.
Mevrouw Zeedijk vroeg naar het prijsplafond.
De voorzitter:
Eerst mevrouw Kröger nog.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Even voor de duidelijkheid: die 10 miljoen is hoe groot het gat nu is,
maar we zijn pas halverwege het jaar en er kunnen dus nog allerlei
aanvragen van sportclubs komen. Ik ben benieuwd waar de minister op hint
en of dat nog komt voordat we gaan stemmen over alle amendementen en
dergelijke.
Minister Jetten:
De minister voor Volkshuisvesting bespreekt sowieso met de minister van
VWS hoe we er meerjarig voor kunnen zorgen dat sport vanuit het
Klimaatfonds beter wordt bediend in het perceel maatschappelijk
vastgoed. VWS heeft samen met de sportbranche een inschatting gemaakt
van wat er dit jaar eventueel aanvullend nodig zou zijn. Dat proberen ze
onderling met elkaar af te stemmen. U heeft het over amendementen, maar
doelt u dan op deze begroting?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja.
Minister Jetten:
Het is mijn beeld dat de twee collega-departementen hier onderling met
elkaar uit gaan komen.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, u lijkt verbaasd.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dat is het beeld; dat gaan we zien. Ik ben heel benieuwd om welk bedrag
het gaat, want er is nu al een gat van 10 miljoen en we zijn pas
halverwege het jaar.
Maar mijn vraag is eigenlijk iets breder. Sportverenigingen zijn een
voorbeeld, maar er zijn een heleboel maatschappelijke organisaties in de
wijk waar mensen met elkaar samen kunnen zijn. Denk aan een wijkcentrum,
een muziekschool en noem het maar op. Juist daar wil je de verduurzaming
aanjagen, omdat dat heel veel doet voor de wijk en voor de
energierekening van die organisaties. Welke middelen kunnen er komen om
de lokale transitie veel meer aan te jagen?
Minister Jetten:
Dit is inderdaad een mooi voorbeeld van waarom die sportclubs zo'n leuke
plek zijn om dit in de komende jaren volle bak te doen. Je doet dat
samen met de leden van die club. Zij zien dat dit goed is voor hun eigen
club, maar ze kunnen hiermee ook ervaring opdoen. Hoe werkt het
eigenlijk als je zo'n pand gaat verduurzamen? Dat inspireert mensen
misschien ook om thuis andere maatregelen te nemen. Zoals ik net al zei:
het Nationaal Klimaat Platform heeft dit samen met minister Helder
omarmd. Er zijn ook een aantal topsporters die dit als ambassadeur
uitdragen. Ze proberen vooral om tot een veel simpelere aanpak te komen,
zodat als je hier als amateurclub mee aan de slag wilt gaan, je gewoon
kunt kopiëren wat een andere club al heeft gedaan en je het wiel niet
zelf opnieuw hoeft uit te vinden.
Het Nationaal Klimaat Platform is ook aan het kijken of pensioenfondsen,
Invest-NL en anderen kunnen helpen om hier private investeringen aan te
koppelen. Dit is een rendabele investering voor een sportclub, maar niet
elke sportclub heeft het geld voor investeringen aan de voorkant op de
bankrekening staan. Als subsidies van het Rijk en private investeringen
kunnen helpen om dit los te trekken, dan kunnen we dit in een paar jaar
tijd voor heel veel sportclubs doen. Via deze weg dank ik Kees Vendrik
voor al zijn enthousiasme op dit punt.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
De minister geeft weer antwoord over de sportclubs, maar mijn vraag was
eigenlijk veel breder. Die ging over allerlei maatschappelijke
initiatieven. Is het nodig dat we de DUMAVA structureel verhogen, zodat
veel meer maatschappelijke ... De term "maatschappelijk vastgoed" zegt
mensen heel weinig. Het gaat om het wijkcentrum, de muziekschool en de
sportclub, om alles wat er in je wijk is. Moeten we de DUMAVA verhogen
en kan dat misschien uit de enorme onderbesteding van de SDE++? Of moet
het een apart fonds worden? Dit was een pilot met sportclubs, maar het
loopt nu een beetje vast door een tekort aan geld.
Minister Jetten:
Er is natuurlijk een heel groot deel van het Klimaatfonds aan
maatschappelijk vastgoed toegekend, juist ook voor sportclubs,
wijkcentra, culturele gebouwen en noem het allemaal maar op. Het is dus
echt aan de minister voor Volkshuisvesting om afspraken te maken met
gemeentes over de vraag: hoe zetten we dat geld zo goed mogelijk in?
Maar het simpele antwoord is natuurlijk dat elke euro die je extra in de
DUMAVA steekt, nuttig besteed kan worden. Als ik zie hoe snel het nu al
gaat, dan verwacht ik niet dat het in de komende jaren gaat stoppen. Het
is wel een politieke keuze. Daar meer geld in steken, levert
waarschijnlijk ook meer maatschappelijke initiatieven op.
Voorzitter, dan was ik bij …
De voorzitter:
Dan heb ik zelf nog een interruptie, als de informele voorzitter, de
heer Vermeer, daar akkoord mee is. Het gaat over de
energie-investeringsaftrek. U zei: eind dit jaar wordt de SDE++
geëvalueerd. Ik zou er wel waarde aan hechten als er dan ook gekeken
wordt of zo'n investeringsaftrek misschien een effectievere manier is om
het geld uit te geven in de komende jaren. Ik benoem die hierbij
specifiek, omdat je bijvoorbeeld op het gebied van groene waterstof ziet
dat we best wel forse subsidiegelden beschikbaar gesteld hebben, maar
dat je aan de andere kant ook ziet dat er nog niet voldoende
investeringen van de grond komen. Misschien kan er dus in die evaluatie
gekeken worden of er nog andere domeinen zijn waarin een
investeringsaftrek voor een zekerdere businesscase kan zorgen dan een
subsidie met nog meer geld zou kunnen doen.
Minister Jetten:
Ik zou daar aan willen toevoegen dat je dat volgens mij niet alleen moet
koppelen aan die SDE-evaluatie. Je zou eigenlijk bij alle grote uitgaven
uit het Klimaatfonds die in de komende jaren nog gaan volgen, elke keer
expliciet moeten wegen of een subsidie via het Klimaatfonds de beste
route is of dat een fiscale regeling een beter alternatief is. Deze twee
ministers hebben ook bewust de waterstofregelingen recentelijk aangepast
naar aanleiding van de marktconsultatie. Dat moet je volgens mij in de
komende jaren blijven doen. Zo werken we ook vanuit EZK. Ik denk dat het
goed is om dat elke keer expliciet met de Kamer te delen, zo van: waarom
kiezen we nou voor een subsidie of waarom kiezen we voor een fiscale
regeling.
De voorzitter:
Is het dan mogelijk om verder op papier te laten zetten wat die
afwegingen zijn en waar de mogelijkheden zitten? Want ik heb wel
behoefte om daar richting de begroting aan het einde van dit jaar als
Kamer over te debatteren.
Minister Jetten:
Dan gaan de geweldige ambtenaren van EZK ervoor zorgen dat dit in de
begroting EZK over een aantal van die keuzes even expliciet aan u wordt
gemeld. Dan kunt u het er bij de begrotingsbehandeling eventueel nog
over hebben als u het anders wilt.
Richting de heer Vermeer kan ik inmiddels melden dat we in 1990 nog 19,6
megaton CO2-uitstoot … Nee, sorry, het was 29,7 in 1990 en in
2022 was het 19,6. Het moet naar 13,2 in 2030. Dat is dus nog zo'n 6,2
megaton minder CO2-uitstoot uit de gebouwde omgeving.
Ik ga verder met de ACM en het prijsplafond. Mevrouw Zeedijk vroeg, heel
begrijpelijk, over de toetsing of er sprake is van het uitsluitend
vergoeden van de daadwerkelijk gemaakte kosten en dat we dus niet via
het prijsplafond aan oversubsidiëring van de energieleveranciers hebben
gedaan. We hebben daar voor de introductie van het prijsplafond ook al
uitgebreide Kamerdebatten over gehad. Ik ben blij dat de ACM als echt
onafhankelijke partij daar gewoon een hele zware toetsing op doet. Als
extra controle doen we bij de verantwoording over het prijsplafond ook
een toets op de bruto marge die bedrijven hebben. Die mag niet hoger
zijn dan de bruto marge die de bedrijven in de afgelopen jaren hebben
behaald. Dat kan natuurlijk per bedrijf verschillen, want hoe beter je
bedrijfsvoering, et cetera. Maar daar zitten dus wel bandbreedtes in.
Daar wordt dus ook heel nadrukkelijk op toegezien. De ACM toetst op die
manier dus of er geen overwinsten worden gemaakt via de steun die het
Rijk aan die bedrijven heeft gegeven. Eigenlijk moet ik zeggen: die het
Rijk via die bedrijven aan de energierekening heeft gegeven.
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Daar wil ik het toch nog even verder over hebben. Het was natuurlijk wel
een uitzonderlijke situatie, maar ook weer niet zo uitzonderlijk dat het
niet nog een keer zou kunnen gebeuren. We moeten daar dus echt van
leren, vind ik. Ik vind de definitie voor toetsing van een brede marge
en dan terugkijkend op de afgelopen jaren wel een beetje vreemd. Want
het is een uitzonderlijke situatie waarin je heel veel mensen in de kou
laat staan en vervolgens vind je dat een bedrijf nog een gemiddelde
marge mag halen. Ik vind dat niet passend. De vraag is dus wat de
minister daarvan vindt.
De voorzitter:
Wat vindt de minister daarvan?
Minister Jetten:
Ik heb in die debatten over het prijsplafond ook altijd gezegd:
eigenlijk wil je dat elke euro die richting de energiebedrijven gaat
voor het prijsplafond, bijna volledig terechtkomt bij het huishouden dat
aangesloten is bij die leverancier. De energieleveranciers hebben veel
werk gehad aan de uitwerking van het prijsplafond. Ze hebben veel extra
klantenservices moeten verlenen. Bedrijven hebben op ons verzoek dus
redelijke kosten gemaakt om huishoudens beter te beschermen. Maar dan
houdt het ook wel op. Dat is ook wat we uitgebreid in de debatten over
het wetsvoorstel over het prijsplafond met elkaar hebben gewisseld. Mijn
beeld is overigens ook niet dat er in die periode bedrijven zijn geweest
waarbij sprake was van hele grote marges. Sterker nog, door de
fluctuaties op de energiemarkt hadden sommige bedrijven het juist ook
erg moeilijk in die fase. Maar wat dit ons vooral leert, is dat het toch
ook wel een klein beetje gênant was dat we als overheid deze
energieleveranciers nodig hadden om überhaupt extra inkomenssteun te
kunnen bieden. Dat is ook de reden waarom we met het kabinet op verzoek
van de motie-Klaver breed in kaart hebben gebracht welke andere
instrumenten mogelijk zijn om in een eventuele volgende energiecrisis
deze route niet meer te hoeven bewandelen.
Een andere rekening in die periode was de tegemoetkoming voor
blokaansluitingen. Daar vroeg de heer Vermeer naar. We wisten vooraf —
dat hebben de heer Van Rij en ik ook aan uw Kamer gemeld — dat het geen
perfecte regeling zou worden, omdat we huishoudens met blokverwarming
eigenlijk niet heel gericht financieel konden ondersteunen. Gelukkig was
de Belastingdienst uiteindelijk in staat om de tegemoetkoming voor
blokverwarming uit te voeren. Die uitvoering is nu nog gaande. De
Belastingdienst doet ook nacontroles. De evaluatie van die
tegemoetkoming komt volgend jaar. Ik zal de vraag die de heer Vermeer
net heeft gesteld ook meegeven aan de staatssecretaris van Financiën.
Dan kan hij die bij de evaluatie betrekken.
Dan nog een paar vragen over kernenergie. De heer Mulder vroeg naar de
uitkomsten van de marktconsultatie. Die zullen na het zomerreces met uw
Kamer worden gedeeld. We zitten nu in de afrondende fase. Het gaat om de
uitkomsten van de marktconsultatie en onderzoek naar mogelijkheden om
vanuit de overheid steun te bieden bij de bouw van conventionele
kerncentrales. SMR's zitten niet in deze marktconsultatie maar in een
apart programma. We doen een soort casusoefeningen samen met een aantal
mogelijke leveranciers en provincies. Stel, je wil op plek X een SMR
realiseren, wat komt daar dan allemaal bij kijken? Wat moeten we in wet-
en regelgeving aanpassen om dat dan ook echt voor elkaar te krijgen? Dat
is, denk ik, een veelbelovende aanpak waar ook provincies nauw bij
betrokken zijn.
De heer Erkens vroeg door op de bouw van de nieuwe kerncentrales. We
zijn de eerste stappen richting de locatiekeuze nu aan het afronden. Ik
heb het dan over de definitieve locatiekeuze, want de voorgenomen
locatiekeuze heb ik eerder al gemaakt. Daarna gaan we richting de
aanbesteding en selectie van de techniekleverancier. We zijn nu dus
volop bezig met de drie potentiële leveranciers om te begrijpen wat hun
aanpak zou zijn en of die goed bij Nederland past. Ook is de
projectenprocedure voor een locatiekeuze gestart. De
concept-locatiekeuze is nu voorzien in het tweede kwartaal van 2025.
Daarna zal het ontwerp ter inzage worden gelegd en volgt het advies van
de Commissie m.e.r. We zijn nu vooral druk bezig met de verdere
inrichting van de projectorganisatie die de bouw van de centrales straks
zal moeten begeleiden. Dat ten aanzien van kernenergie.
Dan energiebesparing. Ik heb de Kamer recentelijk geïnformeerd over het
advies van TNO over de nationale energiebesparingsdoelen in Nederland op
basis van de nieuwe Europese afspraken ten aanzien van energiebesparing
en efficiëntie. Ik denk dat er met het TNO-rapport hele goede handvatten
liggen om dadelijk de definitieve doelen vast te stellen met het nieuwe
kabinet. Scope 3 zit niet in de Europese afspraken verwerkt, omdat je
uiteindelijk door de Europese Commissie wordt afgerekend op de
energiebesparing die je in eigen land realiseert. Maar het is natuurlijk
wel altijd verstandig om bij de uitwerking van de beleidsmaatregelen te
kijken of je ook meteen win-win op scope 3-emissies kan realiseren. Ik
noem bijvoorbeeld de vraag wat voor type isolatiemateriaal je
ondersteunt om de energiebesparing voor elkaar te krijgen. De
biobased-route om mooie gewassen te krijgen van Nederlandse boeren om
huizen mee te isoleren is een goed voorbeeld daarvan.
De Algemene Rekenkamer heeft inderdaad ook aangegeven — daar vroeg
mevrouw Zeedijk naar — dat we de komende jaren scherp moeten monitoren
wat de effecten zijn van de energiebesparingsdoelen. Ik ben heel blij te
melden dat het Planbureau voor de Leefomgeving nu ook heeft aangegeven
voortaan in de Klimaat- en Energieverkenning ook het finale en het
primaire energieverbruik te gaan monitoren. Dat sluit dus heel goed aan
op de Europese afspraken ten aanzien van energiebesparing. Daarmee
krijgt u als Kamer voortaan elk najaar via de Energienota de
verantwoording over de energiebesparing.
Mevrouw Kröger stelde een vraag ten aanzien van het beoordelingskader
klimaatrechtvaardigheid. Ik denk dat het rapport van de WRR echt een van
de meest interessante rapporten was die we de afgelopen paar jaar op
klimaatbeleid hebben gekregen. We zijn nu ook met diverse partijen in
gesprek over hoe we de rechtvaardigheidstoets goed kunnen vormgeven en
wie die dan kan uitvoeren. TNO is daar onder andere bij betrokken, maar
ook het PBL, het CPB en het SCP zijn daarbij betrokken. Sorry voor alle
afkortingen. Zeg maar iedereen die verstand heeft van cijfertjes die
gaan over CO2-uitstoot, energierekeningen en de portemonnee
van mensen is hierbij betrokken. Bij het definitieve meerjarenprogramma
2025 van het Klimaatfonds kan ik u laten zien hoe dat beoordelingskader
eruitziet. Dat is op Prinsjesdag aanstaande het geval.
Dan de laatste vraag, voorzitter, van mevrouw Zeedijk en eigenlijk ook
de heer Vermeer. Zij vroegen allebei: wat leren we uit het klimaatbeleid
van de afgelopen jaren ten aanzien van betaalbaarheid, schaarste en
betrouwbaarheid? Ik had eigenlijk ook het plan om in de volgende
Klimaatnota, die begin volgend jaar moet worden vastgesteld — dat is de
herijking van het vijfjarig klimaatbeleid — deze thema's heel
nadrukkelijk beet te pakken. Daarom hebben we eerder aan CE Delft, een
belangrijk adviseur, gevraagd om juist deze onderwerpen echt heel
integraal te bekijken. Welke lessen kunnen we hieruit trekken? Hoe
kunnen we het klimaatbeleid nog eerlijker organiseren? En hoe kunnen we
nog meer rekening houden met eventuele schaarste in de markt in de
komende jaren? Dat onderzoek ontvangt u over twee weken. Een volgend
kabinet kan daar niet alleen meteen bij de Miljoenennota zijn voordeel
mee doen, maar ook bij de uitwerking van het Nationaal Plan
Energiesysteem.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
We hebben eerst een interruptie van de heer Mulder, en dan van mevrouw
Kröger. De heer Mulder.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Over die kleine modulaire reactoren. Dat wordt dus in overleg gedaan,
waarschijnlijk aan de hand van technische studies, met provincies. Maar
ik neem toch aan dat dat onder leiding is van de nieuwe minister.
"Zeker", hoor ik van de minister. Dat is mooi. Dan heb ik nog het
antwoord gemist op de vraag of de minister er ondertussen achter is hoe
je met een kerncentrale een huis verwarmt.
Minister Jetten:
De programma-aanpak valt onder de verantwoordelijkheid van het
ministerie van EZK, maar we doen het nadrukkelijk met de provincies
samen, omdat een aantal provincies die ambitie ook in hun
coalitieakkoorden hebben afgesproken. Ik weet aan welk debat van een
paar jaar geleden u refereert, maar daarin was mijn punt het volgende.
Ik baal overigens nog steeds dat ik toen niet na de komma heb
doorgesproken. Als je via kernenergie huizen wil verwarmen, zul je een
andere verwarmingsbron in die huizen moeten hebben dan een gasgestookte
cv-ketel. Dan kies je dus waarschijnlijk voor een elektrische
warmtepomp. En om een elektrische warmtepomp rendabel te laten zijn, zul
je een huis ook goed moeten isoleren. Als de heer Edgar Mulder dus de
komende jaren de ambitie heeft om via kernstroom veel Nederlandse
huishoudens te gaan verwarmen, kijk ik ook uit naar de maatregelen om
die huizen dan meteen te voorzien van een goede warmtepomp en goede
isolatie.
De voorzitter:
Ik zie de heer Mulder nu als een blad aan een boom … Nee hoor. Meneer
Mulder, aan u het woord.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Wij doen dat thuis via de airco.
De voorzitter:
Kijk, opgelost! Mevrouw Kröger, uw vraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Nog even over de energiebesparing. Uit de rapportage over de
energiebesparingsverplichting blijkt dus dat minder dan de helft van
alle bedrijven zich houdt aan de verplichting en dat daarvan dan nog
maar de helft de maatregelen neemt die eigenlijk genomen zouden moeten
worden. Mijn vraag is dus hoe we zorgen dat dat heel, heel snel hard
omhooggaat. En hoe reflecteert de minister op het feit dat wij met
publiek geld de rekening van de TEK-bedrijven zijn gaan betalen zonder
dat we wisten of ze zich aan die verplichting hielden?
Minister Jetten:
Over de TEK heeft de minister zonet geantwoord en daar heb ik ook niks
aan toe te voegen. Ten aanzien van de energiebesparingsplicht kan ik een
paar dingen zeggen. Wij hebben de afgelopen jaren de
energiebesparingsplicht natuurlijk uitgebreid en aangescherpt. We zien
nu in de praktijk dat bedrijven er wel volle bak mee bezig zijn maar dat
ze het niet voor de eerste deadline hebben gehaald. Veel van de
omgevingsdiensten zijn nu dus ook volle bak bezig om bedrijven daarin te
ondersteunen. Ze handhaven dus niet per se altijd met boetes, maar
kijken vooral waarom een bedrijf zijn rapportage nog niet heeft afgerond
en ingeleverd of waarom een bedrijf bepaalde maatregelen nog niet heeft
getroffen. Je ziet eigenlijk dat die omgevingsdiensten daarin nu vooral
als adviseur en aanjager bezig zijn. Als ze zien dat bedrijven willens
en wetens niets met de energiebesparingsplicht doen, dan wordt er
natuurlijk wel handhavend opgetreden. Over het algemeen zie je vooral
dat bedrijven wel heel graag willen, maar dat ze wat meer hulp en
ondersteuning nodig hebben om het voor elkaar te boksen.
Ik heb zelf een tijd geleden, nog niet eens zo heel lang geleden, bij de
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland meegekeken. Daar zitten mensen
echt vijf dagen in de week de hele dag aan de telefoon om bedrijven te
adviseren en te ondersteunen. Dat was voor mij een eyeopener, want ik
mocht onder andere meeluisteren bij een telefoongesprek met een
hoteleigenaresse. Zij zei: ik moet vanwege de energiebesparingsplicht
dit doen — dat waren een stuk of tien maatregelen — maar ik wil het
eigenlijk veel grootser en meeslepender doen, want dan heb ik het in één
keer goed gedaan. Haar aanpak voor een aantal hotellocaties is dus
enigszins vertraagd, maar ze doet het wel in een keer goed. Ik ben blij
dat de RVO dan ook constructief meedenkt en zo'n ondernemer ook kan
adviseren: als je het zo gaat aanpakken, maak dan ook gebruik van deze
regelingen, want dan wordt u ook extra financieel ondersteund. Ik denk
dus dat het nuttiger is om in Q1 van het komende jaar opnieuw te
beoordelen of bedrijven achterblijven bij de energiebesparingsplicht of
dat ze eigenlijk gewoon te maken hebben met enige vertraging
hierin.
Ten aanzien van de doorvertaling naar de sectoren zien we wel wederom
dat de elektriciteitssector zelf en de industriesector redelijk op koers
liggen wat betreft het halen van de energiebesparingsdoelen die volgen
uit de Europese richtlijn. Bij landbouw en mobiliteit is het de komende
jaren echt een stuk spannender. Mijn advies, ook op basis van het
TNO-rapport, zou dus zijn om niet alleen maar de verdeling van de
energiebesparingsdoelen over de sectoren te bekijken, maar ook te bezien
of er eventueel nog aanvullende maatregelen voor mobiliteit en landbouw
nodig zijn.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Twee in één dan. Eén is dat de Subsidieregeling Verduurzaming Mkb stopt,
terwijl ik denk dat je die regeling juist nodig hebt. Of in ieder geval:
als die regeling niet succesvol was, kan er dan een andere regeling
komen om het wél te helpen aanjagen?
De andere vraag gaat toch over de TEK. De minister van Economische Zaken
heeft geen antwoord gegeven op mijn vraag. Ik hoor nu dat RVO heel druk
bezig is met advies geven aan bedrijven over energiebesparing. Dat is
precies hetzelfde loketje als waar mensen konden vragen of ze subsidie
konden krijgen voor hun energierekening. Het is toch bizar dat we die
twee niet gekoppeld hebben? Daar heb ik vaak naar gevraagd. Toen was de
hele tijd het verhaal: nee, die informatie zit niet bij elkaar. Nu
blijkt dat die informatie wel bij elkaar zit. Dan is het toch gewoon
heel, heel, heel ondoelmatig geweest?
Minister Jetten:
Niet alle bedrijven die in aanmerking kwamen voor de TEK, vallen ook
onder de energiebesparingsplicht. Mijn beeld is ook wel dat iedereen die
bij RVO komt, via de website of via direct contact, altijd in aanraking
komt met alles wat er aan verduurzamingsopties is en aan ondersteuning
die je daarvoor vanuit RVO kunt krijgen. Het kabinet heeft dit alleen
niet als een-op-een harde voorwaarde aan die TEK willen koppelen, omdat
de TEK net zoals het prijsplafond en de Tijdelijke Tegemoetkoming
Blokaansluitingen was bedoeld om huishoudens en ondernemers überhaupt
overeind te houden, als ze 's nachts wakker lagen van hun
energierekening. Vaak is het nuttig om dingen integraal en gezamenlijk
aan te pakken, maar soms helpt dat even niet.
Ten aanzien van de mkb'ers: de regeling BMKB-Groen loopt de komende
jaren wel door. We hebben daar ook extra geld voor uitgetrokken. Ik ben
ook heel dankbaar dat MKB-Nederland de afgelopen tijd samen met het
ministerie van EZK heeft gekeken hoe we meer branchespecifieke
ondersteuning kunnen bieden. Er zit hier iemand aan tafel die
bijvoorbeeld heel veel verstand heeft van bakkers. Aan de algemene
informatievoorziening over besparingen die we eerst hadden, hadden
bakkers niet zo veel. Door een hele specifieke advisering voor de
bakkersbranche te maken heb je daar hopelijk ook meer impact. Dat is hoe
het nu loopt, voorzitter.
Excuus, want ik ben weer veel te lang aan het woord geweest.
De voorzitter:
Het wordt u vergeven, minister. Ik stel voor dat we direct doorgaan naar
de tweede termijn. We beginnen met de heer Mulder van de PVV, maar hij
heeft geen inbreng voor de tweede termijn. Dan gaan we door naar de heer
Kisteman van de VVD.
De heer Kisteman (VVD):
Dank, voorzitter. Ik ga het heel kort houden. Ik wil de minister
bedanken voor haar beantwoording. Volgens mij zien we haar morgenavond
of -middag weer bij een tweeminutendebat, maar dat betreft niet dit,
maar een ander debat.
De voorzitter:
Dan heb ik zelf nog een motie. Meneer Vermeer, kunt u het
voorzitterschap overnemen?
Voorzitter: Vermeer
De voorzitter:
Ja, dank u wel. Meneer Erkens, ik begreep dat u een motie had. Dus
misschien kunt u die nu indienen.
De heer Erkens (VVD):
Ja, dank. Ook dank aan de ministers, de staatssecretaris en alle andere
mensen voor de uitstekende beantwoording. Ik had een aantal moties, maar
de toezeggingen komen al aan een aantal daarvan tegemoet. Dat is heel
fijn. Dat bespaart moties. Ik heb één motie en die gaat over tempo maken
rondom wind op zee en duidelijkheid voor zowel de visserij als de
wind-op-zeesector.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat windmolens
zo veel mogelijk op zee komen in plaats van op land;
overwegende dat de huidige ambitie van wind op zee nodig is om de
klimaatdoelen te halen en dat vertraging onwenselijk is;
overwegende dat er rekening gehouden moet worden met de verschillende
vormen van visserij op de Noordzee;
overwegende dat hier een zorgvuldige balans moet worden gezocht tussen
de verschillende spelers op de Noordzee, zoals energie, scheepvaart,
natuur, visserij en Defensie;
overwegende dat niet alle soorten van visserij uit veiligheidsoogpunt
tussen windmolenparken kunnen plaatsvinden en dat de visserij wel ruimte
nodig heeft;
verzoekt de regering om in voorbereiding op het regeerprogramma alvast
te beginnen met het inzichtelijk maken van hoe meer rekening gehouden
wordt met de ruimte voor verschillende soorten visserij in balans met
andere spelers op de Noordzee, waarbij de wind-op-zeeambities doorgang
kunnen vinden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Erkens, Postma, Vermeer en
Kops.
Zij krijgt nr. 6 (36550-XIII).
Dank u wel. Dat was uw bijdrage?
De heer Erkens (VVD):
Ja, dat was mijn bijdrage. Ik wou hier graag nog aan toevoegen dat je
kerncentrales mogelijk ook kan inzetten voor warmtenetten, want die
hebben ook een restwarmte. Dat wou ik de minister en de heer Mulder nog
meegeven.
De voorzitter:
Dan geef ik graag weer het woord aan u als voorzitter. O, er is een
interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja! Ik heb een vraag over deze motie. Het gaat over de ambities voor
wind op zee. Wordt met deze motie gedoeld op de ambities die vastliggen
in de routekaart wind op zee? Is dat de ambitie waar we het over
hebben?
De heer Erkens (VVD):
Ik spreek me niet uit over de hoeveelheid gigawatt, maar ik ben blij dat
de minister heeft gezegd dat hij in ieder geval ook het ruimtebeslag
voor ons inzichtelijk gaat maken en dat we op basis van de feiten
discussie kunnen voeren. In deze motie draait het erom dat er zo veel
mogelijk voorbereidend werk zal worden gedaan, zodat we later dit jaar,
naar ik hoop, zowel aan de wind-op-zeesector als aan de visserij
duidelijkheid kunnen verschaffen en dit niet op de lange termijn wordt
geschoven, want daardoor zouden heel veel investeringsplannen stil gaan
vallen. Het is dus zoals de minister al aangaf. Bijvoorbeeld over de
plannen van 2032 tot en met 2035 is gewoon duidelijkheid nodig: gaan ze
door, en op welke voorwaarden gaan ze door? Deze motie maant eigenlijk
het nieuwe kabinet tot spoed, maar het huidige kabinet tot het
voorbereiden van alle inhoudelijke zaken.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger heeft nog een vervolgvraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Wat ik nu hoor, is dat de VVD eigenlijk zegt dat de ambitie van de
routekaart wind op zee ter discussie staat en dat die niet gewoon staand
beleid is. Zo had ik het hoofdlijnenakkoord nog niet gelezen. Is de
routekaart wind op zee niet meer de ambitie?
De heer Erkens (VVD):
Nee, dat zeg ik niet. Wat het hoofdlijnenakkoord zegt, is dat we nu
eerst gaan kijken naar ruimte voor de visserij. Wat deze motie doet, is
vragen hoe je de ambities van de routekaart die mevrouw Kröger noemt, in
balans kunt brengen met meer perspectief voor de visserij, zodat we op
allebei die belangrijke punten vertraging voorkomen.
De voorzitter:
Ik hoor nog iets gemompel.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik weet niet hoeveel interrupties deze voorzitter mij in tweede termijn
toestaat.
De voorzitter:
Nog eentje.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Deze minister heeft toegewerkt naar een routekaart wind op zee die, ook
met het NPE en met alle stukken over het energiesysteem dat we bouwen,
een heel duidelijk kader geeft. Eigenlijk hoor ik de VVD nu zeggen: we
moeten nog maar eens gaan kijken wat past. De ambitie van die routekaart
staat dus niet meer keihard overeind. Kan daar duidelijkheid over
zijn?
De heer Erkens (VVD):
Ik heb die vraag volgens mij net beantwoord. Ik stel niet die ambitie
ter discussie, maar het hoofdlijnenakkoord geeft aan dat we nu ook meer
rekening moeten houden met de visserij en het perspectief dat zij hebben
op de Noordzee. In het hoofdlijnenakkoord staat dat daar eerst naar
gekeken wordt, voordat de uitrol inderdaad op grote schaal verdergaat.
Wij vier vinden het van belang dat wat bij dat woordje "eerst" staat, zo
snel mogelijk wordt uitgewerkt, zodat je met elkaar vertraging voorkomt.
Volgens mij zou mevrouw Kröger, in alle eerlijkheid, ook achter deze
motie moeten staan, omdat we juist vertraging willen voorkomen bij de
uitrol van wind op zee, maar ook meer perspectief aan de vissers willen
geven.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het voorzitterschap terug aan de heer
Erkens.
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Thijssen van GroenLinks-PvdA.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter, en dank aan de ministers en alle ambtenaren voor de
uitgebreide beantwoording. Ik denk dat het goed zou zijn als deze Kamer
zich wat inzicht verschaft in hoe we ervoor kunnen zorgen dat de
economie voor iedereen kan werken en dat mensen meer kunnen
meeprofiteren. Ik hoop dan ook dat deze onderzoeksmotie oordeel Kamer
kan krijgen van de minister.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Nibud heeft geconcludeerd dat een op de drie
huishoudens moeite heeft om de eindjes aan elkaar te knopen en dat 80%
van de kwetsbare Nederlanders moeite heeft om de boodschappen te
betalen;
constaterende dat uit een recent onderzoeksrapport van de FNV blijkt dat
de winstgroei van bedrijven in 2023 twee keer zo hard is gestegen als de
personeelskosten van de 70 grootste bedrijven;
overwegende dat bedrijven dus steeds grotere winsten behalen terwijl
veel gezinnen zich dagelijks zorgen maken over hun
bestaanszekerheid;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe de economie dusdanig kan worden
ingericht dat de welvaart eerlijker wordt verdeeld en de samenleving mee
kan profiteren van de economische groei,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.
Zij krijgt nr. 7 (36550-XIII).
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dan heb ik een motie over de fiscale regelingen. De minister zegt dat er
op allerlei plaatsen wel het een en ander over te vinden is. Dat zegt de
Algemene Rekenkamer ook, maar die constateert ook dat het best wel
moeilijk is om te achterhalen of ze allemaal doelmatig zijn. Daarom heb
ik de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uit het rapport Aanpak Fiscale Regelingen blijkt dat
veel regelingen voor bedrijven ondoelmatig en ondoeltreffend zijn;
constaterende dat het voor het ministerie van Economische Zaken en
Klimaat om circa 24 miljard aan fiscale regelingen gaat;
verzoekt de regering om voor de begroting 2025 een dekkend overzicht van
alle fiscale maatregelen op te nemen met daarin informatie over
doeltreffendheid, doelmatigheid alsmede de (voorgenomen of lopende)
acties om deze te verbeteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.
Zij krijgt nr. 8 (36550-XIII).
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dan heb ik nog een laatste motie, maar die ga ik meteen aanhouden, want
ik denk dat de minister gaat zeggen: ik ga eerst de antwoorden op de
vragen aan de staatssecretaris afwachten. Ik vind het wel dermate
belangrijk dat ik 'm toch wil indienen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat recent is gebleken dat chemieconcern OCI mogelijk
dividendbelasting ontwijkt door een maas in de wet;
overwegende dat dit bedrijf tegelijkertijd in aanmerking komt voor
maatwerkafspraken om te verduurzamen;
verzoekt de regering geen maatwerkafspraken te maken met bedrijven die
het betalen van belasting over hun winst ontwijken en zo niet hun
eerlijke bijdrage leveren aan de Nederlandse samenleving,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.
Zij krijgt nr. 9 (36550-XIII).
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Die zal ik dus aanhouden, omdat de minister al heeft gezegd dat er
antwoorden aankomen van het ministerie van Financiën. Laten we die
antwoorden dus even afwachten. Ik hoop dat deze motie overbodig wordt en
kan vervallen, maar ik ben bang dat die wel nodig is. Dan hoop ik dat we
'm als Kamer aannemen, want het lijkt me heel gek dat we een bedrijf
gaan subsidiëren dat eigenlijk gewoon belasting ontwijkt en gewoon meer
belasting moet betalen over de winst.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Thijssen stel ik voor zijn motie (36550-XIII, nr.
9) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik had een motie over dat beoordelingskader voor
klimaatrechtvaardigheid, want ik vond de eerste TNO-vingeroefening op
basis van de expertsessie heel waardevol, maar ik denk dat het
ongelofelijk belangrijk is dat we snel echt een goed beoordelingskader
hebben. De minister heeft echter aangegeven dat we dat al met
Prinsjesdag krijgen, dus daar ben ik heel benieuwd naar. Ik denk dat
alle focus nu echt gericht moet zijn op ervoor zorgen dat klimaatbeleid
rechtvaardig uitpakt. Het moet sociaal klimaatbeleid zijn. Ik maak me
dan ook echt ongelofelijk veel zorgen over de asociale plannen die op
ons afkomen. Dan heb je het in de gebouwde omgeving over de warmtepomp,
maar het gaat ook over mobiliteit en landbouw. Nou ja, ik denk dat we
dit debat rondom klimaatrechtvaardigheid veel en vaak gaan voeren.
Ik zou nog heel graag van de minister willen weten wanneer er precies
duidelijkheid komt over de sportclubs. Hij gaf aan dat de twee andere
ministers daarmee bezig zijn, maar ik zou graag willen weten wanneer die
duidelijkheid er is, ook in het licht van ons amendement.
Over de energiebesparingsverplichting hoor ik de minister zeggen: goh,
we moeten volgend jaar maar eens kijken of bedrijven zich inmiddels aan
die verplichting houden. We weten dat maar de helft van de bedrijven
zich eraan houdt en ook nog eens maar de helft ervan de maatregelen
neemt. Ik zou dan denken dat we erbovenop gaan zitten. Dat kan ook met
mijn amendement over informatiedelen, dat net is aangenomen.
Voorzitter. Ik heb nog twee moties, over klimaatrechtvaardigheid.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat klimaat- en energiebeleid nu uitgaat van één aanpak,
zowel tegen energiearmoede als voor het halen van de
klimaatdoelstelling;
overwegende dat TNO aangeeft dat dit onverstandig is, omdat huishoudens
met een hoog inkomen vaak zelfstandig kunnen verduurzamen, terwijl
huishoudens met een lager inkomen meer steun nodig hebben bij
investeringen;
constaterende dat verduurzamingssubsidies nu onevenredig vaak
terechtkomen bij huishoudens met een hoog inkomen, en juist weinig bij
huishoudens die ze het hardste nodig hebben;
verzoekt de regering om te monitoren of subsidies voor verduurzaming ook
de laagste inkomens bereiken;
verzoekt de regering om binnen verduurzamingssubsidies voor de gebouwde
omgeving te sturen op een eerlijke verdeling tussen inkomensgroepen
zodat ook huishoudens met een laag of normaal inkomen, een
middeninkomen, ondersteund worden in de klimaattransitie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger.
Zij krijgt nr. 10 (36550-XIII).
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dan nog een handgeschreven motie naar aanleiding van het debat dat mijn
collega net voerde met de minister van EZK.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat subsidies voor verduurzaming van de industrie zorgvuldig
moeten worden uitgegeven, omdat deze subsidies schaars zijn;
verzoekt de regering geen subsidie te geven voor de bouw of ontwikkeling
van superjachten voor de ultrarijken van de wereld,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Thijssen.
Zij krijgt nr. 11 (36550-XIII).
Ik heb zelf één kleine interruptie.
Voorzitter: Vermeer
De voorzitter:
Gaat uw gang.
De heer Erkens (VVD):
Ik snap aan de ene kant het verzoek van mevrouw Kröger: wil je subsidies
gaan geven voor een product dat afgenomen wordt door mensen die het zelf
kunnen betalen? Tegelijkertijd zou ik ook zeggen: is het niet van belang
dat die grote jachtschepen veel duurzamer gaan varen, en zit er geen
meerwaarde in een investering in innovatie zodat de
CO2-uitstoot omlaaggaat?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Hier is dus iets fantastisch voor. Dat heet "normeren". Je moet als
overheid gewoon zeggen dat die superjachten aan bepaalde eisen moeten
voldoen. Dan gaan die producenten die meerkosten doorberekenen in de
prijs van het product. Dit is nou toevallig een product dat wordt
aangeschaft door mensen die tot de aller- allerrijksten ter aarde
behoren, waarbij dat dus prima kan. Als mensen worden afgescheept met
een tochtstrip, vind ik het echt onbestaanbaar dat wij met Nederlands
belastinggeld vervolgens wel superjachten gaan verduurzamen.
De heer Erkens (VVD):
Het is op deze manier natuurlijk een mooie zwart-wittegenstelling. In
een perfecte wereld zou dit kloppen. Maar als je deze normering alleen
in Nederland zou doorvoeren, zou het effect waarschijnlijk zijn dat die
schepen gewoon in Frankrijk of in Spanje gebouwd gaan worden. Wat
bereiken we daar dan mee?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Zo gaat het altijd. Zo gaat het op en neer. Eerst gaan we een subsidie
geven waar de ultrarijken van profiteren. Dat is eigenlijk de
letterlijke uitkomst van heel veel van het klimaatbeleid waar de VVD
voor staat. Als je vervolgens zegt dat je dat met normeren zou moeten
doen, wordt er gezegd: maar dat zou dan Europees moeten worden
aangepakt. Prima. Dan gaan we dat ook Europees aanpakken. Maar laten we
het alsjeblieft met elkaar eens zijn dat het volstrekt onwenselijk is
dat wij verduurzamingssubsidies gaan geven voor de bouw van
superjachten. Ik kan geen kader zien waarbinnen we dat met elkaar een
goed idee zouden vinden. Maar we gaan dinsdag zien hoe de VVD daarover
denkt.
De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord weer terug aan de voorzitter.
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan mevrouw Zeedijk van Nieuw Sociaal
Contract.
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Voorzitter, mijn vragen zijn beantwoord. Ik wil natuurlijk de ministers
van harte danken voor het beantwoorden van de vragen. Als ik ze komende
week niet meer zie, wil ik ze natuurlijk ook bedanken voor het harde
werk van de afgelopen jaren.
De voorzitter:
Dan is ten slotte het woord aan de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter, dank u wel. Ook ik wil graag de ministers en hun medewerkers
bedanken voor het beantwoorden van de vragen. We zullen elkaar nog wel
tegenkomen de komende tijd.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Ik kijk even in de richting van het kabinet. Hoeveel tijd heeft u
nodig? We schorsen vijf minuten. Dan gaan we verder met de tweede
termijn van het kabinet.
De vergadering wordt van 14.46 uur tot 14.52 uur geschorst.
De voorzitter:
Wij hervatten de tweede termijn van het kabinet. Ik geef eerst het woord
aan minister Adriaansens.
Minister Adriaansens:
Dank u, voorzitter. Ik zal zo beginnen met de motie op stuk nr. 7. De
heer Jetten behandelt de moties op de stukken nrs. 6 en 10.
De motie-Thijssen op stuk nr. 7 gaat over onderzoeken hoe de economie
dusdanig kan worden ingericht dat welvaart eerlijker wordt verdeeld en
de samenleving kan meeprofiteren. Die wil ik ontraden. Waarom? Ten
eerste heb ik die vraag voldoende beantwoord tijdens het debat. Ten
tweede stimuleren we de participatie en de doelen die worden benoemd op
verschillende manieren. Maar belangrijker nog: de probleemanalyse in het
dictum deel ik niet. Desalniettemin zijn we natuurlijk wel met de
uitwerking van de vierde pijler bezig. We zorgen er namelijk voor dat
mensen in algemene zin meer mee kunnen doen en meer mee kunnen
profiteren. Daarbij houden we dus de vinger aan de pols. Maar zoals de
motie verwoord is, moet ik 'm ontraden.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 8. Die verzoekt de regering om in de
begroting van 2025 een dekkend overzicht van alle fiscale maatregelen op
te nemen, met daarin informatie over doeltreffendheid en doelmatigheid
en over de voorgenomen acties om deze zaken te verbeteren. Dat gaat dus
over die fiscale regelingen. Ten eerste is Financiën verantwoordelijk
voor alle begrotingsstukken. We hebben daarnaast goede afspraken, onder
regie van Financiën, om ervoor te zorgen dat we goed kijken naar de
fiscale regelingen en deze evalueren en beoordelen. Er is een heel
proces ingericht voor de evaluatie van de regelingen. Bij een negatieve
evaluatie moet de bewindspersoon die versoberen, aanpassen of
afschaffen. Als je dat niet doet, dan moet je dat motiveren. Dat is het
idee van comply or explain. Aan die afwegingen zitten namelijk ook
politieke keuzes vast. Dat geeft dan ook de ruimte voor die politieke
afweging. Dat proces is dus ingericht. Daarom wil ik deze motie
ontraden.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 9. Die is aangehouden. Ik ga daar dus
op dit moment verder niet op in. Als u mij naar een uitspraak vraagt …
Die doe ik voor de volledigheid toch. Ik wil 'm namelijk ontraden. Dan
is dat even heel duidelijk. Waarom? Omdat we niet op basis van
vermoedens mogen handelen. Dat is niet goed voor de rechtszekerheid. Dat
is mijn allereerste reactie op deze motie. Het is daarnaast ook geen
expliciet onderdeel van de maatwerkafspraak en we kunnen niet alles
onderzoeken of vastleggen. Maar basisprincipes zoals dat bedrijven zich
aan de wet en aan regels moeten houden, zo heb ik dat net ook verwoord,
die staan natuurlijk gewoon absoluut. Daar kan geen discussie over zijn.
Maar de wijze waarop dat in de motie op stuk nr. 9 wordt gevraagd, kan
ik niet onderschrijven, zodat ik die motie moet ontraden.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 11. De regering wordt daarin
verzocht om geen subsidie te geven voor de bouw en de ontwikkeling van
superjachten voor de ultrarijken van de wereld. Met verwijzing naar het
debat wil ik die motie ontraden.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger. Ik sta trouwens één interruptie toe per motie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
De minister verwijst naar het debat. Mij werd in het debat eigenlijk
niet helemaal duidelijk of zij nu zegt: "Het is juridisch niet mogelijk
om onderscheid te maken tussen verschillende typen schepen", of dat zij
het ook niet wenselijk vindt omdat ze denkt dat het wel innovatie
aanjaagt, wat zij ook belangrijk vindt. Dat vind ik een nogal belangrijk
onderscheid. Het lijkt mij belangrijk dat wij met elkaar kunnen zeggen:
belastinggeld is schaars en daar moet je echt zuinig mee zijn, dus dat
gaan we niet uitgeven aan iets waarvan het overduidelijk is dat het
gewoon doorberekend kan worden in de prijs. Iemand die zo'n boot kan
kopen, kan heus ook wel die extra kosten voor innovatie betalen.
Minister Adriaansens:
Dank voor de aanscherping. Dat is een terechte vraag. Het gaat om het
laatste wat u zei, namelijk dat het in algemene zin innovatie aanjaagt
en dat we daar ook echt profijt van hebben. Heel veel technologische
ontwikkelingen komen met name uit deze hele specifieke niche. Dat is het
vertrekpunt, want anders heeft u natuurlijk volledig gelijk dat je, als
dat niet de discussie zou zijn, die kosten zou kunnen doorberekenen en
in de prijs zetten. Maar dat is mijn argument om die motie te
ontraden.
De voorzitter:
Oké. Dan minister Jetten.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. De ministers voor Volkshuisvesting en van VWS
zullen uiterlijk op Prinsjesdag aan uw Kamer laten weten hoe ze
verdergaan met de financiering van die sportclubs.
Ten aanzien van de energiebesparingsplicht: we zitten daar ook bovenop.
Mijn punt was alleen dat ikzelf, omdat dus heel veel bedrijven nog
zoekende zijn naar hoe ze daar zo goed mogelijk aan kunnen voldoen, pas
in Q1 volgend jaar de definitieve conclusie willen trekken of er nu te
weinig gebeurt of niet. Mijn beeld is dat er heel veel gebeurt, maar dat
heeft nog niet altijd geleid tot afronding van de
rapportageverplichting.
Dan de twee moties. De motie op stuk nr. 6 van Erkens cum suis geef ik
oordeel Kamer. Het is inderdaad belangrijk om de ambitie van wind op zee
waar te maken, maar dat moeten we doen in samenhang met de andere
belangen op de Noordzee. De uitvoering van deze motie moeten we ook echt
oppakken vanuit EZK, samen met het ministerie van IenW, van LNV of
straks LVVN, maar ook met de voorzitter van het Noordzeeoverleg. Dan
hebben we namelijk meteen alle partijen aan tafel.
De motie op stuk nr. 10 van mevrouw Kröger. Het kabinet deelt natuurlijk
de ambitie om die subsidies zo rechtvaardig mogelijk bij huishoudens
terecht te laten komen. De minister voor Volkshuisvesting heeft eerder
onderzocht hoe dat het beste kan. Het kan niet op maatregelniveau, zoals
ook al eerder is gemeld aan de Kamer naar aanleiding van vragen van
mevrouw Leijten. Maar we kijken wel binnen het totale Programma
Verduurzaming Gebouwde Omgeving hoe we het zo rechtvaardig mogelijk
kunnen organiseren. De motie met dit dictum ontraad ik, maar het doel
delen we.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb eigenlijk een vraag over de motie op stuk nr. 6. Die kreeg
oordeel Kamer, maar ik merk dat ik 'm zelf heel dubbel lees. Mijn vraag
aan de minister is of ik volgens hem het zinnetje "waarbij de
wind-op-zeeambities doorgang kunnen vinden" in die motie moet lezen als
"de ambities zoals geformuleerd in de routekaart".
Minister Jetten:
Zo lees ik dat inderdaad.
De voorzitter:
Dan dank ik de bewindspersonen en ook al hun ambtenaren voor al het werk
vandaag en voor de beantwoording van onze vragen. Ik dank ook iedereen
die ons ondersteund heeft in de sessie zelf en iedereen die heeft
meegekeken thuis.
We hebben twee toezeggingen.
De minister voor Klimaat en Energie zegt toe een brief over de ruimtelijke impact van wind op zee na het zomerreces aan de Kamer te sturen.
De minister voor Klimaat en Energie zegt toe dat in de begroting van EZK wordt opgenomen welke overwegingen ten grondslag liggen aan de keuze tussen een subsidie of een fiscale regeling rondom middelen van het Klimaatfonds.
Beide toezeggingen zijn aan mijzelf.
Over de moties gaan wij volgende week dinsdag stemmen.
Ik dank iedereen voor deelname aan dit debat en iedereen die heeft
gekeken thuis.
Sluiting 14.58 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|