Antwoord op vragen van de leden Slagt-Tichelman en Bromet over de geplande lelieteelt naast OBS De Singelier, gemeente Westerveld
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2024D24097, datum: 2024-06-11, bijgewerkt: 2024-06-13 13:53, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20232024-1950).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Mede namens: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Onderdeel van zaak 2024Z05881:
- Gericht aan: M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Indiener: E. Slagt-Tichelman, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: L. Bromet, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1950
Vragen van de leden Slagt-Tichelman en Bromet (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de geplande lelieteelt naast OBS De Singelier, gemeente Westerveld (ingezonden 5 april 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 11 juni 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr.1606.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Kweker mag geen lelies telen naast Drentse basisschool»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waar kunnen ouders, schoolbesturen, leerkrachten en medewerkers van de kinderopvang advies krijgen over hoe te handelen als in de omgeving van de school, kinderopvang of sportvelden gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast? Kunt u ons informeren omtrent de inhoud van deze adviezen?
Antwoord 2
De pagina van GGD Leefomgeving2over gewasbeschermingsmiddelen biedt uitgebreide informatie over wat bestrijdingsmiddelen zijn, de gezondheidsrisico's die ze met zich meebrengen, en hoe deze risico's kunnen worden geminimaliseerd. De gezondheidsrisico's van deze chemicaliën, die afhankelijk zijn van de toxiciteit van de stoffen en de mate van blootstelling, worden benadrukt, samen met het belang van het naleven van strenge veiligheidsnormen. Ouders, schoolbesturen, leerkrachten, en medewerkers van de kinderopvang kunnen advies inwinnen over hoe te handelen bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de nabijheid van scholen, kinderopvangcentra en sportvelden door contact op te nemen met het team Milieu & Gezondheid van hun lokale GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst). Dit team biedt betrouwbare informatie en advies over de invloed van de omgeving op de gezondheid.
De GGD kan specifieke voorzorgsmaatregelen en handelingsadviezen bieden, zoals:
Het informeren over de risico's van blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen.
Adviezen over hoe men kan voorkomen dat men in aanraking komt met spuitnevels van deze middelen.
Richtlijnen voor het veilig omgaan met groenten en fruit uit eigen tuin die mogelijk blootgesteld zijn aan deze middelen.
Aanbevelingen voor het maken van afspraken met telers over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen nabij woon- en speelgebieden.
Informatie over toezicht en handhaving, die men kan navragen bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
De adviezen zijn bedoeld om de blootstelling aan schadelijke stoffen te minimaliseren en gezondheidsrisico's te beperken, zowel voor kinderen als volwassenen die zich in de nabijheid van behandelde gebieden bevinden.
Vraag 3
Als deze adviezen nog niet voorhanden zijn, deelt u dan de mening dat deze op zeer korte termijn beschikbaar moeten komen, zodat gezondheidsschade door het opnemen van gewasbeschermingsmiddelen wordt voorkomen? Op welke afstand van een voorziening waar regelmatig veel kinderen bij elkaar komen, zou dan volgens u veilig intensieve landbouw kunnen worden uitgeoefend?
Antwoord 3
Ik erken het belang van het zorgvuldig onderzoeken van de impact van gewasbeschermingsmiddelen op de volksgezondheid, in het bijzonder in de omgeving van locaties waar kinderen vaak samenkomen, zoals scholen en kinderopvangcentra. Om de gezondheid van omwonenden van landbouwpercelen te beschermen, wordt vaak het instellen van spuitvrije zones voorgesteld als een oplossing om blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen te verminderen. Het generiek instellen van spuitvrije zones in bestaande situaties is juridisch niet houdbaar, omdat de wetenschappelijke onderbouwing hiervoor ontbreekt. Voor nieuwe situaties bestaan er beperkte mogelijkheden via ruimtelijke ordening.
Recentelijk is er een motie in de Tweede Kamer aangenomen die de regering verzoekt om een wetenschappelijk kader op te stellen die gemeentes kunnen gebruiken om breedtes van spuitzones voor een gezonde woon- en leefsituatie voor bewoners naast agrarische percelen te kunnen onderbouwen (Kamerstuk 27 858, nr. 659). De Minister van LNV is over de uitvoering van deze motie met de Minister van BZK en de VNG in gesprek. Wat betreft veilige afstanden, zijn er momenteel geen aanwijzingen dat bestaande situaties gezondheidsproblemen veroorzaken. Dat neemt niet weg dat het beschermen van de volksgezondheid de allerhoogste prioriteit heeft, en de regering het als haar taak ziet om door middel van het faciliteren van extra onderzoek ongewenste effecten op de gezondheid uit te sluiten. Dit jaar is bij het RIVM een meerjarig onderzoek gestart naar de mogelijke gezondheidseffecten van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor omwonenden en toepassers (Ik verwijs u ook naar het antwoord op vraag 4).
Vraag 4
Deelt u de mening dat zolang de gezondheidseffecten van gewasbeschermingsmiddelen niet feitelijk zijn onderzocht, vooral kinderen en andere kwetsbare personen maximaal moeten worden gevrijwaard van de kans op het in aanraking komen met deze stoffen? Zo ja, welke stappen gaat u nemen om dit te bewerkstelligen?
Antwoord 4
De Minister van LNV en ik erkennen de zorgen omtrent de blootstelling van mensen, en in het bijzonder van kinderen en andere kwetsbare personen aan gewasbeschermingsmiddelen. Daarom worden gewasbeschermingsmiddelen zorgvuldig onderzocht op gezondheidseffecten. Het toelatingsbeleid van gewasbeschermingsmiddelen valt onder de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister van LNV. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) beoordeelt binnen de kaders van de verordening of veilig gebruik mogelijk is en maakt daarbij gebruik van veiligheidsmarges. Als niet is aangetoond dat een middel veilig gebruikt kan worden, wordt conform het voorzorgsbeginsel geen toelating afgegeven. Nieuwe wetenschappelijke inzichten zorgen voor een continu proces van verbetering van het beoordelingskader. Het lopende onderzoek «Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden 2» (OBO-2), uitgevoerd door het RIVM, Nivel, en IRAS, speelt een cruciale rol in onze voortdurende evaluatie van deze kwestie. Dit onderzoek richt zich op mogelijke gezondheidseffecten door blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen bij omwonenden van landbouwpercelen, inclusief kinderen en agrariërs, met specifieke aandacht voor ziekten zoals Parkinson, leukemie bij kinderen, en diverse cognitieve effecten (Kamerstuk 27 858, nr. 644). Het is van groot belang dat ons beleid wordt ondersteund door de meest actuele en grondige wetenschappelijke beschikbare data. Gezien deze complexiteit, zal ik de ontwikkelingen en uitkomsten van lopend onderzoek naar de gezondheidseffecten van gewasbeschermingsmiddelen nauwlettend blijven volgen. Daarnaast wordt in het Uitvoeringsprogramma van de toekomstvisie gewasbescherming 2030 ook gewerkt aan het verminderen van de behoefte aan gewasbescherming. Het blijft de inzet van de Minister van LNV om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in 2030 met 50% te reduceren.
Aangezien in de lelieteelt veel gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, gaat de Minister van LNV een onderzoek starten naar hoe de uitbreiding van het areaal in de lelieteelt beperkt kan worden. Ook zal ik de dialoog met betrokken ministeries en andere relevante bestuurslagen voortzetten om te bespreken wat voor mogelijkheden de Omgevingswet biedt. In de tussentijd blijft het voorlichten van burgers en lokale overheden een prioriteit om het bewustzijn over de (potentiële) risico's van deze werkzame stoffen te vergroten en om de beste methoden voor het minimaliseren van blootstelling te benadrukken.
Vraag 5
Is er een mogelijkheid voor het bevoegd gezag om onder de nieuwe regels van de Omgevingswet het voorzorgsprincipe toe te passen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Onder de nieuwe Omgevingswet is er mogelijkheid voor het bevoegd gezag om het voorzorgsprincipe toe te passen. Dit principe speelt een belangrijke rol in het milieurecht en de Omgevingswet biedt hier nieuwe instrumenten en mogelijkheden voor. Het omgevingsplan, dat een kerninstrument van de Omgevingswet is, vervangt de vroegere bestemmingsplannen en andere regelingen. Het stelt elke gemeente in staat algemene regels te definiëren die nodig zijn voor het beheer van de fysieke leefomgeving. Binnen dit kader kunnen gemeenten het voorzorgsprincipe toepassen om nieuwe ontwikkelingen, zoals specifieke agrarische activiteiten die potentieel gevaarlijk kunnen zijn voor de volksgezondheid, te weren of te beperken, zelfs als er nog geen volledige wetenschappelijke zekerheid is over de risico's.
Recente jurisprudentie, zoals de uitspraak van de Afdeling van 19 juli 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2791), illustreert dat gemeenten en provincies al de ruimte hebben om binnen het bestaande bestemmingsplan het voorzorgsprincipe toe te passen, zelfs zonder een definitief bewezen oorzakelijk verband.
NOS, 27 maart 2024, «Kweker mag geen lelies telen naast Drentse basisschool» (Kweker mag geen lelies telen naast Drentse basisschool (nos.nl))↩︎