[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Stoffer over het bericht ‘ME grijpt in bij bezetting gebouw Universiteit Leiden in Den Haag‘

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2024D24220, datum: 2024-06-11, bijgewerkt: 2024-06-13 15:00, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20232024-1957).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2024Z08481:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1957

Vragen van het lid Stoffer (SGP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «ME grijpt in bij bezetting gebouw Universiteit Leiden in Den Haag» (ingezonden 17 mei 2024).

Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 11 juni 2024).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «ME grijpt in bij bezetting gebouw Universiteit Leiden in Den Haag»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Wat vindt u ervan dat de Universiteit Leiden in gesprek is gegaan met Students for Palestine, dat, zoals u blijkens eerdere antwoorden weet, zich aan diezelfde universiteit schuldig heeft gemaakt aan het verheerlijken van geweld middels onder andere het uitdelen van flyers?2 Hoe is het mogelijk om te spreken van een constructieve discussie met deze extremistische groepering?3

Vindt u ook dat instellingen niet in gesprek, laat staan in onderhandeling, moeten treden met initiatieven die openlijk terreur verheerlijken? Gaat u hierover het gesprek aan met de instellingen voor hoger onderwijs?

Antwoord 2 en 3

Laat ik duidelijk zijn dat voor de verheerlijking van geweld geen plaats is in het onderwijs, noch in onze samenleving. Universiteiten en hogescholen hebben, gestimuleerd door de overleggen die ik met hen heb gevoerd, een gezamenlijke richtlijn ontwikkeld voor de omgang met protesten op hun campussen. De richtlijn is voor alle partijen de basis en dit geeft de instellingen en de lokale driehoek (bestaande uit de burgemeester, de officier van justitie en de politiechef), een eenduidig fundament om te kunnen handelen. Voor een nadere toelichting hierop verwijs ik u hiervoor graag naar mijn kamerbrief over de «Stand van zaken omtrent de veiligheid op universiteiten en hogescholen n.a.v. de protesten over de situatie in Gaza» van 31 mei 2024.4

Zoals in deze «richtlijn protesten» is opgenomen, is de inzet van universiteiten en hogescholen altijd een vreedzaam verloop van een protest. Instellingen proberen daarom in gesprek te blijven met protesterende medewerkers en studenten om te zorgen voor een veilig verloop van het protest. Ook vragen instellingen aan de organisatoren van protesten om erop toe te zien dat er geen strafbare feiten worden gepleegd.

Wanneer een protest niet voldoet aan uitgangspunten uit de richtlijn, zetten universiteiten en hogescholen in op de-escalatie. Afhankelijk van de specifieke situatie van een protest beslist de instelling – in afstemming met de lokale driehoek – welke stappen bijdragen aan de best passende oplossing.

Dat kan ook overleg met demonstranten inhouden. Als sprake is van strafbare feiten, kan hiervan aangifte gedaan worden. Het is aan de politie om een opsporingsonderzoek te starten en aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen of sprake is van strafbare feiten en of een vervolging opportuun is.

Vraag 4

Kunt u onomwonden bevestigen dat het ontoelaatbaar is dat instellingen onder druk van geweldsverheerlijkers hun inhoudelijke beleid aanpassen?

Antwoord 4

De eis die door de demonstranten in de verschillende protesten wordt neergelegd is dat de betreffende instelling alle (wetenschappelijke) banden met Israëlische instellingen, zoals academische samenwerking bij wetenschappelijk onderzoek en onderwijs, zonder meer verbreekt. Deze eis gaat voorbij aan de wijze waarop instellingen tot beslissingen over internationale samenwerking komen op basis van zorgvuldige, inhoudelijke en democratische processen, vrij van intimidatie, druk of dreiging met geweld. Het is namelijk een academische kernwaarde dat wetenschappers in vrijheid mogen bepalen met wie en naar welke vragen zij onderzoek doen.

Ik vind het belangrijk dat universiteiten en hogescholen wetenschappelijke en strategische samenwerkingsverbanden met andere instellingen of in internationale projecten op eenzelfde zorgvuldige wijze tegen het licht houden en dat elk individueel geval op basis van de omstandigheden inhoudelijk, en daarmee landenneutraal wordt bekeken. Instellingen zijn momenteel bezig met de (door)ontwikkeling van criteria waarmee zij de (ethische) kansen en risico’s van internationale samenwerking kunnen afwegen. Ik heb de universiteiten en hogescholen verzocht om bij deze doorontwikkeling een aantal belangrijke uitgangspunten te betrekken. Ik verwijs voor deze uitgangspunten naar de bijlage bij mijn kamerbrief over de «Stand van zaken omtrent de veiligheid op universiteiten en hogescholen n.a.v. de protesten over de situatie in Gaza» van 31 mei 2024.5

Vraag 5

Op welke wijze kunt u instellingen (financieel) ondersteunen om weerstand te kunnen bieden tegen dwang van activisten die, al dan niet gepaard gaande met bezetting van panden en vernieling, erop gericht is het beleid van de instelling aan te passen?

Antwoord 5

Ik ben, zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 en 3, intensief in overleg met instellingen over de demonstraties. Daarbij zijn ook vertegenwoordigers vanuit politie, het Openbaar Ministerie en het Ministerie van Justitie en Veiligheid betrokken. Dit heeft ook bijgedragen aan een nauwere samenwerking van de universiteiten en hogescholen met de lokale driehoek ter voorbereiding op of gedurende de protesten. Universiteiten en hogescholen hebben, gestimuleerd door deze overleggen, een gezamenlijke richtlijn ontwikkeld voor de omgang met protesten op hun campussen. Hogescholen en universiteiten zijn daarnaast momenteel bezig met de (door)ontwikkeling van criteria waarmee zij de (ethische) kansen en risico’s van internationale samenwerking kunnen afwegen. Ik heb de universiteiten en hogescholen verzocht om bij deze doorontwikkeling een aantal belangrijke uitgangspunten te betrekken. Ik verwijs voor deze uitgangspunten naar de bijlage bij mijn eerder genoemde kamerbrief over de veiligheid op universiteiten en hogescholen. In die brief ga ik nader in op de inzet ten aanzien van de veiligheid op hogescholen en universiteiten.

Vraag 6

Klopt het dat de Universiteit Leiden wel degelijk in gesprek is gegaan met gemaskerde activisten?6 Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot de uitspraak van de woordvoerder dat het college van bestuur het nieuwe protocol zal naleven? Bent u bereid het college van bestuur hierop aan te spreken?

Antwoord 6

Universiteit Leiden heeft aangegeven dat een vertegenwoordiger van de Universiteit Leiden tijdens de protestactie op 16 mei jl. kort gesproken heeft met twee protestvoerders die op dat moment gezichtsbedekking droegen. De aanwezige politiemensen hebben hetzelfde gedaan. Dit is niet conform de huisregels en de gezamenlijke richtlijn, maar er is op dat moment prioriteit gegeven aan een de-escalerende aanpak. Dit met het oog op de veiligheid van alle betrokkenen op en rond de Campus Den Haag. Ik heb begrepen dat dit contact pertinent géén onderhandelingen betrof en bewust plaatsvond in een open ruimte, in gezelschap van de politie, zodat iedereen kon zien dat de-escalatie de insteek was.

Ik zal het college van bestuur niet aanspreken op het besluit contact te zoeken met de protestvoerders met gezichtsbedekking. Ik heb er begrip voor dat de keuze om contact te legen met deze twee protestvoerders gemaakt is onder hoge druk en dat er in het belang van de gezondheid en veiligheid van studenten en personeel een afweging is gemaakt.

Vraag 7

Wat is uw oordeel over het feit dat vermeende demonstraties herhaaldelijk en primair ingezet worden als dwangmiddel en niet als mogelijkheid om de eigen mening te kunnen uitdragen? Hoe beoordeelt u deze ontwikkeling in het licht van de Europese jurisprudentie die aangeeft dat het welbewust uitoefenen van dwang niet tot de kern van het demonstratierecht behoort?7

Antwoord 7

Het is goed dat studenten en docenten zich betrokken voelen bij wat er in de wereld speelt, en dat mogen ze ook uiten. Maar geweld, intimidaties en vernieling vind ik onacceptabel. De veiligheid van iedereen binnen de gemeenschap mag hierdoor niet in het geding komen. Ook kan er absoluut geen sprake zijn van antisemitisme of het oproepen tot haat.

Bij een demonstratie gaat het inderdaad om een vreedzame betoging. Uit de jurisprudentie volgt dat acties die niet of niet primair het karakter van gemeenschappelijke meningsuiting hebben, maar waarbij andere elementen, zoals feitelijke dwang, overheersen, niet worden gezien als een betoging. Of hiervan in een concreet geval sprake is, staat ter beoordeling van de burgemeester en dat oordeel is vervolgens onderworpen aan toetsing door de rechter.


  1. NOS, 16 mei 2024, «ME grijpt in bij bezetting gebouw Universiteit Leiden in Den Haag», https://nos.nl/artikel/2520707-me-grijpt-in-bij-bezetting-gebouw-universiteit-leiden-in-den-haag.↩︎

  2. Aanhangsel Handelingen II 2023–2024, nr. 631.↩︎

  3. Universiteit Leiden, 16 mei 2024, «Brief summary of our approach to our ties with Israeli institutions», www.universiteitleiden.nl/en/news/2024/05/brief-summary-of-our-approach-to-our-ties-with-israeli-institutions.↩︎

  4. Kamerstukken II, vergaderjaar 2023–2024, 29 240, nr. 139↩︎

  5. Kamerstukken II, vergaderjaar 2023–2024, 29 240, nr. 139↩︎

  6. https://twitter.com/GeertenWaling/status/1791139713417376001.↩︎

  7. EHRM, 15 oktober 2015, Kudrevičius and Others v. Lithuania. Zie verder Roorda, B., Brouwer, J. G., & Schilder, A. E. (Eds.) (2021). Antwoorden op recente demonstratie- en vergaderingsrechtelijke vraagstukken: Een onderzoek naar antwoorden op demonstratie- en vergaderingsrechtelijke vraagstukken in het Nederlandse recht die zich na de evaluatie van de Wet openbare manifestaties in 2015 tot op heden (medio 2021) voordoen. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.↩︎