[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reparatie in de circulaire economie

Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Brief regering

Nummer: 2024D26693, datum: 2024-06-24, bijgewerkt: 2024-08-12 12:41, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32852-316).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32852 -316 Grondstoffenvoorzieningszekerheid.

Onderdeel van zaak 2024Z11182:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Nr. 316 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juni 2024

Tijdens het commissiedebat circulaire economie van 15 februari jl. sprak de Kamer met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over reparatie en hoe in nationaal verband het aantal reparaties kan worden vergroot1. Met deze brief wordt invulling gegeven aan de toezegging2 om op een rij te zetten wat er op dit moment reeds wordt gedaan om reparatie te stimuleren en welke aanvullende mogelijkheden er zijn om het aantal reparaties te vergroten.

Reparatie speelt een belangrijke rol in een circulaire economie. Door reparatie worden producten en onderdelen langer en intensiever gebruikt, waardoor minder grondstoffen nodig zijn en daarmee ook onze afhankelijkheid van derde landen vermindert. Bovendien biedt een groei van de reparatiesector nieuwe kansen voor praktische werkgelegenheid in Nederland. Minder behoefte aan nieuwe producten leidt ook tot een lagere milieudruk. Door kapotte spullen te repareren in plaats van weg te gooien, verkleinen we onze ecologische voetafdruk én zetten we een belangrijke stap richting een circulaire samenleving.

Om reparatie te bevorderen, zijn (tenminste) drie zaken nodig. Ten eerste moeten spullen zo ontworpen zijn dat ze (makkelijker) te repareren zijn. Ten tweede is een goede reparatie-infrastructuur nodig, met voldoende beschikbare vakmensen om de reparaties uit te voeren. Ten derde moet het voor consumenten makkelijk en aantrekkelijk zijn om spullen te laten repareren.

Dit zijn dan ook de drie sporen waarlangs de huidige Nederlandse inzet ten aanzien van reparatie is ingericht: (1) beter productontwerp; (2) versterking van de reparatie-infrastructuur en -vakmanschap; en (3) consumenten stimuleren om hun producten te (laten) repareren.

Voor het eerste spoor, een beter productontwerp, heeft Nederland zich ingezet voor Europese regelgeving. Dit heeft geleid tot de nieuwe Europese Kaderverordening Ecodesign voor duurzame producten3 die door ontwerpeisen producten beter repareerbaar moet maken.

Voor het tweede spoor, het versterken van de reparatie-infrastructuur, met voldoende beschikbare reparateurs, worden het netwerk van circulaire ambachtscentra en Repair Cafés ondersteund. Daarnaast wordt erop ingezet om reparatievaardigheden te verankeren in het onderwijsaanbod. Ook wordt samen met Techniek Nederland gewerkt aan een Nationaal Reparateursregister om het vinden van reparateurs in de buurt eenvoudiger te maken.

Voor het derde spoor, de inzet richting consumenten, is van belang dat de consumentenrechten ten aanzien van reparatie recent zijn versterkt met de Europese Richtlijn Gemeenschappelijke regels voor het stimuleren van reparatie4. Deze Richtlijn verplicht producenten bijvoorbeeld om voor producten waarvoor Ecodesign eisen gelden ook na de garantieperiode producten te repareren als een consument dit vraagt. Reparatie is ook meegenomen in de «Zet ook de knop om» klimaatcampagne van EZK5 om zo consumenten te stimuleren meer te (laten) repareren. Daarnaast geldt in Nederland op dit moment een verlaagd btw-tarief voor het herstellen van fietsen; schoeisel en lederwaren; kleding en huishoudlinnen; en sommige goederen waarvan de levering onder het verlaagde tarief valt (dit heeft met name betrekking op hulpmiddelen met een medische achtergrond).

In aanvulling op bovengenoemde voorbeelden van de lopende inzet zijn er ook opties om reparatie nog verder te bevorderen. Als onderdeel van een breder doorontwikkeltraject wordt bijvoorbeeld onderzocht of en hoe het instrument Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid (UPV) beter benut kan worden om reparatie te stimuleren6. Tevens wordt bekeken hoe de Cenelec-certificering, die vereist is voor het repareren van afgedankte elektrische en elektronische apparaten (e-waste), beter toegankelijk kan worden gemaakt voor kleinere ondernemers. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat bijvoorbeeld kringloopwinkels minder worstelen met de bijbehorende kosten en administratieve lasten van deze regelgeving.

De Kamer heeft ook gevraagd om te kijken naar het bevorderen van reparatie door middel van een reparatiebonus of -voucher. Op dit moment wordt in lijn met de motie van het Lid Bamenga7, de mogelijkheid om reparatievouchers in te voeren verkend. Daarbij wordt gekeken naar het Oostenrijkse voorbeeld en initiatieven in andere lidstaten, naar de kosten en baten van een dergelijk systeem en naar de effectiviteit op zowel korte als lange termijn. Er lijken voor- en nadelen te kleven aan de verschillende aanpakken. De Kamer zal voor de begrotingsbehandeling van IenW nader worden geïnformeerd over de uitkomsten van deze verkenning.

Door verschillende partijen wordt ook regelmatig gevraagd om het btw-tarief op reparatie van huishoudelijke apparaten te verlagen. Hoewel dit sinds de aanpassing in 2023 van de EU Btw-richtlijn mogelijk is, is dit op dit moment niet in Nederland geïmplementeerd. Deze maatregel ligt namelijk om verschillende redenen niet voor de hand, zoals eerder gedeeld met de Kamer8. Eerdergenoemde maatregelen en acties worden haalbaarder geacht.

In de bijlage bij deze brief is een overzicht opgenomen waarin de verschillende lopende en andere acties aan de hand van de drie voorgenoemde sporen uitgebreider worden beschreven. Het bevorderen van reparaties is belangrijk voor de werkgelegenheid in Nederland, het minder afhankelijk worden van buitenlandse toeleveranciers van grondstoffen en producten, en het versterken van de Nederlandse economie, met het oog op het doel om in 2050 een circulaire economie te hebben.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers

OVERZICHT MAATREGELEN TER BEVORDERING VAN REPARATIE

Deze bijlage biedt een overzicht van de huidige beleidsinzet gericht op het stimuleren van reparatie. Hierbij wordt ook ingegaan op toekomstige ontwikkelingen en worden eventuele aanvullende maatregelen beschreven die de bestaande inzet kunnen versterken.

1. Beter productontwerp

Een verbeterd productontwerp moedigt reparatie aan. Wanneer producten makkelijker te repareren zijn, wordt de motivatie van consumenten om te (laten) repareren vergroot9.

Ontwerpeisen onder de Kaderverordening Ecodesign

De Europese Kaderverordening Ecodesign voor duurzame producten maakt het mogelijk om ontwerpeisen te stellen aan specifieke productgroepen. Deze eisen moeten er o.a. aan bijdragen dat producten langer worden gebruikt. Dit kan bijvoorbeeld door eisen te stellen aan de repareerbaarheid en de robuustheid van producten. Ook kunnen producenten worden verplicht om reserveonderdelen een aantal jaren beschikbaar te blijven stellen, zodat daarmee ook oudere producten nog gerepareerd kunnen worden. De Kamer is per brief van 27 mei 202410 uitgebreid geïnformeerd over de uitkomsten van de EU-onderhandelingen Ecodesign en reparatie en het juridisch onderzoek n.a.v. de motie Van der Graaf.

Nederland hecht veel waarde aan de Ecodesign wetgeving en zal erop aandringen dat de Europese Commissie in de komende jaren voor een groot aantal productgroepen Ecodesign eisen zal uitwerken, inclusief ten aanzien van repareerbaarheid.

2. Versterking van de reparatie-infrastructuur en vakmanschap

Het is belangrijk dat genoeg lokale infrastructuur en vakmanschap beschikbaar is voor de effectieve uitvoering van reparaties. Eerder is in opdracht van IenW de Nederlandse reparatiesector in kaart gebracht11. Uit deze verkenning blijkt dat Nederland een diverse reparatie-infrastructuur kent, van geautoriseerde reparateurs tot kringloopwinkels en Repair Cafés. De volgende initiatieven dragen bij aan de versterking van de reparatie-infrastructuur en -vakmanschap.

Stimuleren van circulaire ambachtscentra

Een circulair ambachtscentrum is een locatie of netwerk waarbij verschillende partijen samenwerken om afvalstromen te verminderen en hoogwaardig product- en materiaalhergebruik te faciliteren. Hierbij worden minimaal de functies van een milieustraat, kringloopwinkel, reparatiewerkplaats, onderwijs (m.n. Regionale opleidingscentra/Middelbaar beroepsonderwijs) en het sociaal domein gecombineerd. Circulaire ambachtscentra kunnen een belangrijke rol vervullen in het stimuleren van reparatie door bijvoorbeeld bezoekers aan milieustraten en kringloopwinkels te wijzen op de mogelijkheid hun producten te (laten) repareren in plaats van af te danken. De centra leveren ook nieuwe banen op – ook voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

IenW ondersteunt via Rijkswaterstaat de ontwikkeling van circulaire ambachtscentra in Nederland, in samenwerking met de Branchevereniging Kringloop Nederland (BKN), de VNG, NVRD en Stichting Repair Café. In dit verband wordt ook ingezet op kennisuitwisseling door onder andere het organiseren van bijeenkomsten en lezingen en het onderhouden van een netwerk12. Jaarlijks verstrekt IenW subsidies aan gemeenten ter bevordering van de ontwikkeling van circulaire ambachtscentra.

Het is van belang dat er meer ambachtscentra komen en dat ze bekender, nabijer en toegankelijker worden dan nu het geval is. De ambitie, zoals geformuleerd in het Nationaal Programma Circulaire Economie (2023–2030), is om in 2030 een landelijk dekkend netwerk van circulaire ambachtscentra in Nederland tot stand te brengen. Hiertoe is een opschalingsplan opgesteld dat zich richt op uitbreiding van het aantal circulaire ambachtscentra, ondersteunen van gemeenten die een circulair ambachtscentra willen starten13 en faciliteren dat milieustraten ingericht worden op hergebruik. De IenW subsidies ondersteunen deze ontwikkelingen.

Stimuleren van Repair Cafés

Repair Cafés organiseren toegankelijke bijeenkomsten waar consumenten op een laagdrempelige wijze samen met vrijwilligers meegebrachte producten kunnen repareren. Een Repair Café is een uitkomst voor consumenten met een defect product die zelf niet de kennis of faciliteiten hebben om het apparaat te repareren (en deze kennis eventueel wel willen opdoen) en/of het niet de moeite of kosten waard vinden om ermee naar een reparatiebedrijf te gaan. In de praktijk vullen professionele reparateurs in stadscentra en winkelstraten en vrijwillige reparateurs, zoals die in Repair Cafés, elkaar aan. Wanneer reparatie economisch niet rendabel is, verwijzen professionele reparateurs soms door naar Repair Cafés en vice versa, waarmee ze elkaar kunnen versterken. Het Ministerie van IenW ondersteunt de Stichting Repair Café14, die professionele ondersteuning biedt van vrijwilligers op het gebied van reparatie. Stichting Repair Café vervult tevens een belangrijke functie in de ontwikkeling en het succes van circulaire ambachtscentra, door vrijwillige reparateurs te mobiliseren en te koppelen aan deze centra.

Vergemakkelijken Cenelec-certificering proces voor kleinere ondernemers

Partijen die reparaties uitvoeren op afgedankte elektrische en elektronische apparaten (e-waste) moeten Cenelec-gecertificeerd zijn. Het verrichten van reparaties op elektrisch en elektronisch afval mag namelijk niet leiden tot een verhoogd risico voor milieu, gezondheid of veiligheid (denk aan kortsluiting, schokken, brand).

Sommige kleinere ondernemers die willen bijdragen aan een circulaire economie, zoals kringloopwinkels met reparatie afdelingen of ondernemingen in het sociale domein, worstelen met deze regelgeving en de bijbehorende kosten en administratieve lasten. Hoewel er subsidies beschikbaar zijn om een deel van die kosten te dekken, blijft de administratieve last te zwaar. IenW heeft oog voor de last die het behalen/behouden van een certificaat met zich meebrengt voor de kleinere ondernemer die goedwillend wil bijdragen aan een circulaire economie. Samen met Techniek Nederland, Stichting OPEN, de ILT en RWS wordt momenteel bekeken of het Cenelec certificaat dat is gebaseerd op de standaard NEN-EN 5061415 kan worden toegesneden op dit soort kleinere ondernemers. Daarnaast wordt bekeken op welke wijze meer handelingsruimte kan worden gecreëerd rond het moment dat een apparaat als afval wordt aangemerkt.

Opzetten Nationaal Reparateursregister

De EU richtlijn Gemeenschappelijke regels ter bevordering van reparatie16 verplicht lidstaten om een nationaal reparateursregister op te zetten, zodat het makkelijker wordt voor consumenten om betrouwbare reparateurs te vinden. Het gaat hierbij om reparateurs van productgroepen waarvoor Ecodesign maatregelen zijn uitgewerkt. Dat is op dit moment het geval voor een aantal elektrische en elektronische apparaten, maar zal naar verwachting de komende jaren worden uitbereid naar o.a. textiel en meubels. Dit EU-voorstel stelt ook eisen aan het oprichten en inrichten van een reparatieregister. Volgens deze regelgeving moet de Europese Commissie een Europees online reparatieplatform opzetten, waarop de nationale onderdelen aansluiten.

Dit sluit goed aan bij de Nederlandse nationale inspanningen. In Nederland is in samenwerking met Techniek Nederland in 2023 al een eerste pilot van het reparateursregister voor elektrische en elektronische apparaten gelanceerd. Dit wordt de komende tijd verder uitgewerkt waarbij Stichting Repair Café, TU Delft en diverse brancheorganisaties worden betrokken.

Reparatie in het onderwijs

Een verbeterde reparatie-infrastructuur vraagt ook om mensen met reparatievaardigheden. Het onderwijs vervult hierin een belangrijke rol en moet daar nu op inspelen; de werknemer van de toekomst heeft andere kennis en vaardigheden nodig. Het kabinet heeft dan ook de ambitie om de activiteiten op het gebied van circulaire economie en reparatie in het onderwijs op te schalen17 door onderwijsactiviteiten die hier invulling aangeven te ondersteunen. Daarnaast wil het kabinet met het Uitvoeringsplan Duurzaamheid in het Onderwijs18 scholen en onderwijsinstellingen helpen om duurzaamheid verder vorm te geven in hun onderwijs. Dit gebeurt bijvoorbeeld door een informatie- en adviespunt in te richten voor informatie over programma’s, duurzaamheidsnetwerken, subsidies, lesmaterialen, kennis, advies bij- en nascholing en inspiratie.

Het vak reparatie komt in steeds meer bedrijfstakken terecht en het kabinet moedigt het aanleren van reparatievaardigheden in het (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs aan. In de praktijk wordt geobserveerd dat steeds meer Regionale Opleidingscentra (ROC’s) reparatiecursussen aanbieden op domeinen variërend van industrieel onderhoud (installaties, voertuigen, bouwwerken) tot mode.

In het programma Sustainability Skills19, dat onderdeel is van het kennis- en leerprogramma Duurzaam Door, werken onderwijsinstellingen, schoolbesturen en bedrijven die stageplaatsen aanbieden samen om leerlingen vaardigheden op het gebied van duurzaamheid bij te brengen. De coöperatie Leren voor morgen, het Ministerie van IenW en de Goldschmeding Foundation stimuleren binnen het kader van het programma Sustainability skills het vak reparatie in het (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs. Dit vak kan bijvoorbeeld worden toegepast binnen bouw- en installatiebedrijven, op het gebied van machines/voertuigen of huishoudelijke apparaten. Door inzet van middelen uit het Klimaatfonds kan dit (bestaande) programma vanaf 2024 versterkt worden ingezet voor betere ondersteuning van docenten en samenwerking met bedrijven voor stageplaatsen en praktijkleren. Verder wordt vanuit het programma Circulaire Ambachtscentra onderzocht of middelbare scholen met het VMBO-profiel Bouwen, Wonen en Interieur meer aandacht kunnen schenken aan reparatie en hergebruik.

Het stimuleren van reparatie in het onderwijs is niet alleen gericht op toekomstige werkenden, maar ook op om/bijscholing van professionals en docenten. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de programmalijn Leven Lang Ontwikkelen (LLO), bedoeld voor samenwerkingsverbanden van bedrijven met het mbo, hbo en wo. De Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) brengt samen met onder andere het Ministerie van IenW en Platform Talent voor Technologie (PTvT) in kaart hoeveel gebruik wordt gemaakt van dit programma voor relevante vaardigheden in de circulaire economie en hoe dit verder te stimuleren20. Via het CIRCO Teach the Teachers programma, ondersteund door het Ministerie van IenW, kunnen mbo- en hbo docenten gebruik maken van lesmateriaal om circulaire principes en praktijken zoals reparatie te integreren in hun lesprogramma’s.

3. Consumenten stimuleren om hun producten te (laten) repareren

Het moet voor consumenten makkelijk en aantrekkelijk zijn om producten te laten repareren. Daartoe lopen de volgende activiteiten.

Verbeterde consumentenrechten op het gebied van reparatie

De recent overeengekomen Richtlijn Gemeenschappelijke regels voor het stimuleren van reparatie21 richt zich op het stimuleren van reparatie voor producten waaraan Ecodesign eisen zijn gesteld. Het focust op de gebruiksfase van het product. In de huidige situatie kunnen consumenten tijdens de wettelijke garantieperiode in het geval van een niet-conform product22 kiezen voor kosteloze vervanging of reparatie23. Na de garantieperiode moeten de consumenten betalen voor reparatie, of het product op eigen kosten vervangen. Deze Reparatierichtlijn beoogt te stimuleren dat producten buiten de garantieperiode vaker worden gerepareerd in plaats van vervangen. Na de garantieperiode geldt dat producenten verplicht zijn om op verzoek van de consument producten die onder Ecodesign vallen te repareren. Deze reparatie moet binnen een redelijke periode, en gratis of tegen een redelijke vergoeding worden aangeboden. Ook staat in de Richtlijn dat lidstaten ten minste één maatregel moeten nemen ter bevordering van reparatie; van niet-financiële, financiële of fiscale aard. De Richtlijn biedt verder de mogelijkheid voor de reparateur om een reparatie informatieformulier beschikbaar te stellen en, zoals hierboven vermeld, introduceert de Richtlijn ook een verplichting tot het oprichten van een reparatieplatform. Over de Richtlijn is op 2 februari jl. een politiek akkoord bereikt. Inwerkingtreding en implementatie worden de komende tijd opgepakt. In de brief van 27 mei 2024 over de uitkomsten EU-onderhandelingen Ecodesign en reparatie en juridisch onderzoek n.a.v. motie Van der Graaf24 is het proces nader geschetst (Kamerstuk 32 852, nr. 221).

In aanvulling op de Reparatierichtlijn, werd in de voorgenoemde Kamerbrief aangekondigd dat een reparatieverplichting buiten de garantietermijn zou worden verkend. Het nemen van deze maatregel is juridisch gezien mogelijk, maar het is van belang om de verwachte kosten en baten van deze maatregel zorgvuldig te analyseren. Een verkenning zou uitgebreid in moeten gaan op de noodzakelijkheid, doelmatigheid, doeltreffendheid en ook de uitvoerbaarheid van de maatregel. Deze verkenning vraagt daarom tijd. De Kamer wordt voor het einde van het jaar op de hoogte gebracht van de uitkomsten.

Reparatie goedkoper maken

Een andere manier om het aantal reparaties in Nederland te stimuleren is door reparatiediensten goedkoper te maken. Uit onderzoek van Leiden-Delft-Erasmus Universities (LDE)25 blijkt dat een van de grootste belemmeringen voor het repareren van de meeste producten de huidige, ondanks het lage btw-tarief, hoge reparatiekosten zijn.

Een reparatiebonus zou kunnen helpen om reparatie betaalbaarder te maken. Een reparatiebonus is een (gedeeltelijke) vergoeding voor consumenten om de reparatiekosten voor bepaalde productgroepen te dekken. Zo’n bonus kan in de vorm van een voucher worden aangeboden, zoals bijvoorbeeld in Oostenrijk, Frankrijk en Thüringen wordt gedaan26. De financiering van de vouchers verloopt bij deze voorbeelden ofwel via nationale of regionale overheidsgelden (in Oostenrijk komen deze uit het Europese Corona herstelfonds), ofwel via producenten in het kader van een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV). In het kader van de doorontwikkeling van UPV27 wordt in kaart gebracht welke mogelijkheden er zijn om binnen het instrument UPV reparatie te bevorderen. Een reparatiebonus kan overigens ook worden gekoppeld aan het verbeteren van de reparatie-infrastructuur, door de bonus bijvoorbeeld te gebruiken voor meer reparatieopleidingen of professionalisering.

De voorbeelden in andere landen laten zien dat het mogelijk is om een bonus in te voeren en dat er verschillende opties zijn voor de inrichting ervan. Zoals ook in de Kamerbrief van 27 mei 202428 staat vermeld, is het juridisch mogelijk om nationaal een reparatiebonus te introduceren. Er zijn wel een aantal algemene openstaande vragen over de effectiviteit van deze vouchers. Zo moet nog onderzocht worden of het invoeren van een reparatiebonus wel het beoogde doel bereikt, hoe voorkomen kan worden dat er misbruik gemaakt wordt van deze vouchers en of de positieve effecten op het aantal reparaties naar verwachting ook doorzetten als de vouchers op termijn worden afgeschaft. Ook kan een reparatiebonus de uitoefening van grensoverschrijdende reparatiediensten belemmeren of reparatie door buitenlandse aanbieders voor consumenten minder aantrekkelijk maken als de reparatie alleen wordt vergoed wanneer deze door een nationale reparateur wordt uitgevoerd. Een goede onderbouwing van de noodzakelijkheid, doelmatigheid, doeltreffendheid en uitvoerbaarheid van de maatregel is daarom belangrijk. Deze aspecten zullen worden meegenomen in het onderzoek, waarna de Kamer conform de motie Bamenga29 voor de begrotingsbehandeling van IenW nader wordt geïnformeerd.

Verbeterde informatie voor consumenten

De Europese Richtlijn over het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie30 verplicht het delen van betrouwbare duurzaamheids-informatie voor consumenten, waaronder over reparatiemogelijkheden. Het doel is consumenten beter te informeren over de repareerbaarheid van producten, inclusief via de mogelijkheid van het toekennen van repareerbaarheidsscores. Als dit niet haalbaar is, moeten producenten informatie verstrekken over reserveonderdelen, de bestelprocedure van die reserveonderdelen en de beschikbaarheid van gebruikers- of reparatiehandleidingen.

Ook wordt het voor producten waaraan Ecodesign eisen worden gesteld verplicht om een Digitaal Productpaspoort beschikbaar te stellen. Hierdoor is reparatie-informatie (zoals handleidingen), informatie over materiaalgebruik en samenstelling ten behoeve van recycling op één plek, digitaal te vinden. Onder de Kaderverordening Ecodesign kan ook worden vereist dat een repareerbaarheidsscore wordt opgenomen in het productpaspoort en wordt weergegeven op het energielabel. Deze score toont aan hoe makkelijk het product te repareren is. Nederland zal erop aandringen dat de Europese Commissie waar relevant een reparatiescore verplicht stelt. In 2025 verschijnt op het nieuwe energielabel voor smartphones en tablets reeds een reparatiescore.

Communicatie

Het onderwerp reparatie wordt ook meegenomen in de «Zet ook de knop om» (ZODKO) campagne van EZK in mei 2024. Consumenten worden in allerlei vormen gestimuleerd om een product te (laten) repareren in plaats van een nieuwe te bestellen. Sommige gemeenten hebben zelf een reparatiecampagne opgestart, bijvoorbeeld de gemeenten Rotterdam en Apeldoorn. Daarnaast geeft Milieu Centraal onafhankelijke voorlichting en handelingsperspectieven aan consumenten over circulaire economie, waaronder het thema reparatie. IenW verstrekt subsidie aan Milieu Centraal.


  1. Kamerstuk 32 813, nr. 1373↩︎

  2. Toezegging TZ202403-024↩︎

  3. COM/2022/142. Voor BNC fiche, zie Kamerstuk 22 112, nr. 3422.↩︎

  4. EUR-Lex - 52023PC0155 - EN - EUR-Lex (europa.eu)↩︎

  5. https://zetookdeknopom.nl/tip-swiper/spullen en Je spullen een tweede leven geven, een goede gewoonte (Youtube.com)↩︎

  6. Kamerstuk 32 852, nr. 268↩︎

  7. Kamerstuk 32 852, nr. 305↩︎

  8. Kamerstuk 32 140, nr. 198↩︎

  9. Reparatie in de circulaire economie - Europese wetgeving, productontwerp en verdienmodellen (centre-for-sustainability.nl)↩︎

  10. Kamerstuk 22 112, nr. 3949↩︎

  11. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2021/05/16/verkenning-nederlandse-reparatie-infrastructuur↩︎

  12. Kennisnetwerk - Circulair Ambachtscentrum↩︎

  13. Zie bijvoorbeeld de Startersgids↩︎

  14. Repair Café - Fixing Together, Worldwide (repaircafe.org)↩︎

  15. NEN-EN 50614: Voorschriften voor de voorbereiding voor hergebruik van AEEA (dit betreft de Nederlandse uitgave van de internationale standard EN 50614 opgesteld door Cenelec). Deze standaard is het uitgangspunt voor de certificering en bevat technische en administratieve bepalingen voor ondernemers die handelingen (waaronder reparatie) uitvoeren aan afgedankte elektrische en elektronische apparaten (e-waste) met het oogmerk die afgedankte apparaten weer als werkend product op de markt te brengen.↩︎

  16. EUR-Lex - 52023PC0155 - EN - EUR-Lex (europa.eu)↩︎

  17. Nationaal Programma Circulaire Economie, hoofdstuk 4.7↩︎

  18. Kamerbrief met toelichting op circulair klimaatbeleid | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  19. https://lerenvoormorgen.org/programma/sustainability-skills/↩︎

  20. https://www.dus-i.nl/subsidies/llo-katalysator↩︎

  21. Rules promoting the repair of goods - European Commission (europa.eu)↩︎

  22. Een product dat eerder kapot gaat dan de consument redelijkerwijs mag verwachten en geen gevolg is van slijtage of verkeerd gebruik.↩︎

  23. EUR-Lex - 52023PC0155 - EN - EUR-Lex (europa.eu)↩︎

  24. Kamerstuk 22 112, nr. 3949↩︎

  25. Whitepaper Repair Leiden-Delft-Erasmus 13 nov 2023↩︎

  26. A comprehensive overview of the current repair incentive systems: repair funds and vouchers - Right to Repair Europe↩︎

  27. Kamerstuk 32 852, nr. 268↩︎

  28. Kamerstuk 22 112, nr. 3949↩︎

  29. Kamerstuk 32 852, nr. 305↩︎

  30. Richtlijn (EU) 2024/825 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2024 tot wijziging van de Richtlijnen 2005/29/EG en 2011/83/EU wat betreft het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie door middel van betere informatie en door middel van bescherming tegen oneerlijke praktijken↩︎