Beleidsreactie Monitor seksueel geweld tegen kinderen
Kindermishandeling
Brief regering
Nummer: 2024D26920, datum: 2024-06-25, bijgewerkt: 2024-08-08 15:15, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31015-275).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Mede ondertekenaar: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Beslisnota bij Beleidsreactie Monitor seksueel geweld tegen kinderen
- Monitor seksueel geweld tegen kinderen 2018–2022
Onderdeel van kamerstukdossier 31015 -275 Kindermishandeling.
Onderdeel van zaak 2024Z11266:
- Indiener: M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Medeindiener: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-06-27 12:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-07-03 10:00: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-05-21 10:00: Maatschappelijk domein (inclusief Huiselijk geweld, kindermishandeling en geweld in afhankelijkheidsrelaties) (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
31 015 Kindermishandeling
34 843 Seksuele intimidatie en geweld
Nr. 275 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 juni 2024
Met deze beleidsreactie op de Monitor seksueel geweld tegen kinderen 2018–2022 van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen informeren wij uw Kamer, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, over diverse ontwikkelingen op dit thema. De monitor is bijgevoegd. Wij zijn de Nationaal Rapporteur zeer erkentelijk voor deze monitor met daarin concrete handvatten om preventie en bescherming te verbeteren.
In deze brief geven wij eerst een algemene reactie op de monitor, gevolgd door de reacties op de zes afzonderlijke aanbevelingen uit het rapport.
Algemene reactie op de monitor
Uit de monitor blijkt dat het aantal meldingen van seksueel geweld tegen kinderen in de periode 2018–2022 is toegenomen (politie en Centrum Seksueel Geweld). De politie geeft daarbij aan dat er meer meldingen van ernstig seksueel geweld zijn binnengekomen, waaronder ook meldingen van geweld dat langer geleden plaatsvond. Het Centrum Seksueel Geweld zag daarnaast ook een toename van het aantal minderjarigen (vooral tieners) dat gebruik maakte van de chatdienst.
Voor veel slachtoffers en omstanders is de drempel hoog om melding te doen. Het is daarom een positieve ontwikkeling dat steeds meer mensen een melding durven te maken en/of contact leggen met hulpverlening als zij te maken krijgen met seksueel grensoverschrijdend gedrag of seksueel geweld. Want: hoe eerder een slachtoffer hulp krijgt aangeboden, hoe groter de kans is op herstel.
De monitor laat ook zien dat de toename in het aantal geregistreerde verdachten in 2022 achterblijft bij het groeiende aantal incidenten en slachtoffers dat jaar. Tijdens het commissiedebat Seksueel geweld en kindermisbruik op 6 maart 2024, is door het lid Synhaeve (D66) gevraagd naar een mogelijke verklaring hiervoor. Gezien de toezegging van de Minister van Justitie en Veiligheid om hier in deze beleidsreactie op terug te komen, hierover het volgende.
De formatie voor de zedenrecherche is vanaf 2020 gestegen als gevolg van het beschikbaar komen van extra middelen vanuit de motie-Klaver c.s.1 Wel was er eind 2023 sprake van een kleine onderbezetting binnen de zedenteams. Deze is veroorzaakt door de uitstroom van medewerkers die met pensioen gaan of doorstromen, en door de ophoging van de formatie. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft de Tweede Kamer hierover geïnformeerd in het eerste halfjaarbericht politie van 19 juni 2024.2 Het is lastig te zeggen of en in welke mate deze situatie het achterblijven van het aantal geregistreerde verdachten verklaart. In zijn algemeenheid geldt dat niet alle geregistreerde zedenincidenten bij de politie resulteren in een aangifte tegen een verdachte. Bijvoorbeeld omdat er geen sprake is van een strafbaar feit (zedenincidenten bestaan bijvoorbeeld niet alleen uit meldingen van slachtoffers maar kunnen ook registraties van adviesvragen of bevindingen van politieambtenaren betreffen). Ook kan het zijn dat er bij een melding al wel iemand in beeld is, maar dat deze persoon door de politie (nog) niet geregistreerd is als verdachte (bijvoorbeeld omdat het slachtoffer nog geen aangifte heeft gedaan). De Minister van Justitie en Veiligheid monitort de ontwikkeling van de werkvoorraad voor alle zedenzaken en rapporteert hier halfjaarlijks over aan de Tweede Kamer. Daarbij wordt ook het aantal bij het Openbaar Ministerie aangeleverde verdachten in zedenzaken in beeld gebracht.
Als wij kijken naar de aard van de meldingen baart het ons zorgen dat de prevalentie van seksueel grensoverschrijdend gedrag in 2022 is gestegen in vergelijking tot 2020. Voor bijvoorbeeld de categorie 16–18 jarigen was deze 24% in 2020 tegenover 30% in 2022.3 Daarnaast is 38% van de verdachten van seksueel geweld tegen kinderen jonger dan 21 jaar: deze jonge verdachten maken vaak leeftijdsgenoten tot slachtoffer. Deze verontrustende cijfers en de bevindingen uit de Monitor laten wederom zien dat de maatschappelijke opgave om seksueel geweld tegen kinderen te voorkomen onverminderd groot is.
De Nationaal Rapporteur vraagt in de monitor specifiek om aandacht voor seksueel geweld in een woning. 58% van de meldingen van seksueel geweld tegen kinderen die bij de politie zijn gedaan, betreft namelijk seksueel geweld in een woning. Dit seksueel geweld «achter de voordeur» kent in veel gevallen een familielid of een bekende van het slachtoffer als dader. Dit maakt het voor slachtoffers nog moeilijker dan het al is om erover te praten en ermee naar buiten te komen. Wij vinden deze cijfers zeer ernstig. Juist in het contact met familieleden en bekenden moeten kinderen zich veilig kunnen voelen en erop kunnen vertrouwen dat zij beschermd worden tegen het leed en trauma dat seksueel geweld met zich brengt. Bewustwording van de omvang van deze problematiek is hierbij een eerste stap. Zoals ook de campagne #durftezien4 benoemt, kunnen seksueel misbruikte kinderen pas gaan praten en geholpen worden wanneer we als maatschappij erkennen dat misbruik bestaat en dichtbij is.
De Nationaal Rapporteur benoemt in de Monitor dat zij het als een zeer wenselijke en positieve ontwikkeling ziet dat het kabinet in 2023 het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (NAP) heeft gepresenteerd. Seksueel geweld achter de voordeur en in de jeugdzorg krijgen in dit programma echter nog beperkt aandacht, aldus de Nationaal Rapporteur. We weten dat seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld kan samenhangen met vormen van huiselijk geweld, schadelijke praktijken en gendergerelateerd geweld in het algemeen. Daarom wordt vanuit het NAP de verbinding gelegd met deze programma’s en activiteiten.
Wij zijn ons ervan bewust dat het bestrijden van seksueel geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag een langdurig en complex proces is. Een succesvolle aanpak vraagt om een palet aan acties, gericht op bewustwording, preventie en signalering, maar ook op hulp en ondersteuning en rechtsvervolging. De overheid spant zich hier samen met vele maatschappelijke partners voor in om een cultuurverandering teweeg te brengen. Binnen het NAP is de aandacht voor dit onderwerp dan ook onverminderd groot. Binnen de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling is er expliciet aandacht voor signalering en het duurzaam oplossen van geweld. In de Hervormingsagenda Jeugd wordt daarnaast ingezet op het realiseren van passende en tijdige hulp en ondersteuning aan jeugdigen die dit nodig hebben. In het programma Toekomstscenario Jeugd en Gezinsbescherming wordt tot slot gewerkt aan verbeteringen op de lange termijn in de werkwijze voor gezinnen en huishoudens waar onveiligheid speelt.
Reactie op de aanbevelingen
Aanbeveling 1 en 2
De Nationaal Rapporteur beveelt de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs aan om:
• ervoor te zorgen dat kinderen op school seksuele en relationele vorming krijgen aan de hand van bewezen effectieve interventies, door de kerndoelen voor het onderwijs hierop aan te scherpen en verder te concretiseren. Digitale weerbaarheid is onderdeel van deze vorming.
• in het maatschappelijke debat over seksuele voorlichting op scholen uit te blijven dragen dat deze voorlichting een belangrijk element is van de preventie van seksueel geweld tegen kinderen en om foutieve aannames of beeldvorming hierover actief te weerleggen.
Leraren hebben hoogwaardig lesmateriaal nodig om inspirerende en effectieve lessen te kunnen geven. Om te weten wat werkt voor welke leerling en in welke lessituatie, is kennis uit wetenschap en praktijk nodig. Het Ministerie van OCW financiert daarom een onderzoeksprogramma dat gericht is op het bevorderen van evidence-informed gebruik van leermiddelen via een kwaliteitskader. Uw Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de uitkomsten en eventuele vervolgstappen.
Op dit moment worden de landelijke kerndoelen voor het funderend onderwijs geactualiseerd. De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs heeft al een aantal conceptkerndoelen in ontvangst genomen waarin belangrijke vaardigheden worden genoemd zoals ethische en morele oordeelsvorming, en respectvol communiceren. Deze doelen worden de komende tijd beproefd in de praktijk. De conceptkerndoelen van andere leergebieden worden in het najaar opgeleverd.
Scholen zijn op grond van de landelijke kerndoelen nu al verplicht om in het curriculum aandacht te besteden aan relationele en seksuele vorming. Zij kunnen dat doen op een manier die bij de onderwijskundige of levensbeschouwelijke visie van de school past.
Het is van wezenlijk belang dat we blijven benadrukken dat relationele en seksuele vorming een cruciale rol kan spelen in het vergroten van de weerbaarheid en daarmee de preventie van seksueel geweld. Ook de online wereld verdient hierbij aandacht: de digitale wereld maakt een belangrijk onderdeel uit van de leefwereld van jongeren. Dit heeft positieve kanten, maar brengt ook risico’s met zich mee, ook wanneer het gaat om seksualiteit.
Het kabinet omarmt ook de tweede aanbeveling. Zoals we met name rondom de Week van de Lentekriebels in 2023 hebben gezien, wordt het maatschappelijke debat over relationele en seksuele vorming niet altijd open en op basis van volledige, wetenschappelijk onderbouwd en feitelijke informatie gevoerd. De Ministeries van VWS en OCW hebben daarom met onder andere Stichting School en Veiligheid, de sectorraden en expertisecentrum seksualiteit Rutgers besproken hoe volledige en feitelijke informatie in het maatschappelijk debat ingebracht kan worden. Er is vervolgens een lijst van veel voorkomende vragen en antwoorden Q&A ver de Week van de Lentekriebels gemaakt. Daarnaast hebben Rutgers en de regionale GGD’en scholen extra ondersteund in hoe zij ouders kunnen betrekken en informeren over de Week van de Lentekriebels. De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs heeft ook op social media het belang benadrukt van een open gesprek op basis van volledige en feitelijke informatie, tussen scholen en ouders/verzorgers en andersom. In de toekomst bezien we of en op welk moment aanvullende actie nodig is.
Aanbeveling 3
De Nationaal Rapporteur beveelt de Minister van Justitie en Veiligheid aan om zorg te dragen voor voldoende middelen, tijd en capaciteit voor politie, OM en Rechtspraak zodat de Wet seksuele misdrijven zorgvuldig kan worden geïmplementeerd.
De Minister van Justitie en Veiligheid is verheugd dat de Nationaal Rapporteur positief staat tegenover de Wet seksuele misdrijven en bedankt de Nationaal Rapporteur voor de gedane aanbevelingen rondom een zorgvuldige implementatie van deze wet. Een zorgvuldige implementatie is, zoals de Nationaal Rapporteur aangeeft, van belang voor de goede uitvoering van deze wet. Aan deze aanbeveling wordt al voldaan.
De Wet seksuele misdrijven treedt op 1 juli 2024 in werking. Deze wet is een belangrijke stap in de verbetering van de strafrechtelijke bescherming van slachtoffers tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft, ook gelet op de huidige druk op de strafrechtketen, de invoering van deze wet samen met de strafrechtketen zo goed mogelijk voorbereid. Het implementatietraject is al geruime tijd geleden gestart en inmiddels bijna afgerond. Hierbij is rekening gehouden met de tijd die de organisaties die straks met de wet moeten werken, zoals de politie en het Openbaar Ministerie, hebben aangegeven nodig te hebben om de invoering van de wet met gepaste zorgvuldigheid voor te bereiden en het personeel op te leiden.
Bij het berekenen van de (financiële) gevolgen die de herziening van de zedenwetgeving voor de uitvoeringspraktijk heeft, is verder uitgegaan van een scenario waarin het aantal meldingen en aangiften van onder andere verkrachting en aanranding stijgt. Om de verwachte stijging te kunnen opvangen is een aanvullend bedrag van 20 miljoen euro structureel beschikbaar gesteld aan de organisaties die de wet zullen uitvoeren, waaronder de politie, het Openbaar Ministerie, de rechtspraak en diverse andere organisaties zoals het Centrum Seksueel Geweld. Deze financiële middelen zijn onder andere bedoeld voor capaciteitsuitbreiding. Over de besteding van de structurele middelen die aan de politieorganisatie ter beschikking zijn gesteld, heeft de Minister van Justitie en Veiligheid de Tweede Kamer geïnformeerd in het tweede halfjaarbericht politie van 7 december 2023.5
Daarnaast zijn voor de implementatie van het wetsvoorstel incidentele financiële middelen beschikbaar gesteld (3,6 miljoen euro voor de periode 2022–2024). Het grootste deel van deze middelen wordt ingezet om de wet binnen de ketenorganisaties te implementeren. Zie voor nadere informatie over de verdeling van deze middelen paragraaf 7 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.6
De aanbeveling van de Nationaal Rapporteur over de zorgvuldige implementatie van de Wet seksuele misdrijven heeft deels te maken met het feit dat de strafrechtketen al langere tijd onder druk staat. Het bovengenoemde is aanvullend op de inspanningen die nu al worden verricht om de doorlooptijden te verbeteren en het strafproces voor slachtoffers van zedenzaken in zijn geheel te verbeteren, bijvoorbeeld via het Actieplan versterken ketenaanpak zedenzaken (zie hieronder bij de reactie op aanbeveling 4).7
De Minister van Justitie en Veiligheid vertrouwt erop dat de strafrechtketen met extra capaciteit en de inspanningen die nu via dit Actieplan worden verricht om de strafrechtketen te versterken, in staat zal zijn om de verwachte toename van aangiften en zaken na inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven op te kunnen vangen. Uiteraard blijft de Minister van Justitie en Veiligheid in gesprek met de betrokken organisaties om de ontwikkelingen te monitoren en, mocht dat toch nodig zijn, tijdig te kunnen acteren.
Aanbeveling 4 en 5
• De Nationaal Rapporteur beveelt de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming aan verder onderzoek te doen naar de mogelijkheden van alternatieve afdoeningsmodaliteiten op verschillende momenten in de keten. En daarnaast om de multidisciplinaire samenwerking te versterken waarbij bestaande initiatieven worden uitgewerkt en er aandacht is voor de lessen uit eerdere projecten.
• De Nationaal Rapporteur beveelt de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan om het samenwerkingsverband tussen ziekenhuizen, de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD), Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), politie en Slachtofferhulp Nederland, zoals ondergebracht bij het CSG, te versterken. Dit met het doel de multidisciplinaire aanpak en hulpverlening aan (minderjarige) slachtoffers van seksueel geweld in Nederland te verbeteren. Hierbij kan inspiratie worden geput uit modellen die in andere landen worden gebruikt, zoals in België waar betrokken organisaties op één locatie bijeen worden gebracht.
De Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming, en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bedanken de Nationaal Rapporteur voor haar aandacht voor multidisciplinaire samenwerking en de druk op de strafrechtketen. De aanbeveling die zij in dit verband heeft gedaan zien de Ministers en Staatssecretaris als steun voor de ingezette koers met onder andere het Actieplan versterken ketenaanpak zedenzaken en het traject Goed georganiseerd landschap van steun-, hulp- en meldpunten en de aanpak Veiligheid Voorop.
Actieplan versterken ketenaanpak zedenzaken
De strafrechtketen investeert al geruime tijd in verdere professionalisering. Dit vooral via het eerdergenoemde Actieplan versterken ketenaanpak zedenzaken. In het kader van de uitvoering van dit actieplan worden tal van initiatieven genomen om de doorlooptijden in zedenzaken te verbeteren en, breder, de aanpak van zedenzaken voor slachtoffers te verbeteren en verder te professionaliseren. In juli 2023 heeft de Minister van Justitie en Veiligheid de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de acties uit dit actieplan en haar verwachting uitgesproken dat de eerste effecten van de maatregelen uit het actieplan terug te zien zullen zijn in de cijfers over 2024.8
Een van de actielijnen uit het actieplan heeft betrekking op «betekenisvolle interventies» als aanvullende of alternatieve afdoeningsmodaliteiten in zedenzaken (actielijn 1). Hierbij geldt dat andere afdoeningen nooit mogen afdoen aan het slachtofferbelang. Het welzijn en de wensen van het slachtoffer moeten altijd voorop staan, ongeacht de gekozen afdoening. Voor deze actielijn is een project gestart dat onderzoek doet naar het inzetten van deze interventies. De inzet op actielijn 1 is «multidisciplinaire samenwerking aan de voorkant», zodat elke zaak de beste interventie krijgt die mogelijk en geboden is. De wens is dat alle ketenpartners9 multidisciplinair samenwerken, naar elkaar doorverwijzen en dat er casusregie is. In kaart is gebracht op welke momenten gedurende het strafproces communicatie met het slachtoffer plaatsvindt, op welke wijze dit plaatsvindt en waar en welke verbeteringen mogelijk zijn. In de afgelopen maanden is met professionals inzicht verkregen in de momenten waarop slachtoffer en verdachte worden gewezen op andere mogelijkheden dan die van strafrechtelijke afdoening, bijvoorbeeld herstelbemiddeling en mediation waarbij een belangrijke randvoorwaarde is dat beide partijen daar prijs op stellen en de veiligheidssituatie van het slachtoffer dat toelaat. Dit heeft geresulteerd in een aanpak die door de projectleider momenteel samen met de ketenpartners wordt voorbereid, uitgewerkt en deels ook al geïmplementeerd. Daarbij geldt wel dat gelet op de capaciteit en de veelheid van onderwerpen, ketenpartners niet alle belangrijke verbeteringen tegelijkertijd en geheel kunnen implementeren. De actielijn loopt naar verwachting tot eind 2024.
Daarnaast wordt door de Minister voor Rechtsbescherming gewerkt aan een nieuwe versie van het Beleidskader herstelrechtvoorzieningen. Dit beleidskader geeft sinds 2020 richtsnoeren voor de betrokken professionals om samen te komen tot een structurele, uniforme en duurzame werkwijze van herstelrechtvoorzieningen in de praktijk. De verwachting is dat het beleidskader in samenwerking met de ketenpartners in 2024 zal worden herzien.
Goed georganiseerd landschap van steun-, hulp- en meldpunten voor slachtoffers seksueel misbruik en geweld
Voor het versterken van de multidisciplinaire samenwerking is ook het traject Goed georganiseerd landschap van steun-, hulp- en meldpunten voor slachtoffers seksueel misbruik en geweld relevant. Bij meerdere gelegenheden is aan uw Kamer toegezegd dat er stappen zullen worden gezet om de hulpverlening aan slachtoffers en plegers van seksueel misbruik en geweld in afhankelijkheidsrelaties te verbeteren zodat hulpvragen beter worden herkend, adequate doorverwijzing plaatsvindt en slachtoffers niet meerdere keren hun verhaal hoeven te doen voordat zij op de juiste plek terecht komen. In dit verband is relevant dat een aantal hulpverleningsorganisaties en ook uw Kamer eerder al de vraag heeft opgeworpen of het niet beter is om één herkenbaar (fysiek) loket of een centrale toegang in te richten waar slachtoffers van seksueel misbruik en geweld terecht kunnen en de samenwerking daarachter verder te versterken. De inrichting van zo’n centraal punt – gericht op hulpverlening – wordt in enige vorm ook aanbevolen door de commissie Hendriks in het rapport «georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen». En het belang van kwalitatief goede hulpverlening is andermaal benadrukt in actielijn 5 van het NAP.
Wij benadrukken in dit verband dat organisaties als de politie, het Openbaar Ministerie, het Centrum Seksueel Geweld, Slachtofferhulp Nederland, Fier, Sterk Huis, andere instellingen voor vrouwenopvang en Veilig Thuis ook op dit moment al een enorme inspanning leveren om ervoor te zorgen dat slachtoffers van seksueel misbruik en geweld in afhankelijkheidsrelaties de hulp ontvangen die zij nodig hebben, zodat zij tijdig begeleid kunnen worden op hun weg naar herstel. Om aan bovenstaande toezegging te voldoen en de hulpverlening aan slachtoffers nog beter af te stemmen op hun behoeften, zijn wij samen met alle betrokken organisaties een traject gestart waarin opnieuw wordt gekeken naar het hele proces. Dat wil zeggen naar wat moet worden georganiseerd vanaf de fase dat een slachtoffer op zoek gaat naar hulp tot aan de fase van het daadwerkelijk ontvangen ervan. Per doelgroep en per fase worden in een korte periode de knelpunten in de huidige praktijk in kaart gebracht. Daarna worden door de betrokken professionals mogelijke oplossingsrichtingen verkend, die vervolgens direct worden doorleefd aan de hand van diverse casussen van ervaringsdeskundigen. Zo kan meteen worden getoetst of de gekozen oplossingsrichting ook inderdaad tegemoetkomt aan de belangen van slachtoffers. Op basis van de uitkomsten wordt bepaald welke vervolgvraag wordt opgepakt. Het traject richt zich in eerste instantie op slachtoffers van seksueel misbruik en geweld in de fase van triage en een juiste doorverwijzing. Het streven is uiteindelijk om tot een breed en gezamenlijk gedragen voorstel te komen voor een effectieve inrichting van het hulpverleningslandschap. Om dit zorgvuldig te doen moet voldoende tijd worden uitgetrokken. Wij zullen uw Kamer in het najaar nader informeren over de verbeterinitiatieven die het traject tot dan toe heeft opgeleverd. Het traject zal nog doorlopen in 2025.
De aanbeveling van de Nationaal Rapporteur om bij de inrichting van de hulp aan slachtoffers van seksueel geweld inspiratie te putten uit het model dat o.a. in België wordt gebruikt (met één fysieke locatie met inloopmogelijkheid) heeft mede geleid tot een aantal moties die door uw Kamer zijn ingediend. Zoals tijdens de debatten op 6 maart en 13 maart jl. is toegezegd, worden de ervaringen met fysieke inlooplocaties onder andere in Amsterdam en Rotterdam en de bruikbare elementen uit het Belgische model betrokken bij het hiervoor beschreven traject.
Veiligheid Voorop
Over de aanbeveling om de multidisciplinaire samenwerking te versterken waarbij bestaande initiatieven worden uitgewerkt en er aandacht is voor de lessen uit eerdere projecten kan verder worden opgemerkt dat sinds 2018 de Minister voor Rechtsbescherming investeert in de aanpak Veiligheid Voorop – de vroegtijdige en systeemgerichte inzet van alle betrokken zorg- en strafpartners bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, waaronder seksueel geweld tegen kinderen. De politie, het Openbaar Ministerie, de reclassering, de Raad voor de Kinderbescherming en Veilig Thuis (die samen het Netwerk Zorg-Straf vormen) werken in elke regio aan vroegtijdige afstemming en het zo snel mogelijk inzetten van de juiste hulp en interventies die bijdragen aan de veiligheid in gezinnen en huishoudens. Deze samenwerking vindt plaats in 1) het Actieoverleg om na een eerste melding acties en onderzoekshandelingen af te stemmen, 2) ter plaatse na een acute geweldssituatie (samen op in acuut), 3) bij vermoedens van strafbare kindermishandeling en 4) op het ZSM-overleg na arrestatie van de verdachte. Het Netwerk Zorg-Straf is ook betrokken bij de ontwikkeling en het toepassen van het in de monitor toegelichte «methodisch interview». Dat zijn interviews met betrokken kinderen volgens een vaste methodiek door zedenrechercheurs van de politie en medewerkers van vooral Veilig thuis en de Raad voor de Kinderbescherming. In de brief over de voortgang van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling van september 2023 aan uw Kamer is toegelicht dat de bij Veiligheid Voorop betrokken organisaties ook de komende jaren verder inzetten op het verankeren van de aanpak Veiligheid Voorop in de regio’s. Het kabinet ondersteunt, in samenwerking met de VNG, de organisaties en de regio’s hierbij.
Aanbeveling 6
De Nationaal Rapporteur beveelt de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Justitie en Veiligheid aan om de reclassering in staat te stellen om zelf de controle van gegevensdragers uit te voeren. Breng hiervoor de randvoorwaarden op orde, zoals capaciteit, expertise, technische middelen en de vereiste toestemming.
Op 9 februari jl. is in een brief van de Minister voor Rechtsbescherming een nieuwe werkwijze aangekondigd met betrekking tot de controle (in het kader van bijzondere voorwaarden) van digitale gegevensdragers op de aanwezigheid van beeldmateriaal van online seksueel kindermisbruik, waarbij deze vanaf het tweede kwartaal van 2024 wordt belegd bij de reclassering.10 Momenteel wordt gewerkt aan het op orde brengen van de randvoorwaarden hiervoor.
Tot slot
Het kabinet blijft zich onverminderd inzetten op het tegengaan van seksueel geweld tegen kinderen. We hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om (kwetsbare) kinderen in onze samenleving te beschermen tegen dit geweld. Hier zetten we ons met een groot aantal maatschappelijke partners elke dag voor in.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Kamerstukken II 2019/20, 35 300, nr. 11↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 29 628, nr. 1217↩︎
Zoals gedefinieerd in de prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag 2022↩︎
Centrum Seksueel Geweld, Stichting Wij zijn M en zedenrechercheurs en schrijvers van het kinderboek «Sam en het niet leuke geheim», december 2023↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 29 628, nr. 1193↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 36 222, nr. 3↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 34 843, nr. 63↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 34 843, nr. 86, p. 2–3↩︎
Politie, Openbaar Ministerie, Centrum Seksueel Geweld, Veilig Thuis, Perspectief Herstelbemiddeling, Mediation in Strafzaken, Slachtofferadvocatuur, Reclassering en Slachtofferhulp Nederland↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 29 270, nr. 156, p. 1–3↩︎