[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg inzake de Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 15 juli 2024 (Kamerstuk 21501-32-1663)

Landbouw- en Visserijraad

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2024D28791, datum: 2024-07-12, bijgewerkt: 2024-08-06 15:48, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-32-1664).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1664 Landbouw- en Visserijraad.

Onderdeel van zaak 2024Z11995:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1664 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 juli 2024

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de brief van 4 juli 2024 over de Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 15 juli 2024 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1663)

De vragen en opmerkingen zijn op 8 juli 2024 aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur voorgelegd. Bij brief van 12 juli 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Graus

Adjunct-griffier van de commissie,
van den Brule-Holtjer

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de overige stukken van de Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad) en hebben een aantal vragen en opmerkingen.

Werkprogramma Hongaars voorzitterschap

De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd hoe competitief, crisisbestendig, duurzaam, boervriendelijk en kennis-gebaseerd het landbouwbeleid gaat worden ingevuld. In de lidstaten zijn grote verschillen op het gebied van klimaat en landbouw, waarbij Nederland vooroploopt met kennis, innovatie en ontwikkeling. Nederland is onmisbaar met betrekking tot voedselzekerheid in het verleden, het heden en de toekomst. Vanuit dat perspectief moet er veel meer rekening worden gehouden met de specifieke teeltomstandigheden in de vruchtbare delta in de lage landen. De hoogwaardige voedselproductie daar verdient, in het licht van de Europese voedselstrategie, een betere bescherming. Wordt er bijvoorbeeld gedacht om lidstaten met vruchtbare delta aan elkaar te koppelen, waarbij ook rekening gehouden wordt met land specifieke eigenschappen? Deze leden zijn van mening dat er zo meerdere clusters zijn te bedenken. Deze leden zijn dus benieuwd naar de invulling die eraan wordt gegeven gebaseerd op crisisbestendigheid, boervriendelijkheid en kennis. Doordat Nederland vooroploopt zullen daar grote verschillen in zitten waardoor een gelijke invulling ingewikkeld dan wel niet realiseerbaar lijkt. Hoe kunnen we waarborgen dat Nederland ruimte krijgt om hier invulling in te geven?

Antwoord

Het kabinet is voorstander van een Europese voedselstrategie, die redeneert vanuit het voedselsysteem en aandacht heeft voor thema’s als weerbaarheid en crisisbestendigheid, verduurzaming, de relatie met derde landen en de samenwerking met de keten. Het kabinet zal zich richting de nieuwe Europese Commissie (hierna: Commissie) inzetten voor een degelijke strategie en is van mening dat deze strategie recht moet doen aan de situatie in Nederland.

Levensvatbaarheid van plattelandsgebieden – generatievernieuwing en demografische aspecten

De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd hoe er in andere lidstaten naar de levensvatbaarheid wordt gekeken. Deze leden zijn van mening dat hierin in Nederland zeker een koppeling met de woningopgaaf moet worden gemaakt, zodat de jeugd in hun dorp kan blijven en een gezin kunnen stichten, en er daarnaast ruimte voor nieuwe bewoners moet zijn, zodat een kern ook kan blijven beschikken over de noodzakelijke faciliteiten om de leefbaarheid en vitaliteit te kunnen borgen.

Antwoord

Landelijke gebieden en lidstaten kunnen onderling erg verschillen; geografisch, demografisch, cultuur-historisch, sociaal-cultureel, et cetera. Er is daarom geen eenduidige definitie van levensvatbaarheid van plattelandsgebieden. Hoe lidstaten hier mee omgaan is dan ook onderwerp van gesprek tijdens de Raad.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de overige stukken voor de aankomende Landbouw- en Visserijraad. Deze leden hebben daarbij nog enkele vragen.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie herinneren de Minister aan de motie van het lid Van Campen c.s. (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 27) die vraagt om een jaarlijkse Brusselstrategie, «waarin gezamenlijk met het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en onderzoeksinstituten de prioriteiten, thema's en ambities worden geformuleerd waarvoor het kabinet zich hard maakt bij de Europese Commissie (EC) en in de Europese Raad.» In de Kamerbrief (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1632) zijn er, in reactie op bovenstaande motie, een aantal goede prioriteiten onder elkaar gezet. Is de Minister bereid om bij de eerstvolgende Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN)-begroting op papier te zetten wat haar «Brusselstrategie» is?

Antwoord

Ik zet mij ervoor in om de LVVN-inzet in de EU in het najaar naar uw Kamer te sturen.

Kan de Minister daarbij niet alleen de prioriteiten uiteenzetten, maar ook uitleggen hoe zij zich voor die prioriteiten wil gaan inzetten?

Antwoord

Ja. Ik zal niet alleen de prioriteiten met uw Kamer delen, maar daarbij ook aangeven hoe ik mij voor die prioriteiten ga inzetten.

Diversenpunt: Impact van Russische acties in de Oostzee en de EU interne markt

De leden van de VVD-fractie lezen dat Russische schepen zich niet houden aan de maatregelen omtrent het verbeteren van de visbestanden in de Oost- en Baltische zee. Tevens valt te lezen dat enkele lidstaten oproepen tot een Europese importstop van Russische vis. Klopt het dat er thans inderdaad geen Europese importstop op Russische vis bestaat? Indien ja, waarom niet, aangezien «visserijproducten» op de Europese sanctielijst staan?1 Deelt het kabinet de opvatting dat het wenselijk zou zijn dat er Europese sanctionering of een importverbod van Russische visproducten is? Kan de Minister zich hier hard voor maken in de Raad, op gelijke wijze als de motie van de leden Van Campen en Boswijk (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2075) over hogere invoertarieven van Russisch graan? Verder is te lezen dat de EC de lidstaten aanmoedigt om op nationaal niveau maatregelen te nemen ten aanzien van de import van Russische visproducten. Overweegt de Minister dat te doen? Zo ja, welke maatregelen worden er overwogen? Zo niet, waarom niet?

Antwoord

Onder de huidige EU-sancties inzake Rusland geldt er voor visproducten enkel een importverbod op kaviaar en zeevruchten. Het kabinet weegt bij voorgestelde nieuwe sanctiemaatregelen steeds of deze ongewenste neveneffecten zouden hebben, waaronder op het gebied van voedselzekerheid. Op de sancties geldt, zoals bekend, een reeks uitzonderingen, juist als extra garantie voor voedselzekerheid en om humanitaire hulp te faciliteren. Het EU-sanctiebeleid inzake de Russische Federatie wordt gecoördineerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat geldt tevens voor de inzet van het kabinet inzake de uitvoering van de motie-Van Campen en Boswijk, waarover de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van het vorige kabinet u geïnformeerd heeft (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2086). Het is de inzet van het kabinet om in EU-kader de druk op Rusland op te blijven voeren met aanvullende sanctiemaatregelen, waarbij voor het kabinet alle opties op tafel (blijven) liggen. Zwaarwegende humanitaire belangen, zoals de wereldwijde voedselzekerheid, zijn hierbij wel steeds een randvoorwaarde. Het kabinet verstrekt geen informatie over mogelijke toekomstige sanctiemaatregelen, daar het de effectiviteit van het sanctie-instrument ondermijnt. Gezien de complexe handelsstromen heeft mijn voorganger de Commissie gevraagd om een brede impactstudie naar het voorstel van de lidstaten te doen. Op nationaal niveau heeft de vorige Minister van Infrastructuur en Waterstaat onlangs in de brief van 17 mei 2024 (Kamerstuk 31 409, nr. 451), het besluit genomen om Russisch gevlagde schepen geen ontheffing meer te verlenen voor toegang tot Nederlandse havens, wat het transport van visproducten uit Rusland naar Nederland direct raakt.

Diversenpunt: Stand van zaken verordeningen Plant Reproductive Materials (PRM) en Forest Reproductive Materials (FRM)

De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat de onderhandelingen over een Raadspositie ten aanzien van het voorstel over nieuwe genomische technieken (NGT’s) zijn uitgesteld door het (toenmalige) Belgische voorzitterschap. Klopt dat en wat is daar de reden voor geweest?

Antwoord

Het Belgisch voorzitterschap heeft de afgelopen zes maanden hard gewerkt om een gekwalificeerde meerderheid in de Raad te bereiken op het NGT-voorstel. De gesprekken onder dit voorzitterschap gingen met name over intellectueel eigendom. Tot op het laatste moment was het spannend of deze meerderheid zou worden behaald, maar er bleek net niet genoeg steun te zijn. Daarom heeft het Belgisch voorzitterschap het voorstel niet in stemming gebracht.

Kan de Minister een stand van zaken geven van het voorstel over NGT’s?

Antwoord

De onderhandelingen in de Raad over het NGT-voorstel zijn nu ongeveer een jaar aan de gang. Gedurende dit jaar hebben er intensieve besprekingen plaatsgevonden, maar een gekwalificeerde meerderheid is tot nu toe niet bereikt. Hierbij heeft Nederland actief en constructief bijgedragen aan de besprekingen aan de hand van het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 3773) en ingediende moties (Kamerstuk 27 428, nr. 402, Kamerstuk 22 112, nr. 3920). Het is nu aan het Hongaars voorzitterschap om dit dossier verder te brengen in de Raad. Het voorstel is echter geen speerpunt voor Hongarije. Zodoende lijkt een gekwalificeerde meerderheid in de Raad voorlopig niet in zicht.

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de stukken voor de Landbouw- en Visserijraad en hebben nog enkele vragen.

De leden van de NSC-fractie constateren dat de aanstaande Raad de eerste zal zijn voor deze kersverse Minister. Hoe gaat zij naar deze Raad toe? Hoe bereidt de Minister zich voor op deze eerste Raad en welke thema’s/onderwerpen zal zij aan de orde stellen?

Antwoord

Ik kijk ernaar uit om in Brussel aan de slag te gaan en kennis te maken met mijn collega’s uit andere lidstaten en leden van de Commissie. Het kabinet heeft in het Hoofdlijnenakkoord een ambitieuze inzet in Brussel geformuleerd en de komende periode ga ik deze nader uitwerken. Waar mogelijk zal ik de belangrijkste LVVN-onderwerpen uit het Hoofdlijnenakkoord onder de aandacht brengen.

Het is evident dat de inspanningen de komende tijd gericht zullen zijn op het maximaal realiseren van de brede agenda op het gebied van landbouw en visserij uit het hoofdlijnenakkoord. Dat vergt een serieuze investering in tijd en moeite in het opbouwen van goede relaties, niet alleen in Brussel maar ook in en met andere lidstaten. Daarbij is het duidelijk dat Nederland resultaten zal willen veiligstellen en andersom dat daarvoor concrete stappen vanuit Nederland nodig zijn.

De leden van de NSC-fractie lezen dat het Hongaarse voorzitterschap ook bijzondere aandacht wil besteden aan de bescherming van de biodiversiteit. Hierbij zal het voorzitterschap toewerken richting de 16e Biodiversiteitsconferentie. Wat wordt de inzet van de Minister in de voorbereiding naar deze conferentie?

Antwoord

De 16e Conferentie van Partijen van het VN-Biodiversiteitsverdrag (CBD COP16) start op 21 oktober 2024 in Colombia. De drie belangrijkste agendapunten voor de top zijn: (1) het vertalen van de mondiale doelen in nationale actie; (2) het mobiliseren van voldoende middelen voor de uitvoering van de doelen; en (3) de toegang tot genetische bronnen verbeteren en de bijhorende voordelen eerlijk verdelen. Colombia heeft daarnaast aangegeven een prioriteit te willen maken van een samenhangende aanpak voor klimaatverandering en biodiversiteitsverlies. Omdat de EU als één partij onderhandelt, zal de inzet in EU-verband worden afgestemd. De Kamer zal voor COP16 nader worden geïnformeerd over de Nederlandse inzet.

De leden van de NSC-fractie lezen dat het voorzitterschap het debat wil voeren over de levensvatbaarheid van het platteland. Welke ontwikkelingen ziet de Minister op dit gebied in Nederland?

Antwoord

Nederland vraagt aandacht voor de diversiteit van plattelandsgebieden en de opgaven waarvoor die gebieden staan. Het Nederlandse landelijk gebied is weliswaar minder afgelegen en dunbevolkt dan elders in Europa, maar kent evengoed grote uitdagingen, zoals het verdwijnen van agrarische bedrijvigheid en werkgelegenheid en toegang tot voorzieningen. Bij het aangaan van deze uitdagingen wil ik speciale aandacht geven aan jongeren die binnen deze opgaven een toekomstbestendige keuze voor de toekomst van het landelijk gebied moeten maken.

We hebben nationaal beleid om de verschillen in de regio’s kleiner te maken, hiervoor lopen er reeds nationale programma’s. Daarnaast hebben drie adviesraden in het rapport «Elke Regio Telt!» geconcludeerd dat er onwenselijke regionale brede welvaartsverschillen tussen regio’s bestaan en dat voorheen te weinig aandacht is geweest voor regionale verschillen. Er wordt in dit kader, mede op verzoek van uw Kamer, gewerkt aan een programmatische aanpak waarover uw Kamer na de zomer nader geïnformeerd zal worden.

Heeft de Minister goede prognoses/cijfers/analyses van de vitaliteit van het platteland in Nederland?

Antwoord

De regionale monitor brede welvaart brengt in beeld hoe het gaat met de brede welvaart in de verschillende regio’s die Nederland rijk is. Het rapport «Elke Regio Telt» en verschillende andere onderzoeken, zoals het rapport Leefbaarheid op het platteland uit 2023, bieden ook inzicht in de vitaliteit van het platteland in Nederland. In de afgelopen periode heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen met andere departementen gewerkt aan de opvolging hiervan: in tien regio’s aan de randen van Nederland worden regiodialogen gevoerd om meer inzicht te krijgen in de opgaven en kansen, en het beoogd toekomstperspectief in deze regio’s. Het Ministerie van LVVN werkt aan het verder in beeld brengen en correct interpreteren van gemaakte prognoses en cijfers, dit is een standaard onderdeel van beleid.

Ziet de Minister soortgelijke ontwikkelingen in andere landen?

Antwoord

Verschillende lidstaten van de EU onderschrijven dat er aandacht nodig is voor de diversiteit van plattelandsgebieden. Met de lancering van de «Long Term Vision for Rural Areas» heeft de Commissie een duidelijk signaal afgegeven over het belang van plattelandsbeleid. Deze langetermijnvisie zet in op sterke, weerbare, verbonden en welvarende plattelandsgebieden voor alle lidstaten in de EU. Bovendien onderstreept de visie van de Commissie dat plattelandsgebieden een sleutelrol spelen om de Europese ambities te realiseren.

Daarnaast wordt er door middel van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) ingezet op plattelandsontwikkeling. Elke lidstaat, en zo ook Nederland, kan hier via het eigen Nationaal Strategisch Plan invulling aan geven, mits binnen de kaders die wij met elkaar in de EU hebben afgesproken. Het fonds dat hiervoor beschikbaar is richt zich op, onder andere, kennis, innovatie, samenwerking, investeringen en jonge boeren. Onderdeel van het GLB is ook de LEADER-interventie, waarmee sociaaleconomische initiatieven vanuit de maatschappij worden gefinancierd die bijdragen aan plattelandsontwikkeling.

Welke grote uitdagingen ziet de Minister als het gaat om de vitaliteit van het platteland voor Nederland en hoe neemt zij deze mee in het Europese debat?

Antwoord

Het Nederlandse platteland staat voor grote uitdagingen, waaronder het faciliteren van een toekomstbestendige agrosector in het zorgdragen voor de vitaliteit van het platteland. Daarnaast spelen er onder andere sociaalmaatschappelijke opgaven, waaronder leefbaarheid en toegang tot voorzieningen, die ook aandacht vragen. Deze uitdagingen vragen om een doorontwikkeling van het landelijk gebied. Ik zal aandacht vragen voor deze uitdagingen en de diversiteit van de Nederlandse plattelandsgebieden.

Is de Minister het eens met de NSC-fractie dat schaalvergroting op het platteland een van de grootste risico’s is voor de leefbaarheid van het platteland?

Antwoord

Dit ben ik niet per definitie met de NSC-fractie eens. Het is afhankelijk van de definitie van leefbaarheid die wordt gehanteerd.

En dat met het verdwijnen van economische activiteit ook andere functies op het platteland zoals generatievernieuwing, sociale cohesie en de infrastructuur verdwijnen?

Antwoord

Ja, dat is een risico. In het Hoofdlijnenakkoord zijn daarom een aantal elementen benoemd die van belang zijn voor plattelandsontwikkeling, zoals het voortzetten van «Elke Regio Telt!», het uitbouwen van Regio Deals tot strategische investeringsagenda’s en het verbeteren van bereikbaarheid van het landelijk gebied. Tegelijkertijd zien we bij plattelandsontwikkeling ook een belangrijke verbinding met de landbouw en natuur. Hiervoor is tevens aandacht in het programma NOVEX, waarin door overheden wordt samengewerkt aan de inrichting van Nederland en in het voorontwerp Nota Ruimte.

Welke kansen of juist bedreigen ziet de Minister van deze ontwikkelingen ten aanzien van natuurbeheer?

Antwoord

Het landelijk gebied staat voor verschillende complexe opgaven met betrekking tot natuurontwikkeling, klimaat en biodiversiteitsherstel. Ik vind het belangrijk aandacht te houden voor de complexiteit van de uitdagingen, de betaalbaarheid en de uitdaging om de verbinding te leggen tussen natuurbeheer en (agrarische) bedrijfsvoering. In het Hoofdlijnenakkoord wordt om deze reden vanaf 2026 € 500 miljoen vrijgemaakt voor agrarisch natuurbeheer.

Bijvoorbeeld voor het vergroten van het natuurareaal of extensieve vormen van landbouw?

Antwoord

Het Nederlandse cultuurlandschap is prachtig. Dat landschap wordt door boeren en tuinders onderhouden. Ik zie kansen voor agrariërs die actief willen bijdragen aan de instandhouding van het cultuurlandschap en bijvoorbeeld de achteruitgang van weidevogels willen stoppen. Dit past bij extensievere vormen van landbouw. Agrariërs die deel willen nemen aan agrarisch natuurbeheer en ecosysteemdiensten worden beloond met langjarige marktconforme zekerheid. Dat kan via instrumenten zoals het agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb). Met de structurele gelden voor agrarische natuur zien wij kansen om het ANLb voor meer boeren aantrekkelijk te maken. Daarmee zorgen we dat boeren die extensiever willen boeren of op een andere manier willen bijdragen aan het ANLb, ook een goede boterham kunnen verdienen en kan het areaal waarop agrarisch natuurbeheer wordt uitgevoerd groeien.

Welke mogelijkheden zou dat bieden voor het vergroten van de biodiversiteit?

Antwoord

Boeren en tuinders zijn professionals op het gebied van bodem, dieren, omgeving en natuur. Door agrariërs in staat te stellen om agrarisch natuurbeheer uit te voeren, compenseren wij agrariërs voor verminderde opbrengsten ten gunste van de productie van bijvoorbeeld andere gewassen die minder opbrengen maar wel diversiteit toevoegen. Essentieel daarbij is dat boeren met elkaar samenwerken om de goede omstandigheden te creëren. Met de vakkennis van de agrariërs en collectieven voorop kijken we naar de mogelijkheden van zoveel mogelijk doelsturing, waarbij de agrariër zelf kan beslissen. Met de structurele gelden voor agrarische natuur maken we dit mogelijk.

De leden van de NSC-fractie lezen dat er via een aantal trajecten wordt ingezet op multifunctionele landbouw. Om welke trajecten gaat het hier?

Antwoord

De rol van multifunctionele landbouw (MFL) wordt gezien als één van de doorontwikkelingsmogelijkheden in de landbouw. Via verbreding en verdieping worden meer neventakken op het boerenerf uitgevoerd. Zo kunnen boeren meerwaarde creëren op het eigen bedrijf en een extra verdienmodel toevoegen. Een meervoudig verdienmodel reduceert de afhankelijkheid van één inkomensbron en daarmee de kwetsbaarheid van de onderneming. Ook leveren MFL-ondernemingen een positieve bijdrage aan de leefbaarheid van en werkgelegenheid op het platteland.

Mijn ambtsvoorganger heeft op 19 maart jl. aan de Kamer (Kamerstuk 30 252, nr. 154) twee trajecten benoemd op het gebied van MFL die beide op korte termijn starten. In 2023 heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in samenwerking met het Ministerie van LVVN en de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) een handreiking Ruimtelijke Ordening voor de MFL geactualiseerd. Als vervolg hierop worden dit najaar bijeenkomsten georganiseerd voor (potentiële) MFL-ondernemers en gemeenteambtenaren om deze handreiking bekendheid te geven. Het doel van deze bijeenkomsten is om MFL te stimuleren, best practices te delen over vergunningverlening aan MFL-neventakken en om gezamenlijk knelpunten in kaart te brengen.

Daarnaast start binnenkort een verdiepend onderzoek naar wet- en regelgeving op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau op gebied van ruimtelijke ordening. Het doel van het onderzoek is om na te gaan welke juridische knelpunten een ondernemer in de MFL kan ervaren. Als laatste blijf ik in constante dialoog met MFL gerelateerde stakeholders.

In hoeverre dragen deze vormen van multifunctionele landbouw ook bij aan het versterken van de biodiversiteit van het landelijk gebied, bijvoorbeeld via extensievere, natuur-inclusieve vormen van landbouw?

Antwoord

Multifunctionele landbouw is een verzamelbegrip voor bedrijven die hun agrarische productie en omgeving combineren met het leveren van diensten aan de samenleving, waaronder ook agrarisch natuurbeheer.

Ook andere diensten die onder MFL vallen, kunnen een bijdrage leveren aan de versterking van de biodiversiteit. Zo kan het verbreden van het verdienmodel de mogelijkheid bieden om de bedrijfsvoering te extensiveren en versterken de diensten die onder MFL vallen de relatie tussen de boerderij en burgers. Een voorbeeld is het geven van boerderijeducatie, waarbij scholieren in aanraking komen met landbouw, landschap en natuur. Dit soort diensten kennen veel positieve externe effecten en kunnen bijdragen aan het versterken van de biodiversiteit van het landelijk gebied.

In hoeverre zijn deze trajecten Europees, nationaal en/of regionaal van aard?

Antwoord

De twee eerder genoemde trajecten hebben een sterk nationaal en regionaal karakter. Het sterke regionale karakter is met name terug te vinden bij de bijeenkomsten die op korte termijn worden aangeboden. Deze zullen plaatsvinden op diverse plekken in het landelijk gebied waar regionale context meeweegt.

Maar ook wordt langs Europese kaders via het Nationaal Strategisch Plan (NSP) ter invulling van het GLB ingezet op de ontwikkeling van de plattelandseconomie en diversificatie van inkomstenbronnen. Via de GLB-interventie LEADER wordt bijgedragen aan de leefbaarheid van platteland door het versterken van (toeristische) bedrijvigheid, zorg aan natuur en landschap en verdere versterking van de agrarische sector. Binnen LEADER wordt er naast de brede maatschappelijke doelen, gericht op het versterken van de sociale cohesie, ingezet op het behouden van het voorzieningenniveau en het vergroten van het toeristische en recreatieve aanbod. Ook richt LEADER zich op klimaat, milieu, water en biodiversiteit. Deze laatstgenoemde thema’s hebben tevens een hoge prioriteit binnen het GLB-NSP. Via de SABE-regeling kunnen ondernemers adviesvouchers («GLB-kennisvouchers») verkrijgen. Hier kunnen ondernemers één-op-één advies aanvragen bij een erkende adviseur, over bijvoorbeeld MFL.

Worden deze trajecten goed benut (en uitgeput)?

Antwoord

De MFL-bijeenkomsten en het onderzoek naar wet- en regelgeving in de ruimtelijke ordening starten in dit na de zomer. Over de resultaten van deze trajecten zal ik de Kamer op een later moment informeren zoals vermeld in mijn brief van 19 maart jl. (Kamerstuk 30 252, nr. 154).

Zijn er nog bepaalde projecten die wel zouden bijdragen aan die doelstelling maar waar op dit moment geen voorzieningen voor zijn?

Antwoord

Enkele projecten die voortkwamen uit gesprekken met de sector zijn de ontwikkeling van een handboek met praktijkvoorbeelden uit de MFL en een verkennend onderzoek naar nieuwe MFL-diensten. Op dit moment zijn er geen voorzieningen om deze projecten vorm te geven.

De leden van de NSC-fractie vragen wat vindt de Minister van het bereikte onderhandelingsmandaat in de Raad over de verordening «welzijn van honden en katten». In hoeverre komt dit tegemoet aan de inzet van de Minister in de onderhandelingen?

Antwoord

Ik ben tevreden met het bereikte onderhandelingsmandaat in de Raad over de verordening inzake het welzijn en de traceerbaarheid van honden en katten. De tekst is grotendeels in lijn met de Nederlandse inzet tijdens de onderhandelingen, waarin Nederland heeft ingezet op verduidelijking van open normen en betere uitvoerbaarheid (BNC-fiche, Kamerstuk 22 112, nr. 3860). Zo zijn veel open normen over algemene welzijnsvereisten in de oorspronkelijke tekst ingevuld, wat bijdraagt aan een betere handhaafbaarheid. Daarnaast zijn de passages over een verbod op het fokken met dieren met schadelijke uiterlijke kenmerken (waaronder brachycefale kenmerken) verduidelijkt en versterkt. De tekst die nu is goedgekeurd zet een belangrijke stap in het borgen van een betere bescherming van honden en katten in de EU. Het in de tekst opgenomen verplichte identificatie- en registratiesysteem zal fraude in de handel van honden en katten niet volledig kunnen voorkomen, maar zal zeker bijdragen aan meer transparantie bij de handel.

De leden van de NSC-fractie constateren dat in december vorig jaar.na onderhandelingen tussen Brussel en Londen, de vangst voor vissers van tong met 60 procent werd beperkt. Nu blijkt dat dat onnodig was: er is veel meer tong in de Noordzee dan toentertijd is berekend. Is de Minister van plan dit quotum opnieuw op de agenda te zetten in Brussel? Verwacht zij dat hier op korte termijn meer ruimte voor vissers zal ontstaan?

Antwoord

Zoals is aangegeven in het Hoofdlijnenakkoord is het kabinet trots op de Nederlandse vissers. De Staatssecretaris van Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en ik zullen ons dan ook internationaal hard maken voor de Nederlandse visserij. Zoals aangegeven in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 24 juni jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1661), heeft mijn ambtsvoorganger over het tongquotum gesproken met Eurocommissaris Sinkevičius. De Eurocommissaris heeft toegezegd het gesprek met het Verenigd Koninkrijk (VK) over een tussentijdse aanpassing van de vangstmogelijkheden voor de Noordzeetong aan te gaan. Op dit moment zijn er op ambtelijk niveau contacten om de Commissie bij te staan waar wij als Nederland dat kunnen. Het is nog niet duidelijk wanneer het gesprek met het VK zal plaatsvinden.

Om een tussentijdse aanpassing van het tongquotum te realiseren, zullen er nog een aantal stappen moeten worden doorlopen. Zo moet er eerst een akkoord met het VK over de mogelijkheid tot aanpassen van het quotum worden gesloten. Daarna is het aan de Internationale Raad voor onderzoek aan de Zee (ICES) om te bepalen of zij de capaciteit hebben om een verzoek van de Commissie en het VK om een bijgesteld advies voor 2024 op te stellen in behandeling te kunnen nemen. Als deze stappen succesvol worden doorlopen, zal vervolgens met het VK moeten worden onderhandeld wat de eventuele nieuwe vangstmogelijkheden zullen worden. Eventuele uitkomsten van dit traject kunnen dan ook op zijn vroegst in oktober worden verwacht.

De leden van de NSC-fractie lezen «Ook zal ik benadrukken dat we voorzichtig moeten zijn met extra markttoegang voor producten uit derde landen in kwetsbare sectoren, zoals pluimveevlees.» Verwijst de Minister hiermee naar specifieke regels/normen op gebied van dierenwelzijn en/of productiemethoden?

Antwoord

Hiermee wordt gedoeld op de preferentiële tarieven die bij handelsverdragen kunnen worden afgesproken met handelspartners, en het gebruik van quota en tariefheffingen in dat kader. Uit de diverse EU-studies over de cumulatieve impact van handelsakkoorden op de landbouwsector (2016, 2021 en 2024) komt pluimveevlees naar voren als kwetsbare sector bij handelsverdragen. Deze kwetsbaarheid heeft te maken met de grote concurrentiedruk wereldwijd vanuit derde landen met een op export gerichte pluimveevleessector.

Nederland zet er, met inachtneming van de WTO-regels, richting de Commissie op in dat verlagingen van invoertarieven of verruimingen van markttoegang via tariefcontingenten voor ontwikkelde landen en opkomende economieën, voor de kwetsbare sectoren, zoals de producten eieren & ei-producten, varkensvlees en pluimvee- (kippen-)vlees, voorwaardelijk worden gemaakt aan het voldoen aan de EU-normen voor dierenwelzijn of gelijkwaardig.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 15 juli 2024. Deze leden hebben daarover geen vragen, maar zijn vooral zeer verheugd met de laatste paragraaf. Daaruit blijkt duidelijk dat de nieuwe Minister van LVVN in Brussel tijd en moeite gaat investeren in goede relaties. Deze leden zien de resultaten van die investering met groot vertrouwen tegemoet en wensen de Minister succes.


  1. Europese Raad en de Raad van Europese Unie, «De EU-sancties tegen Rusland uitgelegd» (https://www.consilium.europa.eu/nl/policies/sanctions-against-russia/sanctions-against-russia-explained/)↩︎