Verzamelbrief Politie
Politie
Brief regering
Nummer: 2024D31661, datum: 2024-09-05, bijgewerkt: 2024-09-10 09:03, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29628-1220).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Brief Kwaliteitszorg Inspectie 9 juli 2024
- Beslisnota bij verzamelbrief politie 2024
- Rapport De perspectieven bijeen?
Onderdeel van kamerstukdossier 29628 -1220 Politie.
Onderdeel van zaak 2024Z12981:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-09-10 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-11 13:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-09-25 10:00: Politie (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-09-26 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
29 628 Politie
Nr. 1220 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 september 2024
Inleiding
Een goed functionerende politie is essentieel voor een goed functionerende democratische rechtsstaat. Ik heb grote bewondering voor de inspanningen die politiemensen elke dag leveren. Tegelijkertijd zie ik ook dat de samenleving veel vraagt van de politie. Dat toont dat de samenleving vertrouwen heeft in het instituut, maar maakt ook dat de druk op de politie hoog is. Het is noodzakelijk om keuzes te maken in het takenpakket van de politie om te verzekeren dat de politie in verbinding blijft met de samenleving, toekomstbestendig is en zich kan richten op haar kernfunctie. Het kabinet zal voor Prinsjesdag het regeerprogramma presenteren, waarin onder meer de prioriteiten uit het hoofdlijnenakkoord (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 37) ten aanzien van de politie verder zijn uitgewerkt.
In juni 2024 is het eerste halfjaarbericht politie 20241 gedeeld met uw Kamer. Met deze brief informeer ik uw Kamer over een aantal ontwikkelingen sinds de verzending het eerste halfjaarbericht politie. In deze brief ga ik in op het gesprek over het stellen van prioriteiten binnen de politiefunctie dat ik dit najaar ga voeren in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP), Politie Voor Iedereen en het sociaal onveilige werkklimaat in basisteam Rotterdam Centrum, het eindrapport van de monitoringscommissie Schneiders, de ontwikkelingen inzake een nieuwe verdeelsystematiek voor politiesterkte, de uitkomst van de pilots domein overstijgend werken door gemeentelijke boa’s, de reactie op de brief van de Inspectie over kwaliteitszorg bij de politie, de beleidsreactie op het Inspectierapport «De verschillende perspectieven bijeen» en tot slot de aankondiging van de beleidsreactie op het (te verwachte) onderzoek van de Nationale ombudsman over CTER-registraties.
Een fundamenteel gesprek over de politiefunctie
Het whitepaper versterking politiefunctie2 schetst een toenemende en steeds complexer wordende vraag naar veiligheid vanuit de maatschappij. De mensen en middelen waarmee veiligheid gewaarborgd kan worden, zijn per definitie schaars. Naast de toenemende vraag naar politie-inzet, nopen de krapte op de arbeidsmarkt en de grote druk op de meerjarenbegroting de politie tot het maken van keuzes voor de toekomst. Veiligheid is niet alleen een verantwoordelijkheid van de overheid, maar moet samen met andere organisaties (publiek en privaat) en burgers worden vormgegeven.
Voor de doorontwikkeling van de politiefunctie is de ontwikkelagenda politiefunctie vormgegeven langs vier prioritaire thema’s, te weten: 1) de rol van de overheid en taakverdeling met andere organisaties binnen de politiefunctie, 2) geweldsbevoegdheid en gegevensdeling, 3) digitalisering, en 4) een periodieke herijking ontwikkelagenda politiefunctie3. De uitvoering van de ontwikkelagenda is er op gericht om de politie in staat te stellen zich weer meer te richten op haar kernfunctie en andere organisaties aanknopingspunten te bieden om een rol binnen de politiefunctie te vervullen.
Daarnaast wordt al langer met uw Kamer het debat gevoerd over de druk op de politiecapaciteit, en de belasting die deze druk heeft op het werk van politieagenten. Ook op bestuurlijk niveau is deze uitdaging een blijvend onderwerp van gesprek. Gelet op de steeds grotere en complexere vraag naar veiligheid en het feit dat capaciteit per definitie schaars is, moet er een fundamenteel gesprek worden gevoerd over het stellen van prioriteiten met politie, de burgemeesters en het Openbaar Ministerie (OM), alsook de gezagen in de domeinen migratie en bewaken en beveiligen. In het najaar zal ik dit gesprek onder meer voeren in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP). In het tweede halfjaarbericht van 2024 kan ik uw Kamer hier over informeren. Het uitgangspunt hierbij is en blijft een maatschappelijk verbonden politie, die tegelijkertijd in staat is zich aan te passen aan relevante ontwikkelingen, waaronder aanhoudende arbeidsmarktkrapte en de noodzaak van bovenlokale inzet. Steeds vaker moeten politieagenten bijstand leveren aan andere politie eenheden om de gaten in de bezetting te dichten. Om deze ontwikkelingen het hoofd te bieden, is het nodig om de incidentafhandeling te vernieuwen, waarbij beter gebruik wordt gemaakt van innovatie en technologie. In het regeerprogramma zal dit nader worden toegelicht. Ook is het belangrijk om nog meer samen te werken met partners, zoals buitengewoon opsporingsambtenaren (boa's), om de lokale verankering van de politie te behouden.
Politie voor Iedereen
Politiemedewerkers die zich inzetten voor onze veiligheid hebben recht op een sociaal veilig werkklimaat. Om dit te bewerkstelligen neemt de korpsleiding diverse maatregelen. Politie voor Iedereen (PVI) is de brede opgave van de politie waarbinnen de al langer bestaande thema’s diversiteit, inclusie en divers vakmanschap worden vervolgd. PVI bevat acties die geordend zijn in vijf onderdelen: 1) Veilige inclusieve teams; 2) diverse instroom; 3) aanpak discriminatie (waaronder het opnemen en opvolgen van meldingen en aangiftes van discriminatie); 4) Professioneel controleren (tegengaan van etnisch profileren door de politie); 5) Netwerk Divers Vakmanschap (NDV) & Bondgenoten. Daarnaast werkt de korpsleiding met het Plan aanpak uitsluiting, discriminatie en racisme (Plan UDR) toe naar een veilige en inclusieve organisatie waar geen ruimte is voor discriminatie en racisme. Hierbij is het van belang dat signalen van uitsluiting, discriminatie en racisme serieus worden genomen en dat hierop door de leiding wordt geacteerd. Bij de uitvoering van dit plan wordt tevens de Sociale Agenda betrokken. Ik informeer uw Kamer regelmatig over de voortgang van deze maatregelen, zoals onlangs in de jaarverantwoording politie.4
Naar aanleiding van signalen uit het basisteam Rotterdam Centrum en een rapport van de Nederlandse Politiebond is door de Eenheidsleiding Rotterdam direct besloten een onafhankelijk onderzoek in te stellen. Het is pijnlijk om te constateren dat er geen sprake is van een sociaal veilig werkklimaat binnen het basisteam Rotterdam Centrum. Tegelijkertijd toont de openheid van de medewerkers dat niet langer wordt weggekeken van deze problematiek. Ik vind het goed dat de Eenheidschef passende maatregelen neemt en hiervoor een plan van aanpak opstelt.
Eindrapport monitoringscommissie Schneiders rondom de monitoring van de Landelijke Eenheden
De monitoringscommissie Schneiders heeft haar opdracht op 15 juli jl. voltooid. De korpschef en ik willen onze diepe waardering uitspreken voor alle leden van de commissie. Jarenlang zijn zij intensief betrokken geweest bij de transitie van de landelijke eenheden. Zij waren waardevolle sparringpartners voor de politieorganisatie en een vertrouwd en betrouwbaar gezicht richting alle medewerkers van de landelijke eenheden.
De eindrapportage van de monitoringscommissie «LX en LO: moedig voorwaarts» is op 26 juli naar uw Kamer verzonden.5 De commissie heeft eerder verschenen monitoringsrapportages als bijlage bij de eindrapportage opgenomen. Deze rapportages heeft mijn ambtsvoorganger eerder bij de halfjaarberichten politie met uw Kamer gedeeld. Hieronder ga ik nader in op de inhoud van de eindrapportage van de monitoringscommissie.
De grootste kracht van de landelijke eenheden zijn de mensen die er werken. Met passie en expertise zetten zij zich elke dag – soms onder zeer uitdagende omstandigheden – in om ons land veilig te houden. Zij hebben recht op een prettig en sociaal veilige werkcultuur, iets wat in sommige delen van de landelijke eenheden niet vanzelfsprekend is geweest. Daartoe is een cultuurtransitie ingezet, die veel vraagt van de organisatie, van de leidinggevenden en de medewerkers zelf. Alleen samen kunnen zij de nodige cultuuromslag bewerkstelligen. Vanzelfsprekend blijven de medezeggenschap en de vakbonden hierbij belangrijke strategische partners. De commissie benadrukt de noodzaak om snel zichtbare veranderingen in de manier van werken en omgaan te laten zien en deze urgentie ook de komende jaren op alle niveaus vast te houden. Ik onderschrijf deze aandachtspunten.
De Landelijke Eenheid is door een herordening van taken omgevormd naar twee nieuwe, gelijkwaardige eenheden met elk een samenhangend takenpakket, een heldere rol en een onderscheidende identiteit. De succesvol verlopen administratieve splitsing per 1 januari 2024 en de start van de nieuwe en hervormde eenheidsleidingen zijn belangrijke eerste, zichtbare interventies in de structuur van de landelijke eenheden. De komende maanden zullen de hoofden operatien van de landelijke eenheden stapsgewijs nationale verantwoordelijkheden voor landelijke thema’s, portefeuilles of stelsels op zich gaan nemen. Daarnaast zal voor geprioriteerde onderwerpen via ontwerpsessies waarin de medewerkers een belangrijke rol spelen, gewerkt worden aan de doorontwikkeling van het vak.
De transitie is niet af. De effecten die de politie nastreeft met deze transitie vragen ook de komende jaren de aandacht. De korpsleiding heeft mij verzekerd dat zij een meer nadrukkelijke rol gaat innemen in de integrale monitoring van de voortgang van de transitie in deze volgende fase. Daarmee wordt op het hoogste niveau in de organisatie gewaarborgd dat de transitie de urgentie houdt die nodig is. De heer Schneiders zal de korpsleiding hierbij blijven ondersteunen als adviseur en sparringspartner. De Inspectie Justitie en Veiligheid zal haar onafhankelijk toezicht op de landelijke eenheden oppakken in lijn met de bevindingen van de commissie Schneiders en de aanbevelingen in haar eerdere rapporten. Het plan van aanpak voor toezicht op dit dossier wordt medio september gepubliceerd op de website van de Inspectie. Daarbij wordt gekeken naar de kwaliteit van de taakuitvoering waarbij aspecten als sturing, leiderschap en cultuur (veilige werkomgeving) nadrukkelijk aan de orde komen. Het departement zal toezicht blijven houden op het beheer. Uiteraard blijf ik met de korpschef in gesprek over de voortgang op de transitie.
Middels deze tekst ga ik in op het verzoek van het lid Mutluer en anderen tijdens de procedurevergadering van woensdag 3 september jl.
Ontwikkelingen inzake een nieuwe verdeelsystematiek voor politiesterkte
Naar aanleiding van een brief van de Regioburgemeesters en het OM, de motie Van der Plas c.s.6 en de motie Van der Werf en Kuik7 wordt op dit moment een nieuwe verdeelsystematiek voor politiesterkte vorm gegeven. Deze verdeelsystematiek zal worden gebruikt voor het verdelen van eventuele nieuwe sterkte (formatie) over de regionale eenheden in de toekomst. Er zal dus geen sprake zijn van een herverdeling van de huidige sterkte over de regionale eenheden. Dit is mede op het verzoek van de Regioburgemeesters en het OM en wordt gesteund door de politie en door mijn departement.
De huidige verdeelsystematiek is verouderd en past niet meer bij de praktijk, ook zijn onderdelen van de systematiek niet meer passend bij de huidige tijd. Bij het ontwikkelen van de nieuwe verdeelsystematiek wordt gekeken naar de opgaven waar de regionale eenheden voor staan en de werklast die daaruit voortvloeit. Ook aspecten als beschikbaarheid en bereikbaarheid worden daarin betrokken. Op basis daarvan zal gekomen worden tot een nieuwe – zo objectiveerbaar mogelijke – systematiek voor het verdelen van nieuwe sterkte. De politie, het OM en de Regioburgemeesters worden nauw betrokken. Ook het draagvlak in de eenheden is een belangrijk onderdeel van het proces tot de totstandkoming van een actuele en toekomstbestendige verdeelsystematiek.
De opdracht voor het maken van een nieuwe verdeelsystematiek is Europees aanbesteed, en het bedrijf Andersson Elffers Felix (AEF) werkt op dit moment aan de uitvoering daarvan. De verwachting is dat de nieuwe systematiek in 2025 wordt opgeleverd.
Als Minister van Justitie en Veiligheid stel ik formatieruimte met de daarvoor benodigde middelen beschikbaar en verdeel deze formatieruimte of sterkte, gehoord het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie, over de regionale en landelijke eenheden. De verdeling van de inzet van de sterkte binnen de eenheden is vervolgens aan het lokaal gezag (de burgemeesters en de officieren van justitie), in samenspraak met de politiechef van de betreffende politie-eenheid. De bezetting van deze formatie dient door de korpschef te worden gerealiseerd.
Uitkomst pilots domein overstijgend werken door gemeentelijke boa’s
Zoals gemeld in het Halfjaarbericht Politie van 7 december 20238, zijn de pilots domein overstijgend werken voor gemeentelijke boa’s domein I (Openbare Ruimte) in de eerste helft van dit jaar geëvalueerd. Het doel van deze pilots was om te bezien of het toevoegen van bevoegdheden van andere domeinen aan Domein I een oplossing kan zijn voor de ervaren overlast waarop Domein I boa’s op dit moment niet kunnen handhaven. De pilots richtten zich op bevoegdheden ten aanzien van taxi’s en op overlastfeiten op het water. Binnen de taxipilot hebben boa’s van de gemeenten Amsterdam, Breda en Rotterdam kunnen handhaven op vier typen overtredingen, te weten: het vervoeren van meer personen dan toegestaan; het niet goedgekeurd als taxi in het kentekenregister staan; het ontbreken van een geldige chauffeurskaart of ontbreken van een goed leesbare chauffeurskaart en onregelmatigheden rondom rittenprijzen. Binnen de waterpilot hebben vervolgens boa’s van de gemeenten Aalsmeer/Amstelveen, Alkmaar, Breda, Leiden en Wijdemeren kunnen handhaven op 33 door henzelf aangedragen feiten, zoals het als schipper van een schip op binnenwateren varen zonder in het bezit te zijn van een geldig klein vaarbewijs.
De evaluatie op deze pilots heeft plaatsgevonden en de uitkomsten zijn positief. Ook de bestuurstafel boa waarin een vertegenwoordiging van de gemeenten, politie en OM zitting hebben, heeft daarna een positief advies gegeven over opname van de feiten in de Regeling Domeinlijsten. Derhalve heb ik besloten de feiten die zien op het handhaven van een aantal feiten uit de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement en de Wegenverkeerswet (taxi) per 1 augustus 2024 op te nemen in de Regeling Domeinlijsten, domein I Openbare ruimte.
Reactie op brief Inspectie over kwaliteitszorg bij de politie
De Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de Inspectie) heeft onderzoek uitgevoerd naar kwaliteitszorg bij de politie. De resultaten van dit onderzoek zijn als bijlage 1 toegevoegd bij deze brief. Kwaliteitszorg is het bewaken, beheersen en verbeteren van de kwaliteit van de taakuitvoering door de politie. Het kwaliteitszorgstelsel stelt de politie in staat haar taakuitvoering systematisch te monitoren en te verbeteren.
De Inspectie stelt vast dat er een basis is gelegd voor kwaliteitszorg en dat er in de eenheden relevante initiatieven in uitvoering zijn. De Inspectie concludeert dat er aandacht is voor kwaliteit, maar tegelijkertijd dat er op dit moment nog geen sprake is van een kwaliteitszorgstelsel dat landelijk en in alle eenheden is geïmplementeerd en werkelijk functioneert.
De Inspectie is van mening dat grote organisaties zoals de politie niet zonder een kwaliteitszorgstelsel kunnen en geeft daarom een aantal overwegingen mee aan de politie.
1) Om het stelsel van kwaliteitszorg en kwaliteitsontwikkeling daadwerkelijk mogelijk te maken, is het belangrijk dat er bij de politie meer aandacht komt voor de randvoorwaarden zoals financiële middelen en capaciteit. Deze randvoorwaarden zijn nodig om het stelsel van kwaliteitszorg te laten slagen.
2) De Inspectie vindt het raadzaam om de sleutelfiguren in de eenheden blijvend mee te nemen in de ontwikkelingen rond het stelsel van kwaliteitszorg. Zij vervullen een belangrijke rol in het laten landen en verder brengen van dit stelsel.
3) De eenheden moeten in hun ontwikkelplannen de kwaliteitsdoelstellingen expliciet maken en deze systematisch evalueren en bijsturen (cyclus van plan-do-check-act).
4) Tot slot is het belangrijk dat er in het landelijke kwaliteitszorgstelsel een verbinding wordt gelegd tussen de planning en controlefunctie bij de politie en de politieprofessie. Door deze verbinding te leggen ontstaat er cyclisch aandacht voor kwaliteitsverbetering en innovatie op het niveau van de eenheden maar ook op landelijk niveau.
De politie heeft met het stelsel voor kwaliteitszorg en de introductie van vakgroepen ervoor gekozen om kwaliteitsverbetering van onderop te stimuleren. Er is op dit moment al een groot aantal vakgroepen actief binnen de politieorganisatie, veelal zelfgeorganiseerd. De vakgroepen zijn georganiseerd vanuit een taak- of vakgebied en gericht op de ontwikkeling van het vak, de kwaliteitsverbetering en kennisdeling. Hierdoor wordt expertise opgebouwd en actief gewerkt aan het versterken van de kwaliteit van het werk vanuit de praktijk. Het streven van de politie is de vakgroepen methodisch te laten werken en te begeleiden vanuit het Stelsel voor Kwaliteitszorg. Voor de implementatie wordt gestart met vijftien vakgroepen: zes binnen het werkveld Wijk en Veiligheid, zes binnen Opsporing en Intelligence en drie vanuit Bedrijfsvoering. De opbrengsten van deze vakgroepen worden gesynchroniseerd met de werkingsprincipes van het Stelsel voor Kwaliteitszorg.
De politie heeft mij gemeld dat zij de overwegingen van de Inspectie ter harte nemen en inzetten op een bredere inbedding van een kwaliteitszorgstelsel. Om te kunnen beschikken over een goed stelsel voor kwaliteitszorg is het belangrijk dat er aandacht wordt geschonken aan de kwaliteitszorgvoorzieningen. Hiermee wordt een stelsel van activiteiten bedoeld dat gericht is op het systematisch expliciteren (norm stellen m.b.t. een professionele taakuitvoering), evalueren (toetsen) en bijsturen (verbeteren) van doelstellingen. Op deze manier wordt kwaliteitsverbetering zichtbaar en wordt de kwaliteit van de taakuitvoering geborgd. De korpschef heeft bij mij aangegeven dat onderzocht wordt hoe er meer centrale sturing op kwaliteitszorg kan worden ingericht.
De Inspectie geeft met dit onderzoek inzicht in de stand van zaken van kwaliteitszorg zoals dat op dit moment door de politie wordt ingevuld. De komende jaren zal de Inspectie de ontwikkelingen rond het kwaliteitsstelsel en hoe daarop door de politie wordt gestuurd in haar toezicht blijven volgen. Naar aanleiding van de Inspectiebrief zal ik met de politie in gesprek gaan over hoe kwaliteitszorg met betrekking tot de taakuitvoering verder kan worden ontwikkeld en geïmplementeerd.
Beleidsreactie Inspectierapport «De perspectieven bijeen?»
De Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie) heeft een vervolgonderzoek gedaan naar de bejegening door de politie van slachtoffers van zedenmisdrijven. De resultaten van dit onderzoek zijn als bijlage 2 toegevoegd bij deze brief.
Het onderzoek is verricht in vervolg op het in 2020 door de Inspectie gepubliceerde rapport «Verschillende perspectieven»9 waarin de Inspectie concludeerde dat slachtoffers van zedenmisdrijven over het algemeen positief terugkijken op het contact met de politie, maar dat er ook fricties zijn in drie contactmomenten van zedenslachtoffers met de zedenrechercheurs. Zowel tijdens het informatieve gesprek waarin het slachtoffer uitleg krijgt over de procedure, de bedenktijd om wel of geen aangifte te doen, als in de periode na de aangifte liepen de verwachtingen van slachtoffers en politie uiteen.10
Met het vervolgonderzoek beoogt de Inspectie in beeld te brengen welke aanpassingen de politie heeft doorgevoerd in de bejegening van zedenslachtoffers, specifiek in de drie eerder genoemde contactmomenten. Ook wilde de Inspectie weten of die veranderingen hebben geleid tot een (door betrokkenen ervaren) verbetering van hoe zedenrechercheurs omgaan met slachtoffers van een zedenmisdrijf.
De hoofdconclusie van de Inspectie luidt dat de politie de werkwijze rondom het omgaan met zedenslachtoffers heeft aangepast. Zedenrechercheurs hebben de intentie om keuzevrijheid en maatwerk te bieden aan de slachtoffers van zedenzaken, maar wensen en behoeften van slachtoffers lopen uiteen en voor ieder slachtoffer is maatwerk nodig. Dit is de moeilijkheid bij zedenzaken. Desondanks is het de politie gelukt om in haar werkwijze meer oog te hebben voor het slachtofferbelang dan ten tijde van het inspectieonderzoek «Verschillende Perspectieven» (2020). Het lukt echter nog niet in alle gevallen om ook in de uitvoering voldoende rekening te houden met de wensen en behoeften van slachtoffers.
Verder benoemt de Inspectie in haar rapport een aantal nieuwe kwetsbaarheden in de vernieuwde aanpak van zedenzaken. Naar aanleiding van het inspectierapport is, ten behoeve van een betere bejegening en efficiëntie de mogelijkheid gecreeerd om het informatief gesprek met slechts één zedenrechercheur uit te voeren. Dit wordt echter niet door elke zedenrechercheur als prettig wordt ervaren omdat het complexe zaken zijn. Daarnaast wijst de Inspectie op de praktijk dat basisteams minder complexe meldingen van zedendelicten oppakken om de werkdruk bij de zedenteams iets te verlichten.
De Inspectie komt in haar rapport tot de volgende aanbeveling aan de korpschef:
Zedenrechercheurs moeten in staat zijn om een adequate empathische afweging te maken tussen opsporingsbelang en slachtofferbelang. Investeer in voldoende opgeleide en gecertifieerde zedenrechercheurs voor dit hoog specialistische politiewerk door erop toe te zien dat er meer ruimte en tijd is voor training en opleiding van (zeden)rechercheurs. Die tijd wordt nu niet altijd ervaren.
In aanvulling geeft de Inspectie de korpschef de volgende overweging mee:
Breng in kaart wat de afhandeling van zedenzaken door de basisteams oplevert, wat dit aan capaciteitswinst oplevert en wat het voor de (verschillen in) bejegening van slachtoffers betekent.
Het inspectierapport laat zien dat de politie serieus aan de slag is gegaan met de aanbevelingen van de Inspectie. Er zijn aantoonbaar verbeteringen in het werkproces rondom de bejegening van zedenslachtoffers doorgevoerd en deze verbeteringen worden door betrokkenen ook in de praktijk ervaren, zij het niet in alle gevallen. Het is goed daarbij te vermelden dat de geïnterviewde slachtoffers in de periode van de eerste helft van 2022 melding of aangifte hebben gedaan, dus midden in het veranderproces bij de politie. Sinds die tijd heeft de politie haar ontwikkeling doorgezet en is de vernieuwde werkwijze steeds bekender geworden.
De korpschef en ik onderschrijven de aanbeveling van de Inspectie. Het is helder dat de vak-ontwikkeling, zeker op het werkterrein van zeden, en de omgang met slachtoffers doorlopend om aandacht en ruimte vragen. Naar aanleiding van het eerder inspectieonderzoek is de opleiding Handelen in Zedenzaken aangepast en heeft het bejegeningsaspect hierin een veel duidelijkere plek gekregen. Ook bij de implementatie van de Wet seksuele misdrijven heeft de bejegening van slachtoffers een duidelijke plek gekregen doordat er aan ruim 25.000 medewerkers (zowel bij de zedenteams als o.a. aan de medewerkers in de basisteams, regionale service, meldkamers en opsporingsdiensten) een specifieke leermodule Bejegening beschikbaar is gesteld. De politie werkt verder aan een op maat gemaakte vak-ontwikkeling, die aansluit op de behoeften van de verschillende doelgroepen binnen het zedendomein en die passend is binnen de zedenteams.
Ik herken verder het beeld dat de uitdaging vooral zit op het terugbrengen van de werkdruk binnen de zedenteams zodat medewerkers de tijd en ruimte kunnen vinden om trainingen en opleiding te volgen. De afgelopen jaren zijn maatregelen genomen om die werkdruk te verlichten en werkvoorraden op het terrein van zedenzaken terug te dringen. Zo heeft uw Kamer met de motie-Klaver c.s.11 structureel 15 miljoen euro vrijgemaakt waarmee de formatie van de zedenpolitie, de opleiding van zedenrechercheurs, de forensische opsporing en forensisch medisch onderzoek fasegewijs is uitgebreid. Concreet zijn er sinds 2020 110,3 fte toegevoegd aan de opsporingscapaciteit en 3 fte aan docentencapaciteit. De capaciteit van de zedenteams wordt vanaf 2024 verder uitgebreid om de verwachte toename van het aantal meldingen en aangiften als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven op 1 juli 2024 te kunnen opvangen. Hiervoor is via de motie-Hermans c.s.12 structureel 5 miljoen euro beschikbaar gesteld. Over de actuele stand van de formatie en bezetting bij de zedenteams is uw Kamer geïnformeerd in het eerste halfjaarbericht politie 2024.13
Met betrekking tot de overweging die de Inspectie meegeeft over het afhandelen van zedenmeldingen door de basisteams merk ik nog op dat dit p zich geen nieuwe werkwijze is, maar dat er inmiddels bij een zedenmelding altijd contact is met de frontoffice zeden voor triage. Er wordt dan gekeken, in goede samenspraak met het slachtoffer, wat de politie gaat doen en wie dat doet ten behoeven van een weloverwogen en meest spoedig afhandeling voor alle betrokken. Dit is overigens een ontwikkeling van na het onderzoek van de Inspectie.
Tot slot geeft het onderzoeksrapport van de Inspectie wederom het belang aan van het blijvend investeren in de vak-ontwikkeling op dit ingewikkelde domein. Er is al veel ontwikkeld en ingevoerd sinds het vorige inspectierapport. Daarvoor ben ik de betrokken zedenrechercheurs en het landelijk expertiseteam zeer erkentelijk. De politie gaat het rapport van de Inspectie nader bestuderen om te kijken waar er nog verdere investering nodig is. Ik blijf hier met de politie over in gesprek.
Aankondiging beleidsreactie onderzoek Nationale ombudsman over CTER registraties
In het tweede halfjaarbericht politie 202314 is uw Kamer geïnformeerd over de werkwijze van de politie in de bestrijding van terrorisme, extremisme en radicalisering. In dat kader is ook ingaan de informatieverwerking van de politie bij de bestrijding van terrorisme, extremisme en radicalisering. Ook is toegelicht onder welke wettelijke voorwaarden informatie gedeeld kan worden met nationale, buitenlandse en internationale organisaties en de wijze waarop signaleringen geplaatst worden. Als laatste is uw Kamer geïnformeerd over de voormalige werkwijze van de politie ten tijde van uitreizigers, meer specifiek de Landelijk Overzicht Politie – Jihadgang (LOP-J) lijst.
De Nationale ombudsman heeft in februari 2023 aangekondigd een onderzoek te starten naar de wijze waarop de overheid omgaat met registraties en signaleringen bij terrorisme, extremisme en radicalisering. Het onderzoeksrapport wordt medio november verwacht. Ik zal naar aanleiding van dit rapport een reactie opstellen, mede naar aanleiding van het verzoek tijdens het ordedebat van 27 februari 202415. Bij mijn reactie zal ik ook de toegezegde handreiking betrekken. Deze handreiking gaat in op hoe en op welke wijze mensen, per (mogelijke betrokken) instantie, inzage kunnen krijgen in de gegevens die een desbetreffende instantie over hem of haar heeft geregistreerd. Ook gaat deze handreiking in op hoe hiertegen bezwaar kan worden aangetekend.
Tot slot
Ik kijk uit naar de aankomende regeerperiode waarin ik mij zal inzetten voor een politie die zich kan richten op haar kerntaak, gereed is voor de toekomst en in verbinding blijft met de samenleving.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
Kamerstukken II, 2023–24, 29 628, nr. 1217.↩︎
Kamerstukken II, 2023–24, 29 628, nr. 1194.↩︎
Deze thema's zijn verschillend van aard en kennen een verschillende fasering.↩︎
Bijlage bij Kamerstukken 36 560 VI, nr. 1.↩︎
Kamerstukken II, 2023–24, 29 628, nr. 1219.↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 36 200 VI, nr. 87.↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 29 628, nr. 1176.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 29 628, nr. 1193.↩︎
Bijlage bij Kamerstukken II 2019/20, 34 843, nr. 42.↩︎
Voor de beleidsreactie op dit inspectierapport zie: Kamerstukken II 2019/20, 34 843, nr. 42.↩︎
Kamerstukken II 2019/20, 35 300, nr. 11.↩︎
Kamerstukken II 2021/22, 35 925, nr. 13.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 29 628, nr. 1217.↩︎
Kamerstukken II, 2023/24, 29 628, nr. 1193.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 2024Z03015.↩︎