[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nota van wijziging

Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geldend voor Caribisch Nederland, met het oogmerk de rechten en verplichtingen van werkenden en ingezetenen in Caribisch Nederland te verduidelijken en te verbeteren (Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024)

Nota van wijziging

Nummer: 2024D31671, datum: 2024-09-06, bijgewerkt: 2024-09-10 14:37, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (kst-36557-8).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36557 -8 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geldend voor Caribisch Nederland, met het oogmerk de rechten en verplichtingen van werkenden en ingezetenen in Caribisch Nederland te verduidelijken en te verbeteren (Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024).

Onderdeel van zaak 2024Z08822:

Onderdeel van zaak 2024Z12985:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

36 557 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geldend voor Caribisch Nederland, met het oogmerk de rechten en verplichtingen van werkenden en ingezetenen in Caribisch Nederland te verduidelijken en te verbeteren (Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024)

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 6Ā september 2024

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Na artikel III, onderdeel E, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

Artikel 12, vierde lid, komt te luiden:

4. De herziening van het ouderdomspensioen in verband met artikelĀ 8a, eerste en tweede lid, gaat, in afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid, in op de dag, met ingang waarvan op grond van artikelĀ 8a, eerste en tweede lid, de in de artikelenĀ 7, 7a, eerste en derde lid, onderdeelĀ e, en 7b, eerste lid, genoemde bedragen van het ouderdomspensioen zijn herzien.

2

In artikel IV, onderdeel E, wordt in het eerste onderdeel Ā«hijĀ» vervangen door Ā«zijnĀ».

3

In artikel IV, onderdeel I, wordt Ā«de erkende instelling van weldadigheid of een instelling van weldadigheid als vorenbedoeldĀ» vervangen door Ā«erkende instelling van weldadigheidĀ».

4

Na artikel IV, onderdeel I, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ia

Na artikel 23a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23b

1. Onze Minister kan een beschikking herzien dan wel intrekken indien:

a. het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van de artikelenĀ 35, eerste lid en 37a, heeft geleid tot een te hoog of ten onrechte toegekend pensioen;

b. ten onrechte pensioen is toegekend;

c. het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van de artikelenĀ 35, eerste lid en 37a, ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op pensioen bestaat; of

d. degene aan wie pensioen is toegekend, ingevolge het op grond van deze wet bepaalde, daarvoor niet of niet of niet meer in aanmerking komt, dan wel voor een hoger of lager pensioen in aanmerking komt.

2. De herziening van het pensioen, die voortvloeit uit een wijziging van de omstandigheden en die een verhoging van dit pensioen tot gevolg heeft, gaat in op de eerste dag van de maand, volgende op de maand waarin de wijziging van die omstandigheden heeft plaats gevonden. Het bepaalde in artikelĀ 15, is van overeenkomstige toepassing.

3. De intrekking van het pensioen of de herziening daarvan, die een verlaging van dit pensioen tot gevolg heeft, gaat, behoudens in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen, in op de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin de dag van de dagtekening van de beschikking is gelegen.

4. De herziening van het pensioen in verband met artikelĀ 12a, eerste en tweede lid, gaat, in afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid, in op de dag, met ingang waarvan op grond van artikelĀ 12a, eerste en tweede lid, de in de artikelenĀ 11, eerste en derde lid, en 12, eerste, tweede en derde lid genoemde bedragen van het pensioen zijn herzien.

5. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan Onze Minister geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking afzien.

6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven ter uitvoering van dit artikel.

5

Na artikel VI, onderdeel B, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel 6 vervalt.

6

Artikel VI, onderdeel F, komt te luiden:

F

In artikel 14 komt het tweede lid alsmede de aanduiding Ā«1.Ā» voor het eerste lid te vervallen.

7

Na artikel VI, onderdeel F, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Fa

In artikel 14 wordt na Ā«die in aanmerking wenst te komen voor kinderbijslag BESĀ» ingevoegd Ā«als bedoeld in artikelĀ 5 en, indien van toepassing, artikelĀ 5a, eerste lidĀ».

8

Na artikel VI, onderdeel N, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Na

Artikel 24, eerste lid komt te luiden:

1. Alle gegevens en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet, worden aan Onze Minister kosteloos verstrekt door de SVB, voor zover het betreft de toepassing van de Algemene Kinderbijslagwet.

9

Na artikel VII, onderdeel G, worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Ga

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt Ā«Een iederĀ» vervangen door Ā«EeniederĀ» en wordt Ā«een iederĀ» vervangen door Ā«eeniederĀ».

2. In het tweede lid wordt na de tweede zin ingevoegd: Ā«De werknemer, dan wel diens nagelaten betrekkingen, gewezen werknemer en werkgever zijn verplicht uit eigen beweging aan Onze Minister inlichtingen te verstrekken waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering.Ā».

3. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

Gb

Artikel 12b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt Ā«artikel 7, onderdelen d of eĀ» vervangen door Ā«artikelĀ 7, eerste lid, onderdelenĀ d of eĀ».

2. In het tweede en derde lid wordt Ā«De werknemer, dan wel diens nagelaten betrekkingen,Ā» vervangen door Ā«De werknemer, dan wel diens nagelaten betrekkingen en werkgever,Ā»

Gc

Na artikel 12b worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 12c

1. Onze Minister kan de betaling opschorten of schorsen, indien op grond van duidelijke aanwijzingen het oordeel is of het gegronde vermoeden bestaat, dat:

a. het recht op een uitkering niet of niet meer bestaat;

b. het recht op een lagere uitkering bestaat; of

c. de werknemer of werkgever een verplichting, die op grond van de artikelenĀ 12, tweede lid en 12b is opgelegd, niet is nagekomen.

2. Geen opschorting of schorsing vindt plaats indien het niet nakomen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeelĀ c, redelijkerwijs geen gevolgen kan hebben voor het recht op een uitkering.

3. Voordat Onze Minister overgaat tot opschorting of schorsing van de betaling, heeft de werknemer of werkgever de gelegenheid een zienswijze bekend te maken voor zover:

a. de beschikking steunt op gegevens over feiten die de werknemer of werkgever betreffen; en

b. die gegevens niet door de werknemer of werkgever zelf zijn verstrekt.

4. Onze Minister doet schriftelijk mededeling van de opschorting of schorsing.

Artikel 12d

1. Onze Minister kan een beschikking herzien dan wel intrekken indien:

a. het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikelĀ 12, tweede lid, of 12b heeft geleid tot een te hoge of ten onrechte toegekende uitkering;

b. ten onrechte een uitkering is toegekend; of

c. het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikelĀ 12, tweede lid, of 12b ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op een uitkering bestaat.

2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan Onze Minister geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking afzien.

Artikel 12e

1. Onze Minister is bevoegd een ten onrechte uitbetaalde uitkering terug te vorderen van diegene aan wie de uitkering is betaald, indien:

a. het ten onrechte uitbetalen het gevolg is van het niet verstrekken van inlichtingen of het verstrekken van onjuiste inlichtingen;

b. het ten onrechte uitbetalen het gevolg is van het geheel of gedeeltelijk verlies van het recht op een uitkering op grond van artikelĀ 7, eerste lid; of

c. Onze Minister anderszins foutief of ten onrechte een uitkering heeft uitbetaald.

2. In afwijking van artikel 203 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES, kan de werkgever het teruggevorderde bedrag niet verhalen op de werknemer, indien de terugvordering in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

10

Na artikel VII, onderdeel H, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

I

Na artikel 15b wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:

Overgangsbepalingen

Artikel 15c

1. Een herziening of intrekking van een beschikking op grond van artikelĀ 12d, vindt uitsluitend plaats indien de herziening of intrekking ziet op een periode op of na de dag van inwerkingtreding van artikelĀ VII, onderdeelĀ Gc.

2. Een terugvordering van een ten onrechte uitbetaalde uitkering op grond van artikelĀ 12e, vindt uitsluitend plaats indien de terugvordering ziet op een periode op of na de dag van inwerkingtreding van artikelĀ VII, onderdeelĀ Gc.

11

Na artikel VIII, onderdeel B, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

Ba

Het opschrift volgend op artikel 3 vervalt.

12

In artikel VIII, onderdeel D, wordt in het voorgestelde artikelĀ 4a, derde lid, Ā«artikelĀ 4, vierde of vijfde lidĀ» vervangen door Ā«artikelĀ 4, derde of vierde lidĀ» en wordt Ā«artikelĀ 4, vijfde lidĀ» vervangen door Ā«artikelĀ 4, vierde lidĀ».

13

In artikel VIII, onderdeel D, wordt na het voorgestelde artikelĀ 4b een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4ba. Tegemoetkoming ontbrekende uitkering zwangerschap en bevalling

1. Onze Minister kan een financiƫle tegemoetkoming verstrekken aan een zelfstandige, meewerkende echtgenoot of gelijkgestelde waarvan aannemelijk is dat deze ten tijde van diens bevalling voldeed aan de voorwaarden voor een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling op basis van deze wet en die:

a. zwanger was of is bevallen op of na 10Ā oktober 2010 en voor inwerkingtreding van artikelĀ VIII, onderdeelĀ C, van de Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024;

b. geen uitkering heeft gehad in verband met diens zwangerschap en bevalling.

2. Bij ministeriƫle regeling worden regels gesteld met betrekking tot:

a. het bedrag van de tegemoetkoming dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

b. de aanvraag van de tegemoetkoming en de besluitvorming daarover;

c. de voorwaarden waaronder het recht op de tegemoetkoming tot stand komt;

d. de voorwaarden waaronder de tegemoetkoming verstrekt wordt aan nabestaanden, indien de rechthebbende is overleden;

e. de verwerking van persoonsgegevens benodigd voor de uitvoering van dit artikel.

3. Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

14

Na artikel VIII, onderdeel I, worden vier onderdelen ingevoegd, luidende:

Ia

In artikel 7a vervalt Ā«van de verzekerdeĀ».

Ib

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt Ā«Een iederĀ» vervangen door Ā«EeniederĀ» en wordt Ā«een iederĀ» vervangen door Ā«eeniederĀ».

2. In het tweede lid wordt Ā«De verzekerde is verplicht uit eigen beweging aan Onze Minister inlichtingen te verstrekken waarvan de verzekerde redelijkerwijs kan vermoeden dat deze aanleiding kunnen geven tot verlies of beĆ«indiging van het recht op uitkering op grond van artikelĀ 3, eerste lidĀ» vervangen door Ā«De werknemer, alsmede de werkgever is verplicht uit eigen beweging aan Onze Minister inlichtingen te verstrekken waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkeringĀ»

3. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

Ic

Artikel 12b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt Ā«artikel 7, onderdelen d of eĀ» vervangen door Ā«artikelĀ 7, eerste lid, onderdelenĀ d of eĀ».

2. In het tweede en derde lid wordt Ā«De werknemerĀ» vervangen door Ā«De werknemer, alsmede de werkgeverĀ».

Id

Na artikel 12b worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 12c

1. Onze Minister kan de betaling opschorten of schorsen, indien op grond van duidelijke aanwijzingen het oordeel is of het gegronde vermoeden bestaat, dat:

a. het recht op een uitkering niet of niet meer bestaat;

b. het recht op een lagere uitkering bestaat; of

c. de werknemer of werkgever een verplichting die op grond van de artikelenĀ 12, tweede lid en 12b is opgelegd, niet is nagekomen.

2. Geen opschorting of schorsing vindt plaats indien het niet nakomen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeelĀ c, redelijkerwijs geen gevolgen kan hebben voor het recht op een uitkering.

3. Voordat Onze Minister overgaat tot opschorting of schorsing van de betaling, heeft de werknemer of werkgever de gelegenheid een zienswijze bekend te maken voor zover:

a. de beschikking steunt op gegevens over feiten die de werknemer of werkgever betreffen; en

b. die gegevens niet door de werknemer of werkgever zelf zijn verstrekt.

4. Onze Minister doet schriftelijk mededeling van de opschorting of schorsing.

Artikel 12d

1. Onze Minister kan een beschikking herzien dan wel intrekken indien:

a. het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikelĀ 12, tweede lid, of 12b heeft geleid tot een te hoge of ten onrechte toegekende uitkering;

b. ten onrechte een uitkering is toegekend; of

c. het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikelĀ 12, tweede lid, of 12b ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op een uitkering bestaat.

2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan Onze Minister geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking afzien.

Artikel 12e

1. Onze Minister is bevoegd een ten onrechte uitbetaalde uitkering terug te vorderen van diegene aan wie de uitkering is betaald, indien:

a. het ten onrechte uitbetalen het gevolg is van het niet verstrekken van inlichtingen of het verstrekken van onjuiste inlichtingen;

b. het ten onrechte uitbetalen het gevolg is van het geheel of gedeeltelijk verlies van het recht op een uitkering op grond van artikelĀ 7, eerste lid; of

c. Onze Minister anderszins foutief of ten onrechte een uitkering heeft uitbetaald.

2. In afwijking van artikelĀ 203 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES, kan de werkgever het teruggevorderde bedrag niet verhalen op de werknemer, indien de terugvordering in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

15

Na artikel VIII, onderdeel J, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

K

Na artikel 15b wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:

Overgangsbepalingen

Artikel 15c

1. Een herziening of intrekking van een beschikking op grond van artikelĀ 12d, vindt uitsluitend plaats indien de herziening of intrekking ziet op een periode op of na de dag van inwerkingtreding van artikelĀ VIII, onderdeelĀ Id.

2. Een terugvordering van een ten onrechte uitbetaalde uitkering op grond van artikelĀ 12e, vindt uitsluitend plaats indien de terugvordering ziet op een periode op of na de dag van inwerkingtreding van artikelĀ VIII, onderdeelĀ Id.

16

Artikel X wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding Ā«1.Ā» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. In afwijking van het eerste lid treedt artikelĀ VI, onderdelenĀ Ba, F, en Na, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1Ā juli 2024.

TOELICHTING

I. Algemeen

Ā§ 1. Inleiding

Geconstateerd is dat zowel de Wet ongevallenverzekering BES (hierna: OV BES) als de Wet ziekteverzekering BES (hierna: ZV BES) inhoudelijk geen sluitend systeem vormen als het gaat om de inlichtingenverplichtingen, het opvolgen van controlevoorschriften door de werkgever, herziening of intrekking van de beschikking en terugvordering. Het gevolg hiervan is dat de RCN-unit SZW als uitvoerder namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet adequaat kan acteren. Dit vormt bovendien een risico op onrechtmatigheid, doordat onvoldoende duidelijk is dat een onverschuldigde betaling kan worden teruggevorderd. In de na de staatkundige transitie tot stand gekomen Wet kinderbijslagvoorziening BES is wel in een systeem van uitvoering, inlichtingen en toezicht (met inbegrip van terugvordering) voorzien. Met het oog op de uitvoerbaarheid wordt voorgesteld de OV BES en de ZV BES op dit punt (waar mogelijk) bij deze systematiek van de Wet kinderbijslagvoorziening BES te doen aansluiten. Daarnaast wordt ook een vergelijkbare aanpassing van de Wet algemene weduwen- en wezen verzekering BES (hierna: AWW BES) in deze nota van wijziging opgenomen.

De voorgestelde wijzigingen dragen bij aan de balans tussen rechten en plichten die er behoort te zijn. Hierbij zij nadrukkelijk opgemerkt dat de menselijke maat bij de handhaving van regelgeving het uitgangspunt is. Indien een maatregel wordt opgelegd, wordt deze afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de rechthebbende de gedraging verweten kan worden. Met het oog op de menselijke maat is ten aanzien van het instrument terugvordering gekozen voor het introduceren van een bevoegdheid. Steeds zal er aandacht moeten zijn voor de gevolgen voor het individu. Wanneer uit de aard van de regeling voortvloeit dat bij het opleggen van een herstelsanctie de bestaanszekerheid van het individu in het geding is, dient ook die factor te worden meegewogen.

Ten aanzien van de toepassing van de voorgestelde bepalingen kan dit nader worden uitgewerkt bij algemene maatregel van bestuur of in beleidsregels. Het ligt voor de hand dat elementen uit relevante beleidsregels van (bijvoorbeeld) het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) houvast kunnen bieden bij de uitwerking van beleidsregels voor de RCN-unit SZW op dit punt. Hierbij is in elk geval te denken aan de Beleidsregel maatregelen UWV en de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006.

Deze nota van wijziging is in nauwe samenspraak met de RCN-unit SZW tot stand gekomen, waardoor een formele uitvoeringstoets overbodig is. Deze nota van wijziging heeft geen budgettaire effecten.

Ā§ 2. Wijzigingen betrekking op de Wet kinderbijslagvoorziening BES

In Caribisch Nederland ontvangen ouders een tegemoetkoming in de kosten van kinderen via de kinderbijslag BES. Daarnaast kunnen kinderen studiefinanciering ontvangen. Het is niet mogelijk om allebei te ontvangen: ouders hebben geen recht op kinderbijslag BES voor kinderen die studiefinanciering ontvangen.

De regering vindt het onwenselijk dat ouders de kinderbijslag BES verliezen wanneer het kind studiefinanciering ontvangt. Uit het rapport Ā«Een waardig bestaanĀ» van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland volgt dat gezinnen met kinderen de grootste tekorten hebben1. In de kabinetsreactie op het rapport heeft het kabinet aangegeven dat zij de kinderbijslag BES fors heeft verhoogd om gezinnen te ondersteunen2. De verhoging bedraagt ongeveer 90 USD per maand. Daarmee is de kinderbijslag BES een belangrijk onderdeel van het besteedbare inkomen.

Deze groep ouders heeft echter geen voordeel van deze investering in de kinderbijslag BES. Het verlies van de kinderbijslag BES vanwege studiefinanciering is daarom onwenselijk. Het heeft grote financiƫle gevolgen voor een hele kleine groep ouders.

Vanwege de grote financiĆ«le gevolgen heeft de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen de RCN-unit SZW gevraagd te anticiperen op het voorstel. Anticiperen heeft alleen positieve gevolgen voor burgers omdat zij eerder de kinderbijslag BES ontvangen. De Tweede en Eerste Kamer zijn over het anticiperen geĆÆnformeerd3. Het is wenselijk dat deze ouders zo snel mogelijk de kinderbijslag BES kunnen ontvangen. Het eerst uitvoerbare moment voor de RCN-unit SZW was juli 2024. Per juli 2024 ontvangen ouders van kinderen met studiefinanciering weer recht op kinderbijslag BES. De regering kiest ervoor om in deze situatie te anticiperen op de wetswijziging vanwege het belang van de kinderbijslag BES in het besteedbare inkomen van gezinnen. De relevante wijzigingen werken terug tot 1Ā juli 2024.

Er zijn momenteel zeven kinderen voor wie geen recht op kinderbijslag BES bestaat vanwege studiefinanciering. Omdat het hier om een hele kleine groep gaat is het voor de RCN-unit uitvoerbaar om per 1Ā juli 2024 weer kinderbijslag BES uit te betalen. Op die manier wordt op een uitvoerbare wijze deze wijziging zo snel als mogelijk toegepast en krijgt deze groep ouders meer financiĆ«le ruimte. Ouders moeten hiervoor opnieuw een aanvraag indienen. De RCN-unit SZW benadert hen gericht om te attenderen op het recht op kinderbijslag BES.

Met deze wijziging sluit de systematiek aan bij de kinderbijslag in Europees Nederland: in Europees Nederland behouden ouders de kinderbijslag wanneer het kind studiefinanciering ontvangt.

In de voorjaarsbesluitvorming van 2024 is budget gereserveerd voor dit voorstel. Het budgettaire effect komt neer op ongeveer ā‚¬Ā 17.000 per jaar.

Ā§ 3. Wijzigingen betrekking op de Wet ongevallenverzekering BES en de Wet ziekteverzekering BES

Adequate inlichtingenverplichtingen kunnen in geen enkele socialezekerheidswet worden gemist. Met het oog op de sluitendheid daarvan wordt in deze nota van wijziging voor de OV BES en de ZV BES in een aanvulling op de inlichtingenverplichtingen voorzien. De verplichting om uit eigen beweging inlichtingen te verstrekken waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed zijn op het recht op of de hoogte en duur van de uitkering, geldt zowel voor de (gewezen) werknemer als voor de werkgever. Dit wordt met de opgenomen aanvulling verduidelijkt.

Zowel in de OV BES als in de ZV BES is bepaald dat de Minister controlevoorschriften kan vaststellen (artikelĀ 12b Wet ongevallenverzekering BES en artikelĀ 12b Wet ziekteverzekering BES). Dit is naar analogie van de Europees Nederlandse arbeidsongeschiktheidswetten, die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) de bevoegdheid toekennen controlevoorschriften vast te stellen. In de Ā«BES-wetgevingĀ» ligt die bevoegdheid bij de Minister, omdat de Minister met de uitvoering is belast. De RCN-unit SZW doet dit namens de Minister.

In deze nota van wijziging wordt verduidelijkt dat de controlevoorschriften zich mede tot de werkgever kunnen uitstrekken.

In de OV BES en in de ZV BES zijn er geen bepalingen die zien op de handhaving van de controlevoorschriften. Europees Nederlandse arbeidsongeschiktheidswetten kennen wel bepalingen die zien op de handhaving van de controlevoorschriften. In de Wet kinderbijslagvoorziening BES is dat ook het geval. Het is wenselijk om voor de OV BES en ZV BES aan het niet naleven van de gestelde controlevoorschriften passende consequenties voor de uitkering kunnen te verbinden. Het ontbreken van bepalingen over herziening, intrekking en terugvordering doet bovendien afbreuk aan de inspanningen om het financieel beheer te verbeteren en betekent dat een risico op onrechtmatigheid blijft bestaan. Het ontbreken van passende instrumenten voor handhaving is onwenselijk en is niet goed voor het vertrouwen in het stelsel. De RCN-unit SZW als uitvoerder namens de Minister kan niet zonder die instrumenten.

Zoals gezegd in paragraaf 1 wordt voorgesteld hiervoor aan te sluiten bij het instrumentarium dat in de Wet kinderbijslagvoorziening BES is opgenomen. Daarmee wordt gekozen voor uniformiteit en consistentie binnen het stelsel. Het draagt er ook aan bij dat de wijzigingen eenvoudig geĆÆmplementeerd kunnen worden.

Vanuit de beoogde aansluiting op het systeem van de Wet kinderbijslagvoorziening BES wordt de bestaande bepaling over het opschorten van de uitkering uitgebreid tot een nieuwe bepaling over schorsing en opschorting, naar analogie van artikelĀ 18 van de Wet kinderbijslagvoorziening BES. Tevens wordt een nieuw artikel over herziening of intrekking geĆÆntroduceerd naar analogie van artikelĀ 13 van de Wet kinderbijslagvoorziening BES. Tot slot wordt een terugvorderingsbepaling voorgesteld, die in lijn is met artikelĀ 21 van de Wet kinderbijslagvoorziening BES.

De voor de OV BES en ZV BES voorgestelde bepaling over herziening of intrekking is erop gericht de bevoegdheid te creƫren om een besluit te herzien of in te trekken als er sprake is van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting of controlevoorschriften door de werknemer of de werkgever. Dit betekent dat herziening of intrekking beperkt is tot de volgende situaties:

o Het niet nakomen van de informatieplicht of controlevoorschriften door de werknemer of de werkgever waardoor onterecht betaling van een uitkering heeft plaatsgevonden.

o Het ten onrechte zijn toegekend van een uitkering door bijvoorbeeld een administratieve fout.

o Het niet of niet behoorlijk nakomen van de informatieplicht of een op grond van de controlevoorschriften opgelegde verplichting, waardoor niet kan worden vastgesteld of nog recht op uitkering bestaat.

De hoofdregel is dat een uitkering wordt ingetrokken of herzien, zo nodig met terugwerkende kracht tot en met de dag waarop niet langer recht op uitkering bestaat of recht bestaat op een lagere uitkering.

Het opschorten van de uitkering bij niet nakomen van de verplichtingen is momenteel zeer summier geregeld in artikelĀ 12, derde lid OV BES en artikelĀ 12, derde lid ZV BES. Met deze nota van wijziging wordt voorgesteld om deze bepalingen, in een nieuw artikel, uit te breiden naar analogie van artikelĀ 18 van de Wet kinderbijslagvoorziening BES. Deze uitbreiding vergroot de rechtszekerheid doordat de situaties waarin opschorting of schorsing aan de orde kunnen zijn, duidelijker worden omschreven. Bovendien zijn situaties opgenomen waarin er geen opschorting plaatsvindt of waarin de rechthebbende in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze bekend te maken alvorens tot opschorting van de betaling wordt overgegaan.

Gedurende de periode waarin de betaling van de uitkering wordt opgeschort of geschorst kan nader worden uitgezocht of de vermoedens of aanwijzingen die aan de opschorting of schorsing ten grondslag hebben gelegen, juist zijn. Afhankelijk van de uitkomst wordt de uitbetaling van de uitkering dan beƫindigd of hervat, met ingang van de datum waarop de uitbetaling was geschorst of opgeschort. De opschorting of schorsing voorkomt dat een uitkering ten onrechte doorloopt, waardoor later de noodzaak tot terugvordering zou bestaan.

Indien en voor zover terugvordering aan de orde zou zijn, is dit op grond van het onderhavige voorstel een bevoegdheid van Onze Minister en geen verplichting. Dit is met het oog op het herstellen van de rechtmatige toestand, waarbij het kunnen hanteren van de menselijke maat, zoals toegelicht in paragraaf 1, geborgd is.

In de voorgestelde terugvorderingsbepaling is een bepaling opgenomen waarmee is beoogd de werknemer tegen ongewenste gevolgen van een terugvordering te beschermen. De werkgever ontleent het recht op uitkering aan het wettelijk voorschrift dat de werkgever de werknemer verplicht is een uitkering gelijk aan de door de Minister toegekende uitkering aan de werknemer uit te betalen, waarbij is bepaald dat de werkgever die op grond van deze verplichting de uitkering uitbetaalt, in plaats van de werknemer het recht op de desbetreffende uitkering en de uitbetaling daarvan toekomt. Het recht op de uitkering is dus onlosmakelijk met de (loon)doorbetalingsverplichting verbonden. Dit houdt een risico in dat de werkgever in geval de aan hem uitbetaalde uitkering wordt teruggevorderd, deze terugvordering wenst te verhalen op de werknemer. Hierbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen situaties waarin de terugvordering voortvloeit uit verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer en situaties waarin de terugvordering in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen.

In dat laatste geval, waarbij het bijvoorbeeld kan gaan om het bewust verstrekken van onjuiste gegevens over het loon, is verhaal op de werknemer onwenselijk. Daarom is er in dit voorstel dan ook voor gekozen verhaal op de werknemer in die situatie uit te sluiten.

Er is een specifieke overgangsbepaling opgenomen om te bewerkstelligen dat de nieuw geĆÆntroduceerde sanctiebepalingen niet kunnen worden toegepast voor gedragingen uit de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wijzigingswet SZW-wetten 2024 BES.

In deze nota van wijziging wordt bovendien voorgesteld om de ZV BES aan te vullen met een artikel dat de grondslag biedt voor het gedurende een afgebakend tijdvak verstrekken van een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling ten behoeve van zelfstandigen, voor de periode die aan de inwerkingtreding van de Wijzigingswet SZW-wetten 2024 BES voorafgaat4. Deze voorziening wordt verder uitgewerkt in een ministeriĆ«le regeling. De voorwaarden zullen op hoofdlijnen aansluiten bij de voorwaarden die gelden voor de structurele voorziening zoals deze met het oog op het voldoen aan het VN-vrouwenverdrag is vastgelegd in artikelĀ VIII, onderdeelĀ C van het wetsvoorstel.

Ā§ 4. Wijzigingen betrekking op de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES en de Wet algemene ouderdomsverzekering BES

Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES

Herziening of intrekking is in de AWW BES niet expliciet geregeld. Met deze nota van wijziging wordt voorgesteld daar alsnog in te voorzien. Het adequaat regelen van de mogelijkheid van herziening of intrekking is van belang met het oog op zowel rechtszekerheid als rechtmatigheid. In paragraaf 1 van de toelichting is ten aanzien van de OV BES en de ZV BES reeds gewezen op het belang dat er een sluitend systeem is als het gaat om de inlichtingenverplichtingen, het opvolgen van controlevoorschriften, herziening of intrekking van de beschikking en terugvordering. Bij de AWW BES is er ten opzichte van de OV BES en de ZV BES sprake van een beperkt hiaat, dat louter het ontbreken van de mogelijkheid van herziening of intrekking van de beschikking betreft. De wijze waarop het onderhavige voorstel daarin voorziet, ligt in lijn met het eerder aangehaalde artikelĀ 13 van de Wet kinderbijslagvoorziening BES en het eveneens daarop gebaseerde overeenkomstige voorstel ten aanzien van de OV BES en de ZV BES. Daarbij is ook aansluiting gezocht bij de systematiek van artikelĀ 12 in de Wet algemene ouderdomsverzekering BES wat betreft het ingaan van een eventuele verhoging of verlaging. Daarop aansluitend zal de werkingssfeer van het Besluit intrekking, schorsing en opschorting Wet algemene ouderdomsverzekering BES worden uitgebreid waardoor de AWW BES ook onder de werkingssfeer valt. Zodra dat is geregeld is het wettelijk kader ten aanzien van intrekking, herziening, schorsing en opschorting bij de AOV BES en de AWW BES onderling grotendeels gelijk. Naast het expliciet regelen van intrekking of herziening in de AWW BES komt dit de uitvoerbaarheid in belangrijke mate ten goede.

Wet algemene ouderdomsverzekering BES

De voorgestelde wijzigingen in de Wet algemene ouderdomsverzekering BES (AOV BES) zijn beperkt en hebben een technisch karakter. Het betreft het aanvullen van enkele verwijzingen.

II. Artikelsgewijs

Onderdeel 1 ā€“ Artikel III Wet algemene ouderdomsverzekering BES

Abusievelijk zijn sommige verwijzingen niet opgenomen in artikelĀ 12, vierde lid, van de AOV BES. Een verwijzing naar de artikelenĀ 7a, eerste en derde lid, onderdeelĀ e, en 7b, eerste lid, wordt met deze voorgestelde wijziging opgenomen. Ook wordt een verwijzing naar artikelĀ 8, tweede lid, toegevoegd.

Onderdelen 2, 3 en 4 ā€“ Artikel IV Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES

Onderdelen E en I (artikelenĀ 8 en 17)

In artikel IV, onderdeelĀ E, wordt een technische wijziging van artikelĀ 8 opgenomen. Abusievelijk was het verkeerde woord opgenomen. In artikelĀ IV, onderdeelĀ I, wordt een technische wijziging van artikelĀ 17 opgenomen. Abusievelijk was het verkeerde zinsdeel opgenomen.

Onderdeel Ia (artikel 23b)

Dit artikel regelt in welke situaties de Minister een beschikking kan herzien of intrekken, waarbij deels aansluiting is gezocht bij artikelĀ 12 van de AOV. In de volgende vier situaties is herziening of intrekking mogelijk. Ten eerste is herziening of intrekking mogelijk als de informatieverplichtingen of controlevoorschriften niet of niet behoorlijk worden nagekomen. Ten tweede is herziening of intrekking mogelijk indien er ten onrechte een uitkering is toegekend. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als abusievelijk pensioen is uitgekeerd of een foutief bedrag is vastgesteld. Ten derde is herziening of intrekking mogelijk indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de informatieverplichting of controlevoorschriften ertoe leidt dat niet vastgesteld kan worden of er nog een recht op pensioen bestaat. Ten slotte is herziening of intrekking mogelijk indien op grond van in de wet bepaalde situaties, degene daarvoor niet of niet of niet meer in aanmerking komt, dan wel voor een hoger of lager pensioen in aanmerking komt. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie dat de nabestaande pensioen ontvangt naar het bedrag van de hoogste leeftijdscategorie in verband met een kind die ten laste komt van de nabestaande (artikelĀ 11, derde lid). Doordat het kind achttien jaar is geworden komt het kind niet meer ten laste van de nabestaande. Op grond van de wet heeft de nabestaande dan geen recht meer op een pensioen naar het bedrag van de hoogste leeftijdscategorie.

In het tweede lid wordt geregeld dat een herziening van het pensioen, die voortvloeit uit een wijziging van de omstandigheden en die een verhoging van dit pensioen tot gevolg heeft, ingaat op de eerste dag van de maand, volgende op de maand waarin de wijziging van die omstandigheden heeft plaats gevonden. Het bepaalde in artikelĀ 15, is van overeenkomstige toepassing. Dit houdt in dat het pensioen niet eerder kan ingaan dan 12 maanden vĆ³Ć³r de eerste dag van de maand volgende op de maand, waarin de aanvraag is ingediend of waarin ambtshalve toekenning heeft plaatsgevonden. De Minister kan in bijzondere gevallen hiervan afwijken. In het derde lid wordt geregeld dat een intrekking of herziening van het pensioen die een verlaging tot gevolg heeft ingaat op de eerste dag van de maand, volgende op maand waarin de dag van de dagtekening van de beschikking heeft plaatsgevonden. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen gevallen worden aangewezen waar de verlaging op een ander moment wordt vastgesteld. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als een te hoog bedrag is toegekend door het verstekken van onjuiste inlichtingen. In het vierde lid wordt geregeld dat een herziening in verband met artikelĀ 12a, eerste lid, ingaat op het moment dat de genoemde bedragen van het pensioen zijn gewijzigd. Hierdoor wordt een wijziging op grond van de consumentenprijsindexcijfers op het moment van de wijziging gewijzigd en niet een maand later. Het vijfde lid regelt dat de Minister kan afzien van een herziening of intrekking, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Het zesde lid regelt dat bij algemene maatregel van bestuur nadere voorschriften kunnen worden gegeven ter uitvoering van het artikel. Hierbij wordt gekozen om zo veel mogelijk om aan te sluiten bij het Besluit intrekking, schorsing en opschorting algemene ouderdomsverzekering BES.

Onderdelen 5, 6, 7 en 8 ā€“ Artikel VI Wet kinderbijslagvoorziening BES

Onderdeel Ba (artikel 6)

Dit artikel regelt dat de samenloop van de kinderbijslag BES met studiefinanciering BES en studiefinanciering 2000 vervalt. Ook een uitzondering voor een reisvoorziening voor de mbo-student is met het vervallen van de samenloop overbodig en vervalt.

Onderdelen F, Fa en Na (artikelenĀ 14 en 24)

Met het vervallen van de samenloop van de kinderbijslag BES met studiefinanciering BES en studiefinanciering 2000 zijn twee wijzigingen wenselijk. In artikelĀ 14 vervalt het deel dat ziet op studiefinanciering en de informatieplicht. In artikelĀ 24 vervalt het deel dat ziet op de gegevensdeling in verband met de studiefinanciering BES en de studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000.

Onderdelen 9 en 10 ā€“ Artikel VII Wet ongevallenverzekering BES

Met onderdeel 9 worden drie onderdelen (Ga, Gb en Gc) ingevoegd.

Ga (Artikel 12)

Met de voorgestelde wijziging van artikel 12 wordt geregeld dat de werknemer (of diens nagelaten betrekkingen), de gewezen werknemer en werkgever verplicht zijn uit eigen beweging inlichtingen te verstrekken. Deze verplichting geldt voor inlichtingen waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht, de hoogte of de duur van de uitkering. Daarnaast komt het derde lid te vervallen. Het schorsen en opschorten van de uitkering wordt voortaan geregeld in het voorgestelde artikelĀ 12c. In verband met de vernummering klopt de grondslag, genoemd artikelĀ 2 van het besluit inlichtingenverplichtingen werknemersverzekeringen BES, niet meer. Via een wijziging van het besluit wordt dit aangepast.

Gb (Artikel 12b)

Dit artikel regelt een technische wijziging in verband met een aanpassing van artikelĀ 7. Daarnaast wordt geregeld dat de verplichting om de controlevoorschriften op te volgen ook voor de werkgever geldt.

Gc (Artikelen 12c, 12d en 12e)

Met onderdeel Gc worden drie artikelen toegevoegd. Deze voorgestelde artikelen regelen de opschorting of schorsing van de betaling, het herzien of intrekken van een beschikking en het terugvorderen van een onverschuldigde betaling van de uitkering.

Artikel 12c

In het voorgestelde artikel 12c wordt de schorsing en opschorting van de betaling van de uitkering geregeld. Het schorsen of opschorten voorkomt dat de uitkering wordt doorbetaald, met als gevolg dat deze later alsnog moet worden teruggevorderd. De Minister kan hiertoe overgaan, indien op grond van duidelijke aanwijzingen het oordeel is of het gegronde vermoeden bestaat dat, het recht op een uitkering niet of niet meer bestaat, het recht op een lagere uitkering bestaat, of dat er niet is voldaan aan het gestelde in de artikelenĀ 12, tweede lid, en 12b. Het kan bijvoorbeeld gaan om de situatie wanneer het gegronde vermoeden bestaat dat iemand zonder toestemming het eiland heeft verlaten. Daardoor kan iemand het recht op een uitkering verliezen. De Minister kan in deze situatie de betaling van de uitkering schorsen, mits is voldaan aan het overige gestelde. De schorsing of opschorting wordt beĆ«indigd zodra de situatie om tot schorsing of opschorting over te gaan niet meer bestaat. Er wordt niet overgegaan tot het schorsen of opschorting van de betaling als het niet nakomen van een verplichting, op grond van de artikelenĀ 12, tweede lid en 12b, geen gevolgen kan hebben voor het recht op een uitkering. Het tweede lid regelt dit. Het derde lid regelt dat er niet overgegaan wordt tot schorsing of opschorting voordat de werknemer of werkgever in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze bekend te maken. Tot het bieden van gelegenheid om een zienswijze te geven hoeft alleen overgegaan te worden indien de beschikking gebaseerd is op gegevens over feiten of omstandigheden die de werknemer of werkgever betreffen, maar niet door diegene zelf zijn verstrekt.

Het vierde lid regelt dat de schorsing of opschorting schriftelijk wordt medegedeeld. De schorsing en opschorting is een beschikking, waartegen een bezwaarschrift kan worden ingediend en beroep open staat op grond van de artikelenĀ 7 en 55 van de Wet administratieve rechtspraak BES.

Artikel 12d

Dit artikel regelt in welke situaties de Minister een beschikking kan herzien of intrekken. Het uitgangspunt bij de toepassing van deze bevoegdheid is dat de beschikking wordt herzien of ingetrokken, indien een hieronder genoemde situatie zich voordoet. Het dient te worden voorkomen dat ten onrechte een uitkering wordt verleend. In de volgende drie situaties is herziening of intrekking mogelijk. Ten eerste is herziening of intrekking mogelijk indien de werknemer of werkgever de informatieverplichtingen of controlevoorschriften niet of niet behoorlijk nakomt. Dit doet zich bijvoorbeeld voor indien de werkgever bij twijfel over de hoogte van het loon of de omvang van de arbeidstijd weigert gevraagde nadere informatie te verstrekken. Ten tweede is herziening of intrekking mogelijk indien er ten onrechte een uitkering is toegekend. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als er abusievelijk een uitkering is toegekend of een foutief bedrag is vastgesteld. Ten slotte is herziening of intrekking mogelijk indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de informatieverplichting of controlevoorschriften ertoe leidt dat niet vastgesteld kan worden of er nog een recht op een uitkering bestaat. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie dat de arbeidsongeschikte werknemer weigert op het spreekuur van de controlerend geneesheer te verschijnen, zodat de arbeidsongeschiktheidsstatus van de werknemer niet langer vastgesteld kan worden. Er kunnen zich echter onvoorziene situaties voordoen waar een herziening of intrekking, ook al is deze op grond van het eerste lid goed te motiveren, onevenredige gevolgen kent. Deze dienen voorkomen te worden. Het tweede lid regelt dat de Minister geheel of gedeeltelijk kan afzien van een herziening of intrekking, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 12e

Dit voorgestelde artikel regelt dat een onverschuldigd betaalde uitkering kan worden teruggevorderd. Het uitgangspunt is dat een onverschuldigd betaalde uitkering wordt teruggevorderd, waardoor de rechtmatige toestand wordt hersteld. De Minister kan overgaan tot terugvordering als dit het gevolg is van een herziening of intrekking. Daarnaast kan de Minister terugvorderen indien de onverschuldigd betaalde uitkering het gevolg is van het geheel of gedeeltelijk verlies van het recht op uitkering op grond van artikelĀ 7, eerste lid. Mocht de Minister foutief of ten onrechte een uitkering uitbetalen, dan kan ook dit bedrag worden teruggevorderd. Het tweede lid regelt dat de werkgever in een specifieke situatie de uitkering niet kan verhalen op de werknemer. Dit doet zich voor indien een terugvordering in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen. Zou dit wel mogelijk zijn, dan zijn er geen financiĆ«le consequenties voor de werkgever indien deze zijn verplichtingen niet nakomt. De terugvordering zou afgewenteld kunnen worden op de werknemer op grond van artikelĀ 6:203 BW BES. Het bepaalde in het tweede lid voorkomt dit. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden bepaald wanneer terugvordering dient plaats te vinden en onder welke omstandigheden.

Met onderdeel 10 wordt een onderdeel ingevoegd.

Onderdeel I (Artikel 15c)

Vanwege de wijzigingen met betrekking op de informatieverplichting, controlevoorschriften, opschorting, herziening en terugvordering is een herziening, intrekking of terugvordering op grond van de artikelenĀ 12d en 12e van de Wet OV BES alleen wenselijk indien dit ziet op een periode na de inwerkingtreding van de betreffende wijzigingen. Dit betekent dat alleen overtredingen van de inlichtingenplicht en controlevoorschriften op of na de dag van inwerkingtreding van de betreffende onderdelen kunnen leiden tot een herziening, intrekking of terugvordering op grond van de artikelenĀ 12d en 12e van de Wet OV BES.

Onderdelen 11 en 12 ā€“ Artikel VIII Wet ziekteverzekering BES

Het opschrift volgend op artikel 3 (Geneeskundige behandeling en verpleging) vervalt. Daarnaast is abusievelijk in het voorgestelde artikelĀ 4a, derde lid, een verkeerde verwijzing opgenomen.

Onderdeel 13 ā€“ Artikel VIII Wet ziekteverzekering BES

Onderdeel D (Artikel 4ba)

In het voorgestelde artikel 4ba zijn een aantal essentiƫle onderdelen opgenomen die in de regeling moeten worden uitgewerkt.

Onderdelen 14 en 15 ā€“ Artikel VIII Wet ziekteverzekering BES

Met onderdeel 14 worden vier onderdelen (Ia, Ib, Ic en Id) toegevoegd.

Ia (artikel 7a)

Met het vervallen van Ā«van de verzekerdeĀ» wordt verduidelijkt dat tevens de werkgever onder de reikwijdte van de hardheidsclausule kan vallen.

Ib (Artikel 12)

Met de voorgestelde wijziging wordt geregeld dat de werkgever, naast de werknemer, verplicht is uit eigen beweging inlichtingen te verstrekken. Deze verplichting geldt voor inlichtingen waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht, de hoogte of de duur van de uitkering. Het derde lid komt te vervallen. Het schorsen en opschorten van de uitkering wordt geregeld in het voorgestelde artikelĀ 12c. In verband met de vernummering klopt de grondslag, genoemd artikelĀ 2 van het besluit inlichtingenverplichtingen werknemersverzekeringen BES, niet meer. Via een wijziging van het besluit wordt dit aangepast.

Ic (Artikel 12b)

Met de voorgestelde wijziging wordt geregeld dat de verplichting om de controlevoorschriften op te volgen, naast de werknemer, ook voor de werkgever geldt. Daarnaast regelt dit artikel een technische wijziging in verband met een wijziging van artikelĀ 7.

Id (artikelen 12c, 12d en 12e)

Met onderdeel Id worden drie artikelen ingevoegd. Deze voorgestelde artikelen regelen de opschorting of schorsing van de betaling, het herzien of intrekken van een beschikking en het terugvorderen van een onverschuldigde betaling van de uitkering.

Artikel 12c

In het voorgestelde artikel 12c wordt de schorsing en opschorting van de betaling van de uitkering geregeld. Het schorsen of opschorten voorkomt dat de uitkering wordt doorbetaald, met als gevolg dat deze later alsnog moet worden teruggevorderd. De Minister kan hiertoe overgaan, indien op grond van duidelijke aanwijzingen het oordeel is of het gegronde vermoeden bestaat dat, het recht op een uitkering niet of niet meer bestaat, het recht op een lagere uitkering bestaat, of dat er niet is voldaan aan het gestelde in de artikelenĀ 12, tweede lid, en 12b. Het kan bijvoorbeeld gaan om de situatie wanneer het gegronde vermoeden bestaat dat iemand zonder toestemming het eiland heeft verlaten. Daardoor kan iemand het recht op een uitkering verliezen. De Minister kan in deze situatie de betaling van de uitkering schorsen, mits is voldaan aan het overige gestelde. De schorsing of opschorting wordt beĆ«indigd zodra de situatie om tot schorsing of opschorting over te gaan niet meer bestaat. Er wordt niet overgegaan tot het schorsen of opschorting van de betaling als het niet nakomen van een verplichting, op grond van de artikelenĀ 12, tweede lid en 12b, geen gevolgen kan hebben voor het recht op een uitkering. Het tweede lid regelt dit. Het derde lid regelt dat er niet overgegaan wordt tot schorsing of opschorting voordat de werknemer of werkgever in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze bekend te maken. Tot het bieden van gelegenheid om een zienswijze te geven hoeft alleen overgegaan te worden indien de beschikking gebaseerd is op gegevens over feiten of omstandigheden die de werknemer of werkgever betreffen, maar niet door diegene zelf zijn verstrekt. Het vierde lid regelt dat de schorsing of opschorting schriftelijk wordt medegedeeld. De schorsing en opschorting is een beschikking, waartegen een bezwaarschrift kan worden ingediend en beroep open staat op grond van de artikelenĀ 7 en 55 van de Wet administratieve rechtspraak BES.

Artikel 12d

Dit artikel regelt in welke situaties de Minister een beschikking kan herzien of intrekken. Het uitgangspunt bij de toepassing van deze bevoegdheid is dat de beschikking wordt herzien of ingetrokken, indien een hieronder genoemde situatie zich voordoet. Het dient te worden voorkomen dat ten onrechte een uitkering wordt verleend. In de volgende drie situaties is herziening of intrekking mogelijk. Ten eerste is herziening of intrekking mogelijk indien de werknemer of werkgever de informatieverplichtingen of controlevoorschriften niet of niet behoorlijk nakomt.

Dit doet zich bijvoorbeeld voor indien de werkgever bij twijfel over de hoogte van het loon of de omvang van de arbeidstijd weigert gevraagde nadere informatie te verstrekken. Ten tweede is herziening of intrekking mogelijk indien er ten onrechte een uitkering is toegekend.

Dit doet zich bijvoorbeeld voor als er abusievelijk een uitkering is toegekend of een foutief bedrag is vastgesteld. Ten slotte is herziening of intrekking mogelijk indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de informatieverplichting of controlevoorschriften ertoe leidt dat niet vastgesteld kan worden of er nog een recht op een uitkering bestaat. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie dat de arbeidsongeschikte werknemer weigert op het spreekuur van de controlerend geneesheer te verschijnen, zodat de arbeidsongeschiktheidsstatus van de werknemer niet langer vastgesteld kan worden. Er kunnen zich echter onvoorziene situaties voordoen waar een herziening of intrekking, ook al is deze op grond van het eerste lid goed te motiveren, onevenredige gevolgen kent. Deze dienen voorkomen te worden. Het tweede lid regelt dat de Minister kan afzien van een herziening of intrekking, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 12e

Dit voorgestelde artikel regelt dat een onverschuldigd betaalde uitkering kan worden teruggevorderd. Het uitgangspunt is dat een onverschuldigd betaalde uitkering wordt teruggevorderd, waardoor de rechtmatige toestand wordt hersteld. De Minister kan overgaan tot terugvordering als dit het gevolg is van een herziening of intrekking. Daarnaast kan de Minister terugvorderen indien de onverschuldigd betaalde uitkering het gevolg is van het geheel of gedeeltelijk verlies van het recht op uitkering op grond van artikelĀ 7, eerste lid. Mocht de Minister foutief of ten onrechte een uitkering uitbetalen, dan kan ook dit bedrag worden teruggevorderd. Het tweede lid regelt dat de werkgever in een specifieke situatie de uitkering niet kan verhalen op de werknemer. Dit doet zich voor indien een terugvordering tot de risicosfeer van de werkgever behoort. Zou dit wel mogelijk zijn, dan zijn er geen financiĆ«le consequenties voor de werkgever indien deze zijn verplichtingen niet nakomt. De terugvordering zou afgewenteld kunnen worden op de werknemer op grond van artikelĀ 6:203 BW BES. Het bepaalde in het tweede lid voorkomt dit. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden bepaald wanneer terugvordering dient plaats te vinden en onder welke omstandigheden.

Met onderdeel 15 wordt onderdeel K toegevoegd.

Onderdeel K (Artikel 15c)

Vanwege de wijzigingen met betrekking op de informatieverplichting, controlevoorschriften, opschorting, herziening en terugvordering is een herziening, intrekking of terugvordering op grond van de artikelenĀ 12d en 12e van de Wet ZV BES alleen wenselijk indien dit ziet op een periode na de inwerkingtreding van de betreffende wijzigingen. Dit betekent dat alleen overtredingen van de inlichtingenplicht en controlevoorschriften op of na de dag van inwerkingtreding van de betreffende onderdelen kunnen leiden tot een herziening, intrekking of terugvordering op grond van de artikelenĀ 12d en 12e van de Wet ZV BES.

Onderdeel 16 ā€“ Artikel X Inwerkingtreding

De inwerkingtredingsbepaling wordt gewijzigd in verband met het terugwerken van verschillende onderdelen. ArtikelĀ VI, onderdelenĀ Ba, F, en Na treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het betreffende Staatsblad en werkt terug tot en met 1Ā juli 2024.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel


  1. Bijlage bij Kamerstukken II, 2022/2023, 36Ā 410Ā IV, nr. 7.ā†©ļøŽ

  2. Kamerstukken II, 2023/2024, 36Ā 410Ā IV, nr. 43ā†©ļøŽ

  3. Kamerstukken II, 2023/2024, 36Ā 557, nr. 5 en KamerstukkenĀ I, 2023/2024, 36Ā 557, nr. Aā†©ļøŽ

  4. Vergelijk de Tijdelijke regeling compensatie zelfstandigen, beroepsbeoefenaren en meewerkende echtgenoten bevallen in het tijdvak 7Ā mei 2005 tot 4Ā juni 2008 (Stcrt.Ā 2018,Ā 14285).ā†©ļøŽ