Verslag van eens schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 23 september, appreciatie vangstadviezen ICES en appreciatie werkprogramma Hongaars voorzitterschap (Kamerstuk 21501-32-1668)
Landbouw- en Visserijraad
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D33888, datum: 2024-09-19, bijgewerkt: 2024-10-22 15:00, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-32-1669).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.J.G. Graus, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (PVV)
- Mede ondertekenaar: A. van den Brule-Holtjer, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1669 Landbouw- en Visserijraad.
Onderdeel van zaak 2024Z13804:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2024-09-24 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-25 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2024-10-17 10:16: Tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad d.d. 23 september 2024, appreciatie vangstadviezen ICES en appreciatie werkprogramma Hongaars voorzitterschap (21501-32-1669) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2024-10-24 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1669 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 19 september 2024
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de brief van 11 september 2024 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 23 september, appreciatie vangstadviezen ICES en appreciatie werkprogramma Hongaars voorzitterschap (Kamerstuk 21 501–32, nr. 1668).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 september 2024 aan de Minister en Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur voorgelegd. Bij brief van 19 september 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Graus
Adjunct-griffier,
Van den Brule-Holtjer
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor de LVR en hebben hier nog enkele vragen over.
Dierenwelzijnsverordeningen
De leden van de PvdD-fractie lezen dat de compromistekst van de Verordening over het welzijn en de traceerbaarheid van honden en katten voor een groot deel aansluit bij de Nederlandse inzet. Kan de Minister aangeven op welke punten de compromistekst afwijkt van de Nederlandse inzet?
Antwoord
De punten waar Nederland zich voor heeft ingezet, zijn in de compromistekst aangepast of opgenomen. Voor enkele open normen, zoals enkele algemene welzijnsvereisten, gedragsbehoeften en selectieve fokkerij met dieren met schadelijke erfelijke kenmerken, is er geen concrete invulling in de compromistekst opgenomen. Deze zullen op een later moment, op basis van wetenschappelijke inzichten, worden ingevuld middels gedelegeerde handelingen.
Verder vragen deze leden aan de Minister of zij bereid is om, in lijn met de wens van de Kamer, te (blijven) pleiten voor het snel publiceren van de overige aangekondigde dierenwelzijnsvoorstellen. Heeft de Minister een indicatie wanneer deze voorstellen, bijvoorbeeld over de veehouderij en de slacht, zullen worden gepubliceerd?
Antwoord
Ik vind dierenwelzijn belangrijk, maar ik vind het ook belangrijk dat regelgeving doeltreffend, realistisch en goed uitvoerbaar is, zeker op het boerenerf. Gelet hierop, verdiep ik mij nog in de materie en beraad ik mij op mijn inzet ten aanzien van de overige aangekondigde dierenwelzijnsvoorstellen; over onder andere houderij van productiedieren en welzijn bij doden. Zoals ik aan heb gegeven in de appreciatie van het werkprogramma van het Hongaars voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie (hierna: EU) zal ik mij in ieder geval inzetten voor het verbeteren van een gelijk speelveld in de EU ter uitvoering van de motie Van Campen/Bromet (Kamerstuk 21501–32, nr. 1668). Het is nog niet bekend wanneer de overige dierenwelzijnsvoorstellen door de Europese Commissie (hierna: Commissie) zullen worden gepubliceerd.
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister de mening van de Kamer deelt (aangenomen motie van het lid Ouwehand 21 501-32, nr. 1605 en motie van het lid Tjeerd de Groot (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1629) dat het voorstel voor de wijziging van de Transportverordening zeer teleurstelt, omdat er niet tegemoet wordt gekomen aan de wens van de Kamer over onder meer een verbod op diertransporten naar landen buiten Europa, het verlagen van de maximumtemperatuur (in lijn met de European Food and Safety Authority (EFSA)-adviezen) en een verbod op diertransporten die langer duren dan acht uur? Is de Minister bereid om zich in Europa vol in te blijven zetten voor het aanscherpen van dit voorstel, en hierbij nogmaals samenwerking te zoeken met de Vught-landen? Zo ja, op welke manier gaat zij dit doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het voorstel voor de herziening van de Transportverordening sluit inderdaad niet geheel aan op de wensen van de Tweede Kamer zoals verwoord in de genoemde moties. Ik vind dierenwelzijn belangrijk, ook tijdens transport, maar ik vind het ook belangrijk dat regelgeving doeltreffend, realistisch en goed uitvoerbaar is. Gelet hierop ben ik mij nog aan het beraden over mijn inzet ten aanzien van de herziening van de Transportverordening. Zodra ik daar een duidelijker standpunt over heb ingenomen, zal ik de Kamer hierover informeren. Ik verwacht dit zeer binnenkort te kunnen doen.
Wolf
De leden van de PvdD-fractie vinden het ongehoord en kortzichtig dat de Minister voornemens is om voor de afzwakking van de beschermde status van de wolf te stemmen. De wolf is een verrijking voor de Nederlandse natuur en draagt bij aan het vergroten van de biodiversiteit in ons land. De leden van de PvdD-fractie constateren dat het echte probleem het feit is dat de Nederlandse natuur er slecht voor staat en dat er eigenlijk te weinig plek wordt gemaakt voor wild. De vee-industrie die een groot deel van ons land in beslag neemt, is een belangrijke oorzaak van de problemen. De balans moet worden hersteld. Het samenleven met wolven verloopt het beste wanneer ze zich blijvend in een gebied hebben gevestigd en dankzij hun kennis van het territorium en hun prooidieren succesvol in de natuur kunnen jagen. De leden van de PvdD-fractie roepen in de tussentijd de bewindspersonen op aan de slag te gaan met preventieve maatregelen die ervoor zorgen dat wolf en mens met elkaar kunnen leven, en specifieker wolf en veehouders. Deze leden vragen de bewindspersonen of zij aan kunnen geven welk deel van de veehouders adequate wolfwerende maatregelen heeft getroffen?
Antwoord
Aanvallen door wolven op vee zijn de afgelopen tijd flink toegenomen. Veehouders hebben angst voor de wolf en zijn bang om hun vee te verliezen. Van alle wolvenschade die door BIJ12, de uitvoeringsorganisatie van de Vereniging Interprovinciaal Overleg (IPO), is bevestigd, ging het in 95% van de aanvallen om aanvallen op onbeschermd vee1. Het kabinet wil veehouders helpen om zich beter te kunnen beschermen tegen wolvenaanvallen. Daarom gaat de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (hierna: Staatssecretaris) met urgentie aan de slag om, in samenwerking met de provincies, een landelijk wolf fencing team op te richten dat veehouders helpt bij het plaatsen van goede hekken om wolven te weren. Met betrekking tot de stelling dat verlaging van de beschermde status van de wolf ongehoord en kortzichtig zou zijn, het volgende. Het aantal wolven in Nederland en de landen om ons heen neemt toe. Die toename zorgt ook in toenemende mate voor aanvallen op vee. En, zoals deze zomer in Nederland, zelfs voor incidenten waar kinderen bij betrokken zijn. Een lagere beschermde status van de wolf geeft op termijn mogelijk meer ruimte en flexibiliteit om, waar nodig, maatregelen tegen wolven te kunnen treffen.
Delen de bewindspersonen het inzicht dat, als veehouders nog steeds weigeren om maatregelen te treffen, er geen schadevergoeding meer moet worden uitgekeerd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het toekennen van vergoeding van schade is een provinciale bevoegdheid. Zoals bij de beantwoording van eerdere Kamervragen is aangegeven (Kamerstuk 2021D49842), is de wijze waarop de veehouders door provincies worden gecompenseerd vastgelegd in het Interprovinciale Wolvenplan2. Uitwerking hiervan is vastgelegd in de Richtlijn taxatie bij wolvenschade aan landbouwhuisdieren3. De provincies werken momenteel aan een nieuw interprovinciaal wolvenplan. Dit wordt naar verwachting eind 2024 vastgesteld.
Op welke manieren gaan de bewindspersonen zich inzetten voor informatievoorziening en bewustwording van burgers over het samenleven met wolven? Zien de bewindspersonen in dat het versterken en uitbreiden van natuurgebieden er juist voor kan zorgen dat er minder problemen met wolven zullen zijn? Zo ja, hoe gaan zij hierop inzetten?
Antwoord
Duidelijke informatievoorziening over de wolf is van groot belang voor burgers, medeoverheden en andere organisaties. Daarom zet de Staatssecretaris zich in voor een landelijk informatiepunt wolf, waar informatie, kennis en expertise over de wolf beschikbaar wordt gesteld. Het gaat dan om informatie zoals de locatie van wolven en over wat mensen kunnen doen wanneer ze een wolf tegen komen. Maar ook om het kunnen melden van de aanwezigheid van wolven. Nederland is een druk bevolkt land. Daarom is er beperkt plaats voor wolven. De Staatssecretaris zal samen met de provincies onderzoeken hoe we kunnen komen tot een besluit over gebieden waar de wolf niet gewenst is omdat deze niet geschikt zijn voor de wolf, en gebieden waar wolven wel kunnen bestaan, zonder dat ze overlast veroorzaken en zij voldoende voedsel uit de natuur kunnen halen.
De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat het afschieten van wolven juist een averechts effect kan hebben. Want door afschot van een wolf kan de sociale structuur van een roedel uiteenvallen en jonge wolven, die nog geen negatieve ervaringen hebben met kuddebeschermingsmaatregelen, kunnen juist dan grotere schade aan vee veroorzaken. Bovendien zou als één wolf doodgeschoten wordt, een ander al snel zijn territorium innemen.
De leden van de PvdD-fractie roepen de bewindspersonen op om zich door experts te laten informeren en alsnog tegen de afzwakking van de bescherming van de wolf te stemmen. Hoe rijmen de bewindspersonen hun tegenstem met de door de Kamer aangenomen motie van het lid Vestering c.s. die de regering verzoekt zich actief in te blijven zetten voor de bescherming van de wolf, zowel in Nederland als in Europees verband (Kamerstuk 36 200-XIV, nr.69)?
Antwoord
Vanuit de Tweede Kamer ligt er, naast de door u genoemde motie, ook de motie Van der Plas (Kamerstuk 33 576, nr. 338), die de regering verzoekt de beschermstatus van de wolf niet heilig te verklaren. De Staatssecretaris heeft beide moties meegenomen in zijn overwegingen met betrekking tot het voorstel van de Commissie over het verlagen van de beschermde status van de wolf van strikt beschermd naar beschermd. Met het verlagen van de beschermde status van de wolf kan er op termijn meer ruimte en flexibiliteit worden gecreëerd voor maatregelen. Daarnaast laat de Staatssecretaris onderzoek doen naar de staat van instandhouding van de wolf. Bij dat laatste zal hij nadrukkelijk de aandacht vragen voor de specifieke situatie van Nederland.
De leden van de PvdD-fractie vragen verder of de bewindspersonen in kaart hebben gebracht welke invloed jacht en populatiebeheer hebben op de stabiliteit van wolvenroedels? Kunnen door jacht verstoorde roedels meer schade aanrichten aan de omgeving dan roedels die niet in aanraking komen met jagers?
Antwoord
Dit is niet in kaart gebracht en voor zover bekend zijn er ook geen studies uit het buitenland waarin dit is onderzocht.
Wat is de invloed van jacht op andere dieren, zoals konijnen, op de voorraad aan natuurlijk prooien voor wolven? Is dat het geval geweest in de recente probleemsituaties?
Antwoord
Jacht en faunabeheer kunnen van invloed zijn op de omvang van populaties van soorten die als natuurlijke prooi voor wolven dienen. Het is niet duidelijk of voedselbeschikbaarheid een rol speelde in recente probleemsituaties met wolven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie willen allereerst hun waardering uitspreken aan het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) voor het tijdig versturen van de geannoteerde agenda. Daarnaast hebben deze leden met interesse kennisgenomen van de stukken voor de LVR. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
Appreciatie van de wetenschappelijke vangstadviezen van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES)
De leden van de VVD-fractie steunen de Staatssecretaris in zijn inzet om in Brussel aandacht te blijven vragen voor de voordelen van de pulstechnologie en de mogelijkheden voor de herziening van het Europese beleid te verkennen ten behoeve van het gebruik en de verdere ontwikkeling van pulsvisserij. Eerder hebben deze leden geopperd om de samenwerking op het gebied van innovaties te verbeteren door een «viscoalitie» met andere lidstaten te vormen. De voorganger van de Staatssecretaris stelde tijdens het mondelinge vragenuur van 4 juni 2024 dat hij «een soort kwartiermaker» wilde aanstellen om langs alle landen in Europa te gaan «om te kijken wat we kunnen doen als we die innovatie gaan samenvoegen en meer gaan samenwerken.». Is de Staatssecretaris voornemens om dit idee voort te zetten? Zo ja, op welke wijze en zo nee, waarom niet? Delen de bewindspersonen de oproep van hun voorgangers dat ook de visserijsector zelf een grotere bijdrage kan leveren aan de inzet in Europe hieromtrent?
Antwoord
Het aanstellen van een Innovatiegezant vind ik een interessante gedachte. Ik betrek deze mogelijkheid bij de uitwerking van de uitvoeringsagenda van de visie «Voedsel uit zee en grote wateren» die de komende tijd verder vorm krijgt, en bij mijn strategie voor pulsvisserij en innovatie van de boomkorvisserij.
De leden van de VVD-fractie lezen dat nog niet alle wetenschappelijke vangstadviezen van de ICES zijn gepubliceerd. Welke, voor Nederland relevante, vangstadviezen zijn nog niet gepubliceerd? Wanneer worden deze adviezen verwacht?
Antwoord
Op 30 september 2024 worden de vangstadviezen van de Internationale Raad voor Onderzoek van de Zee (International Council for the Exploration of the Sea; ICES) verwacht voor de grote pelagische bestanden; te weten makreel, Atlanto-Scandian haring, blauwe wijting, Westelijke horsmakreel, Noordzee horsmakreel en evervis.
Op 4 oktober 2024 wordt het ICES-advies voor roggen verwacht, op 31 oktober 2024 het ICES-advies voor Noorse kreeftjes en op 1 november 2024 worden de ICES-adviezen voor Europese aal en gemengde visserijen verwacht.
Appreciatie van het werkprogramma van het Hongaars voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie
GLB
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister stelt dat het GLB moet zijn gericht op «de landbouw van de toekomst.». Wat deze leden betreft, zorgt een verdere verduurzaming van de agrarische sector voor de toekomstbestendigheid van de landbouw, zodat onze voedselproductie in balans is met de omgeving. Wat deze leden betreft moet het Europese beleid ruimte bieden voor innovatie en efficiëntie, zodat onze agrofoodsector koploper kan zijn in verduurzaming. Deze leden denken daarbij ook aan nieuwe vormen van voedselproductie zoals kweekvlees en CRISPR-Cas, wat op dit moment nog wordt tegengehouden door Europese regelgeving. Ziet de Minister ruimte om ook dit onderwerp op de kaart te zetten als onderdeel van «de landbouw van de toekomst»?
Antwoord
Voor het gebruik van CRISPR-Cas zie ik inderdaad een rol weggelegd in de landbouw van de toekomst. Deze techniek kan worden ingezet als een Nieuwe Genomische Techniek (hierna: NGT) in de plantveredeling. Dit wordt nu weinig toegepast door de bestaande Europese regelgeving. Er wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving waardoor het gebruik van NGTs beter mogelijk zal zijn bij plantveredeling. Ik steun het ontwikkelen van deze nieuwe regelgeving van harte als mogelijk onderdeel van de landbouw van de toekomst. Ik sta open voor innovatie in de brede zin van het woord en daarom serveer ik geen enkele innovatie op voorhand af. De uitdagingen waar wij voor staan op het gebied van verduurzaming en voedselzekerheid vragen om deze innovaties nader te onderzoeken. Nederland investeert de komende jaren, met middelen uit het Nationaal Groeifonds, € 60 miljoen euro in de ontwikkeling van cellulaire agricultuur.
Bovendien zijn deze leden van mening dat schoon water, bodem en lucht en een versterking van de natuur belangrijk zijn voor verduurzaming en daarmee belangrijk voor «de landbouw van de toekomst.» Deelt de Minister deze mening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze komt dat naar voren in de inzet zoals geformuleerd in de geannoteerde agenda?
Antwoord
Ik ben dat met deze leden eens. Zoals ik in mijn brief van 11 september jl. heb aangegeven (Kamerbrief 21 501-32, nr. 1668), zal het regeerprogramma voor mij leidend zijn bij de Nederlandse positiebepaling voor de volgende periode van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). In het regeerprogramma legt het kabinet de verbinding tussen een efficiënte, klimaatadaptieve en innovatieve voedselproductie enerzijds en ruimte voor en behoud van biodiversiteit en natuur anderzijds. Het kabinet committeert zich aan de verplichtingen die volgen uit (inter-)nationale wet- en regelgeving ten aanzien van natuur, biodiversiteit, klimaat, luchtkwaliteit, water en stikstof. Onze inzet zal dus mede gericht zijn op het ondersteunen van ondernemers bij hun inspanningen om zich door te ontwikkelen en te innoveren ten aanzien van het klimaat, de natuur, de beschikbaarheid van voldoende en schoon water, stikstof, geur en fijnstof, en om beter met weersextremen en verzilting om te kunnen gaan. Daarbij vind ik het belangrijk dat we boeren beter belonen voor de diensten die ze leveren aan de maatschappij, bijvoorbeeld op het gebied van agrarisch natuurbeheer, het vasthouden van water via robuuste bodem-, water- en teeltmaatregelen, en biodiversiteit.
Voedselzekerheid
Voor de leden van de VVD-fractie is biotechnologie, waaronder bijvoorbeeld innovatieve zaadveredelingstechnieken, een cruciaal onderdeel om toe te werken naar een duurzame voedselproductie die voedselzekerheid biedt en blijft bieden in de toekomst. Graag horen deze leden of de Minister dit deelt en of de Minister het thema voedselzekerheid aangrijpt om de noodzaak van bijvoorbeeld het voorstel omtrent Nieuwe Genomische Technieken (NGTs) verder onder de aandacht te brengen.
Antwoord
Ik ben het eens met de leden van de VVD-fractie dat biotechnologie, bijvoorbeeld NGTs, een belangrijk onderdeel kan zijn voor een duurzame en zekere voedselproductie. In de rijksbrede visie ten aanzien van biotechnologie, waar op dit moment aan wordt gewerkt, wordt de bijdrage van biotechnologie aan voedselzekerheid meegenomen. Het wetgevingsvoorstel van de Commissie voor het gebruik van NGTs in de plantveredeling zou inderdaad een bijdrage kunnen leveren aan voedselzekerheid. Daarom zal ik dit meenemen naar Brussel en dit daar onder de aandacht brengen.
Wolf
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of hij een inschatting kan geven van de stemverhoudingen bij het voorstel van de EC (COM(2023)799). Kan hij nader toelichten wat hij bedoelt met «maatwerk voor onze Nederlandse situatie» om incidenten te voorkomen? Waar denkt hij dan concreet aan?
Antwoord
Afgaand op de bekende voorgenomen stemposities is er op dit moment nog geen kwalificerende meerderheid voor het voorstel van de Commissie om de beschermde status van de wolf onder het Verdrag van Bern te verlagen van strikt beschermd naar beschermd. Een klein aantal landen heeft hun voorgenomen stempositie nog niet gedeeld met het Hongaars voorzitterschap en de lidstaten. Het is daarom momenteel nog niet duidelijk wat de uiteindelijke stemverhoudingen zullen zijn. De Staatssecretaris zet zich actief in richting andere lidstaten om meer steun voor het voorstel te krijgen.
Nederland is een klein, druk bevolkt land. Wolf en mens leven hierdoor noodgedwongen dicht op elkaar, waardoor de kans op incidenten groter is dan in lidstaten met veel ruimte. De Staatssecretaris is ook voornemens om in gesprek te gaan met de Commissie om deze zorgen te delen en om samen te verkennen welke ruimte er is om meer gewicht te geven aan de specifieke situatie in Nederland. Hierbij doel ik onder andere op maatwerk; om eerder op te kunnen treden in het geval van een probleemwolf. Bijvoorbeeld door maatregelen om de wolf weer schuw te maken voor mensen (negatief conditioneren), om de wolf te verjagen of om, als uiterste optie, de probleemwolf te kunnen doden. De specifieke situatie van Nederland vraagt om goed te kijken naar het aantal wolven dat past bij een dergelijk klein en druk bevolkt land als Nederland.
Consultatie Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB)
Balans tussen ecologische en economische doelstellingen bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet veel waarde hecht aan een wetenschappelijke basis onder de besluitvorming over onder andere de vangstmogelijkheden, maar dat het tegelijkertijd pleit voor een «holistische benadering bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden, waarbij onder andere rekening moet worden gehouden met de onzekerheden die de adviezen kennen.». Kan de Staatssecretaris uitleggen wat hiermee wordt bedoeld? Gaan de wetenschappelijke adviezen met een «holistische benadering» anders worden beoordeeld en zo ja, hoe gaat dat in zijn werk? Wat wordt ermee bedoeld dat het eveneens geldt «voor de sociaaleconomische impact van de besluitvorming op de visserijpraktijk als ook het toepassen van de voorzorgbenadering bij het ontbreken van data»? Betekent dit dat de Staatssecretaris bijvoorbeeld vissers wil betrekken bij zo’n holistische benadering? Wat zou deze benadering in de praktijk voor effect hebben op de vangstmogelijkheden door de jaren heen?
Antwoord
In de reactie van Nederland op de consultatie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), die de Staatssecretaris op 11 september 2024 aan de Tweede Kamer heeft toegezonden (Kamerstuk 32 201, nr. 117), geeft hij aan dat het kabinet veel waarde hecht aan een wetenschappelijke basis voor de besluitvorming van onder andere de vangstmogelijkheden. Het gebruik van een wetenschappelijke basis heeft tot verbetering van visstanden in veel gebieden geleid. Naast visserij hebben ook andere aspecten invloed op de visstanden, zoals klimaatverandering, milieuvervuiling, invasieve soorten en (andere) menselijke activiteiten. Om de visstand te verbeteren wordt tot nu toe steeds de visserij alleen verder beperkt. De Staatssecretaris is van mening dat in de besluitvorming over vangstmogelijkheden een betere balans gevonden moet worden tussen de wetenschappelijke adviezen, waarin vaak onzekerheden zitten en de sociaaleconomische impact van deze adviezen op de visserij. Daarom zet hij in op een meer holistische benadering, waarbij er naast de impact van visserij ook rekening gehouden wordt met de andere aspecten die van invloed zijn op de visstand, en met de sociaaleconomische impact. De Staatssecretaris hecht daarbij waarde aan de informatie die vissers hierover aanleveren. Hij kan niet vooruitlopen op wat de effecten zullen zijn van deze benadering op de vangstmogelijkheden door de jaren heen, maar het doel is om met deze benadering meer stabiliteit te creëren bij het vaststellen van vangstmogelijkheden, met minder fluctuaties van jaar tot jaar. Op dit moment zijn de juridische mogelijkheden voor een breder afwegingskader beperkt. De Commissie heeft afgelopen zomer een consultatie opengesteld op het GVB waarop een ieder in Europa in de gelegenheid is gesteld inbreng te leveren. De Commissie zal op basis van de reacties op deze consultatie besluiten over de wijze waarop zij hier vervolg aan geeft. Dat betekent dat op dit moment de beoordeling van de wetenschappelijke adviezen onveranderd blijft.
Wijzigingen Nationaal Strategisch Programma 2025
De Minister schrijft in de Kamerbrief (Kamerstuk 28 625, nr. 366) dat zij «de toegankelijkheid en voorspelbaarheid van de huidige [eco]regeling te handhaven», omdat de Minister daarmee wil bijdragen aan vertrouwen van de sector in de overheid. Maar meteen daaropvolgend schrijft de Minister dat «het risico op overinschrijving, en daaraan gekoppelde effecten zoals tariefbijstellingen en (uitvoerings)aanpassingen, de komende jaren reëel blijven.» Zijn het dan niet juist de tariefbijstellingen die leiden tot wantrouwen? Leidtde overheveling van pijler 1-middelen naar pijler 2 sowieso niet tot een dalende beschikbare hoeveelheid middelen voor ecoregelingen?
Antwoord
Ik ben trots dat zoveel agrariërs de mogelijkheid zien om met de ecoregeling op hun bedrijf bij te dragen aan onze nationale doelen op het gebied van bijvoorbeeld bodem- en waterkwaliteit en ik wil hen deze inspanningen het liefst volledig vergoeden. Het budget voor de ecoregeling is echter gelimiteerd. Vertrouwen schep je met duidelijke communicatie en het nakomen van afspraken. Daarom wil ik eerlijk zijn over de effecten van een blijvende hoge deelname en geef ik nu al aan dat blijvende hoge deelname zou kunnen leiden tot tariefbijstellingen. Momenteel verken ik wat de opties zijn om hier in 2025 mee om te gaan. Ik zal hier transparant over blijven communiceren naar de Kamer en de sector. De ecoregeling is onderdeel van de zogeheten «eerste pijler» van het GLB, net als de basispremie. Deze en komende jaren worden er inderdaad middelen overgeheveld van de eerste pijler naar de tweede pijler, dit is vastgelegd in het Nationaal Strategisch Plan (n.a.v. de motie Tjeerd de Groot cs – Kamerstuk 28 625, nr. 303). Voor de basispremie betekent dit dat het hectarebedrag jaarlijks iets lager wordt in deze GLB-periode. Dit heeft echter geen effect op de beschikbare middelen voor de ecoregeling: in het Nationaal Strategisch Plan is opgenomen dat het budget voor de ecoregeling deze GLB-periode jaarlijks gelijk blijft.
Voorziet de Minister dat een overinschrijving in combinatie met lager budget kan gaan leiden tot teleurstelling en verminderd draagvlak, en daarmee een ondermijning van de effectiviteit van de ecoregeling? Zo ja, welke stappen kunnen vooraf worden genomen om dat te voorkomen?
Antwoord
Ik hecht aan een toegankelijke ecoregeling, zodat veel deelnemers een bijdrage kunnen leveren aan onze nationale doelen. Daarbij kan een eventuele tariefkorting van invloed zijn op het draagvlak en daarmee het doelbereik van de regeling in het geval er weer overinschrijving plaatsvindt. Overigens is er geen sprake van lager budget, zoals ik in mijn vorige antwoord heb aangegeven. Ik kies ervoor om duidelijk te communiceren over de mogelijke effecten van een overinschrijving, om teleurstelling te voorkomen. Binnen de GLB-systematiek is het mogelijk om budget uit de basispremie naar de ecoregeling te verschuiven, omdat deze beide tot de eerste pijler horen. Echter rekenen agrariërs ook op de basispremie. Zoals ik in mijn vorige antwoord aangaf, verken ik momenteel de opties en zal ik hier transparant over blijven communiceren naar uw Kamer en de sector.
Strategische dialoog
De leden van de VVD fractie vernemen graag een politieke inschatting van de Minister over de impact van de politieke principes en aanbevelingen van de EC voor de Nederlandse agrarische sector. Deelt zij de inschatting van deze leden dat,waar het gaat om vereenvoudiging van wet- en regelgeving,de EC met name kleinere landbouwbedrijven wil ontzien? Vreest de Minister, met deze leden,dat de Nederlandse landbouw mogelijk buiten de boot komt te vallen?
Antwoord
De «Strategische Dialoog over de Toekomst van de Landbouw in de EU» (hierna: Strategische Dialoog) is een platform van vertegenwoordigers uit de agro-voedselketen, in het leven geroepen door mevrouw von der Leyen, de voorzitter van de Commissie, om een gezamenlijk beeld te vormen over het toekomstig landbouwbeleid in de EU. Ik onderstreep het belang van de dialoog met de ketenpartijen. De Commissie kan de uitkomst van deze Strategische Dialoog ter inspiratie te gebruiken voor haar aangekondigde Visie voor Landbouw en Voedsel, die zij binnen honderd dagen na haar officiële aanstelling van plan is te presenteren. Het kabinet zal haar bevindingen en opvattingen over deze aangekondigde Visie delen met de Kamer in lijn met de gemaakte informatieafspraken met de Kamer. De Staatssecretaris en ik zullen de komende Landbouw- en Visserijraden aangrijpen om het belang van de Nederlandse landbouw en visserij helder naar voren te brengen bij zowel de Commissie als andere lidstaten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GL-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en andere relevante stukken. Hierover hebben deze leden nog een aantal vragen en opmerkingen.
Geannoteerde agenda
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen ten eerste of de bewindspersonen zich, gezien er geen kans is om zich als Kamer uit te spreken voorafgaand aan de Raad, meer terughoudend zullen opstellen dan in een reguliere raad. Ook zijn deze leden benieuwd of de bewindspersonen tijdig met een terugkoppeling kunnen komen van de Nederlandse inzet en de besprekingen, zodat de Kamer deze kan controleren en, indien gewenst, kan betrekken bij een debat. Ook horen deze leden graag bij welke van deze bijeenkomsten Nederland door bewindspersonen wordt vertegenwoordigd en bij welke Nederland ambtelijk wordt vertegenwoordigd.
Antwoord
De Staatssecretaris en ik zullen beiden deelnemen aan deze Landbouw- en Visserijraad, gezien de onderwerpen die op de agenda staan. Wij zullen ons daar inzetten zoals in de geannoteerde agenda beschreven (Kamerbrief 21 501-32, nr. 1668) en zoals gebruikelijk na afloop het verslag van de Landbouw- en Visserijraad met de Tweede Kamer delen.
Gedachtewisseling ontwikkelingen landbouwmarkten
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie horen graag meer over de gestabiliseerde landbouwmarkten. Deze leden willen weten of de stabilisatie een gevolg is van nieuw ingezette acties van Europa en de lidstaten, of dat dit grotendeels te danken is aan algemene marktontwikkelingen. Kunnen de bewindspersonen de oorzaken van de stabilisatie nader toelichten? Vertaalt deze gestabiliseerde markt zich ook door in beter loon voor de boer en werknemers, of blijven deze achter? Hoe wil de Europese Unie (EU) ervoor zorgen dat gunstige marktontwikkelingen en stabilisatie ten goede komen van arbeid en het stimuleren van biologische bedrijfsvoering?
Antwoord
Dat de Europese landbouwmarkten op dit moment redelijk gestabiliseerd zijn heeft vooral te maken met algemene marktontwikkelingen. Vraag en aanbod lijken in de meeste (deel)sectoren redelijk op elkaar afgestemd, ook in het licht van de diverse geopolitieke ontwikkelingen. In het GLB van de EU staat marktoriëntatie voorop en opereren landbouwbedrijven in een internationale markt. De acties die de Commissie de afgelopen jaren heeft ingezet, zoals rond de oorlog in Oekraïne en de mogelijkheid van Oekraïne om onder andere graan via de Zwarte Zee te exporteren, lijken te hebben bijgedragen aan de huidige Europese gestabiliseerde marktsituatie.
Uit informatie van de Commissie blijkt dat de landbouwsectoren over het algemeen voldoende marges zouden moeten kunnen overhouden, met redelijke opbrengstprijzen en gedaalde inputkosten voor bijvoorbeeld energie, kunstmest en veevoer. Dit kan uiteraard sterk verschillen per bedrijf, mede afhankelijk van de weersomstandigheden en contractuele afspraken. Voor de stimulering van de ontwikkeling van de biologische sector heeft de Commissie in 2021 een actieplan gepubliceerd.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie erkennen echter ook dat er nog altijd uitdagingen zijn in de landbouwsector en deelsectoren. Daarom vragen deze leden of de bewindspersonen dieper kunnen ingaan op de uitdagingen waar verschillende sectoren mee kampen. Zijn deze structureel van aard of gevolg van brede marktontwikkelingen? Hoe kan Europa zich het best voorbereiden op dergelijke uitdagingen in de toekomst?
Antwoord
Marktsectoren hebben altijd verschillende uitdagingen. Deze kunnen ook per lidstaat, regio, deelsector of bedrijfsgrootte verschillen. De veehouderij is in het algemeen kwetsbaar voor uitbraken van dierziektes en de inkoopprijs van diervoer. De akkerbouwsectoren en groente en fruitsectoren zijn in het algemeen kwetsbaarder voor slechte weersomstandigheden, plantenziektes en kosten voor uitgangsmateriaal en kunstmest. Ook is voor veel sectoren de energieprijs van groot belang. Daarbij kunnen veranderingen op de wereldmarkt of een veranderende vraag naar producten zorgen voor prijsdalingen, of kan er in bepaalde periodes juist sprake zijn van overproductie. Omdat de productie- en marktomstandigheden van landbouwsectoren snel kunnen veranderen, is er een stelsel van productie- en prijsregistratie opgezet binnen de EU. Deze informatie is in toenemende mate voor alle marktpartijen beschikbaar via het Agro-food portaal van de EU. Op basis van de informatie op het Agri-food dataportaal baseert de Commissie haar periodieke marktvooruitzichten en haar presentaties van de marktsituatie voor de Landbouw- en Visserijraad. Dit heeft mede tot doel om tijdig dreigende ernstige marktverstoringen te kunnen waarnemen en eventuele voorbereidingen te kunnen treffen voor de inzet van maatregelen vanuit de EU, om ernstige marktverstoringen het hoofd te kunnen bieden. Ik zet er op in dat het GLB bijdraagt aan de langetermijn veerkracht en weerbaarheid van de Europese agrarische sector, door het belang te onderstrepen van innovatie en het versterken van het concurrentievermogen. Dit moet tevens bijdragen aan een toekomstbestendige en weerbare landbouw, die beter is voorbereid op weer- en klimaatverandering, geopolitieke spanningen en veranderende vraag- en aanbodsontwikkelingen in de markt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de bewindspersonen om nader in te gaan op de zorgen die zij hebben ten aanzien van de Chinese antidumping- en antisubsidie-onderzoeken. Welke gevolgen hebben deze onderzoeken precies voor Nederland? Hoe heeft de Europese Commissie (EC) hulp geboden in dit proces?
Antwoord
Het Chinese Ministerie van Handel (MOFCOM) voert een anti-dumping-onderzoek uit naar varkensvlees producten uit de EU en een anti-subsidie onderzoek uit naar zuivelproducten uit de EU (kaas, melk en room met meer dan 10% vetgehalte). In het anti-dumping onderzoek wordt door China ook een Nederlands bedrijf onderzocht. Wat betreft het anti-subsidie onderzoek is het ook de verwachting dat er Nederlandse bedrijven onderzocht zullen worden. De Chinese overheid richt zich bij vragen rechtstreeks tot Europese bedrijven. Dit is gebruikelijk. De bedrijven die bij beide onderzoeken onderzocht worden zullen hun eigen marktgegevens beschikbaar moeten stellen aan de Chinese overheid. Het kabinet heeft de sectoren op het belang gewezen om hieraan mee te werken. De gevolgen van deze Chinese onderzoeken hangen af van de uiteindelijke uitkomsten en de daaropvolgende mogelijke maatregelen die de Chinese overheid zal nemen. Indien er daadwerkelijk (tijdelijke) importheffingen door China ingesteld worden, zal dit een impact hebben op zowel de Nederlandse als Europese markt. Vanuit Nederland worden er varkensvleesproducten en kaas, room en melk naar China geëxporteerd. Vooral voor varkensvleesproducten (met name varkensbijproducten) is China een belangrijke afzetmarkt.
De Commissie speelt een coördinerende rol voor de EU in beide onderzoeken. Handelspolitiek is een Europese aangelegenheid. De Commissie volgt de handelsbeschermende acties van derde landen nauwlettend. De Commissie monitort de onderzoeken op conformiteit aan regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en onderneemt actie bij onjuist gebruik van het handelsdefensief instrumentarium. De Commissie biedt daarbij bedrijven procesmatige ondersteuning, bijvoorbeeld bij contacten met de Chinese overheid. Het kabinet staat in nauw contact met de Commissie over de beide zaken.
Implementatie GLB-NSP 2023–2027
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vragen over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid – Nationaal Strategisch Plan (GLB-NSP). Deze leden vinden het jammer dat de stukken nog niet zijn gepubliceerd en de reactie van het kabinet daarmee onvolledig is. Deze leden hopen binnenkort alsnog een meer volledige reactie van het kabinet te ontvangen op dit gebied.
Antwoord
Ik ben het met de GroenLinks-PvdA-fractie eens dat het jammer is dat de stukken nog niet zijn gepubliceerd en pas laat beschikbaar zijn voor de lidstaten. Ik probeer de Kamer desondanks altijd zo goed mogelijk van tevoren van mijn inzet op de hoogte te brengen en zal via het verslag de Kamer verder informeren. Ik verwijs daarom naar de geannoteerde agenda van deze Landbouw- en Visserijraad (Kamerbrief 21 501-32, nr. 1668) waar mijn algemene inzet is uiteengezet.
Deze leden vragen wat het kabinet verstaat onder uitvoerbaarheid als prioriteit. Deze leden zien dat de EC recent veel aandacht heeft voor het vereenvoudigen van het GLB. Het blijft echter ook een speerpunt in de Nederlandse inzet. Onder welke voorwaarden is het GLB uitvoerbaar volgens dit kabinet? Welke zorgen over uitvoerbaarheid heeft het kabinet nu? Hoe balanceert dit kabinet de wens voor uitvoerbare regelgeving met het wél bereiken en monitoring van vooruitgang op het gebied van eerlijkere productprijzen, beter loon voor boeren en natuurbescherming? Hoe is dit kabinet van plan om te onderhandelen over verbeteringen op de punten waar zij zich zorgen over maakt?
Antwoord
De invoering van het huidige GLB heeft nieuwe elementen gebracht, zoals de registratie van het landschapselement en de introductie van de eco-regeling. Dit heeft veel gevraagd van boeren en uitvoerders en hun ICT-systemen. Dit heeft voor de nodige uitdagingen gezorgd in de sector. Tegelijk heeft het een basis gelegd voor de komende jaren en kan het systeem nu stap voor stap verder worden ontwikkeld. Daarbij is stabiliteit binnen het GLB voor mij cruciaal. Door optimalisaties of andere ICT-ondersteuning kan de administratieve last voor boeren en uitvoerders worden verminderd, zonder de doelen van het GLB los te laten. Ik zie dit als een proces. In de toekomst kan de boer meer centraal worden gezet door te sturen op doelen in plaats van maatregelen. Dit biedt ruimte voor bedrijfsspecifieke maatregelen om klimaat- en milieudoelen te behalen.
Welke voorstellen hebben de bewindspersonen over het inhalen van de gedeeltelijke achterstand in het beschikbaar maken van subsidies vanuit het GLB-NSP?
Antwoord
Omdat deze Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)-regelingen in belangrijke mate door de provincies worden uitgevoerd, vraagt dit om goede onderlinge afstemming. Inmiddels zijn veel van de modelregelingen ontwikkeld en kunnen de regelingen opengesteld worden. De verwachting is dat de opgelopen achterstanden tijdig (voor het einde van deze GLB-periode) kunnen worden ingehaald. In de uitvoering zullen het komende jaar nog twee programma’s naast elkaar lopen, waarbij er aandacht zal zijn voor een goede afronding van het oude programma (POP3 genaamd) en de verdere ontwikkeling van het nieuwe programma.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ook benieuwd of de zienswijze van het kabinet op het GLB afwijkt van het kabinet Rutte-IV. Stelt het kabinet nieuwe of andere prioriteiten? Op welke punten zal de inzet wezenlijk anders zijn, of blijft dit grotendeels in lijn met de eerdere inzet?
Antwoord
Het kabinet houdt vast aan de afgesproken GLB-doelen. Daarbij vind ik het belangrijk dat het GLB voor boeren en uitvoerders betrouwbaar en consistent is, zonder veel fluctueringen, om bijvoorbeeld te kunnen besluiten over het doen van bepaalde investeringen. Ook hecht ik aan het belang van het GLB voor het boereninkomen. Daarbij hebben innovatie en voedselzekerheid een centrale rol in de ontwikkeling van een robuuste en toekomstbestendige landbouw. In de gesprekken over het GLB zal ik aandacht vragen voor deze onderwerpen.
Graag ontvangen deze leden een overzicht van de Nederlandse inzet die wordt ingebracht bij de raadsconclusies over de toekomst van het GLB en de verwachtte tijdlijn voor besluitvorming.
Antwoord
Het Hongaarse voorzitterschap zal naar verwachting in oktober of november de Raadsconclusies over de toekomst van het GLB op de Landbouw- en Visserijraad agenderen. Zoals gebruikelijk zal ik de Kamer via de geannoteerde agenda van die Raad over de Nederlandse inzet en de verwachte tijdlijn voor besluitvorming informeren.
27e bijeenkomst van het FAO bosbouw
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat «dringende actie en innovatie in de bossensector nodig zijn.». Deze leden horen graag meer over welke soort acties en innovaties het kabinet nodig acht en hoe zij van plan is hier aan bij te dragen.
Antwoord
Het kabinet onderschrijft de conclusies uit het State of the World’s Forests rapport. Hierin staat dat, door klimaatverandering en de groeiende vraag naar hout en andere bosproducten, de druk op bossen toeneemt en meer innovatie in de bossensector nodig is. Het soort innovaties dat in het rapport genoemd wordt, loopt uiteen van technologische en sociale innovaties tot beleidsmatige, institutionele en financiële innovaties. Het kabinet zet zich op verschillende manieren in voor innovatie in de bossensector. Er wordt bijvoorbeeld bepaalde technologie gebruikt om bossen te monitoren en tot hoge kwaliteit bossendata te komen. Ook richten innovaties zich op het aanpassen van bossen aan veranderende klimaatomstandigheden, bijvoorbeeld door het aanplanten van soorten die beter bestand zijn tegen droogte of ziektes. Het kabinet onderstreept het belang om vanuit gedegen kennisontwikkeling en beleidsvorming tot lokale uitvoering te komen. Hiervoor is het noodzakelijk dat het kabinet samen met de provincies een innovatief uitvoeringsinstrumentarium ontwikkelen, om de benodigde investeringen mogelijk te maken voor de implementatie van duurzame bosbeheer en -herstel. Ook de implementatie van de Natuurherstelverordening is een belangrijk richtinggevend kader voor de aanpak van bosherstel.
Visserij: onderzoeken vangsmogelijkheden
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat onderhandelingen over vangstmogelijkheden met het Verenigd Koninkrijk (VK) en Noorwegen moeizaam verlopen. Deze leden zijn benieuwd of de houding van het VK en Noorwegen volgens het kabinet consequenties moet hebben als deze niet verandert. Hoe is het kabinet van plan om in de onderhandelingen een eerlijke verdeling van visbestanden te bereiken? Hoe is Nederland betrokken bij die gesprekken?
Antwoord
De Commissie onderhandelt namens de lidstaten met derde landen over de vangstmogelijkheden op basis van een door de lidstaten goedgekeurd onderhandelingsmandaat. Gedurende de onderhandelingen worden de lidstaten op de hoogte gehouden door de Commissie in zogenaamde «Coördinatievergaderingen». Lidstaten hebben hierbij de mogelijkheid hun inbreng te geven. Nederland wijst daarbij op het belang van een eerlijke verdeling van de visbestanden op basis van historische vangstaandelen met het oog op een stabiele en beheerbare visserij. Het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen zijn zeer belangrijke partners van de EU op tal van belangrijke dossiers. Ik vind het daarom belangrijk dat visserij-onderwerpen geïntegreerd worden in de bredere relatie die de EU heeft met deze landen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de bewindspersonen om verder toe te lichten hoe een minder generiek verbod op boomkorvisserij er volgens hen uit moet zien. Deze leden vragen om dit alternatief te onderbouwen met onderzoek waaruit blijkt dat dit binnen bestaande regels haalbaar is, en zo niet, wat er moet veranderen om dit wel mogelijk te maken. Deze leden vragen ook om onderbouwing over hoe de milieu-effecten van het Nederlandse alternatief zich verhouden tot het generieke Europese verbod en hoe Nederland van plan is dat verschil goed te maken. Voor deze leden blijft overeind dat alternatieven geen afbreuk mogen doen aan de noodzakelijke verbetering van de onderzeese natuur en het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Deze leden zijn niet overtuigd dat de bewindspersonen met plannen komen die de natuur herstellen en beschermen.
Antwoord
Op Europees vlak is geen sprake van een generiek verbod op de boomkor. De Noorse overheid heeft een verbod op de boomkor uitgevaardigd voor dat deel van de Noordzee dat onder de jurisdictie van Noorwegen valt. Nederlandse (en ook Belgische) boomkorvissers visten ook in het Noorse deel van de Noordzee. Het is mijn streven om in samenspraak met de Commissie bij de Noorse overheid aan te kunnen tonen dat een generiek verbod op de boomkor niet nodig is.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie horen eveneens graag meer over de strategie van Nederland voor het opnieuw ter tafel brengen van pulstechnologie. Deze leden herinneren het kabinet eraan dat de geloofwaardigheid van Nederland een grote klap heeft gekregen door in het verleden beloften niet na te komen en pulsvergunningen oneigenlijk uit te geven. Hiermee verwachten deze leden dat Nederland een relatief zwakke positie heeft op dit dossier. Kunnen de bewindspersonen uitleggen hoe zij dit onderwerp weer op de agenda willen krijgen? Wat doet het kabinet om de geloofdwaardigheid van de Nederland op dit gebied te vergroten? Met welk(e) onderzoek(en) onderbouwt het kabinet de noodzaak tot heronderhandeling? Aangezien dit soort punten altijd moeten worden onderhandeld en niet zomaar worden gegund, vragen de leden op welke terreinen het kabinet bereid is om andere lidstaten en de EC tegemoet te komen om pulsvissen mogelijk weer onderhandelbaar te maken.
Antwoord
In het Hoofdlijnenakkoord en het Regeerprogramma is opgenomen dat het kabinet alles-op-alles zal zetten om pulsvisserij weer toe te laten staan. Ik realiseer me terdege de lastige positie van waaruit dit onderwerp weer op de Europese agenda geagendeerd wordt. Momenteel is de Staatssecretaris de eerste stappen aan het zetten voor een strategie voor pulsvisserij en de innovatie van de boomkorvisserij, waarmee hij met deze voorgeschiedenis rekening houdt. Het onder de aandacht blijven brengen van de voordelen van de pulstechniek in de verschillende Europese gremia neemt hij in die strategie mee. In de strategie zullen de inhoudelijke argumenten ten gunste van pulsvisserij ten opzichte van traditionele boomkorvisserij een plek krijgen, namelijk de beperking van bodemberoering, de vermindering van bijvangst en van het brandstofgebruik4. Het is echter ook van belang goed oog en oor te houden voor de argumenten en mogelijke weerstand van andere lidstaten, hierover in gesprek te gaan en indien dit aan de orde is, dit te adresseren in mogelijk vervolgonderzoek. De vormgeving en uitvoering van de strategie zal zorgvuldigheid vergen, zowel op de inhoud als op de relatie. Hierbij wil de staatssecreatis niet overhaast te werk gaan. Op dit moment kan niet vooruit worden gelopen op mogelijke andere terreinen waarop lidstaten en de Commissie tegemoet getreden zouden kunnen worden.
Overige punten
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat er aandacht zal zijn voor de wolf. Nederland zal verkennen wat de «mogelijkheden zijn voor maatwerk voor onze Nederlandse situatie.». Deze leden vragen om expliciet te maken wat de bewindspersonen hiermee bedoelen en om welke vormen van maatwerk zij ruimte gaan vragen. Deze leden vragen ook hoe deze inzet in lijn is met het Nederlandse dierenwelzijnsbeleid.
Antwoord
Nederland is een klein, druk bevolkt land. Wolf en mens leven hierdoor noodgedwongen dicht op elkaar waardoor de kans op incidenten groter is dan in lidstaten met veel ruimte. De Staatssecretaris is voornemens om in gesprek te gaan met de Commissie om onze zorgen te delen en om samen te verkennen welke ruimte er is om meer gewicht te geven aan de specifieke situatie in Nederland. Hierbij doel ik bijvoorbeeld op maatwerk om eerder op te kunnen treden in het geval van een probleemwolf; bijvoorbeeld met maatregelen om deze wolf weer schuw te maken voor mensen («negatief conditioneren»), om de wolf te verjagen of om, als uiterste optie, de probleemwolf te kunnen doden. De specifieke situatie van Nederland vraagt om goed te kijken naar welke wolvenaantallen passend zijn bij zo een klein en druk bevolkt land als Nederland. Uiteraard zal elke oplossing moeten passen binnen de geldende regelgeving, waaronder ook de regels met betrekking tot dierenwelzijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
De leden van de CU-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de overige brieven op de agenda. Deze leden hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de CU-fractie vinden het goed om te lezen dat er ook dit jaar opnieuw veel animo onder boeren is voor de ecoregeling van het GLB. Deze leden vinden het van belang dat deelnemende agrarische ondernemers de geplande vergoeding ontvangen voor hun inspanningen. De huidige compensatie wordt via het amendement van het lid Flach bekostigd vanuit de LNV-begroting (Kamerstuk 36 410-XIV, nr. 27). Deze leden zouden de Minister willen vragen hoe en of zij verwacht dat er de komende periode voldoende financiering voor de ecoregeling zal zijn en hoe zij denkt over de mogelijkheden dergelijke kosten voortaan te vergoeden door middel een nieuwe brede heffing in de keten bij toeleverende en verwerkende bedrijven.
Antwoord
De ecoregeling is volgens de GLB-regels volledig Europees gefinancierd, omdat de regeling onderdeel is van de «eerste pijler» van het GLB. Daarom is het niet direct mogelijk om het budget te verhogen met nationale middelen. De keten heeft echter wel een belangrijke rol te spelen in het versterken van het verdienmodel voor agrariërs die groene «ecosysteemdiensten» leveren. In lijn met de motie Beckerman (SP) (Kamerstuk 33 037, nr. 553) heeft het ministerie onder mijn voorganger in het voorjaar van 2023 onderzoek naar de mogelijkheden van een wettelijk instrumentarium voor het borgen van de bijdragen van ketenpartijen ingesteld. Ik verwijs daarbij naar de beantwoording van de Minister van Financiën op kamervragen van het Kamerlid Maatoug (Kamerstuk 2023Z07484). In aanvulling op overheidsfinanciering uit bijvoorbeeld de eco-regeling, is ook beloning uit de keten voor een duurzame bedrijfsvoering een belangrijke bouwsteen. Verder verken ik, als onderdeel van het programma doelsturing, de (juridische) mogelijkheden om beloningen met publieke en private middelen te combineren.
Is het de Minister overigens bekend of andere lidstaten ook te maken hebben gehad met tekorten op het budget voor ecoregelingen?
Antwoord
Het beeld in andere lidstaten is wisselend. Sommige lidstaten hadden in 2023 te maken met onderuitputting van het budget. Andere lidstaten hadden juist, net zoals Nederland, te maken met overinschrijving.
De leden van de CU-fractie vragen de Minister daarnaast wat de gevolgen zijn van het gewijzigde standpunt van de EC omtrent restricties voor hernieuwde goedkeuring van de werkzame stof Captan voor niet-doelwitorganismen, zoals zoogdieren, aquatische organismen en bijen. Eerder werd dit middel immers alleen voor de glastuinbouw toegestaan. De Minister beschrijft ook dat de EC voornemens is de goedkeuring van verschillende werkzame stoffen tijdelijk te verlengen met periodes variërend tussen de 12 en 25,5 maanden. Heeft ofwel de EC, ofwel de Minister tijdens de vergunde periode signalen ontvangen die tegen verlenging pleiten en zo ja, welke?
Antwoord
Gewasbeschermingsmiddelen mogen alleen worden toegepast als een veilig gebruik is aangetoond. Voor de werkzame stof captan waren voor het buitengebruik mogelijke risico’s voor niet-doelwitorganismen, zoals zoogdieren, aquatische organismen en bijen vastgesteld. Vanwege deze mogelijk risico’s zijn aanvullende voorwaarden vastgesteld zodat een veilig gebruik mogelijk blijft. Gebruik is zodoende alleen toegestaan wanneer (1) het gewas niet bloeit en geen bloeiende onkruiden aanwezig zijn in de gewasrij, (2) er apparatuur wordt gebruikt waarmee een reductie van de dosering met minstens 61% mogelijk is en een minimale reductie van het verlies naar de bodem met 20% in vergelijking met conventionele toepassingsapparatuur en (3) risicomitigerende maatregelen worden toegepast om bijen en waterorganismen buiten het veld te beschermen. Het is nu aan het College voor de toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) om deze voorwaarden te verwerken in de nationale toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen op basis van captan.
Verder zijn de goedkeuringstermijnen van verschillende werkzame stoffen verlengd omdat de besluitvorming, buiten de schuld van de aanvrager, niet tijdig is afgerond. Wanneer er gedurende de beoordeling aanwijzingen zijn dat deze stoffen niet meer voldoen aan de Europese toelatingscriteria, dan wordt de verlenging van de goedkeuring van de stof direct ingetrokken en vindt er negatieve besluitvorming over de goedkeuring plaats. Hiervoor is ten aanzien van de genoemde stoffen momenteel geen aanleiding.
De leden van de CU-fractie vragen tot slot of de Minister de Nederlandse wens tot een nieuwe derogatie ook bij haar collega’s ter sprake zal brengen en welke argumenten zij daarvoor in gaat brengen. Hoe ziet zij het krachtenveld binnen de Raad ten aanzien van dit onderwerp?
Antwoord
Ik zal bij mijn collega Ministers mijn wens voor een nieuwe derogatie onder de aandacht blijven brengen. Hierbij benadruk ik de socio-economische effecten van de afbouw van de huidige derogatie en de milieukundige ruimte en ook voordelen die ik voor een nieuwe derogatie zie, bijvoorbeeld bij een gewasderogatie voor grasland. Het is belangrijk dat we dit beleid in een breder verband zien. Daarom vind ik een verminderde behoefte aan kunstmest ook een belangrijk argument, vanwege onder meer de milieubelasting van de productie van kunstmest. In het krachtenveld zie ik daarvoor een aantal medestanders, met name de lidstaten met een veehouderijsysteem gebaseerd op grasland. Het is daarbij wel van belang te beseffen dat er ook lidstaten zijn die sceptischer zijn over derogaties in het algemeen, met name over het effect dat uitzonderingen voor lidstaten hebben op het gelijke speelveld.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de LVR. De leden van de BBB-fractie zijn verheugd om te lezen dat de Minister zich in wil zetten om aandacht te vragen voor de vele voordelen van de pulstechnologie. De Nederlandse visserijsector heeft ernstig geleden onder het verbod op pulsvisserij en een herziening van het Europese beleid op het gebied van de pulsvisserij zou bovendien een nieuwe impuls kunnen geven aan de verduurzaming van de sector.Deze leden vragen van de Minister of zij zich ook wil inzetten voor het verdere behoud van de bodemberoerende visserij. Ziet de Minister mogelijkheid om bij deze LVR ook op te komen voor de vissers die getroffen zijn door de Noorse boomkorban?
Antwoord
Nederland heeft zich in het verleden meermaals uitgesproken tegen het eenzijdige besluit van Noorwegen om de boomkor in de Noorse wateren te verbieden. Bij gelegenheid zal de Staatssecretaris zich wederom uitspreken tegen het generieke karakter van de boomkorban.
De leden van de BBB-fractie hebben de wetenschappelijke vangstadviezen ook met zeer veel belangstelling gelezen. Het veel hogere quotum voor tong is opvallend, gezien de herijking van het model achter de adviezen begin dit jaar. De bijbehorende korting van de quota lijkt daarmee, zoals verwacht, onterecht geweest. Deze leden hopen dan ook dat de Minister inderdaad stevig zal inzetten op de uiteindelijke realisatie van de volledige verhoging.
Deze leden vragen dan wel waarom voor een tussentijdse verhoging van de quota voor 2024, ondanks een duidelijk hoger quotum voor 2025, nieuw wetenschappelijk advies nodig zou zijn. Bovendien zouden deze leden graag zo snel mogelijk op de hoogte gesteld worden van de voortgang. Kan de Minister contact opnemen met de Eurocommissaris om te informeren hoe het gesprek verlopen is? De leden horen ook graag of de Minister nog verdere mogelijkheden ziet om sneller duidelijkheid te krijgen over een mogelijke tussentijdse verhoging van het tongquotum voor 2024.
Antwoord
De vangstmogelijkheden voor 2024 zijn gebaseerd op het wetenschappelijk advies dat op 30 juni 2023 door de Internationale Raad voor Onderzoek aan de Zee (International Council fort he Exploration of the Sea, ICES) is gepubliceerd. Om de vangstmogelijkheden voor 2024 aan te kunnen passen, moet het advies waarop de vangstmogelijkheden destijds zijn gebaseerd worden aangepast. Door in deze herberekening de uitkomst van de benchmark mee te nemen ontstaat een aangepast vangstadvies voor 2024 als basis voor een besluit hierover. Adviezen voor 2025 kunnen namelijk niet worden gebruikt om vangstmogelijkheden voor 2024 aan te passen. Mijn inzet blijft gericht op een tussentijdse aanpassing van het tong-quotum voor 2024. Zoals de Tweede Kamer eerder is geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1661), is voor een tussentijdse aanpassing van het akkoord overeenstemming tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk nodig. In de diverse contacten met de Commissie blijf ik hier aandacht voor vragen. Ik zal de Kamer over de voortgang hiervan blijven informeren.
De leden van de BBB-fractie zien ten slotte dat het concurrentievermogen van verschillende sectoren in het gedrang komt door de oneerlijke concurrentie van buitenlandse producenten. Veel producten worden in het buitenland geproduceerd onder omstandigheden en met regels die ver achterblijven bij de Nederlandse situatie en regels. Ziet de Minister een mogelijkheid om ook die oneerlijke concurrentie in Europa te bespreken?
Antwoord
Mijn inzet voor het GLB is dat het bijdraagt aan de lange termijn veerkracht en weerbaarheid van de agrarische sector in de EU door in te zetten op innovatie en het versterken van het concurrentievermogen. Dit moet tevens bijdragen aan een toekomstbestendige en weerbare landbouw, die beter voorbereid is op weer- en klimaatverandering, geopolitieke spanningen en veranderende vraag- en aanbodontwikkelingen in de markt. Daarbij wijs ik ook ook in op het belang voor een gelijk speelveld.
Naar verwachting staat het onderwerp «handelsgerelateerde landbouwvraagstukken» in oktober op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad. Dat agendapunt ziet op handel met landen van buiten de EU. Bij die gelegenheid zal ik het belang van een gelijk speelveld benadrukken.