De beantwoording van eerdere vragen over de gevolgen van asbestbranden
Schriftelijke vragen
Nummer: 2024D34524, datum: 2024-09-23, bijgewerkt: 2024-10-15 16:34, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2024Z14048).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: B. van Kent, Tweede Kamerlid (SP)
Onderdeel van zaak 2024Z14048:
- Gericht aan: C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Gericht aan: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Indiener: B. van Kent, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2024Z14048
Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de beantwoording van eerdere vragen over de gevolgen van asbestbranden (ingezonden 23 september 2024).
Vraag 1
Klopt de interpretatie dat uit uw reactie op vraag 51 opgemaakt kan worden dat geen enkele partij nu verplicht is om asbestresten na een incident op te ruimen indien deze resten zich bevinden buiten een bebouwd erf of binnen de grenzen van een onbebouwd erf?
Vraag 2
Zo ja, bent u bereid om wettelijk vast te leggen dat veroorzakers van een asbestbrand verplicht zijn om asbestresten na een incident overal uit de leefomgeving te verwijderen?
Vraag 3
Zo nee, kunt u aangeven welke partij volgens de huidige regelgeving verplicht is om asbestresten na incidenten op te ruimen indien deze zich bevinden buiten bebouwde erven of binnen erven zonder bebouwing?
Vraag 4
Kunt u hierbij aangeven op welke wetsartikelen dit is gebaseerd en welke rol het bevoegde gezag hierin heeft?
Vraag 5
Kunt u aangeven hoe de voorheen geldende opruimplicht is geregeld sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet en kunt u illustreren hoe dit beginsel in de praktijk moet worden toegepast na een asbest calamiteit?
Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1913.↩︎