[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over het voorontwerp Nota Ruimte en reflecties PBL en CRa ruimtelijke voorstellen provincies (Kamerstuk 29435-267)

Nota Ruimte

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2024D36080, datum: 2024-10-02, bijgewerkt: 2024-10-14 08:59, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29435-268).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29435 -268 Nota Ruimte.

Onderdeel van zaak 2024Z14750:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

29 435 Nota Ruimte

34 682 Nationale Omgevingsvisie

Nr. 268 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 2 oktober 2024

De vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de brief van 21 juni 2024 (Kamerstuk 29 435, nr. 267).

De vragen en opmerkingen zijn op 13 september 2024 aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening voorgelegd. Bij brief van 1 oktober 2024 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Postma

Adjunct-griffier van de commissie,
Van der Haas

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorontwerp Nota Ruimte en de bijbehorende reflecties. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen.

1.

De leden van de PVV-fractie merken op dat in het voorontwerp terecht wordt gesteld dat er ook op de langere termijn nieuwe grootschalige woningbouwlocaties nodig zijn en dat met het realiseren van grootschalige woningbouwlocaties forse aantallen woningen kunnen worden toegevoegd. Deze leden vinden het belangrijk dat er nieuwe woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. Echter, een bestemmingsplan kan door bijvoorbeeld een milieuorganisatie tot aan de Raad van State worden aangevochten. Als het bestemmingsplan door kan gaan, kan vervolgens ook de bouwvergunningen worden aangevochten. Zij willen graag van de Minister weten waar zij eventuele mogelijkheden ziet om dergelijke procedures te versoberen en daarmee woningbouw te versnellen.

Antwoord 1.

De Omgevingswet biedt gemeenten de mogelijkheid de vaststelling van een omgevingsplan en het verlenen van vergunningen te coördineren, zodat één uniforme procedure kan worden gevolgd voor de voorbereiding, totstandkoming en rechtsbescherming (bezwaar en beroep) van de benodigde besluiten. De procedurestappen voor de verschillende besluiten vinden dan gelijktijdig plaats, waardoor er tijd gewonnen wordt. Daarnaast kan een woningbouwproject dat niet past binnen het omgevingsplan, mogelijk gemaakt worden door toestemming voor afwijking van het omgevingsplan te verlenen in plaats van door het omgevingsplan te wijzigen. Deze toestemming kan samen met de omgevingsvergunning voor bouwen en eventuele andere vereiste omgevingsvergunningen in één vergunning worden verleend.

Een toestemming voor afwijking van het omgevingsplan (omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit) wordt in principe met de reguliere procedure voorbereid. Een besluit volgt dan na 8 tot 14 weken. Nadat het besluit is genomen staat bezwaar en beroep in twee instanties open tegen het besluit door belanghebbenden. In bepaalde gevallen wordt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb (UOV) gevolgd ter voorbereiding van de toestemming voor afwijking van het omgevingsplan. Namelijk als de toestemming grote impact heeft op de fysieke leefomgeving, op verzoek van de initiatiefnemer of op eigen initiatief van het bevoegd gezag. In dat geval wordt een besluit binnen zes maanden genomen. Er staat geen bezwaar open tegen de toestemming, maar een ieder kan een zienswijze indienen voordat de toestemming wordt verleend. Nadat het besluit is genomen staat beroep open in twee instanties. Een wijziging van het omgevingsplan vindt altijd plaats met toepassing van de UOV. Wel is er bij een omgevingsplan enkel beroep in één instantie mogelijk, bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Daarnaast voorziet het Wetsvoorstel versterking regie volkshuisvestiging in een aantal wijzigingen om de doorlooptijden van procedures voor woningbouwprojecten te versnellen. Er wordt een grondslag in de Omgevingswet toegevoegd op grond waarvan bij AMvB besluiten voor categorieën projecten aangewezen kunnen worden waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen. Deze aanwijzing vindt in het Omgevingsbesluit plaats voor een periode van ten hoogste 10 jaar en kan naar aanleiding van de verplichte evaluatie eenmalig met ten hoogste 5 jaar worden verlengd. Op deze besluiten zal een aantal procedurele versnellingen van toepassing worden:

− vervanging van huidige beroep in twee instanties door beroep in één instantie bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;

− uitspraak door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes maanden;

− versnelde behandeling van beroep door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;

− geen mogelijkheid om beroepsgronden aan te vullen na afloop van de beroepstermijn.

Het wetsvoorstel ligt momenteel ter behandeling voor bij uw Kamer. Daarnaast beziet het kabinet, zoals aangegeven in het regeerakkoord, andere mogelijkheden voor het versnellen van de woningbouw met efficiëntere processen en procedures. Er wordt een aantal maatregelen uitgewerkt zoals aanpassing van werkwijze bij planvorming en het bouwproces, een aanpak voor conceptueel en industrieel bouwen, en versterking van de uitvoeringskracht van gemeenten. Ook beziet het kabinet mogelijkheden om de besluitvorming en de bezwaar- en beroepsprocedures te versnellen en waar nodig belemmerende regels weg te nemen, waarbij bestaande nationale koppen zoveel mogelijk worden geschrapt. Uitgangspunt daarbij is het verminderen van lasten en regeldruk ook voor de woningbouwsector. Dit traject wordt gecoördineerd door de Minister van Economische Zaken.

2.

Voorts vragen de leden van de PVV-fractie hoe de Minister de noodzaak van buitenstedelijke ontwikkelingen in het vervolgtraject meer wil benadrukken. Wat deze leden betreft wordt er liever te veel dan te weinig gebouwd, en alhoewel we alle ruimtelijke aspecten met elkaar moeten afwegen, is het van groot belang dat we de woningnood effectief tegengaan. Dat vereist ook sterke prioritering op de bouw van nieuwe woningen. Hoe wil de Minister ervoor zorgen dat de bouw van nieuwe woningen een absolute prioriteit blijft?

Antwoord 2.

Zoals aangegeven in het Regeerprogramma is het oplossen van de enorme woningnood een van de grote prioriteiten van dit kabinet. We willen 100.000 woningen per jaar bouwen. Ik ben het met u eens dat, om voldoende woningen te realiseren, er zo veel mogelijk geschikte locaties moeten worden aangewend. Dit kunnen zowel binnen- als buitenstedelijke locaties zijn.

De keuze voor nieuwe grootschalige woningbouwlocaties maak ik in samenhang met andere ruimtelijke aspecten, zoals mobiliteit, aansluiting op energienetwerk, de aanwezigheid van werkgelegenheid en aanwezige bovenregionale voorzieningen, zoals grote zorginstellingen en hoger onderwijs. Daarnaast bouwen we toekomstbestendig en houden we in de locatiekeuze voor nieuwe grootschalige woningbouw rekening met onder andere water en bodem. Ik maak keuzes over nieuwe grootschalige woningbouw in de Nota Ruimte in nauwe samenwerking met de medeoverheden.

Dat vraagt om een integrale aanpak. Hiertoe is er € 5 miljard gereserveerd voor de woningbouw en € 2,5 miljard voor de ontsluiting van de woningbouw. Met de € 5 miljard ondersteunen we de bouw van meer betaalbare woningen voor mensen met een laag of middeninkomen. Met € 2,5 miljard stellen we beschikbaar voor infrastructuur ten behoeve van het ontsluiten van (nieuwe) woningbouwlocaties.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met bijzondere interesse kennisgenomen van het Voorontwerp Nota Ruimte en de reflecties van het Planbureau voor Leefomgeving (PBL) en College voor Rijksadviseurs (CRa) met betrekking tot de ruimtelijke voorstellen van provincies. Deze leden hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen.

3.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich zorgen over de mate waarop er in het voorontwerp aandacht is voor de fysieke en natuurlijke grenzen van ons land. Er zijn harde ruimtelijke keuzes nodig om alle uitdagingen omtrent wonen, natuur, landbouw, energie, waterveiligheid en bedrijvigheid plaats te geven. Het mantra «alles kan altijd en overal» zal in de Nota Ruimte, die de nieuwe Nationale Omgevingsvisie zal worden, definitief verleden tijd zijn. De leden vragen zich daaromtrent af wat de Minister zelf verwacht van de status en het gewicht van de Nota Ruimte. Wat is het hoofddoel? Welke problemen moet de Nota Ruimte gaan oplossen? Wat wordt de juridische en politieke status van deze Nota? In hoeverre wordt de Nota dwingend ten opzichte van gemeenten of provincies die afwijkende ambities hebben? Hoe zit het met de juridische borging van de keuzes die gemaakt worden in de Nota Ruimte? Kunnen gemeenten die in een wateroverloopgebied willen bouwen straks teruggefloten worden door de Minister?

Antwoord 3.

Het regeerprogramma kent veel maatschappelijke opgaven met ruimtelijke consequenties. Als we geen integrale keuzes maken en maximaal inzetten op multifunctioneel ruimtegebruik hebben we bij elkaar opgeteld meer ruimte nodig dan we in Nederland hebben. Dat vraagt om regie door het Rijk op basis van een langetermijnvisie en om het maken van keuzes over ordening en inrichting van de ruimte.

De Omgevingswet vereist dat het Rijk, de provincies en de gemeenten elk één omgevingsvisie vaststellen. De Minister van VRO stelt in overeenstemming met de Ministers die het aangaan de nationale omgevingsvisie vast (NOVI). De omgevingsvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van ons land en de hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid. De Nota Ruimte wordt de nieuwe Nationale Omgevingsvisie en vervangt na vaststelling in uw kamer de huidige NOVI. De planhorizon is 2050, met een doorkijk tot 2100. De Nota Ruimte fungeert als zelfbindend kader voor de verdere uitwerking van het Rijksbeleid ten aanzien van de fysieke leefomgeving. De inhoud van de Nota Ruimte is in woord en kaartbeeld dus het kader voor nieuw Rijksbeleid en aanpassing van bestaand beleid.

De Nota Ruimte beschrijft op welke wijze het Rijk invulling wil geven aan haar regierol en geeft een overzicht van de (juridische) instrumenten die daarvoor ingezet kunnen worden. Door gerichte inzet van instrumenten uit de Omgevingswet, samenwerking tussen overheden en investeringen werkt de Nota Ruimte door tot op alle schaalniveaus. Als instrument draagt de Nota Ruimte zo bij aan het halen van ambities en wettelijke doelen door binnen de fysieke en natuurlijke grenzen van ons land keuzes te maken over de opgaven in de fysieke leefomgeving. Hoe dat instrumentarium ingezet wordt zal het kabinet beschrijven in een Uitvoeringsagenda, die tegelijk met de Ontwerp-Nota Ruimte aan de kamer gestuurd wordt.

De Ontwerp-Nota Ruimte en de Uitvoeringsagenda komen tot stand in nauwe afstemming met provincies en gemeenten, waterschappen en maatschappelijke partijen. In de Omgevingswet is geregeld dat ieder bestuursorgaan de doelen van de Omgevingswet moet naleven en bijdraagt aan voldoende zorg voor de fysieke leefomgeving. Decentrale overheden hebben juist een centrale rol in het stelsel van omgevingsbeleid. Zij geven lokaal invulling aan de Nota Ruimte, onder andere in hun provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies en in het omgevingsplan. Kortom, provincies en gemeenten moeten bij hun beleidsvorming rekening houden met de Nota Ruimte. Om de beleidsdoelstellingen uit de Nota Ruimte te realiseren zullen de keuzes, conform het instrumentarium van de Omgevingswet, uitgewerkt worden in lopende en nieuwe programma’s en projecten. Indien nodig, bijvoorbeeld om een nationaal belang te borgen, kan dat ook in regels die direct doorwerken in provinciale omgevingsverordeningen, waterschapsverordeningen, projectbesluiten of gemeentelijke omgevingsplannen. Daarbij wordt voldoende ruimte gelaten voor decentrale afwegingen en gebiedsspecifieke oplossingen.

Bijvoorbeeld, wanneer nationale belangen rond waterveiligheid of -overlast in het geding komen, kan het Rijk instructieregels stellen om het waterbelang veilig te stellen. Voor de grote rivieren heeft het Rijk dat gedaan. In concrete situaties kan het Rijk ook een instructiebesluit nemen. Verder kan voor activiteiten in gebieden die frequent overstromen zoals de uiterwaarden een vergunning van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat noodzakelijk zijn. Als de gemeente zich niet houdt aan de instructieregel kan de gemeente via het interbestuurlijk toezicht aangesproken worden. Ook kan de Minister naar de rechter stappen. Als de initiatiefnemer handelt zonder de noodzakelijke vergunning wordt daarop ook gehandhaafd.

4.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de ruimte in Nederland enorm schaars is. Deze leden zien dat prioritering en het stellen van grenzen van wat wel en niet kan een absolute randvoorwaarde is om de Nota Ruimte succesvol te maken. Een belangrijk voorbeeld van zo’n randvoorwaarde is het sturend maken van bodem en water. Bodem en water sturend maken is de afgelopen jaren geland in het vormgeven van de ruimtelijke ordening. Maar hoe wordt het sturend maken van bodem en water in de praktijk geborgd? Op welke manier gaat de Nota Ruimte daaraan bijdragen?

Antwoord 4.

Het regeerprogramma van het huidige kabinet benoemt het belang van het rekening houden met water en bodem in de afwegingen en keuzes voor het ruimtegebruik van Nederland. Dit zal dan ook zijn beslag krijgen in de Nota Ruimte.

De Nota Ruimte is als nationale omgevingsvisie het instrument om keuzes voor de fysieke leefomgeving op nationaal niveau in samenhang te maken. De verschillende belangen in het ruimtelijk domein worden daarbij zorgvuldig afgewogen, zo ook het belang van het water- en bodemsysteem. Een nationale omgevingsvisie is zelfbindend voor het Rijk en richtinggevend voor het bestuurlijk handelen van andere overheden.

Om de beleidsdoelstellingen uit de Nota Ruimte te realiseren zullen de keuzes, ook die ten aanzien van water en bodem, uitgewerkt worden in lopende en nieuwe programma’s, projecten en, indien nodig om een nationaal belang te borgen, in regels, die direct doorwerken in provinciale omgevingsverordeningen, waterschapsverordeningen, projectbesluiten of omgevingsplannen. Hierbij helpt het instrument Ruimtelijk afwegingskader klimaatadaptieve gebouwde omgeving, dat gezamenlijk is ontwikkeld door IenW en VRO, bij het maken van locatiekeuzes waarbij rekening wordt gehouden met het water- en bodemsysteem. Het blijft belangrijk om voldoende ruimte te laten voor decentrale afwegingen en gebiedsspecifieke oplossingen, zoals die bijvoorbeeld nodig zijn bij de door het kabinet voorgenomen actualisatie van de aanpak Ruimte voor de Rivier.

5.

Bij de verdeling van de schaarse ruimte is het cruciaal om duidelijke keuzes te maken. Dit gebeurt nog niet genoeg in de huidige arrangementen, stelt het PBL. Deze leden vragen zich af welke prioritering er door de Minister aangehouden gaat worden omtrent alle ruimtelijke uitdagingen. Is de Minister bereid om duidelijke keuzes te maken wanneer landbouw en wonen of bedrijvigheid en gezondheid conflicteren? Wat wordt het gehanteerde afwegingskader om binnen de natuurlijke grenzen al deze ruimtelijke claims te laten landen? Hoe kan er politiek gestuurd worden op dat afwegingskader? Welke instrumenten komen er om te kunnen meten in hoeverre de natuurlijke grenzen worden overschreden?

Antwoord 5.

De urgentie op deze opgaven is juist de reden waarom we werken aan een nieuwe Nota Ruimte. Er is richting nodig om deze opgaven in samenhang op te pakken. Door hierin samen te werken met de provincies en de andere medeoverheden in het Programma NOVEX zorgen we ervoor dat de afwegingen duidelijk worden. De mogelijk conflicterende belangen zijn bij uitstek vragen die tijdens het opstellen van de Nota Ruimte op tafel komen. De keuzes maak ik samen met mijn collega-bewindslieden en in afstemming met andere overheden. De keuzes zullen in de Nota Ruimte worden vastgelegd.

In het Voorontwerp zijn drie afwegingsprincipes benoemd die we gebruiken om deze keuzes te maken:

1. Recht doen aan volgende generaties: niet afwentelen: Goed voorouderschap is belangrijk. We schuiven problemen niet af naar elders of naar toekomstige generaties en we streven naar een eerlijke verdeling van de lusten en lasten.

2. Recht doen aan schaarste: meervoudig ruimtegebruik: Ruimte is schaars en waardevol. Daarom zoeken we waar het kan naar mogelijkheden voor slimme functiecombinaties en naar efficiënt ruimtegebruik met behoud van ruimtelijke kwaliteit.

3. Recht doen aan eigenheid: gebiedskenmerken centraal: We beschermen en benutten wat er is en ontwikkelen nieuwe, onderscheidende ruimtelijke kwaliteit. We werken aan lokaal passende oplossingen.

Ook het halen van maatschappelijke doelen, toekomstbestendigheid en het versterken van de kwaliteit van de leefomgeving zijn doelen (ruimtelijke kwaliteit). De uiteindelijk keuzes die worden gemaakt en vastgelegd in de Nota Ruimte zijn ook een politiek-bestuurlijke afweging en verschillen van gebied tot gebied.

Voor de toetsing van de effecten van de keuzes op de (natuurlijke) grenzen van de leefomgeving, wordt een milieueffectrapportage opgesteld. De notitie reikwijdte en detailniveau (wat u kunt zien als het plan van aanpak) is in mei 2023 aan de Tweede Kamer gestuurd. Het planMER wordt tegelijk met de ontwerp Nota Ruimte gepubliceerd.

6.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het belangrijk dat de Nota Ruimte bijdraagt aan het optimaal benutten van de Nederlandse ruimte. Daarbij is het belangrijk dat arbitraire grenzen, zoals provinciegrenzen of die van gemeentelijke samenwerkingsverbanden, niet bepalend zijn, maar de mate waarin een locatie geschikt is voor een bepaalde ruimtelijke opgave. Deze leden zien dergelijke conflicten wel ontstaan. Een goed voorbeeld is Weert. Veel inwoners zijn gericht op Eindhoven voor werk en studie. De twee steden zijn per trein een kleine twintig minuten van elkaar gescheiden, maar omdat Weert in een andere provincie ligt valt het buiten het arrangement van de provincie Noord-Brabant (Weert zit qua woningbouw namelijk in het Limburgse arrangement «Limburg Centraal» waarbij zes steden met een intercitystation een programma voor wonen rondom het openbaar vervoer hebben gepresenteerd). Hoe wordt gewaarborgd dat de NOVEX, ruimtelijke arrangementen en andere relevante regionale indelingen goed op elkaar afgestemd worden? Hoe wordt er in het bijzonder aandacht besteed aan het optimaal benutten van de ruimte van gemeenten op dergelijke grensgebieden?

Antwoord 6.

In NOVEX-verband wordt op verschillende manieren over gebiedsgrenzen heen gekeken. Ten eerste agenderen provincies in hun ruimtelijke voorstellen ruimtelijke opgaven die over of buiten de provinciegrenzen heen spelen, zoals de zoetwaterproblematiek in Noord-Nederland. Ook wordt gekeken naar de samenhang tussen NOVEX-gebieden en door provincies geagendeerde opgaven. Mogelijke schuurpunten worden in beeld gebracht om tot oplossingen te komen. Tenslotte wordt ook op bestuurlijk niveau, tijdens de landsdelige Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving, over provinciegrenzen heen gekeken. Mijn uitgangspunt is dat ruimtelijke opgaven en ruimtelijke kwaliteit centraal staan

Bij de uitwerking van Limburg Centraal worden ook de provincie-grensoverstijgende stromen meegenomen in het onderzoek om de potentie voor verstedelijking te bepalen. Na deze onderzoeken wordt het vervolg bepaald.

7.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA maken zich zorgen over de razendsnelle groei van logistieke «dozen» in het landschap. Landbouwgrond is in rap tempo verdwenen ten behoeve van data- en distributiecentra. Er wordt in het voorontwerp dan ook terecht voorgesorteerd op het clusteren van logistieke bedrijvigheid zoals enkele provincies dat nu ook al doen. Hoeveel distributieclusters mogen er wat de Minister betreft komen? Hoeveel kostbare ruimte willen we nog opofferen voor logistiek en distributiehallen wetende dat er tot 2040 nog ruim dertien miljoen vierkante meter bij zou kunnen komen? Hoe wordt er omgegaan met provinciale en gemeentelijke besturen die, totdat de Nota Ruimte in werking treedt, dergelijke centra willen ontwikkelen op plekken die daar niet geschikt voor zijn?

Antwoord 7.

Ik herken de maatschappelijk zorgen om de logistieke hallen in Nederland en de impact die de grote logistieke hallen hebben met name op ons landschap, terwijl burgers zelf steeds meer pakketten bestellen. Vorig jaar is in samenwerking tussen Rijk en provincies de beleidslijn grootschalige bedrijfsvestigingen vastgesteld. Met de formele vaststelling van deze gezamenlijke, landelijke beleidslijn Grip geeft het kabinet invulling aan de aangenomen motie Bontenbal (Kamerstuk 29 383, nr. 377). Deze beleidslijn heeft betrekking op de ontwikkeling van grootschalige bedrijfsvestigingen; groter dan 5 hectare. Het gaat dan niet alleen over grootschalige distributiecentra, maar bijvoorbeeld ook om nieuwe vestigingen van grootschalige (circulaire) productiebedrijven, bouw- en maakindustrie, datacenters met een omvang van 5 tot 10 hectare en fabrieken voor hernieuwbare energieproductie. De uitvoering van de beleidslijn draagt bij aan de noodzaak om een nieuwe balans te vinden tussen het economisch en maatschappelijk belang van grootschalige bedrijfsvestigingen enerzijds en de impact op de ruimte en de leefomgeving anderzijds. Het uitgangspunt «clustering» vraagt nog om een integrale uitwerking, die zal landen in de Nota Ruimte.

8.

De gemaakte afspraken in de 35 regionale woondeals en de opgestelde ontwikkelperspectieven voor de zeven NOVEX-verstedelijkingsgebieden zijn uitgangspunt voor de Nota Ruimte. Hierin zijn ook afspraken gemaakt over concrete locaties. Zo zijn er al 17 grootschalige woningbouwgebieden aangewezen en zal het kabinet in de Nota Ruimte extra grootschalige woningbouwgebieden gaan aanwijzen. De eerdere afspraken, uitgangspunten en reeds aangewezen locaties vormen mede de basis waarop de visie op verstedelijking wordt uitgewerkt en er invulling wordt gegeven aan de ruimtelijke invulling van de woningbouwopgave. De keuze voor nieuwe grootschalige woningbouwlocaties wordt steeds gemaakt in samenhang met andere ruimtelijke aspecten, zoals mobiliteit, het onderliggende water en bodem systeem, de aanwezigheid van werkgelegenheid en aanwezige bovenregionale voorzieningen, zoals grote zorginstellingen en hoger onderwijs.

Antwoord 8.

De gemaakte afspraken in de 35 regionale woondeals en de opgestelde ontwikkelperspectieven voor de zeven NOVEX-verstedelijkingsgebieden zijn uitgangspunt voor de Nota Ruimte. Hierin zijn ook afspraken gemaakt over concrete locaties. Zo zijn er al 17 grootschalige woningbouwgebieden aangewezen en zal het kabinet in de Nota Ruimte extra grootschalige woningbouwgebieden gaan aanwijzen. De eerdere afspraken, uitgangspunten en reeds aangewezen locaties vormen mede de basis waarop de visie op verstedelijking wordt uitgewerkt en er invulling wordt gegeven aan de ruimtelijke invulling van de woningbouwopgave. De keuze voor nieuwe grootschalige woningbouwlocaties wordt steeds gemaakt in samenhang met andere ruimtelijke aspecten, zoals mobiliteit, de aanwezigheid van werkgelegenheid en aanwezige bovenregionale voorzieningen, zoals grote zorginstellingen en hoger onderwijs.

9.

Het is een bekend fenomeen dat een mogelijke woonbestemming de waarde van grond vele malen kan doen toenemen. Als grond niet in publieke handen is, maakt dit maakt het lastig om de betaalbaarheidsdoelen uit de Wet versterking regie op de volkshuisvesting te halen. Hoe wordt er in de Nota Ruimte omgegaan met het effect van een mogelijke woonbestemming op de grondprijzen? Komen er naast afspraken en ambities ook instrumenten om dit probleem tegen te gaan, zoals het breder inzetten van het voorkeursrecht of gemeenten de mogelijkheid geven om gronden op te kopen tegen de gebruikswaarde? Komt er een uitwerking van het advies van het IBO-rapport «Op grond kun je bouwen» om harde afspraken over locaties op te nemen in de Nota Ruimte?

Antwoord 9.

In juni 2023 heeft uw Kamer een brief over de modernisering van het grondbeleid ontvangen, waarin langs drie sporen voorstellen ter verbetering van het grondbeleid zijn gedaan. Dit met als doel om gebiedsontwikkeling te versnellen en goedkoper te maken. Dat begint bij beter benutten van bestaand instrumentarium door gemeenten zoals het vestigen van voorkeursrecht. Het expertteam Woningbouw helpt gemeenten daarbij door inzet van kennis en capaciteit.

Tegelijkertijd loopt er onderzoek naar verbetering van het kostenverhaal op basis van de inbrengwaarde en komt er een herziene taxatierichtlijn die heldere handvatten moet geven over grondwaardenbepaling. In het regeerprogramma hebben we afgesproken een planbatenheffing of een gelijkwaardige systematiek in te voeren, om waardestijging die ontstaat als de functie van grond verandert, te gebruiken voor plannen met een tekort Ook daarmee ga ik aan de slag. Ik kom in het voorjaar van 2025 met een voorstel.;Al deze acties zijn gericht op het beter betaalbaar en haalbaar maken van gebiedsontwikkelingen.

De Nota Ruimte bevat de hoofdlijnen van het nationale beleid, maar zal naar zijn aard niet gedetailleerd ingaan op de randvoorwaarden voor het grondgebruik per gebied. Daarvoor stelt een gemeente een omgevingsvisie en omgevingsplan op.

Om op korte en op lange termijn voldoende woningen te realiseren werk ik nu al in zeventien grootschalige woningbouwlocaties samen met medeoverheden aan de invulling van de woningbouwopgave. Daarnaast zal ik in de Nota Ruimte een aantal nieuwe grootschalige woningbouwlocaties aanwijzen om ook op lange termijn voldoende woningen te kunnen realiseren. De keuze voor nieuwe grootschalige woningbouwlocaties maak ik in samenhang met andere ruimtelijke aspecten.

Een kabinetsreactie op het Interdepartementale Beleidsonderzoek «Woningbouw & grond» volgt in het vierde kwartaal dit jaar.

10.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat de extra woningen die nodig zijn om het woningtekort op te lossen voornamelijk binnenstedelijk gebouwd moeten worden, maar zien ook dat het onvermijdelijk is dat er op sommige plekken uitgebreid wordt. Deze leden vragen zich af waar deze nieuwe woningen gebouwd moeten worden. Welke ruimte wordt er opgeofferd voor het bouwen van genoeg woningen? Komt er een instrument om vrijkomende landbouwgrond zo doelmatig mogelijk in te zetten, ten bate van natuur, extensivering en woningbouw in plaats van verdere opschaling van de intensieve veehouderij of het bouwen van datacentra? Is er een mogelijkheid om in de Nota Ruimte voor verschillende gebieden bepaalde randvoorwaarden te stellen voor mogelijk grondgebruik?

Antwoord 10.

Er is sprake van een groot tekort aan woningen in Nederland. Ik ben het met u eens dat, om voldoende woningen te realiseren, er zo veel mogelijk geschikte locaties moeten worden aangewend, zowel binnen- als buitenstedelijk en middels een straatje erbij. Het is van belang dat we de bestaande ruimte zo goed mogelijk benutten. Door een slimme combinatie van opgaven ontstaan aantrekkelijke gebieden om te wonen, leven en werken. Via de gemaakte afspraken in de regionale woondeals en het programma NOVEX werk ik nauw samen met medeoverheden om te komen tot een goede invulling van de woningbouwopgave.

Voor het perspectief van de agrarische sector en de voedselproductie zet het kabinet zich in om hoogwaardige landbouwgrond te beschermen. Onttrekking van landbouwbouwgrond vraagt in alle gevallen om een zorgvuldige afweging met andere sectorale belangen, waarbij de waarde van de voedselproductie en landbouwkundige waarde wordt afgewogen ten opzichte van andere functies, zoals woningbouw, infrastructuur en bedrijventerreinen. Het kabinet ontwikkelt hiervoor een passend afwegingskader en definitie. Dit kader wordt onderdeel van de Nota Ruimte. Specifiek voor hyperscale datacentra zijn er regels vanuit het Rijk die de nieuwe vestiging hiervan verbieden met uitzondering van twee locaties.

Het kabinet onderzoekt verder of gemeenten in de vorm van een Rijksgrondfaciliteit ondersteund kunnen worden bij de aankoop van gronden. Daarnaast bestaat er reeds een nationale grondbank, die bedoeld is om samen met andere overheden in het landelijk gebied te zorgen voor grondmobiliteit. Sommige agrariërs willen stoppen, andere willen verplaatsen of uitbreiden en weer andere willen extensiveren. Door op vrijwillige basis gronden aan te kopen kan de grondbank helpen om die ruimtelijke puzzel te leggen.

De Nota Ruimte zal naar zijn aard niet gedetailleerd ingaan op de randvoorwaarden voor het grondgebruik per gebied. De nota bevat immers de hoofdlijnen van het nationale beleid. Wel worden op basis van dat beleid voor verschillende gebieden keuzes gemaakt over de gewenste ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud. Waar dat nodig is, kan het Rijk dat beleid uitwerken tot concrete randvoorwaarden voor het grondgebruik. Daarvoor kan gebruik worden gemaakt van verschillende instrumenten. Het gaat deels om bestuurlijke interventies zoals bestuurlijke afspraken of programma’s met een gebiedsgerichte uitwerking. Daarnaast kan het Rijk gebruik maken van juridische instrumenten zoals instructieregels die voor een gebied regelen welke ontwikkelingen zijn toegelaten, rijksprojectbesluiten voor concrete ontwikkelingen van nationaal belang en instructiebesluiten voor die voor concrete locaties richting geven aan de ruimtelijke keuzes.

11.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het, samen met vele hoogleraren, de bouwsector, huurdersorganisaties en decentrale overheden, van groot belang dat er meer regie komt in het verdelen van de schaarse ruimte. Het voorontwerp is nog onduidelijk over de mate waarin die regie ook daadwerkelijk komt te liggen bij het Rijk, zoals ook het PBL en CRa aangeven. Het lijkt alsof het voorontwerp gehoor wil geven aan de roep om meer rijksregie, maar tegelijkertijd de invloed van decentrale overheden en private initiatiefnemers niet in wil perken. Deze leden denken dat dit moeilijk naast elkaar kan bestaan. Zij vragen zich af wie er nu de leiding krijgt in het ruimtelijk domein wanneer de Nota Ruimte vastgesteld wordt. Hoe verhoudt het bottom-up-principe uit de Omgevingswet zich tot de roep om meer top-down-beleid in de Nota Ruimte?

Antwoord 11.

Met het maken van de Nota Ruimte en NOVEX heeft het Rijk de regie op de nationale ruimtelijke opgaven hernomen. Het Rijk maakt keuzes voor de fysieke leefomgeving voor de korte, middellange en lange termijn. Voor 2030, 2050 en met een doorkijk naar 2100. Binnen dat kader kunnen en moeten andere overheden, marktpartijen en burgers hun rol pakken. Initiatief van onderop is afhankelijk van duidelijke nationale kaders en voorwaarden die geschapen worden door de (Rijks-)overheid. Het is dus geen zaak van top-down óf bottom-up, maar van een vruchtbaar samenspel tussen overheidssturing op zaken van nationaal belang en ruimte voor initiatief van onderop. Van richting geven en ruimte bieden. Dit sluit aan bij het uitgangspunt «decentraal, tenzij» van de Omgevingswet en bij een goede balans tussen beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving. Dit uitgangspunt laat onverlet dat provinciale en nationale regie nodig is voor de vraagstukken op respectievelijk provinciaal en nationaal niveau. Er zijn nationale keuzes nodig om gemeentelijke en provinciale ontwikkelingen mogelijk te maken én op elkaar af te stemmen.

12.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de wereld aan snelle veranderingen onderhevig is. Klimaatverandering, Europees beleid, oorlog en conjunctuur hebben invloed op de aard van de ruimtevraag. Het is dan ook belangrijk om de Nota tijdig bij te sturen, zodat er voortvarend kan worden ingespeeld op de ontwikkelingen buiten onze macht. Er wordt in het voorontwerp aangegeven dat noodzakelijke aanpassingen jaarlijks gerapporteerd worden aan de Kamer. Echter, het is belangrijk dat de Nationale Omgevingsvisie in zijn geheel regelmatig wordt geactualiseerd. Hoe flexibel wordt de Nota Ruimte? Wat voor aanpassingen kunnen deze leden verstaan onder «noodzakelijk»? Komt er ook een mogelijkheid om jaarlijks aanpassingen te doen die wellicht niet direct noodzakelijk zijn maar wel nodig op de lange termijn?

Antwoord 12.

Onder de Omgevingswet werkt beleidsontwikkeling, beleidsdoorontwikkeling, uitvoering en terugkoppeling als een cyclisch proces. Een Nationale Omgevingsvisie zet als lange termijnvisie een duidelijke stip op de horizon. Als onderdeel van de beleidscyclus zal het stuk op basis van de monitoring en evaluatie periodiek geactualiseerd worden. Daarbij is een goede balans tussen continuïteit van beleidsrichtingen en bijsturing nodig. Conform de Omgevingswet wordt de Nota Ruimte tweejaarlijks gemonitord en vierjaarlijks geëvalueerd.

13.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat in de periode dat het voorontwerp naar de Kamer is gestuurd en op het moment van deze inbreng op meerdere plekken in het land de discussie is opgelaaid over het toewijzen van grond voor Defensie. Dat gebeurt nog op basis van het huidige ruimtelijke beleid. Hoe worden de belangen van omwonenden bij dergelijke ingrijpende veranderingen meegenomen? Hoe verandert dat wanneer de Nota Ruimte in werking treedt? In welke mate wordt er wat betreft de huidige zoektocht naar grond voor Defensie gezocht naar het optimaal benutten van huidige infrastructuur en grondgebruik om onnodig nieuwe ruimteclaims te voorkomen, zoals dat ook uitgangspunt is van de Nota Ruimte?

Antwoord 13.

In de huidige Nationale Omgevingsvisie staat ook dat Defensie ruimte nodig heeft. Om die ruimtebehoefte uit de NOVI concreet te maken werkt Defensie aan het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie. In dit programma is de ruimtebehoefte van Defensie uitgewerkt. Dan gaat het onder meer om ruimtebehoeften zoals laagvlieggebieden voor helikopters, locaties voor munitieopslag en uitbreiding van oefenterreinen. Middels een plan-milieueffectrapportage (plan-mer) brengt Defensie mogelijke locaties in beeld en worden deze beoordeeld. Tijdens dit proces heeft Defensie ook de belanghebbenden betrokken. Belanghebbenden hebben kunnen inspreken op de opzet van het plan-mer (door middel van zienswijzen op de Notitie Reikwijdte en Detail voor dit onderzoek). Ook zijn informatiebijeenkomsten in elke provincie georganiseerd en worden bijeenkomsten gehouden voor bewoners van een aantal specifieke locaties die in de plan-mer worden onderzocht.

In het kader van de Nota Ruimte worden integraal de keuzes gemaakt, ook voor de ruimtevragen van Defensie. De uiteindelijke ruimtelijke keuzes die nu worden uitgewerkt in het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie zullen dan ook landen in de Nota Ruimte.

Defensie heeft bij het bepalen van de ruimtebehoefte zorgvuldig gekeken voor welke activiteiten er extra ruimte nodig is in Nederland en waar dit dan het beste een plek kan krijgen. Voor veel activiteiten wordt die uitbreiding onderzocht op of in nabijheid van bestaande terreinen en locaties. Voor een aantal behoeften worden nieuwe locaties onderzocht omdat deze niet op bestaande locaties geaccommodeerd kunnen worden. Dit vanwege de benodigde omvang of door eisen aan de ligging. Denk daarbij veiligheidsrisico’s voor munitieopslag of eisen aan de ligging voor stedelijke en amfibische oefengebieden.

14.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren verder dat er in het voorontwerp wordt aangegeven dat provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies aangepast worden, zodat deze passen onder de Nationale Omgevingsvisie. Op welke manier wordt er gezorgd dat decentrale omgevingsvisies de Nationale Omgevingsvisie overeenkomen? In hoeverre verwacht de Minister dat dit nu al het geval is?

Antwoord 14.

In de Omgevingswet staat dat gemeenten, provincies en het Rijk allen een omgevingsvisie vaststellen. De doorwerking van de omgevingsvisies wordt beter als ze goed op elkaar aansluiten. Ook zullen provincies en gemeenten geholpen zijn met een duidelijke richting vanuit de nationale omgevingsvisie. Denk daarbij aan nationale infrastructuur die nodig is voor ontwikkelingen binnen provincies.

In het traject richting de nieuwe nationale omgevingsvisie, de Nota Ruimte, zijn we daarom in gesprek met medeoverheden om richtingen en ontwikkelingen op elkaar af te stemmen. Ook in het programma NOVEX werken Rijk en provincies samen aan het meer met elkaar in lijn brengen van (voorgenomen) ruimtelijk provinciaal en Rijksbeleid, middels bestuurlijke afspraken in ruimtelijke arrangementen. Verschillende provincies hebben aangegeven na de arrangementen en Ontwerp-Nota Ruimte hun provinciale omgevingsvisie te updaten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorontwerp Nota Ruimte en de reflecties van het PBL en het CRa op de ruimtelijke voorstellen van provincies. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

Wat betreft het voorontwerp Nota Ruimte merken de leden van de VVD-fractie in zijn algemeenheid op dat deze nog veel ruimte biedt voor verduidelijking en sturing. Er moet vooral heel erg veel gebeuren, maar concrete keuzes ontbreken.

15.

In de ogen van de leden van de VVD-fractie is het minder zinvol om beleidsmatige keuzes te maken wanneer er nog geen zicht is op hoe we dat beleid daadwerkelijk gaan uitvoeren. Onderschrijft de Minister deze mening? Deze leden hadden dan ook graag meer concreetheid gelezen in het voorontwerp met daarbij een antwoord op de uitvoeringsvraag. Het «advies De uitvoering aan zet» van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) stelt als haar hoofdaanbeveling dat de beleidsuitvoering radicaal geherwaardeerd dient te worden, waarbij uitvoering minstens even belangrijk wordt gemaakt als het beleid. Hoe neemt de Minister deze aanbeveling, die in de kabinetsreactie reeds omarmd is, mee in het proces richting de definitieve Nota Ruimte? Kan de Minister nader ingaan op haar plannen met betrekking tot het vormgeven van de uitvoering? Kan de Minister ook aangeven welke rollen daarbij zijn weggelegd voor de verschillende medeoverheden en andere partijen, zoals gemeenten, provincies, waterschappen, nutsbedrijven en marktpartijen?

Antwoord 15.

Met het programma NOVEX werk ik aan de uitvoering van de huidig geldende Nationale Omgevingsvisie. Met de provincies streven we naar Ruimtelijke Ordening die klopt met en voortbouwt op ons Rijksbeleid en met de NOVEX-gebieden werken we regionaal met combinaties van actoren aan concrete en uitvoerbare plannen voor verstedelijking, voor verduurzaming van onze mainports en voor toekomstbestendige landelijke gebieden.

De leden van de VVD-fractie merken terecht op dat beleidsdoorwerking en -uitvoering in grote mate bepalend zijn voor de effectiviteit van beleidskeuzes. Daarom is beoogd om tegelijk met het uitbrengen van de (ontwerp) Nota Ruimte ook een bijbehorende uitvoeringsagenda op te leveren. In deze uitvoeringsagenda wordt een overzicht gegeven van hoe met medeoverheden, de samenleving en de markt wordt samengewerkt aan de doorwerking en uitvoering van de beleidskeuzes die worden gemaakt in de Nota Ruimte. Bij het opstellen van de uitvoeringsagenda wordt gebruik gemaakt van de inhoudelijke kennis van de diverse uitvoeringsorganisaties.

De Nota Ruimte is als nationale omgevingsvisie zelfbindend voor het Rijk en richtinggevend voor het bestuurlijk handelen van andere overheden. Om de beleidsdoelstellingen uit de Nota Ruimte te realiseren zullen de keuzes, conform het instrumentarium van de Omgevingswet, uitgewerkt worden in lopende en nieuwe programma’s en projecten. En indien nodig, om een nationaal belang te borgen, in regels die direct doorwerken in provinciale omgevingsverordeningen, waterschapsverordeningen, projectbesluiten of gemeentelijke omgevingsplannen. Daarbij wordt voldoende ruimte gelaten voor decentrale afwegingen en gebiedsspecifieke oplossingen. Ook kan worden gekozen voor de inzet van ondersteunende middelen als bestuurlijke afspraken of kennis.

16.

De leden van de VVD-fractie merken op dat medeoverheden naar het Rijk kijken om concrete keuzes te maken. Tegelijkertijd zullen veel van de keuzes en uitvoeringsvraagstukken worden gemaakt in de uitvoeringsagenda. Kan de Minister verduidelijken wanneer de uitvoeringsagenda gedeeld zal worden? Is de Minister bereid om deze gelijktijdig te publiceren met de ontwerpnota? Deze leden menen dat de ontwerpnota, de laatste stap richting de definitieve Nota Ruimte, beter kan worden besproken wanneer de uitvoeringsagenda ook op tafel ligt.

Antwoord 16.

De VVD-fractie vraagt terecht aandacht voor het tijdig opstellen van een uitvoeringsagenda. Vanwege de sterke samenhang tussen Nota Ruimte en uitvoeringsagenda, is de ambitie inderdaad om tegelijk met het uitbrengen van de (ontwerp) Nota Ruimte ook de uitvoeringsagenda op te leveren.

17.

De leden van de VVD-fractie merken op dat het PBL in haar reflectie aangeeft dat de beschikbaarheid van grond een voorwaarde is voor het bereiken van veel doelen uit de Nota Ruimte. Het oprichten van een organisatie voor het verwerven van grond zou volgens het PBL een prioriteit kunnen zijn. Hoe kijkt de Minister naar dit advies van het planbureau, zo vragen deze leden.

Antwoord 17.

Ik ondersteun het belang van het tijdig beschikbaar stellen van grond. Dit is nodig om de grote complexe ruimtelijke opgaven te realiseren zoals in de Nota Ruimte is opgenomen en deels uitgewerkt in de NOVEX.

Door grond te verwerven op het moment dat zich een kans voordoet omdat een eigenaar vrijwillig wil verkopen kunnen kosten worden bespaard en kan het tempo omhoog voor gebiedsontwikkeling. Met het oog hierop doe ik momenteel onderzoek naar de grondposities van in ieder geval het Rijk en medeoverheden in relatie tot de opgaven en zullen daarbij ook de wenselijkheid, voor- en nadelen en risico’s onderzoeken. het onderzoek naar grondposities verwacht ik voor het einde van het jaar af te ronden en de uitkomst te kunnen delen met de kamer. Daarnaast stimuleren wij actieve grondpolitiek opdat gemeenten tijdig positie in kunnen nemen.

Daarnaast bestaat er reeds een nationale grondbank, die bedoeld is om samen met andere overheden in het landelijk gebied te zorgen voor grondmobiliteit. Sommige agrariërs willen stoppen, andere willen verplaatsen of uitbreiden en weer andere willen extensiveren. Niet elke transactie vindt op hetzelfde moment plaats. Door op vrijwillige basis gronden aan te kopen kan de grondbank helpen om die ruimtelijke puzzel te leggen.

18.

De leden van de VVD-fractie merken op dat in tegenstelling tot de verwachting van ongeveer tien jaar geleden de bevolking behoorlijk is gegroeid, terwijl de Rijksoverheid daar niet in al haar beleid vanuit ging. Hierdoor ondervindt Nederland onder andere een groot probleem op het gebied van woningbouw. Op gemeentelijk niveau werd deze ontwikkeling al eerder gesignaleerd. Deelt de Minister de mening dat het contact met gemeenten cruciaal is als het gaat om te weten wat er nodig is op het gebied van ruimtelijke ordening? Hoe ziet de Minister de samenwerking tussen het Rijk en de gemeenten voor zich?

Antwoord 18.

Ik onderschrijf de mening van de VVD-fractie dat het contact met gemeenten belangrijk is om te weten wat er nodig is op het gebied van ruimtelijke ordening. Ditzelfde geldt ook voor de provincies en de waterschappen. Als opsteller, uitvoerder en handhaver van het (lokale) ruimtelijke beleid hebben de mede overheden taken en verantwoordelijkheden bij de inrichting van de fysieke leefomgeving.

De mede overheden worden betrokken via intensief overleg met de afzonderlijke partijen als ook via de koepelorganisaties. Zo zullen de keuzes die in de Nota Ruimte worden gemaakt richting geven aan de lokale uitdagingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het voorontwerp Nota Ruimte van juni 2024. Deze leden waarderen het om in dit stadium betrokken te zijn bij het voorontwerp Nota Ruimte en hebben enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de NSC-fractie zijn verheugd te zien dat er in het voorontwerp van de Nota Ruimte ook aandacht is voor de Lelylijn en de Nedersaksenlijn. Deze leden wijzen erop dat in het hoofdlijnenakkoord gekozen is voor deze spoorlijnen en voor een investering in de bereikbaarheid van het noorden van Nederland. Zij verwachten dat dit in de verdere uitwerking van de Nota Ruimte terugkomt.

19.

De leden van de NSC-fractie lezen in het voorontwerp Nota Ruimte dat er duidelijke ruimtelijke keuzes gemaakt moeten worden, zoals bescherming van hoogwaardige landbouwgrond. Kan de Minister aangeven wat zij schaart onder hoogwaardige landbouwgrond? En hoe zij «bescherming» daarvan voor zich ziet? Is zij hierover in overleg met de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN)? Ziet zij ook mogelijkheid de grond rondom kwetsbare natuurgebieden te beschermen?

Antwoord 19.

Voor het perspectief van de agrarische sector en de voedselproductie zet het kabinet zich in om hoogwaardige landbouwgrond te beschermen en te behouden. Hoogwaardigheid kent geen eenduidige definitie en daarom werken we samen met de Minister van LVVN aan een afwegingskader en definitie, die plaats hebben in de opvolger van het NPLG en opgenomen zullen worden in de Nota Ruimte. Daarmee wordt duidelijk gemaakt hoe een definitie van hoogwaardige landbouwgrond eruit kan zien en wordt een passend afwegingskader ontwikkeld, zodat in alle gevallen een zorgvuldige afweging wordt gemaakt tussen behoud van landbouwgrond en andere functies zoals woningbouw of defensie. Vervolgens onderzoek ik met de Minister van LVVN hoe het «afwegingskader beschermen landbouwgrond», zoals in het voorontwerp Nota Ruimte is opgenomen, geborgd kan worden. Het beschermen van grond rondom kwetsbare natuurgebieden is ook onderdeel van de ruimtelijke afweging.

20.

De leden van de NSC-fractie vinden het een goede ontwikkeling dat het Rijk de sturing oppakt wat betreft het maken van ruimtelijke keuzes. Kan de Minister, betreffende het aanwijzen van nieuwe grootschalige woningbouwlocaties op basis van een lange termijn-ontwikkelstrategie, aangeven wanneer zij inzichtelijk heeft welke locaties in aanmerking komen? Hoe worden de criteria voor deze keuzes bepaald? Wordt er voldoende rekening gehouden met aspecten zoals bereikbaarheid, leveren van zorg, infrastructuur en duurzaamheid bij toewijzen van grootschalige woningbouwlocaties? Hoe verhouden deze grootschalige woningbouwlocaties zich tot de NOVEX-gebieden? En wat is de relatie met het rapport «Elke regio telt!?»

Antwoord 20.

Het doel is voor de zomer van 2025 duidelijkheid te bieden over nieuwe grootschalige woningbouwlocaties. In de Nota Ruimte maak ik integrale en gebiedsgerichte ruimtelijke keuzes voor nu en in de toekomst, waar het aanwijzen van nieuwe grootschalige woningbouwlocaties onderdeel van is. Dit zal ik in samenwerking met medeoverheden doen.

De keuze voor nieuwe grootschalige woningbouwlocaties maak ik in samenhang met andere ruimtelijke aspecten, zoals mobiliteit, de aanwezigheid van werkgelegenheid en aanwezige bovenregionale voorzieningen, zoals grote zorginstellingen en hoger onderwijs. Daarnaast bouwen we toekomstbestendig en houden we in de locatiekeuze voor nieuwe grootschalige woningbouw rekening met onder andere water en bodem. Ik maak keuzes over nieuwe grootschalige woningbouw in de Nota Ruimte in nauwe samenwerking met de medeoverheden.

De huidige zeventien grootschalige woningbouwlocaties liggen in zeven eerder al aangewezen NOVEX-verstedelijkingsgebieden. Nieuwe grootschalige woningbouwlocaties zijn, zoals in het voorontwerp Nota Ruimte benoemd, in principe in alle regio’s voorstelbaar. Het is dus mogelijk dat nieuwe grootschalige woningbouwlocaties binnen of buiten NOVEX-verstedelijkingsgebieden vallen.

Elke regio telt, maar niet elke regio is hetzelfde. Iedere regio heeft namelijk zijn eigen kwaliteiten, kenmerken en uitdagingen en bijhorende passende ontwikkeling. De huidige zeventien grootschalige woningbouwlocaties zijn gelegen in de zeven NOVEX-verstedelijkingsgebieden. Daarnaast wordt er op basis van de regionale kwaliteiten, kenmerken en uitdagingen in de Nota Ruimte ook gekeken naar nieuwe locaties voor grootschalige woningbouw in andere regio’s dan de huidige zeven NOVEX-verstedelijkingsgebieden.

21.

De leden van de NSC-fractie constateren dat de Minister, ondanks de bodemdaling in bepaalde gebieden en de daarmee samenhangende funderingsproblematiek, de woningbouw structureel wil gaan verhogen. Kan de Minister aangeven of zij voldoende inzichtelijk heeft op welke locaties de bodemdalingsproblematiek speelt? En hoe de Minister rekening zal houden met niet alleen bodemdaling, maar ook met overstromingsgevaar bij nieuw te bestemmen gebieden?

Antwoord 21.

Ik heb inzicht in op welke plekken in Nederland sprake is van bodemdaling en de betekenis daarvan op de verstedelijkingsopgave. Dit is openbaar toegankelijke informatie via het «ruimtelijk afwegingskader klimaatadaptieve gebouwde omgeving» dat het vorige kabinet aan uw Kamer heeft aangeboden. Zoals in het Regeerprogramma is aangegeven, willen we toekomstbestendig bouwen en houden we rekening met, onder meer, water en bodem. Op de meeste plekken in Nederland kan nog steeds worden gebouwd. Daarbij zijn in sommige gebieden wel meer aanvullende maatregelen nodig, bijvoorbeeld voor het beperken van schade en overlast door bodemdaling, dan in andere gebieden.

Ook de thema´s waterveiligheid en -overlast en drinkwaterbeschikbaarheid maken onderdeel uit van het «ruimtelijk afwegingskader klimaatadaptieve gebouwde omgeving». Daarmee heb ik ook inzicht in waar die aspecten spelen en de betekenis daarvan voor de verstedelijkingsopgave. Zoals in het Regeerprogramma aangegeven, willen we toekomstbestendig bouwen en houden we rekening met, onder meer, water en bodem en daarmee dus ook met overstromingsgevaar.

22.

De leden van de NSC-fractie constateren dat in het voorontwerp Nota Ruimte ook aandacht is voor de noodzaak militaire locaties en activiteiten uit te breiden. Kan de Minister reflecteren op de nationale ruimtelijke keuzes ten opzichte van de Europese en NAVO-verplichtingen? Kan de Minister tevens toelichten hoe zij aanstuurt op integraliteit en slim regionaal combineren ten aanzien van bijvoorbeeld het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD)?

Antwoord 22.

De oorlog in Oekraïne en andere geopolitieke ontwikkelingen vragen om versterking van de krijgsmacht. Nederland, onze Europese bondgenoten en de NAVO moeten gereed zijn om het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied te verdedigen. Dit vraagt om meer ruimte voor Defensie in Nederland. Om de (grond)wettelijke taken uit te kunnen blijven voeren en de eenheden gereed te stellen, is meer (milieu)ruimte dan in de huidige situatie noodzakelijk. De keuzes in het voorontwerp zijn daarmee een invulling van de Europese en NAVO-verplichtingen.

Voor de zoektocht naar locaties voor Defensie zijn de afwegingsprincipes van de NOVI het uitgangspunt: 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies; 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; 3. Afwentelen voorkomen. Deze afwegingsprincipes heeft Defensie ook opgenomen in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau voor de planMER van het NPRD. Het Ministerie van Defensie werkt intensief samen met andere ministeries om integraal naar de ruimtevraag te kijken en te komen tot koppelkansen. Ook met provincies en betrokken gemeenten wordt gewerkt aan een goede regionale uitwerking van de plannen.

23.

De leden van de NSC-fractie constateren dat het taalgebruik in het voorontwerp Nota Ruimte ontzettend beleidsmatig is. Deze leden zouden in de definitieve versie willen aansturen op hogere toegankelijkheid in woord én beeld. Deelt de Minister deze mening?

Antwoord 23.

Ik ben mij bewust van het belang van een toegankelijke Nota Ruimte in woord en beeld. Dit vraagt om een voor iedereen toegankelijke versie van de Nota Ruimte. Daarom zal ik ook een publieksvriendelijke samenvatting van de Nota Ruimte opstellen voor een breed publiek.

24.

De leden van de NSC-fractie willen meer zicht op de status en voortgang van het proces. Kan de Minister tevens aangeven wat de beleidsmatige status van het voorontwerp is en wat de juridische status van de definitieve Nota Ruimte wordt? Kan de Minister verder aangeven hoe de inbreng van dit schriftelijk overleg wordt meegenomen in het vervolgproces?

Antwoord 24.

Het Voorontwerp van de Nota Ruimte heeft geen formele of juridische status. De definitieve Nota Ruimte wordt de nieuwe Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en vervangt na vaststelling in uw kamer de huidige NOVI. Het stuk zal fungeren als kader voor al het Rijksbeleid ten aanzien van de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Daarmee is de inhoud van de Nota Ruimte in woord en kaartbeeld richtinggevend voor nieuw beleid en aanpassing van bestaand beleid. De Nota Ruimte komt tot stand in nauwe samenwerking met provincies en gemeenten, waterschappen, maatschappelijke partijen en burgers. Voor de zomer van 2025 zal ik een Ontwerp-Nota Ruimte naar de Tweede Kamer sturen.

Ik hecht aan de inbreng van de Tweede Kamer. De inbreng van dit schriftelijk overleg en ook de inbreng tijdens het Commissie Debat Ruimtelijke Ordening op 2 oktober aanstaande wordt betrokken bij de totstandkoming van de Nota Ruimte.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorontwerp van de Nota Ruimte. Deze leden onderschrijven het belang van een nieuwe Nota Ruimte. Landbouw, wonen, de energietransitie, bedrijven en natuur leggen allemaal een claim op de weinige beschikbare ruimte in ons land. Wel hebben deze leden nog enkele vragen.

25.

De leden van de D66-fractie merken op dat er in het voorontwerp Nota Ruimte een samenhangend (ruimtelijk) toekomstbeeld centraal staat. Het voorontwerp Nota Ruimte geeft een totaaloverzicht van sectorale problemen en vraagstukken en van nog te onderzoeken zaken. Deze leden willen benadrukken dat er keuzes gemaakt dienen te worden om deze sectorale problemen en vraagstukken op te lossen. Zij vragen zich af wanneer de Minister de voorkeuren van het huidige kabinet aan de Tweede Kamer gaat voorleggen.

Antwoord 25.

De keuzes van het kabinet leg ik met de ontwerp Nota Ruimte voor de zomer van 2025 aan u voor.

26.

De leden van de D66-fractie constateren dat er in het voorontwerp Nota Ruimte wordt ingezet op het versterken en verstedelijken van de regio’s in het noorden, oosten en zuiden. Hiervoor is een visie op de economisch ontwikkeling in deze regio’s in (inter)nationaal verband onmisbaar, zoals ook gesteld wordt in de Nota Ruimte. Ook in het hoofdlijnenakkoord wordt een visie op het ruimtegebruik belangrijk genoemd. Kan de Minister aangeven wanneer en hoe ze tot een dergelijke visie wil komen?

Antwoord 26.

Mijn collega-bewindspersoon van Economische Zaken werkt aan een ruimtelijk-economische visie, in nauwe samenwerking met mij. Dit gebeurt parallel en in nauwe afstemming met het opstellen van de Ontwerp-Nota Ruimte.

27.

De leden van de D66-fractie merken op dat water en bodem een grote rol spelen in de Nota Ruimte. Dit is conform de beleidslijn van het vorige kabinet om water en bodem sturend te maken. Deze leden vragen zich af of dit kabinet deze lijn door gaat zetten, welke verbindingen er zijn met het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), de Kaderrichtlijn Water (KRW) en hoe dat zijn beslag krijgt in de definitieve versie van de Nota.

Antwoord 27.

Het water- en bodemsysteem heeft de afgelopen jaren een belangrijkere plek gekregen binnen de ruimtelijke ordening. In het regeerprogramma benoemt het kabinet het belang van het rekening houden met water en bodem in de afwegingen en keuzes voor het ruimtegebruik van Nederland. Dit zal ook zijn beslag krijgen in de Nota Ruimte. De precieze mate waarin en de manier waarop, is nog onderdeel van beleidsontwikkeling.

Doelen voor water en bodem die ruimtelijke consequenties hebben of kunnen worden bereikt met ruimtelijke maatregelen zijn onderdeel van de brede afweging in de Nota Ruimte, waaronder die voor de KRW en de doelen die voor een belangrijk deel gerelateerd zijn aan de opgaven in het landelijk gebied.

28.

Deze leden vragen zich daarnaast af of, en zo ja, waar de verwachte plannen van Deltacommissaris Co Verdaas met betrekking tot omgang met de zeespiegelstijging opgenomen zullen worden in de definitieve versie.

Antwoord 28.

Het Kennisprogramma Zeespiegelstijging biedt belangrijke informatie om nu al rekening te kunnen houden met de ruimte voor waterveiligheid in de toekomst. Ik maak daar dankbaar gebruik van en vind het belangrijk om de wateropgaven te verbinden met andere maatschappelijke opgaven. Met de Nota Ruimte geven we daar invulling aan.

In het Deltaprogramma wordt daarnaast gewerkt aan de herijking van de Deltabeslissingen en van de Voorkeursstrategieën voor waterveiligheid. Ook hierbij wordt van de informatie gebruik gemaakt.

29.

Zij vragen zich daarnaast af wat het ruimtelijk betekent dat Nederland een zeespiegelstijging van vijf meter aankan.

Antwoord 29.

De leden van de D66-fractie verwijzen met hun vraag naar recente bevindingen uit het tussenrapport van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging. Deze bevindingen worden bij de herijking van het Deltaprogramma meegenomen en bieden ook voor de Nota Ruimte belangrijke informatie voor de te maken ruimtelijke keuzes Hoe scenario’s voor zeespiegelstijging worden meegenomen in de uitwerking van de Nota Ruimte is nog onderwerp van gesprek en hangt ook af van de termijn waar de uitwerking op is gericht. In de Nota Ruimte worden immers keuzes gemaakt voor de korte termijn (2030), middellange termijn (2050) en wordt een doorkijk naar 2100 gemaakt.

30.

De leden van de D66-fractie constateren dat in het voorontwerp Nota Ruimte reflecties van PBL en CRa zijn opgenomen over de beleidsdoelstellen voor landbouw en natuur. Volgens deze instituten zijn ingrijpende en ongekende maatregelen nodig voor een balans tussen generiek landbouwemissiebeleid en ruimtelijk gedifferentieerd beleid. Deze leden vragen zich af of de Minister deze opvatting van de Rijksadviseurs deelt.

Antwoord 30.

Het kabinet kent de opvatting van PBL en CRa en is van mening dat we voor grote opgaves in het landelijk gebied staan. De Minister van LVVN komt dit kalenderjaar nog met een nieuwe uitvoeringsgerichte en gebiedsspecifieke aanpak. In het proces richting de nieuwe Nota Ruimte worden de constateringen en adviezen van de kennisinstituten betroken bij het maken van ruimtelijke keuzes en afwegingen.

31.

De leden van de D66-fractie merken op dat in het voorontwerp Nota Ruimte wordt gesteld dat het een onomstreden doel voor de landbouw is om een goed functionerend productiesysteem in Nederland te behouden, dat bijdraagt aan de voedselzekerheid met betaalbare, gezonde producten. Deze leden vragen zich af hoeveel en welke ruimte er nodig is om voedselzekerheid voor eigen land te garanderen.

Antwoord 31.

Voor voedselzekerheidsopgaven op zowel mondiaal, Europees als nationaal niveau blijft een belangrijke rol voorzien voor het Nederlands agro- en visserijcomplex. Het kabinet komt in 2025 met een integrale nationale voedselstrategie en zal zich op EU-niveau ook hard maken voor een Europese voedselstrategie. De ruimtelijke doorvertaling daarvan zal ik onderdeel laten worden van de Nota Ruimte.

32.

De leden van de D66-fractie zien dat in het voorontwerp Nota Ruimte staat dat de landbouw met 54% van het landoppervlak de grootste grondgebruiker is in Nederland. Om de natuur te herstellen zal de landbouw moeten extensiveren. Daarnaast vragen andere functies dan de landbouw ook extra ruimte, zoals woningbouw, energie, infrastructuur, defensie en circulariteit. De leden vragen zich af welke landbouwvormen – ook vanuit een bredere visie op de economische structuur in Nederland – zullen moeten verminderen en grond vrij moeten maken voor ander gebruik.

Antwoord 32.

De Minister van LVVN gaat aan de slag met het maken van een voedselstrategie en een gebiedsspecifieke en uitvoeringsgerichte aanpak om te werken aan de opgaven. Daarin zijn emissiedoelen maar ook technische oplossingen en innovatie voor ons kabinet belangrijk. Samen met de Minister van LVVN zal ik kijken wat dit betekent voor de verschillende sectoren en welke ruimtelijke consequenties dat heeft. Daarbij spelen behoud landbouwgrond, definitie en ook het afweegkader beschermen hoogwaardige landbouwgrond een belangrijke rol. Daarbij zijn functiecombinaties of medegebruik vaak mogelijk, zo wordt in het landelijk gebied eveneens volop gerecreëerd.

33.

De leden van de D66-fractie signaleren dat in het voorontwerp Nota Ruimte wordt ingezet op het verweven van landbouw en natuur, bijvoorbeeld door meer ruimte te bieden aan agrarisch natuurbeheer en biologische landbouw. Kan de Minister aangeven wat zij vanuit een ruimtelijk perspectief gaat doen om deze transitie te bewerkstelligen? Deze leden vragen zich daarnaast af hoe de Minister de ruimtevraag tussen landbouw en natuur gaat afwegen, rekening houdend met de woningbouwambities van dit kabinet.

Antwoord 33.

De structurele middelen die beschikbaar zijn voor agrarisch natuurbeheer vervullen een belangrijke rol voor het beter verweven van landbouw en natuur en dragen tegelijkertijd bij aan het bereiken van het doelbereik. Verweven van landbouw en natuur geeft een belangrijke impuls aan het versterken van de basiskwaliteit natuur en aan de realisatie van de opgaven voor de vogel- en habitatrichtlijn door de verbetering of versterking van specifieke Nederlandse landschappen en boerenlandsoorten. Deze middelen willen wij optimaal inzetten juist daar waar de gebiedsspecifieke opgaven en uitdagingen voor de agrarische sector het grootste zijn en waar een specifieke aanpak nodig is om ondernemers te ondersteunen om de doelen te bereiken, zoals in de veenweidegebieden, gebieden rondom kwetsbare Natura 2000-gebieden, brede beekdalen en grondwaterbeschermingsgebieden. Ook natuurgronden zijn daarin belangrijk en bieden koppelkansen door bijvoorbeeld agrarisch medegebruik. We gaan boeren beter en structureel belonen voor de diensten die ze leveren aan de maatschappij, bijvoorbeeld op het gebied van agrarisch natuurbeheer en biodiversiteit. Het kabinet geeft daartoe een stevige structurele financiële impuls (€ 500 miljoen per jaar) aan agrarisch natuurbeheer om zodoende boeren en andere beheerders langjarig en marktconform te vergoeden voor hun bijdrage aan het landschap en behoud en versterking van de biodiversiteit.

Het agrarisch natuur en landschapsbeheer kan ook zorgen voor een landschappelijke kwaliteitsimpuls, bijvoorbeeld door realisatie van een groenblauwe dooradering van het landelijk gebied.

We kijken zoveel mogelijk naar slimme ruimtelijke combinatiekeuzes tussen sectorale belangen om de schaarse ruimte in Nederland maximaal te benutten. Dat neemt niet weg dat er grond onttrokken moet worden voor andere functies zoals de woningbouwopgave. Maar dat doen we altijd met oog voor een optimale integrale afweging. Daarom zullen we samen met de Minister van LVVN een passend afwegingskader «beschermen hoogwaardige landbouwgrond» ontwikkelen en daartoe een definitie van «hoogwaardige landbouwgrond» uitwerken. Dit gaat ons helpen bij de ruimtelijke afweging tussen o.a. landbouw, natuur en de woningbouwambities.

34.

De leden van de D66-fractie merken op dat het NPLG genoemd wordt in het voorontwerp Nota Ruimte. Welke effecten verwacht de Minister dat het afschaffen van het NPLG heeft op de ruimte in Nederland? Hoe gaat de Minister dit meenemen?

Antwoord 34.

Het kabinet stopt inderdaad met de aanpak van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Een nieuwe uitvoeringsgerichte en gebiedsspecifieke aanpak komt daarvoor in de plaats. De Minister van LVVN zal daarover dit kalenderjaar nog nader communiceren. Deze nieuwe aanpak zal in samenhang met de ruimtelijke keuzes in het kader van de Nota Ruimte worden uitgewerkt.

35.

De leden van de D66-fractie vragen zich af waarom in het voorontwerp de beweging naar een klimaatneutrale en circulaire samenleving niet als prioriteit is aangemerkt? Deze leden merken op dat deze transitie ook zijn ruimtebeslag kent en vragen zich af waar dat in de Nota Ruimte terugkomt.

Antwoord 35.

De beweging naar een klimaatneutrale en circulaire samenleving is ook een van de prioritaire opgaven voor de Nota Ruimte. In de drie bewegingen die zijn beschreven in het Voorontwerp brengen we de sterkst op elkaar betrokken sectorale onderwerpen met elkaar in verbinding. Daarbij laten we steeds zien hoe de verschillende lagen van het ruimtelijk systeem op elkaar inwerken, daarbij is de ene beweging niet meer prioritair dan de andere.

De opgaven voor energie en (circulaire) economie hebben grote impact op de ruimte. Daarom is een goede ruimtelijke afweging van belang in de keuzes die hiervoor worden gemaakt. In het Voorontwerp Nota Ruimte is dit uitgewerkt in de beweging naar een klimaatneutrale en circulaire samenleving. Naar een Ontwerp-Nota Ruimte geven we daar verder uitwerking aan in samenhang met de lopende Nationale Programma’s op deze opgaven. Onder meer de Voorkeursvolgorde Zon, waarmee we zonne-energie via meervoudig ruimtegebruik stimuleren en zonne-energie op landbouw- en natuurgronden voorkomen, en de uitgangspunten t.a.v. windenergie uit het regeerprogramma staan daarbij centraal. Daarnaast zijn en worden er verschillende – kwalitatieve en kwantitatieve – onderzoeken uitgevoerd naar de ruimtelijke impact van de energietransitie en de transitie naar een circulaire economie.

36.

De leden van de D66-fractie zien dat er in het voorontwerp Nota Ruimte gesteld wordt dat op lange termijn de import van energie nodig zal blijven. Kan de Minister aangeven of dit alleen geldt voor de zware basisindustrie, of ook voor algeheel gebruik? Is er volgens de Minister voldoende ruimte in Nederland zodat ons systeem uiteindelijk grotendeels kan draaien op het gebruik van groene stroomopwekkers alleen?

Antwoord 36.

Zoals in het regeerprogramma is vastgelegd zetten we in op zoveel mogelijk energiezekerheid en -onafhankelijkheid. Voor een aantal onderdelen van het energiesysteem zal import echter nodig blijven. Bovendien is het energiesysteem internationaal verbonden, waardoor het in de praktijk niet zo is dat in Nederland opgewekte energie ook altijd hier benut wordt. Uit het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) volgt dat import met name nodig is voor de meer internationaal georiënteerde sectoren als industrie en internationale lucht- en scheepvaart. Import van waterstof zal naar verwachting op de lange termijn nodig blijven om op betaalbare wijze aan de vraag van deze sectoren te voldoen. Ook ten aanzien van duurzame koolstoffen geldt dat wordt ingezet op het maximaal ontsluiten van binnenlands aanbodpotentieel, maar dat parallel een importstrategie nodig is.

Het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) geeft de langetermijnstrategie om zoveel mogelijk energiezekerheid en energieonafhankelijkheid te realiseren. Op nationaal niveau leggen we de ruimtevraag voor het energiesysteem vast in Programma Energiehoofdstructuur (PEH). En op zee in het Programma Noordzee. En ook medeoverheden borgen de regionale ruimtevraag voor energie in het omgevingsbeleid, waarbij de provinciale Energievisies belangrijke input vormen.

In het kader van de Nota Ruimte bezien we de verschillende opgaven in de fysieke leefomgeving in samenhang. De ruimte is schaars in Nederland om dat vrijwel iedere vierkante meter al voor een bepaalde functie wordt gebruikt. Ook keuzes voor andere opgaven hebben consequenties voor hoeveel en wat voor energie er waar nodig is. Dat bepaalt mede welk deel kan draaien op het gebruik van groene stroomopwekkers alleen. Uit de Nota Ruimte volgen ruimtelijke principes en uitgangspunten die input vormen voor het energiebeleid.

37.

De leden van de D66-fractie constateren dat het PBL aangeeft dat voor de netwerken voor energie en (circulaire) economie een langetermijnvisie ontbreekt. Deelt de Minister deze opvatting en zo ja, wanneer en hoe wordt dan inhoud gegeven aan een langetermijnvisie?

Antwoord 37.

Voor energie is de basis voor een lange termijnvisie al gelegd met het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) en Programma Energie Hoofdstructuur (PEH). Daarnaast is in het regeerprogramma aangegeven dat het kabinet werkt aan een visie op ruimtelijke en economische structuur van Nederland. In het kader van de Nota Ruimte bezien we de verschillende opgaven in de fysieke leefomgeving in samenhang.

38.

De leden van de D66-fractie merken op dat op dit moment voorstellen nog sterk beredeneerd worden vanuit het faciliteren van het huidige economische systeem, met de bestaande sectoren, de huidige locaties van industrieclusters en de daarmee samenhangende infrastructuur. Deelt de Minister de opvatting van het CRa om investeringen die gedaan worden vanuit de publieke sector, ook zo veel mogelijk in het publieke domein te investeren, en niet meer te investeren in de bedrijven zelf, maar met name in de gebieden waar economische activiteiten plaatsvinden? Zo nee, welke ideeën heeft de Minister wat dit betreft?

Antwoord 38.

In het voorontwerp Nota Ruimte is aandacht voor de verschillende gebieden (werklocaties) en randvoorwaarden (onder andere netwerken voor energie en mobiliteit) die we nu en in de toekomst nodig hebben voor een economie die innovatief, duurzaam en circulair is. Daarbij is het huidige economische systeem natuurlijk het vertrekpunt, maar de ambitie is een sterke, duurzame en circulaire economie. Bestaande locaties van industrieclusters zullen daarin ook een belangrijke rol spelen. De vijf grote industrieclusters zijn ook in de toekomst belangrijke plekken voor het duurzame energiesysteem, de circulaire economie en strategische autonomie. Daar komen de grote stromen energie, zoals de opwek van wind op zee aan land. Die groene energie kan direct in het gebied worden ingezet voor de verduurzaming van de industrie. Zo investeren we in toekomstbestendige clusters voor de nieuwe circulaire en hoogwaardige industrie.

Rijksbeleid is gericht op het verduurzamen van bedrijven en dat kan niet zonder dat ook te faciliteren. Het Rijk investeert hierbij in de randvoorwaarden op basis waarvan individuele bedrijven hun investeringen kunnen doen. Er is daarnaast een onderzoek gestart binnen het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie die duidelijker in beeld moet brengen hoe de huidige industrieclusters zich ruimtelijk-economisch gaan ontwikkelen en welke gebiedsaanpak hierbij passend is. Uitkomsten van dit onderzoek worden meegenomen in het proces van de Nota Ruimte.

39.

De leden van de D66-fractie signaleren dat er in de Nota Ruimte nauwelijks wordt ingegaan op de woningbehoefte. Wel wordt een groei van achttien naar ruim twintig miljoen inwoners aangehouden. Er is sprake van toenemende vergrijzing en steeds meer een- en tweepersoonshuishoudens stellen andere eisen aan woningtypen en woonmilieus en zaken als betaalbaarheid. Deze leden merken op dat woningbehoefte ook gevolgen heeft voor de ruimte en de keuzes die hiermee samenhangen. Is de Minister van plan om dit alsnog in het voorontwerp mee te nemen?

Antwoord 39.

Het voorontwerp Nota Ruimte geeft wel degelijk een uitgebreide analyse op de woningbehoefte. Hier wordt onder meer aangegeven dat de demografische samenstelling van onze bevolking verandert (vergrijzing en meer alleenstaanden) en dat dat effecten heeft op de woningbouwvraag. Ook wordt aangeven dat de kwalitatieve woningvraag in elke regio anders is en dat herstructurering en toevoeging van aanvullende woningtypen ook onderdeel uitmaakt van de opgave.

Het kabinet zet in op het realiseren van 100.000 woningen per jaar. Dit doe ik onder meer door afspraken te maken over woningbouwlocaties met medeoverheden. In de Nota Ruimte zal ik ingaan op het ontwikkelperspectief voor de woningbouw na 2030. Hierbij zijn demografische ontwikkelingen en de daarmee samenhangende woningbehoeften belangrijke uitgangspunten voor de fysieke keuzes die worden gemaakt in de Nota Ruimte, waaronder woningbouw.

40.

De leden van de D66-fracties merken op dat eerder al zeven NOVEX-verstedelijkingsgebieden zijn aangewezen. Daarnaast worden in de Nota Ruimte aanvullend nieuwe grootschalige woningbouwlocaties voorgesteld in het noorden, oosten en zuiden van ons land, namelijk de Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer, Zutphen), Twente, Limburg (rondom steden met intercitystations) en de Friese steden. Deze leden vragen zich af of dit aansluit bij de behoefte van Nederlanders. Zo nee, hoe wil de Minister hierop sturen?

De leden van de D66-fractie signaleren dat voor elke nieuw voorgestelde locatie een toets op de demografische en economische ontwikkelingen, bereikbaarheid, maatschappelijk draagvlak en investeringsbereidheid, waarmee duidelijk wordt voor wie deze nieuwe grootschalige woningbouwlocaties bedoeld zijn, ontbreekt. In het verlengde daarvan ontbreken ook voorstellen voor het type woningen in relatie tot de voorgestelde doelgroepen. Kan de Minister toelichten waarom deze belangrijke aspecten buiten beschouwing zijn gelaten?

Antwoord 40.

Gelet op de omvang van de woningbouwopgave moeten er zo veel mogelijk geschikte locaties worden aangewend. Verder moeten woningen ook bereikbaar zijn, aangesloten op energie en met voorzieningen en werkgelegenheid in de buurt. Het gaat daarbij dus om een samenhangende ontwikkeling van woningbouw, economie, voorzieningen en mobiliteit.

De grootste vraag naar woningen is op dit moment in de zeven bestaande NOVEX-verstedelijkingsgebieden (Metropoolregio Amsterdam, Zuidelijke Randstad, Metropoolregio Utrecht, Brabantse Stedenrij, Arnhem-Nijmegen-Foodvalley, Regio Zwolle, Groningen-Assen) en de daarin gelegen zeventien grootschalige woningbouwlocaties. De zoekgebieden voor nieuwe grootschalige woningbouwlocaties uit het voorontwerp Nota Ruimte zijn onder andere gebaseerd op de behoefte aan woningen, beschikbaarheid van ruimte en het aspect werkgelegenheid.

Uitspraken ten aanzien van woningtypen, woonmilieus en doelgroepen zijn in het voorontwerp in meer algemene zin wel gedaan (p88, 92, 93, 97 (digitale versie)), maar niet per locatie. Dat is een zaak van verdere uitwerking op gebiedsniveau. Momenteel worden er echter in, onder meer, de woondeals afspraken gemaakt met de medeoverheden over het type woningen en voor wie er moet worden gebouwd, zoals woningen voor studenten en ouderen.

41.

De leden van de D66-fractie zien dat er in de Nota Ruimte weinig aandacht wordt besteed aan de G5-steden en de woningnood daar. Deze leden merken op dat naar verwachting hier de grootste groei plaats zal vinden. Zij vragen zich dan ook af waarom de G5-steden met de hoogste woningnood geen prominentere rol spelen in de Nota Ruimte.

Antwoord 41.

Ik ben het met u eens dat de grootste vraag naar woningen zich op dit moment in de vijf grote steden bevindt en dat dit naar verwachting in de toekomst zo zal blijven. Ik herken niet dat hier in het voorontwerp Nota Ruimte weinig aandacht aan wordt besteed. In de beweging naar sterke steden, dorpen en regio’s wordt toegelicht dat iedere regio eigen kansen en uitdagingen kent. In de Nota Ruimte formuleren we daarom vier verschillende strategieën voor regionale ontwikkeling. Van het accommoderen van snelle autonome groei, het stimuleren van economische herstructurering en ontwikkeling, het initiëren van nieuwe economische ontwikkeling ten behoeve van een schaalsprong tot een inzet op vitaliseren van regio’s, waar de brede welvaart juist gebaat is bij een ontwikkeling die aansluit op een minder omvangrijke lokale vraag. Ook de vijf grote steden hebben hier een volwaardige positie in.

In Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Eindhoven werken we daarnaast momenteel al nauw samen met de medeoverheden aan het realiseren van grootschalige woningbouwlocaties. Alle vijf de grote steden maken daarbij ook al onderdeel uit van een NOVEX-verstedelijkingsgebied1. Op korte en op lange termijn zullen de grootste aantallen woningen dan ook gaan landen in deze gebieden en locaties. In en om deze steden zijn, naast de reeds aangewezen grootschalige woningbouwlocaties, ook nieuwe grootschalige woningbouwlocaties denkbaar. Hierover zal ik in de ontwerp Nota Ruimte uitspraken doen.

42.

De leden van de D66-fractie constateren dat de visie van Rijksbouwmeester Francesco Veenstra dat door vergrijzing verdichting noodzakelijk is om voorzieningen in stand te houden en wat dit betekent voor de verdichting van bestaande woongebieden en het bouwen in hogere dichtheden in nieuwbouwwijken, niet terugkomt in het voorontwerp Nota Ruimte. De leden vragen zich af waarom deze visie niet opgenomen is.

Antwoord 42.

In het voorontwerp Nota Ruimte is wel degelijk aandacht besteed aan de veranderende demografische opbouw van ons land. Daarin staat onder meer dat we rekening moeten houden met dat in 2050 ouderen en jongere alleenstaanden een nog groter deel uitmaken van de bevolking dan nu het geval is. Verder is aangegeven dat deze ontwikkeling andere eisen stelt aan de woningvoorraad, het voorzieningenaanbod en de inrichting en het gebruik van de leefomgeving. Ook is in het voorontwerp de potentie voor verdichting voor verschillende typen regio’s benoemd als een van de oplossingen voor woningnood, ook in combinatie met voorzieningen. Tevens is aangegeven dat de verdichting van het bestaande bebouwde gebied gecombineerd kan worden met de herstructureringsopgave en het toevoegen van ontbrekende huisvestingtypen, zoals ouderenhuisvesting.

Dit alles is een gebiedsspecifieke opgave en sluit ook aan bij de strategie van vitaliseren, initiëren, stimuleren en accommoderen die we introduceren in de beweging naar sterke steden, dorpen en regio’s. We spelen zoveel mogelijk in op de specifieke opgaven en uitdagingen per regio op het gebied van wonen, werken en voorzieningen.

Dit vormt ook de basis voor de visie en keuzes die ik in de ontwerp Nota Ruimte zal gaan maken. Op dit moment maak ik al wel afspraken met de medeoverheden middels onder andere de Woondeals over het te realiseren type woning en de doelgroepen voor moet gaan worden gebouwd, zoals bijvoorbeeld woningen voor ouderen en woningen voor studenten.

43.

De leden van de D66-fractie valt het op dat er in de Nota Ruimte niets wordt gezegd over de ruimtevraag van recreatie. Deze leden vragen zich af waarom daarvoor is gekozen.

Antwoord 43.

Het Voorontwerp noemt recreatie en de groeiende vraag naar recreatieruimte op verschillende plekken (p. 8, 90, 98, 107 in de digitale versie). Het Voorontwerp benoemt de noodzaak voldoende groen in en om de stad te behouden. Daarnaast zijn voor het invullen van de ruimtevraag naar recreaties functiecombinaties mogelijk: wonen en werken met voorzieningen, bewegen en sporten in de openbare ruimte, natuurontwikkeling en ruimte voor water die recreatiemogelijkheden vergroten.

44.

Zij vragen zich ook af of de Minister, rekening houdend met de demografische ontwikkelingen, een inschatting kan maken hoe de extra woningen verdeeld zullen worden over de in de Nota Ruimte genoemde locaties.

Antwoord 44.

In de Nota Ruimte worden integrale en gebiedsgerichte ruimtelijke keuzes gemaakt, voor nu en de toekomst. Het grootste deel van de nieuwe woningen zal, op korte en langere termijn, gerealiseerd worden in de bestaande zeventien grootschalige woningbouwlocaties binnen de zeven NOVEX-verstedelijkingsgebieden. In totaal bieden de zeventien grootschalige NOVEX woningbouwgebieden potentie voor ongeveer 600 duizend woningen tot en met 2040. Tot en met 2030 worden in die gebieden een kleine 300 duizend daarvan gerealiseerd. Daarnaast zie ik kansen voor nieuwe locaties voor grootschalige woningbouw in een aantal regio´s daarbuiten.

45.

De leden van de D66-fractie merken op dat de bouw van nieuwe woningen, duurzame stroomopwekking en dergelijke een langdurig proces is. Hoe realistisch acht de Minister het dat de ambities uit de Nota Ruimte op die gebieden op tijd behaald zullen worden?

Antwoord 45.

Ik ben het met u eens dat realisatie van de ambities uit de Nota Ruimte niet morgen geregeld is. Op korte termijn werkt het kabinet nu al samen met medeoverheden aan de uitvoering van allerlei programma’s waarin ambities op het fysieke domein worden gerealiseerd. Een voorbeeld hiervan zijn de zeventien grootschalige woningbouwlocaties waar nu al wordt gewerkt aan de realisatie van voldoende woningen tot 2030 en daarna.

De Nota Ruimte schetst de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland op langere termijn, namelijk 2030 en 2050 en geeft een doorkijk naar 2100. De Nota Ruimte zal gepaard gaan met een uitvoeringsagenda. Daarin zal ik aangeven hoe ik de ambities uit de Nota Ruimte wil uitvoeren. Zo wordt zowel op de korte als op de lange termijn aan de ambities gewerkt.

46.

Welke maatregelen neemt de Minister om kortere doorlooptijden voor ruimtelijke procedures te bewerkstelligen?

Antwoord 46.

Het Wetsvoorstel versterking regie volkshuisvestiging voorziet in een aantal wijzigingen om de doorlooptijden van procedures te versnellen. Er wordt in de Omgevingswet een grondslag opgenomen op grond waarvan bij AMvB tijdelijk besluiten voor categorieën projecten kunnen worden aangewezen, waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen. Deze aanwijzing vindt in het Omgevingsbesluit plaats voor een periode van ten hoogste 10 jaar en kan naar aanleiding van de verplichte evaluatie met ten hoogste 5 jaar worden verlengd. Op deze besluiten zal een aantal procedurele versnellingen van toepassing worden:

− vervanging van huidige beroep in twee instanties door beroep in één instantie bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;

− uitspraak door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes maanden;

− versnelde behandeling van beroep door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;

− geen mogelijkheid om beroepsgronden aan te vullen na afloop van de beroepstermijn.

Het wetsvoorstel ligt momenteel ter behandeling voor bij uw Kamer. Daarnaast beziet het kabinet, zoals aangegeven in het regeerakkoord, andere mogelijkheden voor het versnellen van de woningbouw met efficiëntere processen en procedures. Er wordt een aantal maatregelen uitgewerkt zoals aanpassing van werkwijze bij planvorming en het bouwproces, een aanpak voor conceptueel en industrieel bouwen, versterking van de uitvoeringskracht van gemeenten en versnelling van de behandeling van beroepsprocedures. Ook zal het kabinet bekijken welke bestaande nationale koppen kunnen worden geschrapt. Uitgangspunt daarbij is het verminderen van lasten en regeldruk ook voor de woningbouwsector. Dit traject wordt gecoördineerd door de Minister van Economische Zaken.

47.

De leden van de D66-fractie zien dat Defensie veel ruimteclaims zal leggen in de nabije toekomst. Welke koppelkansen met andere ruimtevragers, zoals bijvoorbeeld energievoorzieningen, ziet de Minister om de ruimtedruk te verlichten?

Antwoord 47.

In het voorontwerp Nota Ruimte staat al een eerste overzicht van de koppelkansen voor Defensie die er zijn met andere ruimtevragers. Dit wordt verder uitgewerkt in de Nota Ruimte. Zo is Defensie een van de grootste natuurbeheerders van Nederland en ook op nieuwe locaties kan Defensie bijdragen aan de doelstellingen op het gebied van natuur en biodiversiteit. Zo zijn er mogelijkheden voor natuurontwikkeling bij nieuwe munitiedepots. Daarnaast wordt waar dat mogelijk en veilig is ruimte geboden voor het opwekken en opslaan van duurzame energie op de eigen terreinen en gebouwen, niet alleen voor eigen gebruik maar ook ten gunste van de omgeving. Bovendien kan Defensie ook een bijdrage leveren aan de vitaliteit en leefbaarheid van kleine kernen en dorpen door zowel directe werkgelegenheid bij Defensie als indirecte werkgelegenheid bij aanleverende partijen en ook de behoefte aan voorzieningen.

48.

De leden van de D66-fractie signaleren dat het voorontwerp Nota Ruimte wel rept over verschillende vormen van sturing (naast wettelijk instrumentarium ook het «slim inzetten van investeringen, kennis, ontwerp, toezicht, en handhaving») maar dat deze inzet vooral uitgaat van de Rijksoverheid. Deze leden vragen zich af wat het Rijk en medeoverheden nodig hebben van anderen in de samenleving en hoe daarop zal worden gestuurd? Hoe beziet de Minister de rol van publiek-private samenwerking om doelen te realiseren?

Antwoord 48.

Het Rijk beweegt zich in een speelveld van overheid, marktpartijen en burgers. Met de Nota Ruimte geeft het Rijk aan welke keuzes zij wil maken voor de korte, middellange en lange termijn. Voor 2030, 2050 en met een doorkijk naar 2100. Daarmee schept het Rijk duidelijkheid over haar ambities en is daarmee ook richtinggevend voor publiek-private partijen. Zonder de inzet van burgers en ondernemers, individueel dan wel collectief georganiseerd, is de uitvoering van een visie als de Nota Ruimte niet mogelijk.

49.

De leden van de D66-fractie merken op dat in het voorontwerp Nota Ruimte verschillende keren het belang van ruimtelijke kwaliteit wordt genoemd. Zo wordt er gesproken over gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde. Het woord «kwaliteit» valt regelmatig, maar dat zegt nog niet op welke wijze kwaliteit wordt afgewogen tegen andere aspecten. Deze leden vragen zich daarom af of concreet geformuleerd kan worden hoe genoemde waarden worden meegenomen in de besluitvorming, aangezien de verwijzing over de kwaliteitsaanpak dit weinig inzichtelijk maakt.

Antwoord 49.

Ruimtelijke kwaliteit betekent dat de inrichting van Nederland praktisch en functioneel (gebruikswaarde), fijn en herkenbaar voor mensen (belevingswaarde) en duurzaam en toekomstbestendig voor volgende generaties (toekomstwaarde) is. Praktisch betekent dit dat er toekomstverkenningen worden gedaan en meerdere ruimtelijke opties worden onderzocht, die de gevolgen van ruimtelijke keuzes in beeld brengen. Dit wordt benut voor het maken van keuzes in de Nota Ruimte. De uiteindelijk keuzes die worden gemaakt en vastgelegd in de Nota Ruimte zijn ook een politiek-bestuurlijke afweging. Daarvoor benutten we ook de toetsing van deze keuzes op de staat van de fysieke leefomgeving. Dat gebeurt in een milieueffectrapportage (plan-mer). Daarnaast wordt door het Rijk met uitvoeringskracht meegedacht in regio’s en gebieden waar de stapeling van opgaves tot lastige belangenafwegingen en keuzes leidt. Hier wordt ontwerpend onderzoek ingezet als instrument en meegedacht over gebiedseigen oplossingen voor de opgaven die daarbij ook de kwaliteit van de leefomgeving behouden en versterken, in concrete «handreikingen».

50.

De leden van de D66-fractie vragen zich af of de Minister kan toelichten of en zo ja, hoe er rekening is gehouden met de VINEX-nota uit 1991 die uitgangspunten formuleerde voor nieuwe woningbouwlocaties tussen 1995 en2005. Deze ervaringen kunnen relevant zijn bij het formuleren van nieuw beleid. De leden verwijzen daarbij naar de uitkomsten uit de nota «Evaluatie Verstedelijking VINEX 1995 tot 2005» en vragen zich af welke lessen de Minister uit deze evaluatie heeft meegenomen voor het nu voorliggende voorontwerp. Deze leden zijn hierbij vooral nieuwsgierig naar de volgende punten:

○ Het aanwijzen van rode contouren en grondspeculatie;

○ Private winsten en publieke tekorten in gebiedsontwikkelingen;

○ Actief grondbeleid;

○ De eenzijdige programmering van VINEX;

○ Het gebrek aan integrale financiering;

○ Monitoring en bestuurlijke terugkoppeling;

○ Helder kaderen van verantwoordelijkheden van diverse overheden;

○ Kennis en capaciteit bij lokale overheden.

Antwoord 50.

De VINEX-woningbouwopgave betrof in totaal 650.000 woningen waarvan 457.000 in stedelijke regio’s. Het bundelen van wonen is een belangrijke doelstelling van VINEX. In de vorm van convenanten worden afspraken tussen Rijk, provincies en gemeenten vastgelegd. Met de VINEX-convenanten is de uitvoering van de opgave in belangrijke mate gedecentraliseerd. De voortgang van de afspraken in de convenanten werd door het Rijk gemonitord.

De conclusie van de evaluatie is dat betrokkenen over het convenant als sturingsinstrument redelijk tevreden waren. Het instrument gaf meer zekerheid over het Rijksbeleid en de financiële bijdrage. Afspraken waren helder en meetbaar, maar vroegen wel een langdurig proces. Afspraken in het convenant gaan onder ander om het percentage nieuwbouw binnen de VINEX-regio, het benoemen van locaties en het aandeel nieuwbouw dat binnenstedelijk dient plaats te vinden. Op dit punt concludeert de evaluatie dat het VINEX-beleid is geslaagd in de zin dat er meer is gebundeld tegen minder geld in vergelijking met de voorgaande periode wat gunstig is in termen van maatschappelijke kosten en baten. Achteraf bezien kon de integraliteit van wonen, groen, openbaar vervoer en weginfrastructuur beter. Er had ook een nauwere relatie gelegd kunnen worden tussen de kwantitatieve opgave en de kwaliteitsdiscussie.

Er is voor de stedelijke regio’s tijdens VINEX een BLS (Budget locatie gebonden subsidie) budget beschikbaar om bij te dragen aan het wegwerken van tekorten in grondexploitaties. De evaluatie concludeert dat de BLS-gelden nodig waren voor de uitvoering maar dat daar maatschappelijke baten tegenover stonden. Als contramal diende het restrictieve beleid buiten de VINEX-regio’s. Restrictief beleid moest (onder andere) de grondprijsverhoging op VINEX-locaties mogelijk maken waarmee resterende tekorten op de grondexploitaties mede kunnen worden gedekt. De evaluatie concludeert dat er op provinciaal niveau onvoldoende doorwerking van het restrictief beleid plaatsvond onder andere doordat doorloopplannen moeilijk waren stil te leggen.

In het huidige beleid streven we in alle regio’s in Nederland naar een goede balans tussen wonen, werken, voorzieningen, mobiliteit en groen. Dit vergt een integrale aanpak en hierbij trekken we dus een belangrijke les uit de evaluatie van de VINEX. Dit betekent een gerichte inzet van instrumenten en middelen die ik richting de ontwerp Nota Ruimte, de NOVEX-gebieden en ook de woningbouwlocaties nader ga uitwerken. Ook de les over integrale aanpak en ruimtelijke kwaliteit neem ik ter harte.

51.

De leden van de D66-fractie constateren dat het voorontwerp Nota Ruimte met diverse stakeholders en overige belangstellenden besproken gaat worden. Deze leden vragen zich af wat stakeholders en belangstellenden mogen en kunnen verwachten van de beschreven participatie. In hoeverre, waarover en met welke impact mogen zij participeren? Dit om teleurstellingen te voorkomen. Deze leden merken op dat, zolang er nog heel weinig ruimtelijke keuzes zijn gemaakt, de verwachtingen van de participanten zeer breed uit elkaar kunnen liggen. Zij vragen zich af hoe de Minister dit gaat ondervangen. Zij zijn er daarnaast van overtuigd dat participatie wel noodzakelijk is om tot een maatschappelijk breed gedragen Nota Ruimte te komen.

Antwoord 51.

Participatie is een belangrijke drager onder de Omgevingswet en daarmee van het traject om te komen tot de Nota Ruimte. De Omgevingswet vraagt om een nieuwe manier van samenwerken. Een andere manier van werken, die wensen uit de samenleving begeleidt en uitgaat van samenwerking met alle betrokken partijen.

Vorig jaar is het participatieplan «Doe en denk mee met de nieuwe Nota Ruimte» gepubliceerd. Daarin is iedereen uitgenodigd om mee te doen met en mee te denken over de plannen voor de toekomstige inrichting van Nederland. Het voorontwerp Nota Ruimte geeft een extra mogelijkheid om participatie te organiseren. Participatie betekent dat we belanghebbenden, inwoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven, betrekken bij het maken van plannen. Als zij meedenken, verrijkt dat de plannen van de overheid. In het participatieproces zijn wettelijke en niet-wettelijke participatiemomenten. Per participatiemoment is aangegeven wat stakeholders en belangstellenden mogen en kunnen verwachten. De ruimteraadpleging was bedoeld om een beeld te krijgen van wat de voorkeuren en overwegingen van de burgers zijn bij de verdeling van de ruimte. Het doel van de (digitale) webinars is om een zo breed mogelijk publiek te informeren over (de totstandkoming van) de Nota Ruimte. De gesprekken met stakeholders, hetzij 1-op-1 hetzij via het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving, zijn bedoeld om kennis, inzichten en ideeën van bedrijven, maatschappelijke organisaties en medeoverheden op te halen. De formele zienswijzeprocedure is bedoeld om een ieder in de gelegenheid te stellen om te reageren met vragen, opmerkingen en/of suggesties op de voorliggende stukken. Daarnaast wordt er ook gekeken wat de uitkomsten zijn van de participatietrajecten in het kader van de nationale programma’s. Ten behoeve van de Nota Ruimte willen we de rode draden in beeld brengen.

Het doel van de participatie is om de kwaliteit van de Nota Ruimte te vergroten. Het is belangrijk om aan het begin van een participatietraject duidelijk te zijn over de verwachtingen. Voor de Nota Ruimte geldt dat we kennis, inzichten en belangen ophalen. Op basis van deze informatie, de adviezen van adviesorganisaties en de afstemming met andere overheden zal het kabinet de keuzes maken in de uiteindelijke Nota Ruimte. Dat betekent dat ik de participatiemomenten serieus neem, maar dat ik niet kan beloven tegemoet te komen aan alle individuele belangen. Bij het ontwerp van de Nota Ruimte zal ik een motiveringsdocument meesturen, met een weergave van wat ik heb opgehaald in het participatietraject.

52.

De leden van de D66-fractie merken op dat besluiten op het ene sectorale gebied grote impact hebben op andere gebieden. Deze leden vragen zich af of er daarom integrale scenario’s gemaakt zullen worden die deze besluiten en de ruimtelijke impact inzichtelijk maken. Zij merken op dat het anders voor alle betrokkenen onduidelijk zal blijven waar bepaalde ruimtelijke keuzes toe zullen leiden. Deelt de Minister dit inzicht?

Antwoord 52.

Bij het opstellen van de Nota Ruimte maken we gebruik van o.a. de ruimtelijke verkenningen van het PBL en van toekomstvarianten voor de milieueffectrapportage. Daarnaast worden op dit moment sectoraal veel ruimtevragen in beeld gebracht. Die onderzoeken brengen we richting Ontwerp-Nota Ruimte samen. Dat laat onverlet dat het onmogelijk is om een compleet beeld te krijgen van de ruimtelijke gevolgen van alle sectorale keuzes. Alleen al omdat voor veel ruimtevragen de ruimtevraag nog niet eenduidig te beantwoorden is, of zelfs nog onbekend is. Zo is het ruimtebeslag voor wonen sterk afhankelijk van het woningtype en de bebouwingsdichtheid. Voor de circulaire economie lopen schattingen nog wijd uiteen. Bij elkaar opgeteld hebben we meer ruimte nodig dan we in Nederland hebben als we niet in samenhang keuzes maken, slim combineren en ruimte intensief gebruiken.

Uiteindelijk zullen de keuzes in de Nota Ruimte worden uitgewerkt in een Ruimtelijke Hoofdstructuur met daarin ook integrale kaarten voor Nederland als geheel en voor de samenhang tussen de opgaven in de drie bewegingen voor landbouw en natuur, voor energie en economie en voor steden en regio’s.

53.

Het valt de leden van de D66-fractie op dat zicht op de benodigde publieke, private en maatschappelijke investeringen, en wat er van rijkswege nodig is deze in het land te bewerkstelligen, net zoals een algemeen financieel kader, ontbreekt in het voorontwerp Nota Ruimte. Deze leden vragen zich af waarom hiervoor is gekozen en of de Minister dit overzicht alsnog zal toevoegen.

Antwoord 53.

In het voorontwerp Nota Ruimte wordt opgemerkt dat keuzes in de ruimtelijke ordening van Nederland in de (nabije) toekomst financiële of budgettaire gevolgen kunnen hebben voor de Rijksbegroting. Dat betekent dat ook ruimtelijke ordeningsbeleid vanuit het Rijk met financiële of budgettaire gevolgen zoals altijd conform regels budgetdiscipline ingepast moet worden binnen de departementale begrotingen.

De Nota Ruimte zal vergezeld gaan van een uitvoeringsagenda. De ambitie is om in die uitvoeringsagenda te benoemen wat de financiële kaders zijn. Dit zal dan met name gaan over de uitwerking in de nationale programma’s en de gelden die daarvoor specifiek binnen bijvoorbeeld de departementale begrotingen zijn gereserveerd. Ook wordt, onder mijn coördinatie, met de provincies en regio’s toegewerkt naar regionale investeringsagenda’s in vervolg op en in samenhang met de NOVEX aanpak en de Regio Deals.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben de stukken tot zich genomen en hebben over de voorontwerp Nota Ruimte de volgende vragen.

54.

De leden van de BBB-fractie vragen of de Minister van plan is, zoals de vorige Minister beoogde, om de ontwerpnota en de ruimtelijke arrangementen en de uitvoeringsagenda’s voor de NOVEX-gebieden gelijktijdig te publiceren.

Antwoord 54.

De ontwikkelperspectieven voor de NOVEX-gebieden worden vanaf december opgeleverd. De ruimtelijke arrangementen met de provincies worden gelijktijdig met de Ontwerp-Nota Ruimte opgesteld. Deze beide producten worden gedurende dat proces inhoudelijk afgestemd.

55.

De leden van de BBB-fractie vragen hoe de Minister de constatering van het PBL beoordeelt dat het aantal afsprakenkaders (met bijbehorende bestuurlijke overleggen en gebiedsindelingen) erg groot is en dat dit zorgt voor onduidelijkheid? Ziet de Minister mogelijkheden om hier iets aan te doen, bijvoorbeeld door programma’s samen te voegen?

Antwoord 55.

Ik herken het beeld dat er veel verschillende programma’s en overlegtafels zijn, ieder met een eigen achtergrond en doel. Gebiedsgerichte programma’s worden in samenhang en samenloop gebracht om elkaar te kunnen versterken en onduidelijkheid weg te nemen. Met de regio kan dan heel gebiedsgericht en met maatwerk worden samengewerkt. Daar waar de programma’s ruimtelijke consequenties hebben, worden deze ook in samenhang afgewogen in de Nota Ruimte. In die zin worden de ruimtelijke aspecten van de nationale programma’s samengevoegd. Het geheel samenvoegen van nationale programma’s biedt daarvoor niet het antwoord. Deze dienen allen een eigen doel dat ook verder gaat dan alleen de ruimtelijke aspecten en zetten de daarvoor benodigde instrumenten in.

56.

De leden van de BBB-fractie vragen hoe de strategische regionale investeringsagenda’s die in het hoofdlijnenakkoord zijn aangekondigd zich verhouden tot de ruimtelijke arrangementen en de daarbij horende uitvoeringsagenda’s.

Antwoord 56.

In het programma Novex stellen we in elk gebied met de regionale partners Ontwikkelperspectieven, Uitvoeringsagendas met regionale investeringsagenda’s op. Voor veel gebieden zijn de uitvoeringsagenda’s al gereed.

Om de strategische regionale investeringsagenda’s goed te laten werken is het mijn intentie om deze breder te maken en de investeringen in beeld te brengen voor zoals de gebieden met een regiodeal als voor de Novex-gebieden. Het is zelfs denkbaar om de agenda’s per provincie op te stellen waardoor een landsdekkend beeld ontstaat. De investeringen in de gebieden met een regiodeal of de Novex-gebieden zouden daarin te rug te vinden moeten zijn.

57.

De leden van de BBB-fractie merken op dat in het voorontwerp het volgende staat: «Te maken keuze Toekomstige keuzes ten aanzien van bereikbaarheid, waaronder investeringsbeslissingen, maken we op basis van bereikbaarheidsdoelen. Deze keuzes gaan over een afgestemde ontwikkeling van verstedelijking en mobiliteit (nabijheid), locatiebeleid van voorzieningen en investeringen in infrastructuur. Deze bereikbaarheidsdoelen worden in samenwerking met de regio’s geformuleerd en passen bij de ontwikkelstrategie per regio en bij de bestaande en gewenste ruimtelijke opbouw van een regio.» Deze leden vragen in hoeverre infrastructuurprojecten (projecten op het spoor) rendabeler (en dus beter bereikbaar) zouden worden wanneer deze gecombineerd worden met woningbouwprojecten in de buurt van de gebieden waarin dergelijke infrastructuurprojecten aangelegd zouden kunnen worden.

Antwoord 57.

In algemene zin kan het toevoegen van woningen dichtbij treinstations leiden tot een hoger gebruik van de spoorvoorzieningen. In de meeste NOVEX-verstedelijkingsgebieden maakt de ontwikkeling van woningen nabij OV-stations en -haltes onderdeel uit van het gezamenlijk met provincies en gemeenten opgestelde ontwikkelperspectief, om zo een goede bereikbaarheid te bewerkstelligen.

Bij de keuze voor nieuwe woningbouw is de beschikbaarheid van infrastructuur een van de richtinggevende ruimtelijke elementen. Door spoorprojecten in samenhang te realiseren met woningbouwplannen is mijn verwachting dat dit een betere benutting van netwerken mogelijk maakt.

58.

De leden van de BBB-fractie vragen of de Minister kan aangeven hoe er naast grootschalige NOVEX-gebieden meer woningen gecreëerd kunnen worden. Is er wet- en regelgeving die aangepast zou kunnen worden om het eenvoudiger te maken om gebouwen een herbestemming te geven? In hoeverre is het mogelijk dat de Minister de bevoegdheid heeft om wanneer er lokaal te weinig woningen gebouwd worden te komen met instrumenten waardoor de bouw van woningen wel mogelijk wordt?

Antwoord 58

Het kabinet wil bestaande gebouwen beter benutten. Daarbij gaat het o.a. om het herbestemmen van kantoor- en bedrijfspanden tot woningen. Het kabinet wil dit mogelijk maken door belemmeringen op nationaal en lokaal niveau weg te nemen. Naar aanleiding van signalen over belemmeringen zijn er in het verleden, bijvoorbeeld op het vlak van de technische bouwregelgeving, al aanpassingen in de regelgeving doorgevoerd om transformatie eenvoudiger te maken. In aanvulling daarop brengen we, zoals genoemd in de Versnellingsagenda Transformatie, andere belemmeringen in kaart en nemen we deze mee in het regeerprogramma aangekondigde programma om tegenstrijdige en overbodige regelgeving te schrappen.

Op basis van het Wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting worden er instructieregels opgesteld door het Rijk die betrekking hebben op het verplichte volkshuisvestingsprogramma van provincies en gemeenten. Daarnaast kan het Rijk aan gemeenten en provincies een instructie geven die ziet op het verplichte volkshuisvestingsprogramma van provincies. Een instructie kan ook worden gegeven over het omgevingsplan van gemeenten om woningbouw juridisch mogelijk te maken. Een instructie is een opdracht tot aanpassing van het beleid in het volkshuisvestingsprogramma of de inhoud van het omgevingsplan. Bij het geven van een instructie moet het subsidiariteitsbeginsel in acht genomen worden. Dit betekent dat de noodzaak van de instructie onderbouwd moet worden. Op het moment dat niet of niet volledig uitvoering wordt gegeven aan een instructie volgt bestuurlijk overleg. De interventieladder zal worden doorlopen en de gemeente zal een redelijke termijn worden geboden, om alsnog uitvoering te geven aan de gevorderde handeling of beslissing.

Pas als dat ook geen soelaas biedt, gaat de provincie of het Rijk over tot in de plaats treden, en past zelf het volkshuisvestingsprogramma of omgevingsplan aan. De provincie is als eerste aan zet voor het interbestuurlijk toezicht en daarom ook voor de opvolging van deze instructie richting gemeenten. Zo nodig kan ook het Rijk zelf een instructieregel stellen of instructie geven of – via getrapte instructies – de provincie instrueren dit te doen.

59.

De leden van de BBB-fractie vragen of de Minister kan nagaan of er bij de NOVEX-gebieden een juiste balans is tussen verschillende stakeholders en actoren, of agrariërs in alle NOVEX-gebieden actief meegenomen worden, en of de feedback van lokale agrariërs en agrarische belangenorganisaties voldoende verwerkt worden in de uiteindelijke ruimtelijke plannen. Zou de Minister ook de Minister van LVVN kunnen betrekken bij deze plannen, zodat er een realistisch toekomstperspectief ontstaat voor lokale agrariërs?

Antwoord 59.

In elk van de 16 NOVEX-gebieden werken provincies, gemeenten en waterschappen intensief samen met het Rijk aan een gezamenlijke visie op de ruimtelijke inrichting van de regio. Dit met als doel om integraal en resultaatgericht samen te werken aan de belangrijkste opgaven in de regio’s en waar mogelijk uitvoering in gang te zetten. In elk gebied worden maatschappelijke partners nadrukkelijk betrokken. Een juiste balans tussen verschillende stakeholders en actoren in dit soort complexe gebiedsontwikkelingen betekent dat alle belangen op tafel komen. Er vinden naast o.a. klankbordgroepen, regiocafe’s, thema-sessies ook informele overleggen plaats waar mensen die er wonen en werken, zoals agrarische ondernemers, in direct gesprek gaan over het toekomstperspectief en de uitvoeringsagenda van de regio. De reflectie en inbreng van alle stakeholders wordt meegenomen. Het zorgvuldig meenemen van alle belangen is essentieel voor het kunnen leveren van een realistisch ruimtelijk ontwikkelperspectief met bijbehorende uitvoeringsagenda.

Bij de start van de NOVEX-gebieden heeft het kabinet gekozen om voor elk van de 16 gebieden een bewindspersoon als rijkstrekker aan te stellen. De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) is rijkstrekker voor de gebieden De Peel, het Groene Hart, en Arnhem-Nijmegen Foodvalley; regio’s waar de focus onder meer op de toekomst van de landbouw en natuur ligt. De betrokkenheid van LVVN is niet enkel beperkt tot de drie bovengenoemde gebieden. Alle departementen worden gekend en waar relevant betrokken bij de plannen en de realisatie in NOVEX-gebieden. Immers, als Rijkstrekker vertegenwoordigt een departement alle Rijksbelangen.

60.

De leden van de BBB-fractie merken op dat in het rapport «Elke regio telt» wordt beschreven dat bepaalde delen van Nederland een lage brede welvaart kennen, en in de bij het rapport gevoegde kaart is te zien dat een groot deel van de investeringen gaat naar de Randstad. Kan de Minister aangeven hoe de achtergestelde regio’s juist in de Nota Ruimte een mogelijke oplossing zijn voor het huidige woningtekort, en hoe er vorm gegeven kan worden aan een plan waarbij juist deze regio’s geholpen worden met woningbouwprojecten en bijpassende infrastructuurprojecten?

Antwoord 60.

De Nota Ruimte wordt het overkoepelende toekomstperspectief voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Hierin besteed ik ook aandacht aan de specifieke situatie in de regio’s die worden benoemd in het rapport «Elke regio telt» van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. Elke regio telt, maar niet elke regio is hetzelfde. In het voorontwerp Nota Ruimte wordt in de beweging naar sterke steden, dorpen en regio’s toegelicht dat iedere regio eigen kansen en uitdagingen kent. In de Nota Ruimte formuleren we daarom vier verschillende strategieën voor regionale ontwikkeling. Van het accommoderen van snelle autonome groei, het stimuleren van economische herstructurering en ontwikkeling, het initiëren van nieuwe economische ontwikkeling ten behoeve van een schaalsprong tot een inzet op vitaliseren van regio’s, waar de brede welvaart juist gebaat is bij een ontwikkeling die aansluit op een minder omvangrijke lokale vraag. Ook de regio’s die worden benoemd in het adviesrapport «Elke Regio Telt» hebben hier een volwaardige positie in. Op basis hiervan, en in samenwerking met gemeenten en provincies, zal in de Nota Ruimte per regio worden aangegeven wat een passende ontwikkeling is, in samenhang met eventuele passende investeringen in mobiliteit.

Voor nieuwe grootschalige woningbouwlocaties wordt, naast de regio’s waar nu al veel wordt gebouwd, ook gekeken naar nieuwe locaties, buiten de huidige zeven NOVEX-verstedelijkingsgebieden. Een voorbeeld hiervan is de regio Twente, die ook in het rapport «Elke regio telt» wordt benoemd. Ik zal daarin nauw samenwerken met de medeoverheden om tot een zo goed mogelijke invulling van de verstedelijkingsopgave te komen, waarin nieuwe verstedelijking ook bijdraagt aan het verbeteren van het bestaand stedelijk gebied, vitaliteit en de leefbaarheid van de regio.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorontwerp Nota Ruimte en hebben daarover nog enkele vragen.

61.

De leden van de CDA-fractie benadrukken het grote belang van visie en regie op de ruimtelijke ordening. Deze leden zien graag een spoedige totstandkoming van de definitieve Nota Ruimte. Zij vragen dan ook naar het tijdpad richting de totstandkoming de definitieve Nota Ruimte.

Antwoord 61.

De door het vorig kabinet gepubliceerde voorontwerp is een tussenproduct, heeft geen formele status en zal op onderdelen worden aangepast op basis van het Regeerprogramma. Mijn ambitie is om het ontwerp van de Nota Ruimte voor het zomerreces 2025 aan uw Kamer te sturen. Daarna volgt een formele terinzagelegging, waarbij iedereen in Nederland een zienswijze kan indienen. Na verwerking van de terinzagelegging, kan de Nota Ruimte definitief gemaakt worden.

62.

Ook vernemen zij graag hoe zowel dit voorontwerp als de definitieve Nota Ruimte zich verhouden tot de Wet versterking regie volkshuisvesting en de ambities tot het hernemen van de van de regie op de volkshuisvesting.

Antwoord 62.

De voorgenomen Nota Ruimte bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de fysieke leefomgeving. De nota gaat niet alleen over ontwikkelopgaven, maar ook over bestaand gebruik, beheer, bescherming en behoud van bijvoorbeeld infrastructuur, watersystemen, landbouwgronden, natuur en cultureel erfgoed. Voor wat betreft de ontwikkelopgaven gaat de Nota niet alleen om woningbouw, maar ook om andere opgaven in de fysieke leefomgeving, zoals de aanleg van energie-infrastructuur of defensieterreinen. Procedureversnelling kan bijdragen aan het realiseren van de in de Nota Ruimte beschreven ontwikkelingen.

Procesmatig staat dat echter los van de totstandkoming van een beleidsdocument, zoals de Nota Ruimte. In het Wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting is een grondslag opgenomen op grond waarvan bij AMvB tijdelijk besluiten voor categorieën projecten kunnen worden aangewezen waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen. Op die aangewezen besluiten zal een aantal versnellingen in de beroepsprocedure van toepassing zijn. Het wetsvoorstel ligt momenteel ter behandeling voor bij uw Kamer. Daarnaast beziet het kabinet, zoals aangegeven in het regeerakkoord, andere mogelijkheden voor het versnellen van de woningbouw met efficiëntere processen en procedures.

63.

De leden van de CDA-fractie zijn zeer overtuigd van het grote belang van goede en betaalbare volkshuisvesting. Deze leden hechten eraan te benadrukken dat het de hoogste tijd is voor versterking van de regie op de volkshuisvesting. Zij wijzen op het in de Grondwet opgenomen recht om ergens thuis te zijn. Er staat in artikel 22 dat de «bevordering van voldoende woongelegenheid» een «voorwerp van zorg der overheid» is. De opgave om te zorgen voor voldoende woningen, in welke vorm dan ook, is dus een zaak van algemeen belang. Deze leden benadrukken dat de versterking van de regie op de volkshuisvesting alles te maken heeft met ruimtelijke ordening en er dus geen sprake van kan zijn om in de ruimtelijke ordening alles af te laten hangen van de markt. Zij horen graag hoe de Minister dit gaat voorkomen en hoe de belangen van huurders en het algemeen belang meegenomen zal worden.

Antwoord 63.

Ik onderschrijf de analyse dat het hernemen van de regie noodzakelijk is. Tegelijkertijd is het altijd een samenwerking tussen overheid en markt: de verschillende overheden bepalen waar er wordt gebouwd. De afgelopen jaren is gebleken dat de markt niet automatisch de woningen realiseert die aansluiten bij wat er nodig is. Daarom heeft dit kabinet ook als doelstelling in het hoofdlijnenakkoord opgenomen dat er 100.000 woningen per jaar moeten worden toegevoegd, waarvan twee derde betaalbaar moeten zijn en gemiddeld tenminste 30% sociale huurwoningen. Het wetsvoorstel versterking regie dat bij uw kamer is ingediend heeft daarom ook als doel dat de regie op de volkshuisvesting door overheden wordt hernomen en biedt de bestuurlijke instrumenten die daarvoor nodig zijn. Via het volkshuisvestingprogramma worden de nationale doelstellingen doorvertaald naar de gemeentelijke praktijk. Waar nodig is inzet van juridische instrumenten mogelijk bij achterblijvende gemeenten.

Het ruimtelijk instrumentarium dat in de Omgevingswet is verankerd, speelt daarbij een belangrijke rol om te zorgen voor voldoende locaties voor betaalbare woningen inclusief de voorzieningen die daarvoor nodig zijn. Het gaat daarbij om ruimtelijke instrumenten zoals het omgevingsplan en de Nota Ruimte.

64.

De leden van de CDA-fractie vragen ook om een reflectie op de uitvoering van de Wet betaalbare huur en de samenhang met zowel dit voorontwerp als de definitieve Nota Ruimte.

Antwoord 64.

Ik voer de Wet betaalbare huur (Wbh) uit en houd daarbij nauwlettend de effecten op betaalbaarheid, beschikbaarheid, leefbaarheid en verduurzaming van huurwoningen in de gaten. Waar de wet meer gaat over het systeem van de huurmarkt, betreft de Nota Ruimte een integraal toekomstbeeld op de ruimtelijke inrichting van ons land.

In de komende periode ligt de nadruk op de implementatie van de maatregelen en het goed informeren van alle betrokken partijen, waaronder gemeenten. De effecten van deze maatregelen zullen geleidelijk zichtbaar worden, deels al in 2025. Bij de monitoring van de Wbh wordt niet alleen gekeken naar de betaalbaarheid, maar ook naar het effect op het aanbod van betaalbare huurwoningen. Hiervoor worden kwartaalcijfers van het Kadaster geanalyseerd over het aantal aan- en verkopen van woningen door beleggers. Daarnaast wordt een huurregister opgezet om beter inzicht te krijgen in de bestaande woningvoorraad. De Wbh regelt dat er maximale huurprijzen komen te gelden voor de middenhuursector en dat gemeenten toe gaan zien op de maximale huurprijzen. De Wbh maakt in tegenstelling tot de Nota Ruimte geen keuzes over de inrichting van Nederland, maar zorgt voor een landelijke norm met betrekking tot maximale huurprijzen. Hiermee verbetert de Wbh de betaalbaarheid van de middenhuursector voor huurders, zeker in de grote steden.

65.

Deze leden zien graag een beperking van verdozing in Nederland en horen graag een reflectie van de Minister op hoe de verschillende aangenomen moties over dit onderwerp ingrijpen op zowel dit voorontwerp als de definitieve Nota Ruimte.

Antwoord 65.

Ik herken de maatschappelijk zorgen om de logistieke hallen in Nederland en de impact die de grote logistieke hallen hebben met name op ons landschap. Met de landelijke beleidslijn Grip op grootschalige bedrijfsvestiging is de eerste stap gezet in het borgen dat deze hallen met kwaliteit op de juiste plek in Nederland komen. De uitvoering van de beleidslijn draagt bij aan de noodzaak om een nieuwe balans te vinden tussen het economisch en maatschappelijk belang van grootschalige bedrijfsvestigingen enerzijds en de impact op de ruimte en de leefomgeving anderzijds. Daarover hebben we met provincies ook afspraken gemaakt. We werken richting de Nota Ruimte dit verder uit, daarvoor zijn de vier principes uit het voorontwerp het uitganspunt. Deze principes zijn 1) besparen op gebruik, 2) vraag en aanbod in samenhang optimaliseren, 3) beter benutten en beschermen van het bestaande en tenslotte 4) strategisch uitbreiden. Het uitgangspunt «clustering» vraagt nog om een integrale uitwerking, die zal landen in de Nota Ruimte.

66.

De leden van de CDA-fractie horen graag hoe de Minister aankijkt tegen not in my backyard (NIMBY)-gedrag en het indienen van bezwaren en/of het (dreigen met) procederen door omwonenden. Deze leden horen graag meer over hoe zich dit verhoudt tot zowel dit voorontwerp als de definitieve Nota Ruimte. De grote hoeveelheid procedures is misschien wel het belangrijkste obstakel bij de aanpak van de woningnood. Daarom vragen zij ook naar een reflectie van de Minister op de samenhang van zowel het voorontwerp als de definitieve Nota Ruimte met de in het hoofdlijnenakkoord opgenomen ambities om het aantal procedures in te perken, deze procedures in te korten en het aantal beroepsmogelijkheden te beperken. Deze leden vragen de Minister ook om een vergelijking te maken van dit voorontwerp Nota Ruimte en de discussie over woningbouw en NIMBY-gedrag in het Verenigd Koninkrijk. Welke overeenkomsten en verschillen zijn er en welke conclusies trekt de Minister daaruit?

Antwoord 66.

In de Omgevingswet is ingezet op vroegtijdige participatie waardoor burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden de mogelijkheid wordt geboden om deel te nemen aan het besluitvormingsproces. Door vroegtijdige participatie kan het draagvlak voor de besluitvorming worden vergroot en tot betere besluiten worden gekomen, waardoor betrokkenen zich eerder gecommitteerd voelen aan de uitkomst. Dit zal naar verwachting leiden tot minder procedures. Dit neemt niet weg dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht en de Omgevingswet rechtsbescherming openstaat tegen omgevingsrechtelijke besluiten en dat betrokkenen van deze mogelijkheid gebruik kunnen maken. In een rechtsstaat is rechtsbescherming belangrijk. Ook internationaalrechtelijk is die rechtsbescherming geregeld in onder andere de artikelen 6 EVRM (recht op een eerlijk proces) en 13 EVRM (recht op een effectief rechtsmiddel) en in artikel 9 van het verdrag van Aarhus (recht op toegang tot de rechter als een besluit ziet op een activiteit die een aanzienlijk milieueffect kan hebben). Wel beziet het kabinet mogelijkheden voor het versnellen van de woningbouw met efficiëntere processen en procedures. Op dit moment is verder een procedureversnelling aanhangig bij uw Kamer. In het Wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting is daarom een grondslag opgenomen op grond waarvan bij AMvB tijdelijk besluiten voor categorieën projecten kunnen worden aangewezen, waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is wegens zwaarwegende maatschappelijke belangen. Deze aanwijzing vindt in principe plaats in het Omgevingsbesluit voor een periode van ten hoogste 10 jaar en kan naar aanleiding van de verplichte evaluatie eenmalig met ten hoogste 5 jaar worden verlengd. Het wetsvoorstel ligt momenteel ter behandeling voor bij uw Kamer.

Voor de totstandkoming van de Nota Ruimte is een participatietraject ingericht. In dat kader past ook het voorontwerp als tussentijds product. De Nota Ruimte wordt als nationale omgevingsvisie voorbereid volgens de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht). In dat kader kan iedereen zienswijzen naar voren brengen over het ontwerp van de omgevingsvisie. Dit heet een terinzagelegging. De uitkomsten hiervan zullen worden betrokken bij de verdere totstandkoming. De indieners van een zienswijze krijgen na vaststelling van de Nota Ruimte een reactie in een Nota van Antwoord. Deze wordt gelijktijdig met de definitieve Nota Ruimte gepubliceerd. De Nota Ruimte bevat beleid en is primair zelfbindend voor het Rijk bij de verdere uitwerking van dit beleid in bijvoorbeeld programma’s. Er staat geen beroep open bij de bestuursrechter tegen de Nota Ruimte.

De voorgenomen Nota Ruimte bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de fysieke leefomgeving. De nota gaat niet alleen over ontwikkelopgaven, maar ook over bestaand gebruik, beheer, bescherming en behoud van bijvoorbeeld infrastructuur, watersystemen, landbouwgronden, natuur en cultureel erfgoed. Voor wat betreft de ontwikkelopgaven gaat de Nota niet alleen om woningbouw, maar ook om andere opgaven in de fysieke leefomgeving, zoals de aanleg van energie-infrastructuur of defensieterreinen. Procedureversnelling kan bijdragen aan het realiseren van de in de Nota Ruimte beschreven ontwikkelingen. Procesmatig staat dat echter los van de totstandkoming van de Nota Ruimte. Procedureversnelling vergt immers veelal wijziging van wetten in formele zin, tenzij volstaan kan worden met aanpassing van werkprocedures (zoals «parallel plannen»).

Elk land is anders maar ook in het Verenigd Koninkrijk is er behoefte aan extra woningen en daarmee nieuwe woningbouwlocaties. Ook daar bestaan inspraakmogelijkheden ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen waar mensen ook gebruik van maken. Mensen zien hun directe omgeving veranderen en dat zorgt soms voor onrust. Voor de Nota Ruimte is het uitgangspunt dat nieuwe ontwikkelingen, waaronder woningbouw, passen bij het lokale karakter en eigenschappen van het gebied. Dat leidt tot verschillen tussen stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Daarbij is betrokkenheid van de omgeving van groot belang. Dat is in Nederland via de Omgevingswet geregeld. Een uitgebreide vergelijking met het Verenigd Koninkrijk is op dit moment niet nodig en voegt vooralsnog geen nieuwe inzichten toe.

67.

De leden van de CDA-fractie horen graag welke concrete betekenis het schrappen van het NPLG heeft voor de Nota Ruimte. Deze leden vragen naar de reflectie van de Minister op welke effecten dit heeft op de woningbouw en de aanpak van de woningnood. Zij horen graag of de Minister inschat dat de mogelijkheden om meer te gaan bouwen worden vergroot of verkleind met het schrappen van dit programma. Deze leden horen ook graag meer over de relatie op dit gebied met provincies en gemeenten. Zij zijn benieuwd of het schrappen van dit programma iets betekent voor hoe deze overheden aankijken tegen en willen meewerken aan de Nota Ruimte en of dit iets betekent voor het langetermijnperspectief en de uitvoering.

Antwoord 67.

Het kabinet stopt inderdaad met het zogeheten Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en komt in de plaats daarvan met een nieuwe uitvoeringsgerichte en gebiedsspecifieke aanpak. De Minister van LVVN zal daarover dit kalenderjaar nog nader communiceren. Het kabinet blijft zich committeren aan de verplichtingen die volgen uit (inter)nationale wet- en regelgeving ten aanzien van natuur en biodiversiteit en klimaat. De invloed die dit kan hebben op de mogelijkheden om woningen te bouwen zijn nader te bepalen en hangen af van keuzes over de nieuwe aanpak.

De nieuwe aanpak gebeurt in samenhang met de ruimtelijke keuzes die in het kader van de Nota Ruimte worden uitgewerkt. Medeoverheden zullen ook betrokken worden bij de ontwikkeling van de Nota Ruimte. Evenals de ruimtelijke afspraken die in het kader van Programma NOVEX met provincies en medeoverheden worden gemaakt.

68.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de beweging naar een klimaatneutrale en circulaire samenleving als prioriteit wordt aangemerkt in het voorontwerp Nota Ruimte. Richting 2030 en 2050 zal duurzame opwek van energie steeds meer ruimte vergen, meer dan in een fossiel systeem. In het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) wordt bijvoorbeeld uitgegaan van een verdubbeling van de opwek van wind op land in 2050 ten opzichte van 2030 en een verdrievoudiging van zonne-energie. Het is dan ook belangrijk om al in een vroeg stadium rekening te houden met het ruimtebeslag wat daarmee gepaard gaat. Deze leden vragen de Minister duidelijk te maken op welke wijze de, ook door deze regering in het hoofdlijnenakkoord bevestigde, klimaatdoelen voor zowel 2030 als voor 2050 en de voor de opwek van duurzame energie benodigde ruimte mee worden genomen in de definitieve Nota Ruimte. Met welke ambities voor de opschaling van duurzame energie opwek zal in de Nota Ruimte rekening mee worden gehouden en wat betekent dit voor het ruimtebeslag in 2050?

Antwoord 68.

Het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) geeft richting aan de ontwikkeling van het energiesysteem. Sommige van deze ambities zijn al stevig verankerd in afspraken. In andere gevallen, zoals ten aanzien van de opgave voor wind en zon op land ná 2030, wordt het vervolg onderzocht in relatie tot het NPE. Zo loopt bijvoorbeeld een traject voor nieuwe interbestuurlijke afspraken en ambities voor het toekomstig energiesysteem tussen Rijk, provincies en gemeenten naar aanleiding van het Nationaal Plan Energiesysteem.

Op nationaal niveau leggen we de ruimtevraag voor het energiesysteem vast in Programma Energiehoofdstructuur. En op zee in het Programma Noordzee. En ook medeoverheden borgen de regionale ruimtevraag voor energie in het omgevingsbeleid, waarbij de provinciale Energievisies belangrijke input vormen.

In het kader van de Nota Ruimte bezien we de verschillende opgaven in de fysieke leefomgeving in samenhang. De ruimte is schaars in Nederland om dat vrijwel iedere vierkante meter al voor een bepaalde functie wordt gebruikt. Het gaat uiteindelijk om de afweging over welke functie ruimte kan krijgen en ten koste van wat. Uit de Nota Ruimte volgen ruimtelijke principes en uitgangspunten die input vormen voor het energiesysteem-beleid.

69.

De leden van de CDA-fractie roepen de Minister in herinnering dat er in het hoofdlijnenakkoord voor is gekozen om windmolens zoveel mogelijk op zee, in plaats van op land, te realiseren waarbij er eerst gekeken moet worden naar ruimte voor de visserij. Deze leden vragen de Minister om inzichtelijk te maken op welke wijze het «eerst kijken naar ruimte voor de visserij» uitgewerkt zal worden. Wat betekent dit voor de balans tussen het ruimtelijke beslag van wind op zee en de ruimte die wordt gereserveerd voor visserij? Hoe verwacht de Minister meer rekening te kunnen houden met ruimte voor visserij en tegelijkertijd de ambities op het gebied van wind op zee waar te kunnen maken?

Antwoord 69.

De ruimte op de Noordzee is schaars, die moeten we daarom zo efficiënt mogelijk benutten. Het kabinet heeft voor de Noordzee een ambitie voor windenergie, maar wil ook voldoende ruimte behouden voor de visserij. Uw Kamer heeft daar ook om gevraagd met de aangenomen motie Erkens c.s. (Kamerstuk 36 550 XIII, nr. 6). Het kabinet verdeelt de ruimte op de Noordzee in het Programma Noordzee. De Minister van IenW is coördinerend bewindspersoon voor de Noordzee.

Momenteel werkt het kabinet aan een partiële (gedeeltelijke) herziening van het huidige Programma Noordzee 2022–2027, met als doel voldoende ruimte aan te wijzen om de ambitie voor windenergie op zee van 50 gigawatt in 2040 te realiseren. In dat proces kijkt het kabinet, zoals aangegeven in het Regeerprogramma, eerst naar de ruimte voor de visserij en worden waardevolle visgronden zoveel mogelijk ontzien. Daartoe hebben de visserijorganisaties input gegeven via een zienswijzeprocedure op de conceptnotitie reikwijdte en detailniveau bij de start van de partiële herziening, maar ook via het Noordzeeoverleg, waarin het Rijk en belanghebbenden op basis van consensus gericht overleg voeren. In het voorjaar van 2025 publiceert het kabinet het ontwerp van de partiële herziening, dat dan ook naar Uw Kamer verstuurd zal worden. Alle belanghebbenden en geïnteresseerden kunnen vervolgens daarop zienswijzen indienen. Eind 2025 zal het kabinet de definitieve partiële herziening vaststellen.

De mogelijke invulling van visakkers wordt nader uitgewerkt in overleg met de visserijsector en andere belanghebbenden. Als dit ruimtelijke gevolgen op de Noordzee heeft, zal dit in het volgende Programma Noordzee een plek kunnen krijgen. Daarnaast kijkt het kabinet ook naar mogelijkheden voor visserij in windparken. Dit betreft zowel passieve visserijmethoden, waarvoor proefprojecten lopen, alsook de mogelijkheden voor actieve visserij. Voor dit laatste is de Staatssecretaris van LVVN op verzoek van Uw Kamer een onderzoek gestart.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken. Deze leden hebben daarover enkele vragen.

70.

De leden van de SGP-fractie lezen dat «bestaande wet- en regelgeving het kader vormen» voor de Nota Ruimte. In hoeverre verwacht de Minister een vermindering van het aantal regels dan wel een vermeerdering van het aantal wetten en regels? En is verminderen van het aantal regels een doel voor deze Minister?

Antwoord 70.

Een van mijn speerpunten is om regels te vereenvoudigen en te verminderen en de regeldruk zo laag mogelijk te houden. We verminderen belemmeringen voor woningbouw en kijken onder andere naar de stapeling van lokale regels en procedures. Ook zet ik in op versnelling van woningbouw door efficiëntere processen en procedures. Daarnaast maak ik zoveel mogelijk gebruik van de mogelijkheden die de Omgevingswet reeds biedt.

71.

De leden van de SGP-fractie wijzen op het grote belang van voldoende aandacht voor de uitvoering van de Nota Ruimte. Hoe wordt daar nu al rekening mee houden? Welke voorbereidingen worden daarvoor concreet getroffen? Daarnaast constateren deze leden dat er ook een uitvoeringsagenda opgesteld wordt. Welke positie krijgt deze agenda binnen de Nota Ruimte? En komt deze uitvoeringsagenda gelijktijdig met de Nota Ruimte of volgt deze later in de tijd?

Antwoord 71.

Tegelijk met het uitbrengen van de ontwerp Nota Ruimte zal ik ook een bijbehorende uitvoeringsagenda opleveren. In deze uitvoeringsagenda wordt een overzicht gegeven van hoe met medeoverheden, de samenleving en de markt wordt samengewerkt aan de doorwerking en uitvoering van de beleidskeuzes die worden gemaakt in de Nota Ruimte. Om ervoor te zorgen dat het belang van uitvoering van meet af aan goed geborgd wordt in het proces richting Nota Ruimte, is gekozen voor een gecombineerde inhoudelijke uitwerking van beleidskeuze en uitvoering.

72.

Tevens vragen de leden van de SGP-fractie hoe de samenwerking tussen decentrale overheden en andere uitvoeringsorganisaties concreet vormgegeven zal worden. Daarbij wijzen deze leden ook op het feit dat er veel op regionaal niveau geregeld dan wel vastgesteld zal worden. Welke positie en invloed hebben lokale democratieën daarin?

Antwoord 72.

Provincies, gemeenten en waterschappen kennen de lokale context het beste en kunnen aangeven wat de Nota Ruimte betekent op lokaal niveau. Zij hebben hierbij hun eigen, bestuurlijke, verantwoordelijkheid in het interbestuurlijk overleg. Als maker, uitvoerder en handhaver van het (lokale) ruimtelijke beleid hebben ze hun taken en verantwoordelijkheden bij de inrichting van de fysieke leefomgeving. De medeoverheden zijn en worden nauw bij het proces betrokken via intensief overleg met (de koepelorganisaties van) provincies, gemeenten en waterschappen. We sluiten hiervoor onder andere aan bij de overleggen in het kader van het programma NOVEX. Zo zullen de keuzes in de Nota Ruimte de lokale uitdagingen volgen. Met deze insteek wordt het partnerschap tussen Rijk en medeoverheden versterkt en geeft het Rijk inhoud aan zijn regierol. De ruimtelijke arrangementen zijn een middel om vorm te geven aan de samenwerking tussen Rijk en provincies op het terrein van de ruimtelijke ordening. Provincies en Rijk maken hierin wederzijdse afspraken. Hierbij kan het dan ook gaan om de doorwerking van de nationale omgevingsvisie in de provinciale omgevingsvisie, rekening houdend met de van toepassing zijnde besluitvormingsprocedures. Juridische borging van de doorwerking van het beleid vraagt de inzet van instructieregels (Besluit kwaliteit leefomgeving het Bkl),

Naast de medeoverheden hebben ook de (Rijks)uitvoeringsorganisaties een belangrijke rol bij de uitvoering van de Nota Ruimte. Richting de ontwerp Nota Ruimte en de uitvoeringsagenda werken we samen met de (Rijks)uitvoeringsorganisaties. Voor het vormgeven van deze samenwerking zal het rapport Uitvoering aan zet van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) een aantal belangrijke kaders geven.

73.

De leden van de SGP-fractie wijzen op het (toenemende) risico van bodemdaling. Dit heeft bijvoorbeeld ook grote gevolgen voor de volkshuisvesting, aangezien het funderingsschade kan veroorzaken. De leden van deze fractie vragen of de Minister meer inzicht kan geven in hoe dit thema voldoende aandacht krijgt binnen de Nota. En hoe is de verdeling van verantwoordelijkheden bij dit thema geregeld? Kan de Minister daarbij ook specifiek ingaan op het aspect van funderingsproblematiek?

Antwoord 73.

Het voorontwerp Nota Ruimte signaleert de risico’s van bodemdaling voor bestaand stedelijk gebied. Het zoveel mogelijk tegengaan en remmen van bodemdaling in algemene zin wordt, door de Minister van IenW en in samenwerking met mij, uitgewerkt in het programma Bodem, Ondergrond en Grondwater. Voor de aanpak van funderingsschade van woningen en andere gebouwen wordt de Nationale Aanpak Funderingsproblematiek ontwikkeld. Het vorige kabinet heeft twee brieven aan de Kamer verstuurd over de aanpak van de funderingsproblematiek (Kamerbrief Voortgang aanpak funderingsproblematiek d.d. 9 oktober 2023, Kamerstukken II 2023/24, 28 325, nr. 257 en Aanbiedingsbrief bij Rli-advies «Goed gefundeerd» d.d. 8 maart 2024, Kamerstukken II 2023/24, 28 325 nr. 266). Hierin is ook ingegaan op de verdeling van verantwoordelijkheden bij de aanpak van funderingsschade.

74.

De leden van de SGP-fractie lezen met instemming op diverse plaatsen in het voorontwerp dat er meer ingezet wordt op hergebruik en recycling van materialen en grondstoffen. Dit is een thema dat diverse beleidsterreinen maar ook diverse ministeries overstijgt. Het raakt bijvoorbeeld ook de fiscaliteit, als het gaat om het btw-heffing op hergebruikte materialen. Deze leden vragen hoe dit integraal opgepakt wordt en hoe verkokering van dit specifieke thema voorkomen wordt?

Antwoord 74.

Het circulaire beleid, waarvoor de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat coördinerend bewindspersoon is, is opgenomen in het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) dat begin 2023 aan de Tweede Kamer is gestuurd en in 2025 wordt geactualiseerd. In het NPCE is aandacht voor prioritaire productgroepen, zoals (plastic)verpakkingen, textiel en woningen, maar ook voor doorsnijdende thema’s, zoals onderwijs, arbeidsmarkt, marktprikkels en financieringsinstrumenten. In de keuzes over de ontwikkeling naar een circulaire economie is ook een ruimtelijke afweging in samenhang met de andere opgaven van belang, dat gebeurt in het proces naar de Nota Ruimte.

75.

De leden van de SGP-fractie wijzen op de (politieke) discussies rond de toekomst van de economie en dat daar wellicht scherpe keuzes gemaakt moeten worden, zoals ook aangekaart in het rapport van de Staatscommissie demografische ontwikkelingen 2050. Hoe wordt dat meegenomen in de Nota Ruimte? Deelt de Minister de mening dat dergelijke discussies grote impact hebben op de Nota?

Antwoord 75.

Het kabinet deelt de mening dat de ruimte voor economie impact heeft op de Nota Ruimte. In het Regeerprogramma is aangekondigd dat er gewerkt wordt aan een Visie op de ruimtelijke en economische structuur die inzichtelijk maakt wat de toekomstige economie is en welke ruimte daarvoor nodig is. Deze Visie wordt onder coördinatie van MEZ gemaakt. Deze visie is input voor de Nota Ruimte en de keuzes over de economie die integraal worden afgewogen in het kader van de Nota Ruimte zullen daar ook in landen.

76.

De leden van de SGP-fractie vragen of de regering heeft nagedacht over mogelijke verplaatsing van start- en landingsbanen van Schiphol naar zee. Dan is er meer ruimte voor woningbouw in de Randstad en wordt de huidige geluidsoverlast serieus aangepakt. Tegelijkertijd zijn er op zee mogelijkheden voor combinaties met duurzame energieproductie.

Antwoord 76.

Eerder kabinetten hebben de optie van verplaatsing van Schiphol naar zee uitgebreid onderzocht. Uit deze onderzoeken blijkt dat verplaatsing geen haalbare optie is.

77.

De leden van de SGP-fractie vragen naar de gevolgen van het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma voor de Nota Ruimte.

Antwoord 77.

Het Voorontwerp is een tussenproduct in het proces richting de Ontwerp-Nota Ruimte. Met het regeerprogramma heeft dit kabinet op onderdelen een andere koers uitgezet, maar ik zie vooral dat veel keuzes nog gemaakt moeten worden. Bijvoorbeeld op hoe we vormgeven aan verweving van landbouw en natuur, een klimaatadaptieve inrichting met voldoende ruimte voor water en een ruimtelijk-economische ontwikkeling waarin «elke regio telt». Deze keuzes worden de komende periode richting een Ontwerp-Nota Ruimte verder uitgewerkt en vastgelegd.

78.

Wat betekent het beleid van de nieuwe regering bijvoorbeeld voor de indicatieve areaalopgave in het NPLG voor nieuwe natuur, extra bosaanplant en groen-blauwe dooradering?

Antwoord 78.

Het kabinet blijft zich committeren aan de verplichtingen die volgen uit (inter)nationale wet- en regelgeving ten aanzien van natuur, biodiversiteit en klimaat. Daarmee blijft het kabinet wettelijk gebonden aan de Europese verplichting uit de natuurherstelverordening (NHV) om de natuur uit te breiden en te kunnen voldoen aan de verplichting om in 2030, 30% van de maatregelen te treffen. Het vorige kabinet heeft deze landelijke uitbreidingsopgave in het NPLG door vertaald naar een indicatieve uitbreidingsopgave per provincie. Ook is ervoor gekozen om deze opgave gedeeltelijk in te vullen met de aanplant van extra bos en groenblauwe dooradering, door hier ondersteunende doelen voor te formuleren die tevens bijdragen aan de klimaatopgaven.

Nu het NPLG wordt vervangen en er een andere koers wordt ingeslagen, heeft dit mogelijk ook consequenties voor de wijze waarop de landelijke natuuropgave wordt uitgewerkt en ruimtelijk wordt door vertaald in de Nota Ruimte. Een belangrijk uitgangspunt van dit kabinet is het aanbrengen van meer verwevenheid tussen landbouw en natuur en een geïntensiveerde inzet op agrarisch natuurbeheer, waar jaarlijks, structureel 500 mln. voor is gereserveerd. Ook zal er worden ingezet op het realiseren van natuurdoelen via verdere integratie van natuur in onze woon-, werk- en leefomgeving. Eind dit jaar zullen de contouren van een nieuw programma kenbaar worden gemaakt. Dit zal meer inzicht bieden in de invloed van deze nieuwe koers op de natuuropgave en de ruimtelijke doorvertaling hiervan in de Nota Ruimte.

79.

De leden van de SGP-fractie merken op dat enerzijds wordt aangegeven dat behoud van landbouwgronden voor de voedselproductie belangrijk is, anderzijds dat de zoetwatervoorziening niet overal op orde gehouden zal worden. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar? Wat is bijvoorbeeld het perspectief voor zoetwatervoorziening in de zuidwestelijke delta?

Antwoord 79.

Door klimaatverandering ontstaan er steeds meer tekorten in de zoetwatervoorziening, we hebben dat al enkele zomers ervaren. Er kunnen geen garanties worden gegeven dat er overal en altijd voldoende zoetwater beschikbaar is. In het voorontwerp Nota Ruimte is daarom aangegeven dat alle watergebruikers gevraagd wordt rekening te houden met en zelf maatregelen te nemen om beter bestand te zijn tegen periodes van extreme droogte, watertekorten en -overlast en verzilting, bijvoorbeeld door aanpassing van landgebruik of bedrijfsvoering. Doel is om regionaal zoetwater te besparen en vast te houden en tijdig het landgebruik aan te passen waardoor de aanvoer van gebiedsvreemd water geminimaliseerd kan worden. Eenzelfde aanpak geldt voor de zuidwestelijke delta. Het Rijk onderzoekt daarnaast welke grote (technische) ingrepen in ons watersysteem effectief en betaalbaar zijn om de beschikbaarheid van zoetwater te vergroten en verzilting tegen te gaan.


  1. Metropoolregio Amsterdam, Zuidelijke Randstad (Rotterdam en Den Haag), Metropoolregio Utrecht en Brabantse Stedenrij (Eindhoven)↩︎