[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgang aanpak piekbelasting

Toekomstvisie agrarische sector

Brief regering

Nummer: 2024D38354, datum: 2024-10-14, bijgewerkt: 2024-10-15 12:56, versie: 2

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 30252 -174 Toekomstvisie agrarische sector.

Onderdeel van zaak 2024Z15808:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


30 252 Toekomstvisie agrarische sector

35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

Nr. 174 Brief van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 oktober 2024

Het doel van de aanpak piekbelasting is het op korte termijn versneld minder stikstof uitstoten, natuur te laten herstellen en maatschappelijke ontwikkelingen en vergunningverlening weer mogelijk te maken. Daarnaast trachten we met deze aanpak de afstand tussen ondernemer en overheid te verkleinen en zo te werken aan herstel van vertrouwen. De start van de uitvoering van de aanpak is inmiddels anderhalf jaar geleden en openstelling van de laatste regelingen onder de aanpak zal binnenkort plaatsvinden. Met deze brief informeer ik de Kamer over de voortgang van de aanpak en deel ik de eerste inzichten over de potentiële stikstofreductie die met de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) en Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus) wordt behaald.

De aanpak piekbelasting kent niet enkel een agrarisch spoor maar ook een industrieel spoor. U bent hier op 10 oktober1 over geïnformeerd door de minister van Klimaat en Groene Groei.

In deze brief ga ik achtereenvolgens in op 1) de stand van zaken rond de verschillende regelingen, 2) het ondernemingsplan en maatwerk 3) de ervaringen met zaakbegeleiding en 4) de eerste inschattingen van de potentiële stikstofreductie die met de Lbv en Lbv-plus wordt gerealiseerd.

  1. Stand van zaken regelingen

Agrarische ondernemers die vanwege hun stikstofdepositie vallen onder de aanpak piekbelasting, worden gestimuleerd om hun stikstofemissies te verminderen en daarmee te komen tot verlaging van stikstofdepositie op de daarvoor gevoelige natuurgebieden. Dit kan door het toepassen van innovatie, extensivering, omschakeling, verplaatsen of beëindigen. Met de publicatie van de Investeringsmodule van de subsidiemodule investering in bewezen innovaties voor veehouderijen met piekbelasting (Sbv) en Landelijke verplaatsingsregeling voor veehouderijen met piekbelasting (Lvvp) is voor elk ontwikkelpad een regeling beschikbaar en dat is goed nieuws voor ondernemers die overwegen om hier gebruik van te maken.

Al geruime tijd heeft uw Kamer de wens om regelingen gelijktijdig open te stellen zodat ondernemers de optie krijgen om een afweging te maken tussen verschillende regelingen. Dit gaat lukken, met uitzondering van de regeling voor extensiveren omdat de eerste openstelling hiervan reeds is gesloten. Daarmee beschouw ik de motie-van Campen c.s.2, de motie-Stoffer3 en de motie-Van Haga en Smolders4 als afgedaan. Onderstaand licht ik de voortgang op de verschillende regelingen toe.

Regelingen ter ondersteuning

Innoveren – Subsidiemodule investering in bewezen innovaties voor veehouderijen met piekbelasting (Sbv)

Op 2 september 20245 heb ik de Kamer geïnformeerd over de publicatie van de investeringsmodule van de Sbv in de Staatscourant. In deze brief is de Kamer ook geïnformeerd over de hoofdlijnen van deze regeling, die zich richt op ondersteuning van veehouders in de doelgroep van de aanpak piekbelasting voor melkvee, varkens en vleeskalveren. De regeling staat open van 21 oktober 2024 tot 8 januari 2025. De komende openstelling van de Sbv zal agrarische ondernemers financiële ondersteuning bieden voor het implementeren van bewezen en erkende staltechnieken om stikstofemissies significant te reduceren. Voor deze regeling is een budget van € 60 miljoen beschikbaar gesteld.

Vergunningverlening
De Raad van State heeft in recente uitspraken een aantal natuurvergunningen vernietigd voor veehouders die met een luchtwasser wilden uitbreiden. Ik verwacht echter dat bij het gelijk houden van het aantal dieren in combinatie met een deugdelijke onderbouwing van de werking van de luchtwasser bij indiening van de aanvraag om een natuurvergunning er toch zicht is op vergunningverlening. Daarom heb ik in de Sbv opgenomen dat de dieraantallen vijf jaar lang niet mogen toenemen. Ook is in de regeling opgenomen dat de werking van luchtwassers real-time moet worden gemonitord, zodat een veehouder kan ingrijpen als daar aanleiding toe is. Hiermee is er meer zekerheid over de effectiviteit van de luchtwasser in de praktijk. Ik ga ook met de bevoegde gezagen in gesprek over de vergunningverlening in het kader van de Sbv-regeling om met hen te bespreken wat er eventueel aanvullend nog nodig is om tot vergunningverlening te komen.

Extensiveren – Regeling samenwerking in veenweiden en overgangsgebieden N2000

De extensiveringsregeling heeft opengestaan van 1 mei 2024 tot 28 juni 2024. Gedurende deze periode zijn er door diverse samenwerkingsverbanden 27 aanvragen ingediend voor categorie 3 (Natura 2000-overgangsgebied) voor bijna 17.500 hectare en bijna 170 deelnemers (ondernemers) voor een budget van ruim € 160 miljoen. Extensivering in en rond stikstofgevoelige

Natura 2000-gebieden is een belangrijke maatregel voor de blijvende melkveehouderijbedrijven.

Omschakelen – Investeringsfonds Duurzame Landbouw (IDL)

Voor agrarische ondernemers die omschakelen naar een integraal duurzame bedrijfsvoering is er het IDL. Het fonds verstrekt leningen onder gunstige leningsvoorwaarden aan agrarische ondernemers die op vijf van acht doelen (zoals stikstof, klimaat en biodiversiteit) aantoonbare verbeteringen gaan realiseren. In de pilotfase die tot en met december 2023 was opengesteld, is aan ruim 100 bedrijven een lening toegekend. Een flink deel van die bedrijven schakelt om naar biologische landbouw, maar ook andere verduurzamingsplannen worden ingediend en goedgekeurd. Het definitieve fonds heeft een revolverend budget van € 130,8 miljoen. En met de IDL-lening komt ook private cofinanciering beschikbaar, waardoor een vermenigvuldigingseffect gerealiseerd wordt. In juni 2024 is het definitieve IDL opengesteld. Het Nationaal Groenfonds voert deze regeling uit, nu voorzien tot en met 2033.

Verplaatsen – Landelijke verplaatsingsregeling voor veehouderijen met piekbelasting (Lvvp)

Op 2 september jl. heb ik de Kamer op de hoogte gesteld van de publicatie van de Lvvp.6 Met deze regeling wordt financiële ondersteuning geboden voor vrijwillige verplaatsing van veehouderijen met piekbelasting naar een locatie waar de onderneming geen piekbelasting veroorzaakt op kwetsbare Natura 2000-gebieden. Tevens is het van belang dat op de nieuwe locatie geen afwenteling op andere doelen plaatsvindt. De activiteit dient dan ook in lijn te zijn met de geldende bestemming en vergunningsruimte. Bedrijfsverplaatsing is een complex proces met ingrijpende gevolgen voor de ondernemer en mede daarom bestaat de regeling uit twee subsidiemodules: een eerste module om een haalbaarheidsonderzoek te doen naar bedrijfsverplaatsing en een tweede module voor de daadwerkelijk uitvoering van de bedrijfsverplaatsing.

De eerste module (haalbaarheidsonderzoek) staat open vanaf 2 december 2024 tot en met 30 mei 2025. De tweede module (uitvoering bedrijfsverplaatsing) wordt opengesteld van 6 januari 2025 tot en met 30 november 2027. In de begroting voor 2024 is voor de Lvvp een budget van € 115 miljoen gereserveerd. Dit bedrag is inclusief de uitvoeringskosten van de regeling. De definitieve besluitvorming over de voorgenomen ‘generieke taakstelling subsidie rijksbreed’ heeft nog niet plaatsgevonden. Het bedrag kan zodoende eventueel nog naar beneden worden bijgesteld.

Beëindigen – Landelijke beëindigingsregelingen veehouderijen en Regeling provinciale gebiedsgerichte beëindiging veehouderijlocaties (Rpgb)

Voor veehouders die hun bedrijf of een locatie van hun bedrijf op vrijwillige basis willen beëindigen zijn er verschillende subsidieregelingen. De Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties voor stikstofreductie (Lbv) stond open van 3 juli tot en met 1 december 2023. Voor deze regeling zijn 669 aanvragen ingediend. De Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus) is onderdeel van de aanpak piekbelasting en is opengesteld op 3 juli 2023. Veehouders kunnen nog tot en met 20 december 2024 een aanvraag indienen. Op dit moment (peildatum 30 september) zijn er 779 aanvragen ingediend. RVO houdt de actuele stand bij7, waaronder het aantal afgewezen en toegekende subsidieaanvragen en het aantal aanvragen dat door ondernemers is ingetrokken. Ondernemers die een positieve subsidiebeschikking ontvangen voor de Lbv of Lbv-plus zijn niet verplicht om hun bedrijf daadwerkelijk te beëindigen, maar kunnen aanspraak maken op subsidieverstrekking (een financiële bijdrage) als aan de vereisten van de regeling wordt voldaan. Het is om die reden nog niet mogelijk om, op basis van het aantal verstrekte positieve subsidiebeschikkingen, met zekerheid te bepalen hoeveel veehouderijlocaties daadwerkelijk beëindigd gaan worden.

Inmiddels is de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties kleinere sectoren (Lbv kleinere sectoren) op 9 oktober jl. gepubliceerd en in werking getreden, voor veehouders met geiten, vleeskalveren, vleeseenden, konijnen, zoogkoeien, fokstieren en vleesstieren die hun bedrijf of een locatie van hun bedrijf vrijwillig willen beëindigen. De regeling wordt per 18 november opengesteld en sluit, net als de Lbv-plus, op 20 december 2024. Het budget voor de regeling is € 50 miljoen.

Verder wordt op korte termijn ook de Regeling provinciale beëindiging veeouderijlocaties (Rpgb), ook wel bekend als de Maatregel Gebiedsgerichte beëindiging, MGB) gepubliceerd. Dit is een regeling voor de verstrekking van specifieke uitkeringen aan provincies. Provincies kunnen deze financiële middelen inzetten voor provinciale subsidieregelingen voor het vrijwillig geheel of gedeeltelijk beëindigen van veehouderijlocaties in aangewezen gebieden. Het budget van de Rpgb bedraagt € 140 miljoen, te verdelen over de provincies. Provincies kunnen hiernaast ook andere middelen inzetten voor de bedoelde gebiedsgerichte beëindiging.

Tot slot zet ik alles op alles om de brede beëindigingsregeling zo spoedig mogelijk open te stellen. Met inachtneming van een zorgvuldig proces, waar overleg met de sectorpartijen, decentrale overheden en de Europese Commissie en aandacht voor de inrichting van het uitvoeringsproces bij horen, hoop ik dat dat in de loop van volgend jaar kan zijn.

  1. Ondernemingsplan en maatwerk

In de uitvoering van het LVVN-beleid staat de menselijke maat centraal, zo ook in de aanpak piekbelasting. Ondernemers worden binnen de aanpak gefaciliteerd in het maken van keuzes voor de toekomst van het bedrijf met bovengenoemde subsidieregelingen, contact met RVO en de ondersteuning van zaakbegeleiders. In aanvulling op de generieke regelingen wordt er ook gewerkt aan de aanpak ondernemingsplan en de maatwerkaanpak. Voor het realiseren van maatwerk en de ondernemingsplan-aanpak is gezamenlijk € 50 miljoen beschikbaar tot en met 2026.

Ondernemingsplan-aanpak

De ondernemingsplan-aanpak heeft als doel om veehouders die hun onderneming verder willen verduurzamen meer duidelijkheid en handelingsperspectief te bieden. Deze verduurzaming is mogelijk door vermindering van stikstofemissies te realiseren en verbetering op opgaven voor water, klimaat en natuur.

 

De aanpak voor het ondernemingsplan werkt op hoofdlijnen als volgt:

  • Ondernemers maken plannen aan de hand van bedrijfsgerichte doelen om te sturen op het behalen van opgaven op onder meer stikstof, klimaat en water.

  • Deze plannen worden door onafhankelijke experts beoordeeld. Daarmee krijgt de ondernemer inzicht of het plan perspectief biedt om de doelen – binnen de eigen invloedssfeer van de onderneming – te behalen.

  • Ook overheden zijn betrokken omdat de uitvoering van de plannen kan vragen om (aanpassing van) vergunningen of een omgevingsplan en voor de financiering ervan subsidies van belang kunnen zijn. In de ondernemingsplan-aanpak staat de samenwerking van de verschillende overheden hierbij voorop.

  • De gezamenlijke overheden zetten zich zoveel mogelijk in om de uitvoering van positief beoordeelde plannen waar nodig en mogelijk te faciliteren. Er zijn hierbij uiteraard grenzen aan de mate waarin dit mogelijk is, want de bestaande juridische en financiële kaders blijven van toepassing.

 

Om deze aanpak in de praktijk te toetsen en te verbeteren heeft LVVN samen met gemeenten, provincie en waterschappen in de Gelderse Vallei en de Peel twee pilots geïnitieerd. Hieraan nemen ongeveer 30 ondernemers deel. De afgelopen periode is er door de overheden in de pilotregio’s voortvarend gewerkt aan de verdere uitwerking van deze aanpak. Doordat een goede samenwerking tussen overheden in een vroeg stadium van de pilot centraal staat, kan er meer als “één overheid” met de ondernemer gesproken worden.

 

Dit najaar start de volgende fase van de pilot in beide regio’s. Dit betekent dat ondernemers plannen opstellen, waarna deze door experts beoordeeld worden. Ook worden ondernemers geïnformeerd over mogelijke of benodigde vervolgstappen voor uitvoering van de plannen, bijvoorbeeld aanpassing van het omgevingsplan of aanpassing van vergunningen.

 

Deze fase wordt in volgend voorjaar afgerond en geëvalueerd. Onderzocht wordt onder meer of de beschreven werkwijze daadwerkelijk resulteert in meer perspectief voor ondernemers om hun plannen uit te gaan voeren. De uitvoering van de plannen voor ondernemers die aan de pilots deelnamen, loopt overigens daarna verder door. Ook bieden de pilots kansen om meer ervaring en inzichten op te doen in de bredere ontwikkeling naar doelsturing, aansluitend op de wens van het kabinet om hierop stappen te zetten. In het voorjaar van 2025 zal ik uw Kamer nader informeren over de stand van zaken en mogelijke vervolgstappen.

Maatwerk

Als aanvulling op de generieke regelingen is een maatwerkaanpak ontwikkeld. Maatwerk wordt ingezet om rekening te kunnen houden met zeer specifieke omstandigheden, het vertrouwen in de overheid te verbeteren en een betere verbinding tussen praktijk en beleid te bewerkstelligen. De doelgroep van deze maatwerkaanpak zijn ondernemers die niet of onvoldoende passen binnen de generieke regelingen – en daarom niet (kunnen) deelnemen – waar dat vanuit beleidsmatig oogpunt en met het oog op de menselijke maat wel wenselijk is. Er wordt dan gekeken of er met maatwerk een oplossing geboden kan worden.

Bij het ontwikkelen van de maatwerkaanpak is gebruik gemaakt van ervaringen met maatwerk in onder andere het sociaal domein. Daarnaast heeft afstemming plaatsgevonden met onder meer de Audit Dienst Rijk. Belangrijk bij de maatwerkaanpak is dat belangen zorgvuldig worden afgewogen en besluiten een goede grondslag hebben, en goed worden gemotiveerd en vastgelegd. Daarnaast moeten willekeur en ongewenste precedentwerking worden voorkomen. In de uitwerking van een maatwerkoplossing is nadrukkelijk oog voor het maatschappelijk rendement (wat levert het op?) en voor de gevolgen hiervan voor de direct betrokkenen; de menselijke maat. De komende periode wordt gewerkt aan de verdere inrichting van deze aanpak en het oppakken en oplossen van casussen. Medio 2025 zal ik uw Kamer informeren over de voortgang en resultaten van de maatwerkaanpak.

  1. Ervaringen zaakbegeleiding

Naast een snelle stap in het reduceren van stikstof was een belangrijke aanbeveling van de heer Remkes uit het rapport “Wat wel kan”, het herstel van vertrouwen tussen ondernemer en overheid. Zoals benoemd in de Kamerbrief van 12 januari jl. onderzoekt het Instituut voor Publieke Waarden de werkwijze van de aanpak, met name aan de hand van de ervaringen van ondernemers en gemeenten. Hieruit blijkt dat de huidige werkwijze van een zaakbegeleider die bij de boer aan tafel zit als positief wordt ervaren door ondernemers. Een zaakbegeleider ondersteunt, als vast contactpersoon vanuit de overheid, de ondernemer bij het verkennen van mogelijkheden binnen de aanpak en biedt begeleiding in het gehele proces. Ook ondersteunt de zaakbegeleider bij het leggen van contact tussen verschillende overheden en de ondernemer. Tevens wordt met deze aanpak ingezet op een nauwe verbinding tussen uitvoering en beleid. Zo wordt geleerd van deze aanpak en dat maakt bijsturing en aanpassing van beleid en regelingen mogelijk. Op deze manier wordt er bijgedragen aan het herstel van vertrouwen tussen ondernemer en overheid. De werkwijze zal gedurende de gehele aanpak op onafhankelijke wijze worden beoordeeld. Zo wordt bevorderd dat er bijgestuurd wordt waar nodig en kwaliteit geborgd wordt.

Mede vanwege deze positieve ervaringen en om in contact te blijven staan met ondernemers wordt de werkwijze voortgezet en verbreed. Zo zullen zaakbegeleiders, in samenwerking met de provincies, worden ingezet om PAS-melders te ondersteunen en te begeleiden. Ook bij andere regelingen wordt verkend of zaakbegeleiders ingezet kunnen worden.

  1. Potentiële stikstofreductie Lbv en Lbv-plus

Uw Kamer heeft meermaals interesse getoond in de potentiële stikstofreductie die er met de aanpak piekbelasting wordt gerealiseerd. Deze interesse deel ik en daarom heb ik een analyse laten uitvoeren. Deze ambtelijke analyse ziet voor nu uitsluitend op de Lbv8 en Lbv-plus; een inschatting voor de gehele aanpak is op dit moment niet te geven omdat nog niet alle regelingen open gestaan hebben. Deze regelingen zullen de komende periode ook reductie opleveren. Naast effecten op stikstofemissie en -depositie, hebben de Lbv en Lbv-plus ook effecten op andere opgaven zoals klimaat. Deze effecten zijn nu buiten beschouwing gelaten en worden op een later moment onderzocht.

Specifiek voor de uitgevoerde analyse gelden er onzekerheden. Alvorens de uitkomsten van de analyse toe te lichten, hecht ik eraan deze onzekerheden te benadrukken. De onzekerheden maken namelijk dat de uiteindelijke reductie meer of minder kan zijn dan wat in deze brief wordt benoemd.

Het gaat nadrukkelijk om voorlopige inschattingen van de potentiële reductie. De analyse is gedaan op basis van informatie die ter beschikking is gesteld bij het Ministerie van LVVN over de aanvragen die voor de Lbv en Lbv-plus zijn ontvangen. Zowel voor de Lbv als voor de Lbv-plus geldt dat er ondernemers zullen zijn die een aanvraag hebben gedaan maar uiteindelijk toch afzien van deelname. Ook geldt dat deelname aan de Lbv-plus nog mogelijk is tot en met 20 december 2024. De kans is daarmee aanwezig dat ondernemers in de komende weken nog besluiten om deel te nemen. Dit kan een positief effect hebben op de potentiële reductie. Hoeveel ondernemers zullen deelnemen, staat dus nog niet vast. Eerder heb ik in het kader van de wijziging van de mestproductieplafonds benoemd dat ik uitga van een deelnamepercentage aan de Lbv en Lbv-plus van 65%.9 In het vervolgproces zullen deze en andere scenario’s worden doorgerekend n om meer inzicht te krijgen in de consequenties van verschillende deelname niveaus.

Ondanks de genoemde onzekerheden, bieden de uitkomsten van de analyse interessante inzichten. In algemene zin geldt dat de interesse in beide regelingen hoog is. De oorspronkelijke budgetten van beide regelingen zijn lopende de openstellingsperioden overtekend. Om die reden heeft het vorige kabinet, met instemming van uw Kamer, besloten om de budgetten voor deze regelingen te verhogen. Het budget voor de Lbv was oorspronkelijk € 500 miljoen, dit is opgehoogd met € 612 miljoen. De Lbv-plus kende een budget van € 975 miljoen. Hier is € 850 miljoen aan toegevoegd.

Uit de analyse blijkt dat de gemiddelde potentiële reductie van de Lbv- en de Lbv-plus regeling samen circa 34 mol bedraagt. De Lbv-plus kent een landelijk gemiddelde potentiële depositiereductie van circa 32 mol/ha/jaar.10 De Lbv kent een landelijk gemiddelde potentiële depositiereductie van circa 2 mol/ha/jaar. In dit scenario is de aanname gedaan dat alle ondernemers die zich tot nu toe hebben aangemeld voor een van deze regelingen ook daadwerkelijk deelnemen. Deze aanname is gedaan om inzicht te geven in deze maximale potentiële depositiereductie. De verwachting is namelijk niet dat 100% van de ondernemers die zich hebben aangemeld gaan deelnemen. Om te illustreren dat de potentiële depositiereductie op individuele natuurgebieden aanzienlijk kan zijn, is er een drietal grotere natuurgebieden uitgelicht. Dit is weergegeven in onderstaande tabel (Tabel 1).

Tabel 1: potentiële depositiereductie op specifieke gebieden bij een deelname van 100% (mol/ha/jaar)

Lbv Lbv-plus
Veluwe 0 41
Groote Peel 17 97
Maasduinen 15 68

Het kennisconsortium van PBL, RIVM en WUR heeft eerder dit jaar geraamd hoeveel reductie er verwacht wordt vanuit deze regelingen in het jaar 2030.11 Op basis van de oorspronkelijke, niet verhoogde budgetten, werd geschat dat de Lbv-plus zou leiden tot een reductie van 25-35 mol/ha/jaar en de Lbv tot een reductie van circa 9 mol/ha/jaar. Belangrijk om hierbij op te merken is dat de analyse van het kennisconsortium op andere aannames is gebaseerd dan de ambtelijke analyse. Zo wordt er voor de ramingen van het kennisconsortium 2030 als referentiescenario aangehouden. In de ambtelijke analyse is de Aerius Calculator 2024 gebruikt met achtergrondinformatie van 2022.

Om beter te kunnen vergelijken, is ook een analyse op basis van emissies gemaakt. Uit deze analyse blijkt dat de potentiële emissiereductie 2,9 kiloton bedraagt voor de Lbv-plus en 1,6 kiloton voor de Lbv. Het kennisconsortium heeft geraamd dat met de Lbv-plus de emissie van ammoniak met 1,3 – 1,9 kiloton afneemt. Voor de Lbv wordt een emissiereductie van circa 1,1 kiloton ammoniak verwacht. De potentiële emissiereductie is daarmee fors hoger dan de raming van het kennisconsortium. Een belangrijke factor hierin is het budget: het kennisconsortium is uitgegaan van het oorspronkelijke budget voor deze regelingen terwijl de ambtelijke analyse is uitgegaan van het aantal aanmeldingen tot nu toe, waar per definitie meer budget voor benodigd is om deze te kunnen honoreren.

Hoewel ik blij ben met de potentiële stikstofopbrengst staat tegelijkertijd vast dat de totale stikstofopgave aanzienlijk groter is. In de komende periode zal zich een duidelijker beeld gaan aftekenen over de daadwerkelijke reductie die gerealiseerd wordt. Vanaf dat moment zal ook duidelijk gaan worden of vrijkomende ruimte voor andere doelen dan natuur benut kan worden. Daar waar dit het geval is, heeft het legaliseren van PAS-melders prioriteit en kunnen vervolgens andere urgente en maatschappelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Tot slot

Ik ben ervan overtuigd dat we met het beschikbaar stellen van regelingen voor alle ontwikkelpaden en met de uitkomsten van de ambtelijke analyse stappen in de goede richting aan het zetten zijn. In lijn met het Regeerprogramma zal ik me de komende periode in blijven zetten voor maatregelen die leiden tot stikstofreductie en tegelijkertijd een goed toekomstperspectief voor de ondernemers waarborgen. Samen met de ondernemers wil ik toe naar een toekomstbestendige landbouwsector.

De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

F.M. Wiersma


  1. Kamerstuk 29 826, nr. 211↩︎

  2. Kamerstuk 34 682, nr. 134↩︎

  3. Kamerstuk 36 410, nr. 47↩︎

  4. Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 87↩︎

  5. Kamerstuk 30 252, nr. 171↩︎

  6. Kamerstuk 30 252, nr. 171↩︎

  7. Zie https://www.rvo.nl/onderwerpen/lbv-plus-actueel↩︎

  8. De Lbv is feitelijk geen onderdeel van de aanpak piekbelasting. Desalniettemin is de analyse wel op deze regeling uitgevoerd omdat inzichten hieruit wel van belang zijn.↩︎

  9. Kamerstuk 33 037, nr. 559↩︎

  10. De analyse is gebaseerd op de aanmeldingen die bij RVO zijn ontvangen. De stikstof depositie is berekend op hexagonen waarbij sprake is van een (naderende) overbelasting, ten opzichte van de strengste KDW op dat betreffende hexagoon; in emissiejaar 2022.↩︎

  11. Voortgang stikstofbronmaatregelen en verwachte effecten in 2030, februari 2024, PBL, RIVM en WUR.↩︎