Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur op 16 oktober 2024
Brief regering
Nummer: 2024D39035, datum: 2024-10-17, bijgewerkt: 2024-10-17 09:15, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Mede ondertekenaar: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- QuickScan graslandnorm
- Beslisnota bij Kamerbrief Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur op 16 oktober 2024
- Economische effecten grondgebondenheid via graslandnorm
Onderdeel van zaak 2024Z16108:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Medeindiener: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2024-10-23 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2024-12-18 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Geachte Voorzitter,
Hierbij stuur ik uw Kamer de antwoorden op een deel van de vragen die leden van uw Kamer hebben gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de
begroting van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2025.
De resterende vragen worden beantwoord tijdens de eerste termijn van de zijde van het kabinet.
Hoogachtend,
Femke Marije Wiersma
Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Jean Rummenie
Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Schriftelijke beantwoording van gestelde vragen in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur 2025.
Hieronder treft uw Kamer de beantwoording van een selectie van de gestelde vragen per woordvoerder. De gestelde vragen zijn schuin weergegeven en de reactie van het kabinet staat eronder. De overige gestelde vragen worden mondeling beantwoord.
GroenLinks-PvdA
Willen wij onze bloemisten en kinderen blootstellen aan het gif dat gebruikt wordt in Nederland? Graag een reactie van de minister.
Vooropgesteld is de gezondheid van mens, dier en natuur van groot belang. Daarom toetst Ctgb de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden die gebruikt worden op Nederlandse bodem op basis van zeer strenge beoordelingskaders. Ik vind het belangrijk dat er meer inzichten worden verworven over de gezondheidseffecten van gewasbeschermingsmiddelen. Om die reden financier ik meerjarig (of langjarig) wetenschappelijk onderzoek hiernaar.
Bloemen kunnen echter geĆÆmporteerd worden uit landen buiten de EU. Het kan zo zijn dat daar gewerkt wordt met stoffen die verboden zijn hier in de EU. Er bestaan geen maximale residu-limieten (MRLs) voor snijbloemen. Deze zijn er alleen voor eetbare gewassen.
Het gaat hierbij om consumentenveiligheid en arbeidsveiligheid. De verantwoordelijkheid hiervan ligt bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Ik wil daarom met deze collegaās bespreken met welke stappen wij in EU-verband consumenten- en arbeidsveiligheid met betrekking tot sierteeltproducten kunnen agenderen.
Daarnaast wil ik samen met mijn collegaās in gesprek gaan met de branchevereniging voor bloemisten over de mogelijke risicoās van het werken met residuen van gewasbeschermingsmiddelen.
PVV
Is de minister bereid om in gesprek te gaan met supermarktketens om te zorgen voor een eerlijke prijs voor de boer?
Ja, conform de motie Beckerman c.s. (33 037, nr. 553) ben ik reeds in gesprek met de supermarktketen en zal deze gesprekken voortzetten. Ik ben al op meerdere manieren bezig met het versterken van het verdienvermogen van boeren en daarbij wijs ik ketenpartijen, waaronder de supermarktketens, op het belang van eerlijke prijzen. Zoals in het regeerprogramma is opgenomen, maak ik werk van het maken van goede afspraken met ketenpartijen. Ik bouw daarbij onder meer voort op bestaande initiatieven zoals het meerjarige programma Waardecreatie in Ketens. Dit initiatief is mede geĆÆnitieerd door het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel en de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie. Specifiek voor de supermarkten zie ik het als hun rol om goede en meerjarige afspraken te maken met de boeren. Inzichtelijk te hebben welke eisen ze stellen aan de boer en daar ook een passende vergoeding tegenover te zetten. Ook blijf ik inzetten op meer transparantie van de supermarktketen over hun bijdrage aan de maatschappelijke opgaven van het voedselsysteem.
Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de opgedane kennis op het gebied van doelsturing in Gelderland breder ingezet kan worden?
Samen met de provincies en andere partijen werk ik aan het mogelijk maken van doelsturing in de landbouw. Denk hierbij aan bedrijfsgerichte emissiedoelen, de KPI-aanpak, het ontwikkelen van de afrekenbare stoffenbalans en het bedrijfsspecifieke meten van stalemissies. Het is hierbij belangrijk dat provincies en Rijk goed op elkaar aansluiten. De doelvoorschriftvergunning in Gelderland is een mooi voorbeeld hoe samenwerking leidt tot resultaten. Via het Regieorgaan āVersnellen innovatie emissiereductie duurzame veehouderijā en het Nationaal Kennisprogramma Stikstof worden er producten (door)ontwikkeld om voor meer veehouders doelvoorschriftvergunningen te kunnen afgeven, waaronder een meetprotocol voor stalemissies, een datarichtlijn en een handreiking doelvoorschriftvergunningen.
Is de minister bekend met het initiatief van het Koploperproject Twente en is de minister bereid om met ze in gesprek te gaan?
Ik ben bekend met het aanbod van Twickel en ik ben bereid met ze in gesprek te gaan. In dit gebied loopt ook een gebiedsproces waar de provincie de regierol heeft. Hiervoor heeft mijn ministerie dit najaar geld beschikbaar gesteld, als onderdeel van een maatregelpakket met 36 koploper-gebiedsprocessen. Ik ben dus zeker bereid om met Twickel het gesprek aan te gaan, samen met de provincie Overijssel, als onderdeel van dit gebiedsproces.
Hoe kijkt de staatssecretaris naar het intrekken van vergunningen voor dierenparken die overtredingen begaan?
Het is onacceptabel als een dierentuin zijn vergunning overtreedt. Wanneer RVO dit constateert, wordt hierop gehandhaafd. Een dierentuin moet de overtreding dan herstellen. Als herstel uitblijft, kan de vergunning in zijn geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, zoals is vastgelegd in artikel 4.13 van het Besluit houders van dieren.
Wat is de stand van zaken m.b.t. de professionalisering van de dierenambulance, waaronder het geven van de status van voorrangsvoertuig?
Lid Graus heeft eerder een motie ingediend om dierenambulances als voorrangsvoertuigen aan te merken. Deze motie is in de verzamelbrief dierenwelzijn van april 2022 (Kamerstuk 28286 nr. 1255) in samenspraak met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) beantwoord. Dierenambulances kunnen niet als voorrangsvoertuig worden aangewezen. Het ministerie van IenW hanteert strenge regels over wanneer een organisatie als āhulpverleningsdienstā aangemerkt mag worden en deze dus optische- en geluidssignalen (OGS) mag gebruiken. Dit omdat het gebruik van OGS verwarring en zelfs gevaar kan opleveren voor de verkeersveiligheid en we moeten waken voor āOGS-inflatieā. Desalniettemin heeft Rijkswaterstaat ondersteuning geboden aan dierenambulanceorganisaties, o.a. door kennisoverdracht omtrent het voorkomen van incidenten op rijkswegen en door dierenambulances, die bij bepaalde organisaties zijn aangesloten, vrijstelling te verlenen om gebruik te mogen maken van de vluchtstrook.
Het ministerie van JenV heeft een signaal afgegeven dat de basiskwaliteit van de coƶrdinerende dierenhulporganisatie binnen de veiligheidsregio's moet worden gewaarborgd, ook bij rampen. Hoe staat het daarmee?
Ik vind het belangrijk dat dierennoodhulp in het algemeen en specifiek bij rampen goed geregeld is. De stichting āDieren in rampenā voert op dit moment met de veiligheidsregioās een traject uit om de hulp van dieren bij rampen en crises te verbeteren. Mijn ministerie is hier, samen met het ministerie van Justitie en Veiligheid, bij betrokken. Het is aan de coƶrdinerende dierenhulporganisatie zelf om te werken aan de basiskwaliteit. Ik bekijk daarbij de mogelijkheden om de dierenhulporganisaties hierbij te ondersteunen.
Hoe staat het met de uitvoering van motie Graus over het serieus nemen van de gevaren van virusuitbraken door het werken met wilde, bedreigde dieren voor traditionele medicijnen? Gaat de minister zich hier in WHO-verband hard voor maken?
De uitvoering van deze motie is ondergebracht bij de minister van VWS, omdat zij ook de inbreng bij de WHO-bijeenkomst verzorgt, die nu in voorbereiding is. Nederland zet zich blijvend in om het belang van volksgezondheid, zoƶnosenrisicoās en biodiversiteit te benadrukken. Zoals eerder aan de Kamer gemeld (kenmerk 2024Z05038) zal tijdens de 78ste World Health Assembly in 2025 een ontwerp voor een nieuwe Traditional Medicine Strategy voor de periode van 2025 ā 2034 worden voorgelegd. De WHO benadrukt dat tijdens de ontwikkeling erop wordt toegezien dat de CITES-regels omtrent internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten worden gewaarborgd.
Komt er een vervolg m.b.t. de pilot met bijtincidenten-centrum in Tilburg en wordt ook de link gelegd met de betrokkenheid van honden uit de illegale handel en huiselijk geweld?
Zoals aangegeven in de verzamelbrief dierenwelzijn van 24 juni 2024 (Kamerstuk 28286, nr. 1337) ben ik naar aanleiding van de resultaten van de pilot landelijk expertisecentrum complexe honden in gesprek met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, om te kijken of we ā in lijn met de door het expertisecentrum ontwikkelde protocollen ā aanvullende eisen kunnen stellen aan de organisaties die deze honden opvangen. Als een hond in beslag is genomen na een bijtincident, wordt de volledige context meegenomen in de risicobeoordeling van de hond. Hier wordt dus ook gekeken naar een eventuele relatie met illegale hondenhandel en huiselijk geweld.
Wat is de stand van zaken van het fokverbod?
Het verbod in het Besluit houders van dieren met betrekking tot het fokken met gezelschapsdieren met schadelijke kenmerken is in een aantal gevallen geconcretiseerd. Zo is er een beleidsregel die duidelijk maakt dat het fokken met extreem kortsnuitige honden onder het verbod valt. Ook het fokken van katten met vouworen en katten zonder vacht en snor- en tastharen valt onder dit fokverbod. In het kader van het houd- en vertoningsverbod voor gezelschapsdieren met schadelijke uiterlijke kenmerken voert het Bureau Risicobeoordeling & onderzoek (BuRO) van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) momenteel een risico-inventarisatie uit. In dit onderzoek wordt in kaart gebracht welke potentieel schadelijke uiterlijke kenmerken voorkomen bij honden en katten en wat het risico is van de meest relevante kenmerken op het dierenwelzijn. De resultaten van dit onderzoek zijn ook relevant voor het fokverbod. Ik verwacht de uitkomsten van dit onderzoek medio 2025 met de Kamer te kunnen delen.
Kan de staatssecretaris een bezoek brengen aan dr. Hille Fieten, die zich inzet voor het voorkomen van dierziekten?
Op het gebied van het fokken van gezonde en sociale honden en katten werk ik nauw samen met het Expertisecentrum waar dr. Hille Fieten de coƶrdinator van is. Ik breng graag samen een keer een bezoek aan dr. Hille Fieten.
Hoe staat het met het verbod op dieronvriendelijke bestrijdingsmiddelen, dieronvriendelijke trainingsmethodes en ingrepen zonder medische noodzaak?
Over dieronvriendelijke bestrijdingsmiddelen kan ik vanuit de beleidsverantwoordelijkheid van het ministerie van LVVN alleen iets zeggen over gewasbeschermingsmiddelen. Deze worden alleen toegelaten door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) nadat een risicobeoordeling is uitgevoerd en daaruit blijkt dat deze veilig kunnen worden toegepast voor mens, dier en milieu. Het onderzoeksrapport over hulp- en trainingsmiddelen die worden gebruikt bij honden en paarden en mijn appreciatie daarvan zal ik zeer binnenkort naar de Tweede Kamer sturen, als bijlage bij de verzamelbrief dierenwelzijn.
In de regelgeving (besluit Diergeneeskundigen) zijn nu onder voorwaarden een aantal ingrepen toegestaan. In mei 2024 is een instructiebepaling in de Wet dieren opgenomen voor de invulling van de AMvB dierwaardigheid. Op grond hiervan zal in de AMvB een datum en jaartal worden opgenomen voor de uitfasering van ingrepen waar geen medische noodzaak voor is.
Hoe zit het met de dierenpolitie in de overzeese Nederlandse gebieden?
Voor Caribisch Nederland (Bonaire, Saba en Sint Eustatius) bestaat geen dierenpolitie zoals we die in Europees Nederland kennen. De wet- en regelgeving voor dierenwelzijn in Caribisch Nederland is deels op nationaal niveau geregeld via het Wetboek voor Strafrecht BES (artikel 477) en deels op lokaal niveau via eilandelijke verordeningen. Toezicht en handhaving hierop is belegd bij de lokale overheden, de Openbare Lichamen. Voor CuraƧao, Aruba en Sint-Maarten geldt dat zij zelfstandige landen zijn binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Deze landen gaan over hun eigen dierenwelzijnsbeleid.
Waarom wordt er geen pilot gestart met de dierenpolitie op onze overzeese gebieden?
Ik vind het van belang dat er ook in Caribisch Nederland aandacht is voor dierenwelzijn. Toezicht en handhaving op dierenwelzijn is nu belegd bij de lokale overheden. Ik wil samen met hen verkennen wat er mogelijk is en wat er nodig is om het dierenwelzijn op de eilanden te verbeteren. Deze gesprekken worden op korte termijn opgestart. Daarin zal ook aandacht zijn voor toezicht en handhaving op dierenwelzijn. Ik vind het daarom niet opportuun om nu alvast een pilot met de dierenpolitie op te starten.
D66
Is de minister bereid om actie te ondernemen om de balans tussen de vlees- en zuivelindustrie aan de ene kant en duurzame koplopers aan de andere kant recht te trekken en hoe gaat ze het concreet doen?
Ik zet met verschillend instrumentarium in op ontwikkeling van de landbouw, en stimuleer duurzame investeringen in zowel de plantaardige als dierlijke sectoren. Op dit vlak ondersteun ik agrarisch ondernemerschap op diverse manieren. Denk aan het GLB instrumentarium, de ecoregeling, de inzet op innovaties en de structurele aanpak voor meer agrarisch natuurbeheer. Daarnaast benoem ik hier graag het Investeringsfonds Duurzame Landbouw, dat boeren ondersteunt bij het doen van investeringen in de verdere ontwikkeling van hun bedrijf, met respect en zorg voor hun omgeving. Daarnaast wordt vanuit de Nationale Eiwitstrategie specifiek ingezet op het vergroten van de zelfvoorzieningsgraad van nieuwe en plantaardige eiwitten op een duurzame manier. Hierin wordt bij uitstek ingezet op stimulering van eiwitrijke gewassen via innovatie en koplopers. Tenslotte wordt vanuit de kennisagenda van LVVN ingezet op ondersteuning in de ontwikkelingen van nieuwe businessmodellen ook op plantaardige eiwitten.
Wat doet de minister op het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen terwijl de onderzoeken lopen? Graag stand van zaken omtrent het omwonenden onderzoek. Is de minister al met deze mensen in gesprek geweest? Gaat de minister door met het beloofde plan van aanpak lelieteelt?
Op 25 juni jl. is uw Kamer geĆÆnformeerd (Kamerstuk 27858-671) over dat er gezamenlijk met de sector en de keten een plan van aanpak opgesteld wordt waarin wordt gekeken hoe we het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen kunnen verminderen. De gesprekken hierover zijn gaande. Met dit plan wordt ook uitvoering gegeven aan de motie Holman/Vedder (27858-662) die de regering onder meer verzoekt om tot een gids van goede gewasbescherming praktijken te komen. Ik zal uw Kamer hierover voor het einde van dit jaar informeren.
Kan de minister aangeven wat de reden is van zwartlakken in de stukken over het NPLG die gisteravond aan de Kamer zijn gestuurd? Specifiek het stukje onder ''Gevolgen besluit stoppen met het NPLG''. Kan de minister dit op papier beantwoorden voor het begin van de eerste termijn?
Onder het kopje āGevolgen besluit stoppen met het NPLGā zijn twee bullets gelakt. De eerste bullet omdat deze mogelijk de positie van de staat kan schaden in juridische procedures. De tweede bullet omdat deze mogelijk nadelig is voor de internationale betrekkingen van Nederland met andere landen of internationale organisaties. Voor de andere passages geldt ook dat ze om een van deze twee redenen niet zijn verstrekt.
VVD
Er zijn veel aangenomen moties met betrekking tot doelsturing, wanneer gaan we doelsturing in de praktijk zien? Gaat minister bedrijven in experimenteergebieden aanwijzen waar doelsturing in de praktijk uitgevoerd gaat worden?
Ik ben het met u eens dat we snel van de wal moeten komen met doelsturing en dat experimenteren nodig is. We gaan dus inderdaad concreet op boerenbedrijven experimenteren, bijvoorbeeld met een afrekenbare stoffenbalans. Ik vind het belangrijk dat de pilots afgestemd worden op de kennisbehoeften, waarbij we ook kijken naar de manier waarop doelsturing bij kan dragen aan doelbereik en hoe doelsturing uitvoerbaar en haalbaar is voor boeren. Dat moet goed getoetst worden.
Ik zie daarom een gefaseerde aanpak voor me in de uitrol van doelsturing. Pilots en experimenten maken daar in mijn ogen een essentieel onderdeel van uit. Op veel plekken wordt al geƫxperimenteerd met doelsturing. Een aantal van deze pilots worden ook ondersteund vanuit het Rijk. Zo gaan bijvoorbeeld veel provincies aan de slag met doelsturing als onderdeel van de koplopermaatregelen. Dat geeft ook resultaten. Vorige week is de eerste doelvoorschriftenvergunning voor een varkensstal afgegeven door de gemeente Berkelland en provincie Gelderland. Ook zal ik vanaf 2025 een nationale regeling voor experimenteerlocaties openstellen. Op deze locaties kan aan meerdere onderwerpen, waaronder ook doelsturing, gewerkt worden.
Daarnaast zet ik ook andere acties in gang. Ik ga bijvoorbeeld in EU-verband aandacht vragen voor doelsturing, temeer omdat het aansluit bij de uitkomsten van de strategische dialoog.
Kent de minister de voorbereiding van generiek beleid, waar haar ambtsvoorganger ook al aan werkte? Liggen er plannen klaar voor generiek beleid en zo ja, in welke vorm zal deze minister deze plannen indienen bij de Kamer?
Ik ben bekend met de verschillende studies en rapporten waarin
mogelijke aanvullende generieke maatregelen op het terrein van stikstof
op een rij zijn gezet. Deze staan samengevat in de brief die mijn
ambtsvoorganger (Kamerstuk 33576, nr. 365) op 26 januari 2024 naar de
Kamer heeft gestuurd. In lijn met de motie Holman (Kamerstuk 35344, nr.
316) zal ik uiterlijk voor het einde van het jaar een brief naar de
Kamer sturen waarin ik zal schetsen hoe het kabinet de uitstoot van
stikstof verder wil verlagen. Dit zal op hoofdlijnen zijn en een
overzicht schetsen. Ik zal vervolgens apart de concrete invulling sturen
wat betreft de verschillende onderdelen, zoals bijvoorbeeld de beoogde
brede beƫindigingsregeling, de uitvoeringsgerichte gebiedsspecifieke
aanpak, de contouren van hoe ik toewerk naar bedrijfsgerichte
emissiedoelen, of de stimulering van stalinnovaties.
Gaat de minister de besteding van de 500 miljoen voor agrarisch natuurbeheer regelen via agrarische collectieven?
Het gaat bij het versterken van het agrarisch natuurbeheer over een mix van maatregelen om doelen te bereiken op het gebied van natuur, water en klimaat. Het agrarisch natuur- en landschapsbeheer, uitgevoerd door collectieven, speelt hierbij een belangrijke rol. Daarnaast zijn andere regelingen nodig. Deze kunnen betrekking hebben op een gebied of een bedrijf. Daarom wordt verkend of het voor de hand ligt om naast collectieven, ook anderen als begunstigde te hebben, zoals individuele landbouwers, erfbetreders of andere samenwerkingsorganen. Het kabinet zal voor het kerstreces in haar contourenbrief over het agrarisch natuurbeheer toelichten hoe invulling wordt gegeven aan de rol van collectieven.
Hoe gaat de minister de regeldruk voor de MKB in de agrarische sector verminderen?
Dit kabinet wil dat de regeldruk voor ondernemers merkbaar daalt gedurende deze kabinetsperiode, daarom komt er een gezamenlijke gedragen aanpak van regeldruk die inzet van alle departementen vereist. Ik vind het belangrijk de regeldruk voor boeren, tuinders, vissers en andere professionals uit de keten te verminderen, waarbij ik luister naar wat leeft bij de agrarische sector. Via de agrarische praktijktoets vraag ik de sector om hun kennis over de praktische toepassing van de beoogde wet-en regelgeving in te brengen.
Hoe ziet de minister de rol van zelfslachtende slagers?
Zelfslachtende slagers zijn essentieel voor maatwerk in slachtingen, bijvoorbeeld bij de slacht van dieren met bijzondere kenmerken zoals brede hoorns of dikke vachten. Er zijn zoān 80 zelfslachtende slagers in Nederland. Dus zonder zelfslachtende slagers kunnen deze dieren niet meer geslacht worden, wat we in het kader van voedselverspilling natuurlijk niet moeten willen. De afgelopen jaren zijn diverse maatregelen ingezet om de sector een steuntje in de rug te geven. En dat blijf ik doen. Zo leggen we vanuit LVVN elk jaar 1,4 miljoen euro bij om de NVWA-tarieven voor kleinschalige slachthuizen gedeeltelijk te verlagen, om te voorkomen dat ze economisch onhoudbaar worden. Daarnaast weten we dat er uitdagingen zijn in het vinden van goed personeel, dus daarom ben ik blij dat er nu een speciale opleiding voor zelfslachtende slagers in ontwikkeling is. We onderzoeken of en hoe we hier vanuit de overheid een bijdrage aan kunnen leveren. En weten we dat de administratieve lasten die voortkomen vanuit de wet- en regelgeving een knelpunt kunnen vormen. Daarom kijk ik samen met de NVWA en de sector naar mogelijkheden om deze lasten te verlichten. Tot slot blijf ik ook uitvoering geven aan de wens van Kamer (motie Van Campen, 28 286 nr 1251) om in de voorbereiding van wet- en regelgeving rekening te houden met de positie van zelfslachtende slagers.
Kent de minister het rapport van ABDTOPConsult over het normeren en beprijzen van stikstofemissies en neemt zij de aanbevelingen hiervan over?
Dit kabinet zet in op een omslag naar doelsturing via haalbare bedrijfsspecifieke normen voor klimaat- en stikstofemissies. Hiermee wordt ondernemers duidelijkheid gegeven waaraan zij moeten voldoen. Op dit moment werkt het kabinet aan de contouren van deze aanpak waarover de Kamer aan het einde van dit jaar wordt geĆÆnformeerd.
Hierbij wordt ook gekeken naar aanbevelingen van de ABD-rapporten van āNormeren en beprijzen van stikstofemissiesā van Bernard ter Haar (2021) en āNormeren en beprijzen van stikstofemissies - Sturen op stikstofā van Erik Jan van Kempen (2023). Deze rapporten bevatten diverse handvatten waarmee op stikstofemissies kan worden gestuurd. Zoals ook aangegeven in reactie op motie Grinwis, wordt hierbij ook gekeken naar de relatie met (bestaande) rechtenstelsels. Ik vind het daarbij van belang dat we onnodige stapeling van stelsels voorkomen om voor ondernemers en overheid te komen tot haalbare bedrijfsdoelen binnen een uitvoerbare en uitlegbare systematiek.
Hoe kijkt de staatssecretaris naar de rol van de Ecologische Autoriteit als onafhankelijk beoordelaar van alle beschikbare ecologische kennis en info voor besluiten? Welke acties worden ondernomen om de afspraak uit het hoofdlijnenakkoord na te komen over het leidend laten zijn van de daadwerkelijke staat van natuur bij beleidskeuzes?
In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat in het natuurbeleid de daadwerkelijk gemeten staat van de natuur leidend wordt. Het is daarvoor van belang dat duidelijk is wat die daadwerkelijke staat is. De onafhankelijke Ecologische Autoriteit, die breed kijkt naar alle drukfactoren en dus niet alleen naar stikstof, en hier gezaghebbende uitspraken over kan doen is daarom essentieel. De Ecologische Autoriteit kan op basis van feiten helpen in het voorkomen van discussie over wat de staat van de natuur is en wat de ecologische onderbouwing is, op basis waarvan besluiten over maatregelen genomen kunnen worden.
Om de daadwerkelijke staat van de natuur leidend te laten zijn bij beleidskeuzes is een klip en klaar beeld nodig van de staat van de natuur. Voor stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zijn daartoe natuurdoelanalyses gemaakt. Ik ben bezig met het maken van afspraken tussen Rijk en provincies over de volgende cycli van de natuurdoelanalyses. Verbreding naar alle drukfactoren en verbetering van de uniformiteit van natuurdoelanalyses is hier onderdeel van. Daarnaast vind ik goede monitoring van belang. De natuurmonitoring wordt versterkt en geĆÆntensiveerd, mede voor de Natuurherstelverordening. Nederland kent een stevig stelsel van natuurmonitoring. Er is echter een toegenomen vraag naar natuurgegevens met name uniforme natuurgegevens op gebiedsniveau. Om aan de toegenomen behoefte aan natuurdata te voldoen is het meerjarige Verbeterprogramma VHR Monitoring gestart.
Graag horen we van de staatssecretaris voor het einde van het jaar de stand van zaken van in het onderzoek kabeljauw en de pilots passieve vistuigen en kunstmatige riffen nabij windmolens.
De resultaten van de testen met vier verschillende passieve tuigen die afgelopen jaar op verzoek van LVVN zijn afgerond in windpark Borssele zijn reeds met de Tweede Kamer gedeeld op 26 juni jl. Vervolgonderzoek naar testen met het vistuig Staandwant volgen komend jaar. Wanneer deze gereed is zal ik u hierover informeren.
Daarnaast is ook onderzoek uitgevoerd in windpark Borssele dat heeft aangetoond dat natuurinclusief bouwen van windturbines een positieve impact heeft op biodiversiteit zoals de kabeljauw. Dit komt voort uit monitoringsonderzoek van het windpark zelf en is reeds openbaar beschikbaar.1
Uiteraard neem ik de resultaten van zulk onderzoek mee in mijn overwegingen als ik kijk naar medegebruik in toekomstige windparken op zee. Op dit moment ben ik bezig met de voorbereiding van pilots in de vorm van een publicatie in de Staatscourant, waarin ik uitvraag welke vissers zelfstandig zouden willen experimenteren met passieve tuigen in windenergiegebieden Borssele en Hollandse Kust Zuid.
CDA
CDA wil naar doelsturing en wil ook dat we er gelijk mee beginnen. Ons voorstel is om op 1 afgebakend dossier gewoon te gaan doen. Gewasbescherming zou ons voorstel zijn. Hoe kijkt ze daar naar en ziet ze daar mogelijkheden toe?
Zoals u weet heeft mijn ambtsvoorganger besloten de gewasbeschermingsmonitor te heroverwegen. Ik sta positief tegenover het ontwikkelen van een instrument voor monitoring en benchmarking om doelsturing mogelijk te maken op het gebied van gewasbescherming. Een dergelijk instrument moet echter wel aan een aantal (rand-)voorwaarden voldoen. Ik volg de lijn van mijn voorganger dat het moet gaan om cofinanciering vanuit het Rijk. De sector moet hier ook aan mee betalen. Daarnaast moet de sector zelf eigenaar en beheerder zijn van de benchmark, mag er geen winstoogmerk zijn met betrekking tot (het beheer van) de data van de agrarische ondernemers. Tenslotte moet de overheid wel geborgde betrouwbare informatie die voortkomt uit de benchmark ontvangen. Wat mij betreft start de sector met een groeimodel. Dit betekent klein en beperkt beginnen, met mogelijkheid tot uitbreiden.
NSC
Kan de minister toezeggen dat de GLB-verplichtingen dit jaar worden nagekomen?
Ik heb eerder aan uw Kamer gemeld dat, als de Europese Commissie akkoord gaat met de nationale compensatieregeling voor de ecopremie, het tarief voor de basispremie uitkomt rond ā¬193 en de eco-tarieven op ā¬60, ā¬100 en ā¬200. De compensatieregeling is goedgekeurd dus dat zijn ook de bedragen waar ik nu op koers. Hiervoor is het ook nog nodig dat de Eerste Kamer akkoord gaat met de voorgestelde budgetschuif van 2025 naar 2024 zoals neergelegd in de suppletoire begroting, zodat het geld tijdig beschikbaar is om uit te keren. In november verwacht ik de voorlopige tarieven voor 2024 vast te stellen en worden deze gepubliceerd.
Is de minister bereid zich Europees in te zetten het basisbedrag uit het GLB te beƫindigen en ook uit te keren als eco gelden?
Inderdaad is het beter belonen van de diensten die boeren leveren voor natuur en milieu via de ecoregeling en het agrarisch natuurbeheer een waardevolle toevoeging die ook het verdienvermogen van de boer verbetert. Bij het nadenken over het toekomstige GLB zijn er nog geen besluiten over de toekomstige verdeling van gelden genomen. Ik zie een serieuze rol voor de ecoregeling en het agrarisch natuurbeheer in het toekomstige GLB omdat ze bijdragen aan meerdere doelen waaronder het boereninkomen. Tegelijk hecht ik sterk aan de basisbetaling voor boeren die een goede basis geeft in het inkomen van een bedrijf. Dit zal ik in mijn afwegingen betrekken. Uiteindelijk zal binnen het totaal van het GLB een voorspelbare en werkbare verdeling tot stand moeten komen.
NSC vraagt om een afschrift van het verzoek van de minister aan de WUR m.b.t. het onderzoek naar grondgebondenheid. Dit wil NSC morgenochtend hebben. Kan Minister deze uiterlijk morgenochtend delen?
Mijn ambtsvoorganger heeft een voorstel gedaan om grondgebondenheid vorm te geven met een graslandnorm (Kamerstuk 33037, nr. 542). Onderzoek is nodig om een gedegen beeld te krijgen over de gevolgen van een dergelijke grote structuurwijziging van de Nederlandse melkveehouderij. De eerste verkenning (quickscan) naar de economische effecten is reeds uitgezet door mijn ambtsvoorganger en vindt plaats door Wageningen Economic Research. In deze eerste verkenning zullen voor verschillende scenarioās de financiĆ«le gevolgen van een graslandnorm voor melkveehouders worden berekend. Ook zal een eerste inzicht worden gegeven van de ruimtelijke consequenties in de verschillende provincies. Recentelijk is gevraagd in aanvulling op de initiĆ«le onderzoeksvraag enkele uitgangspunten van de doorrekening aan te passen aan de actuelere context (hogere mestafzetkosten, afbouw derogatie en verhoging van de pachtprijs) en de bandbreedte van de door te rekenen graslandnormeringen uit te breiden. Bijgevoegd ontvangt u zowel de initiĆ«le onderzoeksopdracht als de aanvulling hierop.
Zoals aangekondigd in de brief van 13 september jl. en in de beantwoording van de feitelijke vragen over de suppletoire begroting van het ministerie van LVVN zal ik naast bovengenoemde onderzoeken de economische gevolgen in brede zin voor de gehele keten, en de bijeffecten van emissies (broeikasgas) laten onderzoeken, zodat een ordentelijke en zorgvuldige oordeelsvorming geborgd is (Kamerstuk 36613-XIV-3). Deze onderzoeken worden momenteel uitgezet.
Natuurbehoud Caribisch Nederland: hoe denkt de staatssecretaris de waardevolle natuur in Caribisch Nederland te beschermen en in stand te houden?
Het Natuur- en Milieubeleidsplan (NMBP) loopt van 2020 tot 2030. Het NMBP is opgesteld om de natuur van Caribisch Nederland goed te laten gedijen en door huidige en toekomstige generaties op duurzame wijze te kunnen laten gebruiken. Op dit moment vindt de mid-term evaluatie plaats. De uitkomsten van deze evaluatie worden in het eerste kwartaal van 2025 verwacht. Deze uitkomsten wacht ik eerst af om tot een juiste invulling van de uitvoering van de tweede fase te komen.
Waarom kregen we gisteravond pas de beantwoording van de Kamervragen over het schrappen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)?
De Kamerleden Rooderkerk, Podt en Bamenga van de fractie D66 hebben op
10 september Kamervragen gesteld over het schrappen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). In de beantwoording van deze vragen zijn verschillende documenten naar de Kamer verzonden, die inzicht bieden in de wijze waarop het besluit om te stoppen met het NPLG tot stand is gekomen. Ik heb mij ingespannen om de vragen zorgvuldig en zo snel als mogelijk te beantwoorden. Aangezien er meerdere departementen waren betrokken bij het besluit, vergde de reconstructie en beantwoording enige tijd.
Met welk alternatief voor het NPLG komt de minister om de wettelijke verplichtingen en doelen te halen?
Zoals in het regeerprogramma is aangekondigd werkt het kabinet aan een uitvoeringsgerichte en gebiedsspecifieke aanpak ter vervanging van het NPLG. Voor het einde van het jaar deel ik de koers voor deze nieuwe aanpak met uw Kamer. Daarbij staat een effectieve uitvoering en inzet van instrumenten ten behoeve van doelbereik centraal, daar waar de opgaven het grootst zijn. Dit is een gebiedsspecifieke aanvulling op het generiek LVVN-beleid voor het realiseren van doelen voor natuur, water en klimaat, bijvoorbeeld de totstandkoming van bedrijfsspecifiek emissiedoelen. Ook voor het generieke deel van het beleid worden de contouren uitgewerkt en voor het einde van het jaar met de Kamer gedeeld. Er is dus niet Ć©Ć©n alternatief voor het NPLG. Het gaat om verschillende sporen.
SP
Gevolg van het beleid is dat we meer dieren krijgen en minder boeren. SP wil het GLB geld anders inzetten om meer activiteiten te vergoeden en meer boeren te behouden. Waarom gaat de minister niet naar Brussel om er juist voor te zorgen dat er meer boeren zijn en minder dieren?
Een groot deel van het GLB gaat naar inkomenssteun per hectare die niet is gebonden aan een bepaalde sector. De herverdelende inkomenssteun voorziet hierin boeren met een bedrijf tot 40 ha van een extra vergoeding. Dit helpt boeren om een stabiele en veerkrachtige bedrijfsvoering voort te zetten. Daarnaast worden agrariƫrs ondersteund via de ecoregeling en het Agrarisch Natuurbeheer om duurzame landbouwpraktijken uit te voeren. Daarnaast wordt via het GLB onder meer ingezet op innovatie en generatievernieuwing, om te zorgen dat jonge boeren een toekomst kunnen opbouwen. De huidige mix van interventies voldoet wat mij betreft en het aanbrengen van eenzijdige focus richting bepaalde sectoren acht ik niet wenselijk.
BBB
Kan de minister reageren op de CNV-analyse over de effecten van de krimp van de veestapel op de werknemers in de landbouwsector en kan zij bevestigen dat krimp van de veestapel leidt tot een verlies van 30.000 banen? Wat doet de krimp van de veestapel met de leefbaarheid van het platteland? Is de minister in gesprek met haar collega minister van sociale zaken en werkgelegenheid om een leegloop van het platteland te doen voorkomen?
Voor zover ik het persbericht van CNV correct interpreteer heeft de CNV gekeken naar hoeveel banen van mensen in loondienst direct gerelateerd zijn aan de veehouderij. Volgens CNV is dit dus ruim 30.000. Dit aantal kan ik nog niet bevestigen omdat ik de details van de analyse niet ken. Het is uiteraard niet te verwachten dat al deze mensen hun baan verliezen.
Het kabinet erkent dat de maatregelen impact kunnen hebben op de werkgelegenheid op het platteland. We vinden het daarom belangrijk dat er aandacht is voor een sociaaleconomisch toekomstbestendig landelijk gebied.
Afgelopen week nam ik het advies āWerken aan veranderkrachtā in ontvangst van de Sociaal-Economische Raad (SER). De SER, waaronder CNV, kijkt daarbij breed naar wat nodig is voor toekomstperspectief van ondernemers en werknemers binnen de sectoren Agri & Food, Water & Bodem en Natuur & Leefomgeving.
Leren, werken en innoveren gaan daarbij hand in hand. Het werk in deze sectoren is sterk in ontwikkeling en vraagt veel van mensen. Het kabinet vindt het daarom belangrijk dat mensen worden ondersteund om hun veerkracht en veranderkracht te versterken, bijvoorbeeld via onderwijs, scholing en innovatie.
Ik begrijp dat de SER heeft aangeboden om het advies in uw Kamer toe te lichten. We hebben veranderkracht nodig, ook voor een aantrekkelijk platteland. Naast het gesprek met de SER is mijn departement ambtelijk in gesprek met SZW, bijvoorbeeld over sectorale ontwikkelpaden en het scholingsfonds, en via het Groenpact met onder andere de sociale partners. Via beide lijnen wordt ingezet op het versterken van de veranderkracht in de landbouwsectoren en daarmee ook de leegloop van het platteland. Daarom pak ik dit met collega-ministers op en kom binnenkort, begin 2025, met een inhoudelijke reactie.
Kabels door de Waddenzee leveren meer bodemberoering op dan de hele visserij bij elkaar. Hoe ziet het ecologische impulspakket Wadden eruit?
Vanwege de ambitie om de kabels aan te leggen is ā¬ 18 miljoen beschikbaar gesteld voor een Ecologisch Impulspakket Waddenzee om te investeren in de brede ecologie van de Waddenzee. Dit pakket levert een belangrijke bijdrage aan natuurherstel in de Waddenzee en daarmee de Agenda voor Waddengebied.
Het Ecologisch Impulspakket Waddenzee wordt ingezet op onder andere de volgende onderwerpen: implementatie van het Broedvogelactieplan, Integraal Beheerplan Waddenzee, herstel zoet-zout overgangen en onderzoek naar ecologische effecten van klimaatverandering (incl. cumulatie). Voorbeelden van gefinancierde projecten zijn Wij en Wadvogels fase 2 gericht op maatregelen ten behoeve van broedvogels; Waakvogels, gericht op signaalfunctie van vogels aangaande klimaatverandering en maatregelen ter verbetering van de vismigratie.
De BBB verzoekt om meer duidelijkheid over de paragraaf natuur en biodiversiteit grote wateren. Wat houden de natuurversterkingsmaatregelen precies in?
Het Rijk is verantwoordelijk voor het beschermen en versterken van natuur en biodiversiteit in de grote wateren. De natuur van grote wateren staat onder druk van bestaand en toekomstig gebruik.
In de context van het Programma Noordzee 2022-2027 is aangegeven om, naast de verplichte mitigatie en compensatie van negatieve effecten, aanvullende natuurversterkingsmaatregelen te nemen om het Noordzee-ecosysteem robuuster te maken. Het programma Natuurversterking Noordzee is gericht op versterking van vogelpopulaties, versterking van natuur in windparken en waar mogelijk binnen beschermde gebieden. Voorbeelden van mogelijke maatregelen zijn oesterrifherstel en het versterken van leefgebieden voor vissen, haaien en roggen en het verbeteren van broedsucces van vogels. Zo wordt het producerend vermogen (het natuurlijk kapitaal) van de Noordzee versterkt en profiteert ook de visserij van een robuuster ecosysteem op de Noordzee. Conform het Hoofdlijnenakkoord wordt bij de inpassing van maatregelen daarbij eerst gekeken naar ruimte voor de visserij.
In het kader van de Programmatische Aanpak Grote Wateren wordt samen met het ministerie van IenW en andere overheden, natuurorganisaties en bedrijven gebiedsgericht samengewerkt, om de veerkracht en Natura 2000-doelen in de grote wateren te realiseren. Het betreft inrichtingsmaatregelen zoals natuur Friese IJsselmeerkust, aanleg leefgebied Ketelpolder, herstel onderwaternatuur Waddenzee en aanpak zandhonger Oosterschelde. Meerdere maatregelen zullen ook gaan bijdragen aan een verbeterde visstand in het IJsselmeergebied.
Specifiek voor de Waddenzee zijn onder meer middelen gereserveerd via het Ecologisch Impulspakket Waddenzee. Ik verwijs u hiervoor naar mijn eerdere antwoord op de vraag over dit pakket.
PvdD
Hoe kan het dat een Kamermeerderheid zegt, āniet doorgaan met Mercosur als landbouw erin zitā maar dat er niet duidelijk in het regeerprogramma staat dat we dat niet gaan doen. Hoe zit dit en wat gaat deze minister doen?
De onderhandelingen over een EU-Mercosur verdrag lopen nog. Het kabinet zal pas een positie bepalen ten aanzien van een akkoord tussen de EU en de Mercosur landen op het moment dat alle daartoe noodzakelijke stukken door de Commissie ter besluitvorming aan de Raad worden aangeboden. In de tussentijd bepleit het kabinet binnen de EU dat een mogelijk EU-Mercosur akkoord een integraal associatieakkoord blijft, conform de motie Teunissen.
De minister schrijft dat de stikstofdoelen 2025 niet gehaald zullen worden. Dit is in strijd met het verslechteringsverbod en de vogel- en habitat richtlijn. Is het standpunt van de minister het officiƫle kabinetsstandpunt?
Mijn ambtsvoorganger heeft u eerder geĆÆnformeerd dat het realiseren van de omgevingswaarde voor stikstof voor het jaar 2025 niet haalbaar is (Kamerstuk 35334, nr. 377). Waar het kabinet vorig jaar nog op koers lag, geldt dat met name door een bijstelling van de kritische depositieswaarden deze doelstelling uit het zicht is geraakt. Dat neemt niet weg dat het kabinet nog steeds gecommitteerd is aan de verplichtingen die volgen uit de Vogel en Habitatrichtlijn (VHR). Echter, de vertaling van verplichtingen rondom stikstof, zoals vastgelegd in genoemde omgevingswaarden, leidt tot een bewegend doel en biedt daardoor geen duidelijkheid of zekerheid. Het kabinet zet daarom in op een juridisch houdbaar alternatief voor het sturen op de KDW om zo invulling te geven aan de verplichtingen uit de VHR.
Is het waar dat de NVWA maar op 3% van de bedrijven komt en is het zo dat er veel bedrijven zijn waar de NVWA nooit komt?
Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de naleving van de dierenwelzijnsregelgeving, de NVWA ziet daarop toe. Het grote aantal diercategorieĆ«n waarvoor toezichtstaken bestaan, noopt tot het maken van keuzes. De beschikbare capaciteit wordt daarom vooral ingezet bij bedrijven waarvan de verwachting is dat de naleving niet in orde is en/of waar de grootste risicoās voor dierenwelzijn aanwezig zijn. Onder meer naar aanleiding van meldingen waarbij erfbetreders een belangrijke rol spelen.
Naast controles bij primaire bedrijven, vinden ook inspecties tijdens transport, bij verzamelcentra en op slachthuizen plaats. Dit levert ook informatie op over primaire bedrijven, ten behoeve van risicogericht toezicht.
In 2023 werden op 1.208 primaire bedrijven dierenwelzijnsinspecties uitgevoerd, exclusief herinspecties. Bij 362 van deze bedrijven werd een maatregel opgelegd.
De PvdD had een aantal vragen over dierproeven. Er werd gevraagd naar de motie waardoor subsidies proeven apen op termijn overgaan naar proefdiervrij onderzoek. De PvdD wil weten of het mogelijk is dat deze benadering ook wordt toegepast bij onderzoek met andere dieren. Daarbij stelt de PvdD dat de Wet op dierproeven een bepalding bevat dat er alleen dierproeven mogen worden gedaan als er geen alternatief mogelijk is en dat er hierbij verbetering mogelijk is. De staatssecretaris wordt gevraagd dit proces zorgvuldiger in te richten en zich daarbij in te zetten voor betere implementatie van systemic review en de criteria voor het verlenen van vergunningen aan te scherpen.
Ten aanzien van de motie over subsidies voor proeven met apen wacht ik de resultaten van het onderzoek naar aanleiding van die motie af om te kijken of er ook lessen te trekken zijn voor andere typen proefdieronderzoek. Ik kan daar nu niet op vooruitlopen. Daarbij is relevant dat het ministerie van OCW een specifieke directe financieringsrelatie heeft met het BPRC, het instituut waar apenonderzoek wordt gedaan.
Synthesis of Evidence is het verzamelen van bestaande kennis ter onderbouwing van een dierproef. Dit is al expliciet onderdeel van de beoordeling door de Centrale Commissie Dierproeven. Een Systematic Review is Ć©Ć©n van de vormen van Synthesis of Evidence. Systematic Reviews zijn niet voor alle typen onderzoek mogelijk. Daar waar Systematic Reviews toegepast kunnen worden, onderschrijf ik de waarde daarvan. Ik stel daarom subsidie beschikbaar voor onderzoekers om Systematic Reviews uit te voeren. En dat budget heb ik verhoogd van ā¬ 450.000 naar ā¬ 850.000, dit mede als uitvoering op de motie van leden Wassenberg, Graus, Beckerman en De Groot (Kamerstuk 32336 nr. 145).
Ten aanzien van het vergunningenstelsel geldt dat zowel de vergunning verlenende instantie als ook het vergunningenstelstel recent geƫvalueerd zijn. Daaruit bleek onder andere dat het Nederlandse vergunningenstelsel zeer gedegen en robuust is. Er worden relatief weinig vergunningen afgewezen, omdat er juist een gedegen voorbereiding en afweging voorafgaat aan de daadwerkelijke vergunningsaanvraag. De evaluaties leverden wel inzichten op om de samenwerking tussen de verschillende ketenpartners nog verder te verbeteren. Het aanscherpen van de criteria voor vergunningverlening is niet nodig aangezien reeds geregeld is dat een vergunning voor een dierproef alleen verleend mag worden als er geen alternatief is.
SGP
SGP roept de minister op Brussel niet te laten beslissen over onze excretie- en stikstof correctiefactoren. Wil ze deze mogelijkheid gebruiken om melkveehouders meer lucht te geven?
Zoals in de Kamerbrief van 13 september 2024 aangegeven is het kabinet voornemens om de stikstofcorrectiefactor aan te passen in lijn met het advies in deze van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet. Het percentage moet namelijk, zoals aangegeven in het debat van 7 oktober jl., juridisch en wetenschappelijk voldoende houdbaar zijn. Voor het aanpassen van de stikstofcorrectiefactor is geen formele instemming van de Europese Commissie nodig.
Dierwaardige veehouderij: wil de minister kijken naar een fiscale herinvesteringsreserve voor de veehouders die willen investeren in dierenwelzijn?
LVVN heeft eerder dit jaar, in de context van het convenanttraject dierwaardige veehouderij, gekeken naar de mogelijkheid van een fiscale reservering. Daaruit kwam naar voren dat uit eerder onderzoek is gebleken dat zoān regeling niet effectief is. Ik wil hier echter opnieuw naar kijken en zal hierop terugkomen richting de behandeling van de AMvB dierwaardige veehouderij.
Er is een geleidelijke ingroei op agrarisch natuurbeheer nodig. De SGP stelt voor daar komend jaar al mee te beginnen en zal daartoe een motie indienen met andere partijen. Pakt de minister deze handschoen op?
Ik neem de handschoen graag op. De heer Grinwis heeft vorige maand een amendement ingediend om ā¬ 50 miljoen van dit budget in 2026 naar 2025 te halen (Kamerstuk 36 600 XIV, nr. 4).
Mijn collega-minister van FinanciĆ«n heeft dit amendement tijdens de Algemene FinanciĆ«le Beschouwingen met Oordeel Kamer meegegeven. Met dit amendement komt er al in 2025 meer geld beschikbaar voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer en wordt er meer geleidelijk en daarmee verantwoord opgebouwd naar de structurele intensivering van ā¬ 500 miljoen.
Gewasbescherming: ziet de minister dat telers steeds meer in de knel komen, onder andere door het beperkte middelenpakket en dreigende resistentie?
Het is mijn verwachting dat een deel van de gewasbeschermingsmiddelen zal wegvallen, als gevolg van het wettelijk geldende strenge toetsingskader op Europees niveau bij de reguliere herbeoordeling van werkzame stoffen. Het is daarom nodig dat overheid en bedrijfsleven zich blijven inzetten, in lijn met de acties uit het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030, op het versnellen van de doorontwikkeling naar een grotere beschikbaarheid en gebruik van effectieve (groenere) alternatieven om ziekten, plagen en onkruiden te bestrijden, bijvoorbeeld laag-risico-gewasbeschermingsmiddelen. Daarmee blijft voor telers een effectief middelen- en maatregelenpakket behouden.
Voor de korte termijn kunnen telers in noodsituaties op het terrein van gewasbescherming, zoals acute uitbraken van schadelijke organismen, een vrijstelling aanvragen voor het gebruik van niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen. Het is aan de Minister van LVVN om op deze aanvragen besluiten te nemen. Leidend daarbij zijn de adviezen van de NVWA en het Ctgb, conform motie Van Campen en Grinwis (Kamerstuk 27858, nr. 665) en het regeerprogramma.
Kan de minister toezeggen dat tenminste 2 miljoen euro uitgetrokken wordt voor genoemd praktijkonderzoek in het kader van het Uitvoeringsprogramma gewasbescherming?
U vraagt om financiering voor 2025 voor pilots in het Praktijkprogramma āWeerbaarheid in de Praktijkā, onderdeel van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030. Ik wil verkennen in hoeverre de HLA middelen vanaf 2026 hiervoor kunnen worden ingezet. Besluitvorming over de besteding van de ā¬ 5 miljard moet nog plaats vinden. Ik ga er dan vanuit dat de sector ook haar bijdrage levert. Dit praktijkprogramma wordt namelijk gefinancierd op basis van cofinanciering, waarbij de sector en overheid beide 50% bijdragen.
ChristenUnie
Is de minister het met mij eens dat de collectieven, met goede vergoedingen en langjarige contracten, het belangrijkste kanaal vormen voor het structurele extra geld uit het hoofdlijnenakkoord? (ANB/500mln.)
Ik ben het met de heer Grinwis eens dat het ANLb met goede vergoeding en langjarige contracten het belangrijkste instrument is voor de structurele middelen van het hoofdlijnenakkoord. Het wegzetten van de ANLB middelen via de collectieven is daarbij effectief. Daarnaast zijn ook andere regelingen nodig. Deze kunnen betrekking hebben op een gebied of een bedrijf. Over de inzet van middelen voor agrarisch natuurbeheer is in het kabinet nog geen besluit genomen. Het kabinet zal voor het kerstreces in haar contourenbrief over het agrarisch natuurbeheer toelichten hoe op een effectieve manier instrumenten in te zetten.
Zou een deel van het geld dat vanaf 2026 beschikbaar komt voor agrarisch natuurbeheer ingezet kunnen worden voor extensiveringsregelingen? Zodat er niet alleen geld komt voor de stoppers, maar ook voor de blijvers in tijden van een overspannen mestmarkt?
Ik heb eerder aangegeven dat bij de middelen voor het agrarisch natuurbeheer prioriteit wordt gegeven aan gerichte maatregelen die bijdragen aan het behalen van de doelen rondom natuur, water en klimaat. Hiervoor is brede steun in uw Kamer. Ik wil deze middelen met name gebruiken om blijvende landbouwers langjarig en marktconform te vergoeden. Over de inzet van middelen voor agrarisch natuurbeheer is in het kabinet nog geen besluit genomen. Ik wil de komende tijd verkennen welke instrumentenmix hiervoor optimaal is. Dit is nodig om landbouwers meer zekerheid te geven. Het kabinet heeft in het regeerprogramma aangegeven, dat zij voor het kerstreces hierover een contourenbrief zal versturen.
Hoe zorgt de minister ervoor dat de provincies PAS-melders kan legaliseren met extern salderen en dus kunnen voldoen aan het additionaliteitsvereiste?
Het kabinet voelt een grote verantwoordelijkheid voor het bieden van oplossingen aan PAS-melders. Ondanks het onverkort uitvoeren van het legalisatieprogramma, maakt het additionaliteitsvereiste het aantal gebieden waarmee wij met extern salderen PAS-melders kunnen legaliseren beperkt. Dit maakt dat ik ook naar andere oplossingen kijk. Dat is mogelijk via maatwerk, vrijwillige uitkoop en/of een schadevergoeding. Ik onderzoek ook de mogelijkheid om een wetenschappelijk onderbouwde en juridisch houdbare rekenkundige ondergrens in te voeren. PAS-melders hoeven dan geen vergunning meer aan te vragen. Bij deze alternatieven speelt het additionaliteitsvereiste geen rol.
Volt
In de brandbrief over het NPLG stellen 1/3 van de statenleden dat de minister plannen niet zonder alternatief had moeten schrappen. Statenleden voelden zich in de steek gelaten door het abrupte besluit van de minister. Hoe reflecteert de minister op deze brandbrief? Waarom heeft de minister niet geluisterd naar ambtelijke adviezen om de provincie mee te nemen in dit besluit? Hoe gaat de minister het vertrouwen van de provincies weer herwinnen?
Met het stoppen van het NPLG is het kabinet een nieuwe koers ingeslagen. Dat was nodig, omdat er een ander budget beschikbaar is gekomen voor het landelijk gebied en er verbeteringen mogelijk waren op de NPLG-aanpak. In plaats daarvan komt het kabinet met een gebiedsspecifieke en uitvoeringsgerichte aanpak. De verdere contouren van de nieuwe aanpak ter vervanging van het NPLG worden voor het commissiedebat van 4 december met de Kamer gedeeld.
Provincies zijn voorafgaand aan de bekendmaking van dit nieuwe voornemen op 19 augustus tijdens een informeel Bestuurlijk Overleg Landelijk Gebied en Stikstof op de hoogte gesteld van deze koerswijziging. Het verder voorbereiden en vormgeven van de nieuwe aanpak zal ik samen met de provincies en andere overheden oppakken. Zij zijn immers een onmisbare samenwerkingspartner. We moeten als overheden samen optrekken om eenduidig beleid te voeren en voorspelbaar te zijn richting de samenleving. Uit eigen ervaring weet ik hoeveel kennis er is en werk er wordt verzet in de provincies.
In antwoorden op schriftelijke vragen die door Volt zijn gesteld over de Rekenkundige Ondergrens, zegt de minister zich niet te herkennen in het beeld dat is geschetst door de wetenschappers. Hoe reflecteert de minister hierop en waarom herkent zij dit beeld niet?
Zoals in mijn antwoord op de Kamervragen van Volt is aangegeven, herken ik mij niet in de signalen dat wetenschappers in een positie worden gebracht waarin zij worden gebruikt om geitenpaadjes te vinden in de stikstofproblematiek.
In het onderzoek van TNO/UvA is er nog geen ondergrens gevonden op basis van de model-/atmosfeerwetenschap. In het onderzoek geven de onderzoekers aan dat er nog wel discussie is en er mogelijke andere denkrichtingen zijn. Bijvoorbeeld dat in de wijze van modellering nog andere benaderingen mogelijk zijn om een ondergrens te onderbouwen.
Dat de inzichten onder wetenschappers hierover uiteenlopen, bleek ook tijdens het rondetafelgesprek met de vaste commissie van de Tweede Kamer voor LVVN. Dat inzichten uiteen lopen hoort ook bij de wetenschap: er kan vrijwel nooit volledige consensus bereikt worden, maar vaak kan er wel een breder gedragen conclusie bereikt worden. In de antwoorden op de Kamervragen heb ik ook aangegeven dat een onderbouwde rekenkundige ondergrens kan bijdragen aan het verkleinen van schijnzekerheid en daarmee zorgt een ondergrens voor een beter wetenschappelijk verantwoord gebruik van het model. Ik sta voor beleid en vergunningverlening dat gebaseerd moet zijn op voldoende zekerheid.
Daarnaast ben ik van mening dat we alle mogelijkheden moeten aangrijpen om tot een wetenschappelijk onderbouwde en juridisch houdbare ondergrens te komen, zeker gezien de urgente problematiek van PAS-melders.
Is de minister bereid te kijken naar het vergroten van de markt voor duurzame producten en dan specifiek naar de mogelijkheid voor werkgevers voor het aanbieden van duurzame lunches. Op dit moment staat fiscale regelgeving hierbij in de weg. Kunnen de belemmeringen in de regelgeving niet worden aangepast? Zijn hierop al stappen gezet?
Het stimuleren van een gezond en duurzaam voedselaanbod in de werkomgeving is belangrijk. Dit wordt onder meer gestimuleerd door LVVN en VWS via het Voedingscentrum, via onder andere de richtlijn eetomgevingen. Dit nog extra faciliteren via fiscale maatregelen is niet onderdeel van de plannen van dit kabinet. Momenteel kan elke werkgever naar eigen inzicht, al dan niet in overleg met werknemers of vertegenwoordigende partijen, en mits gebruikelijk, zijn vrije ruimte van de Werkkostenregeling inzetten voor onbelaste vergoedingen of verstrekkingen, zoals voedsel. Het ministerie van Financiƫn is momenteel bezig met de evaluatie van de werkkostenregeling (WKR). Ik verwijs u graag naar eerdere antwoorden vanuit het ministerie van Financiƫn van 14 juni 2024 rondom dit onderwerp.
Op welke manier zet de minister zich in om de al afgesproken Europese doelen te behalen, bijvoorbeeld rondom het stimuleren van biologische landbouw. De sector vraagt om passende wet en regelgeving. Wat zijn de plannen van de minister om deze situatie te keren?
De uitvoering van het actieplan āGroei van biologische productie en consumptieā is voortvarend ter hand genomen, met een focus op marktontwikkeling. Hiervoor staan ook in 2025 en verder middelen op de begroting. Ik kan verschillende voorbeelden noemen van de uitvoering van het actieplan, zoals de meerjarige landelijke consumentencampagne die in 2024 is gestart met als doel het vergroten van bekendheid van biologisch keurmerk en het stimuleren van afzet. Deze zal in 2025 doorlopen. Daarnaast wordt er gekeken naar meer biologisch in de catering van de rijksoverheid in de herziening van het inkoopbeleid van de Rijkscatering dat medio 2025 wordt verwacht.
Aan de productiekant wordt middels het Investeringsfonds Duurzame Landbouw financiering verstrekt aan boeren die willen verduurzamen, waaronder degenen die willen omschakelen naar biologisch.
Met betrekking tot regelgeving onderzoekt RVO welke belemmeringen er zijn in de regelgeving voor voorlopers zoals biologische boeren om verder te ontwikkelen. Ook onderzoekt RVO van welke regelingen biologische boeren gebruik kunnen maken en of daar nog belemmeringen in zitten. De uitkomsten kunnen begin 2025 met uw Kamer gedeeld worden.
Rectificatie beantwoording feitelijke vraag
Bij de beantwoording van de door uw Kamer gestelde feitelijke vragen over de begroting (36600-XIV) is bij vraag 270 abusievelijk een verkeerd antwoord opgenomen. Het correcte antwoord treft u onderstaand.
270 Bij hoeveel schapen zijn in 2023 en 2024 hormonen toegediend om ervoor te zorgen dat ze drie keer zwanger kunnen worden in twee jaar tijd, in plaats van Ć©Ć©n keer per jaar?
Antwoord: Het gebruik van hormonen is een afweging tussen schapenhouder en dierenarts. Dit wordt niet centraal geregistreerd.