36639 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake Wijziging van diverse wetten in verband met het invoeren van het burgerservicenummer en de voorzieningen van de digitale overheid in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES)
Wijziging van diverse wetten in verband met het invoeren van het burgerservicenummer en de voorzieningen van de digitale overheid in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2024D40001, datum: 2024-10-21, bijgewerkt: 2024-10-22 14:25, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State
Onderdeel van zaak 2024Z16558:
- Indiener: F.Z. Szabó, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2024-10-23 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-11-13 11:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2024-12-10 14:00: Wijziging van diverse wetten in verband met het invoeren van het burgerservicenummer en de voorzieningen van de digitale overheid in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES) (Kamerstuk 36639) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Digitale Zaken
Preview document (🔗 origineel)
No. W04.23.00389/I | 's-Gravenhage, 27 maart 2024 |
Bij Kabinetsmissive van 4 januari 2024, no.2024000011, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met het invoeren van het burgerservicenummer en de voorzieningen van de digitale overheid in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES), met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel beoogt de digitale dienstverlening van de (semi)overheid in Caribisch Nederland zoveel mogelijk op een gelijkwaardig niveau als in Europees Nederland te brengen. Om dat doel te bereiken regelt het voorstel onder meer dat alle geregistreerde inwoners van Caribisch Nederland een burgerservicenummer (BSN) krijgen, overheidsorganen aldaar gerechtigd zijn dit nummer te verwerken en burgers en bedrijven via voorgeschreven middelen veilig en betrouwbaar kunnen inloggen bij digitale diensten van de overheid.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de wens om de digitale dienstverlening van de overheid in Caribisch Nederland te verbeteren en volgt de regering erin dat de introductie van een uniek persoonsnummer in Caribisch Nederland daarvoor vereist is. Evenwel maakt zij enkele opmerkingen over de aandacht voor neveneffecten van de introductie van het BSN in Caribisch Nederland, de motivering van de toetsing aan hoger recht, de waarborgen voor de doorgifte van persoonsgegevens en de toelichting bij de inwerkingtreding.
In verband met deze opmerkingen is aanpassing wenselijk van de toelichting.
1. Inhoud en achtergrond van het voorstel
a. Achtergrond
In Caribisch Nederland verloopt de communicatie tussen burger en overheid grotendeels aan het loket of via papier. De laatste jaren is de wens geuit om daarnaast de (digitale) communicatie met de overheid beter te faciliteren door invoering van het BSN en DigiD in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.1 Met het wetsvoorstel wordt uitvoering gegeven aan een motie die oproept om zo spoedig mogelijk het BSN in Caribisch Nederland in te voeren.2 Het voorstel past verder in de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren, waarin de digitalisering in het Caribisch deel van het Koninkrijk als een van de vijf prioriteiten van het kabinetsbeleid is gesteld.3
b. Inhoud
Om het doel van een verbeterde digitale dienstverlening van de overheid in Caribisch Nederland te bereiken worden met het wetsvoorstel verschillende maatregelen genomen, waarvan de belangrijkste zijn:
i. Toekenning van het BSN aan alle geregistreerde inwoners van Caribisch Nederland
Hoewel in Caribisch Nederland reeds drie persoonsnummers worden gebruikt, zijn deze om uiteenlopende redenen niet geschikt voor DigiD of een ander inlogmiddel.4
Bij de toekenning gaat het om minder dan de ongeveer 30.000 inwoners van Caribisch Nederland, omdat een deel van hen reeds een BSN heeft (bijvoorbeeld omdat zij eerder woonachtig waren in Europees Nederland).5
ii. Registratie van het BSN in de eigen bevolkingsadministratie van het openbaar lichaam
In de eigen bevolkingsadministraties van het openbaar lichaam (de basisadministratie persoonsgegevens BES, hierna: Bap BES) wordt het BSN toegevoegd op de registratie (persoonslijst) van betrokkenen en diens gerelateerden (echtgenoot, partner, kind).6 Over deze inschrijving en toekenning van het BSN worden burgers actief geïnformeerd.7
iii. Registratie van ingezetenen van een openbaar lichaam in de BRP
Er wordt een derde categorie ingeschrevenen gecreëerd in de (Europees) Nederlandse bevolkingsregistratie (de basisregistratie personen, hierna: BRP): de ingezeten van een openbaar lichaam. Deze komt te staan naast de huidige categorieën van ingezetenen en niet-ingezetenen. Daarbij geldt dat als iemand als ingezetene van een openbaar lichaam is ingeschreven in de BRP diegene niet gelijktijdig ook als ingezetene (van Europees Nederland) of niet-ingezetene geregistreerd kan staan.8 Verder geldt dat de koppeling tussen de BRP en het BSN met dit wetsvoorstel niet wordt gewijzigd: eenieder die in de BRP is ingeschreven heeft een BSN. Voor de overheidsdienstverlening is deze koppeling van belang zodat gecontroleerd kan worden of een BSN bij een betrokkene hoort. Om die reden dienen ook inwoners van Caribisch Nederland – nu zij een BSN krijgen – ingeschreven te worden in de BRP.9
In de toelichting wordt verduidelijkt dat de technische en organisatorische impact van het volledig vervangen van de Bap BES door de BRP naar verwachting zeer groot zou zijn, waardoor onvoldoende zeker is of en wanneer dat haalbaar is.10 Daarom is ervoor gekozen om de inschrijving in de BRP te laten bestaan naast de Bap BES als zelfstandige bevolkingsregistratie. De Bap BES blijft de bronregistratie. Door middel van een technische koppeling (synchronisatie) wordt geregeld dat wijzigingen in de Bap BES doorwerken in de BRP.11 Zo wordt beoogd te voorkomen dat gegevens in beide registraties uiteenlopen en de administratieve lasten voor de bestuurscolleges onnodig oplopen.
Ten behoeve van de kwaliteitswaarborging van de registraties regelt het wetsvoorstel dat reeds bestaande maatregelen zoals een controlebevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna ‘minister’) en een verplichte zelfevaluatie voor de bronregistratie ook gelden ten aanzien van Caribisch Nederland.12
Het wetsvoorstel regelt verder dat de huidige regels over de verstrekking van gegevens uit de BRP komen te gelden voor gegevens over ingezetenen van een openbaar lichaam. Dit houdt in dat alleen de minister bevoegd is deze gegevens systematisch te verstrekken aan Europees Nederlandse overheidsorganen en daartoe aangewezen derden.13 Ook kan de minister op basis van huidige wetgeving aan organisaties in Caribisch Nederland BRP-gegevens verstrekken voor zover zij taken verrichten die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen.14 Het bestuurscollege wordt niet bevoegd om BRP-gegevens te verstrekken.
iv. Invoering voorzieningen digitale overheid
Met het voorstel wordt een groot deel van de Wet digitale overheid (Wdo) van toepassing op de openbare lichamen.15 Inwoners en bedrijven krijgen daarmee toegang tot digitale inlogmiddelen zoals DigiD en eHerkenning. Er is aangesloten bij bestaande voorzieningen en processen om burgers sneller van dienst te zijn en de uitvoeringslasten voor organisaties in Caribisch Nederland te beperken.16
Het Wdo kent een expliciete grondslag voor bestuursorganen en aangewezen organisaties om persoonsgegevens, waaronder het BSN, te verwerken voor zover dit noodzakelijk is voor de goede uitvoering van hun taken en verplichtingen onder de Wdo. Deze grondslag wordt met het voorstel ook van toepassing op Caribisch Nederland.17 De Wdo kent geen verplichting tot elektronische dienstverlening; de ‘papieren’ dienstverlening blijft dus mogelijk.
2. Neveneffecten
In de toelichting wordt de noodzaak van het gebruik van het BSN ten behoeve van de digitale overheidsdienstverlening adequaat toegelicht. Ook wordt stilgestaan bij de verbeteringen die de invoering van het BSN kan bieden op het vlak van gegevensbescherming wat betreft dataminimalisatie, juistheid van gegevens, transparantie en vertrouwelijkheid.18
In de toelichting wordt echter geen aandacht besteed aan mogelijke neveneffecten van de invoering en het gebruik van het BSN.19 Zo speelt in (Europees) Nederland de vraag of het BSN behulpzaam is tegen identiteitsfraude of daar juist mede aan bijdraagt.20 Ook is gewezen op het fenomeen van vernetwerking met bijbehorende risico’s als gevolg van de introductie en het gebruik van het BSN.21 Zo kan de koppeling van gegevens door verschillende (overheids)partijen ertoe leiden dat burgers het zicht verliezen op de gegevens die over hen worden verzameld en doorgegeven en kunnen foutieve gegevens lastig gecorrigeerd worden.22
De toelichting schept geen duidelijkheid over de vraag hoe deze en andere relevante neveneffecten worden gewaardeerd voor wat betreft introductie van het BSN in Caribisch Nederland. Daardoor blijft ook onduidelijk in hoeverre aan deze aspecten aandacht wordt besteed richting burgers en overheidsinstellingen in Caribisch Nederland om de risico’s op bijvoorbeeld identiteitsfraude als gevolg van de introductie en het gebruik van het BSN te verkleinen.
De Afdeling adviseert de toelichting op deze punten aan te vullen.
3. Hoger recht
Het wetsvoorstel heeft, gelet op de aard van de materie, betrekking op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. In dat kader wordt in de toelichting terecht aandacht besteed aan de verhouding met normen die zien op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens. Daarbij wordt uitgebreid ingegaan op de verhouding met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Wet bescherming persoonsgegevens BES (Wbp BES).23
De toetsing aan de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is een stuk beknopter. In de toelichting wordt aangegeven dat op grond van het EVRM en de Grondwet geldt dat een inmenging in de persoonlijke levenssfeer bij wet moet zijn voorzien en noodzakelijk moet zijn in een democratische samenleving. Daarna wordt, zonder vermelding van welke bepaling van hoger recht het betreft, over het noodzakelijkheidsvereiste opgemerkt dat dit nader wordt ingevuld met het vereiste van een dringende maatschappelijke behoefte. Voor een motivering hiervan wordt vervolgens verwezen naar eerdere hoofdstukken in de toelichting.
De Afdeling merkt op dat het wenselijk is om de toetsing aan artikel 10, eerste lid, van de Grondwet en artikel 8 EVRM zorgvuldiger te omschrijven in de toelichting. Beide bepalingen van hoger recht zien op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, maar bevatten verschillen wat betreft hun reikwijdte, de grondslagen voor beperking en de bijbehorende toetsingscriteria. Daar wordt nu in de toelichting onvoldoende rekening mee gehouden. Ook wordt aan het bij artikel 8 EVRM behorende noodzakelijkheidsvereiste zeer bondig getoetst, zonder aandacht voor onder meer het daaruit voortvloeiende proportionaliteitsvereiste.24
De Afdeling adviseert de toelichting op deze punten aan te vullen.
4. Doorgifte
a. Inleiding
Het wetsvoorstel leidt tot gegevensuitwisseling tussen de minister, de bestuurscolleges en andere BSN-gebruikers, noodzakelijk voor het bijhouden van de BRP en het functioneren van het BSN-stelsel en de inlogmiddelen (DigiD). Ten aanzien van de persoonsgegevens die in dit kader worden gedeeld van Europees Nederland naar Caribisch Nederland gaat het om doorgifte van persoonsgegevens naar buiten de EU. Deze doorgifte moet voldoen aan de regels van de AVG, die voor deze gevallen voorschrijven dat in het betreffende gebied sprake moet zijn van ‘passende waarborgen’.25
In de toelichting bij het voorstel wordt eerst uiteengezet dat de doorgifte van persoonsgegevens is gebaseerd op de grondslag van de AVG. Op grond daarvan is doorgifte toegestaan als sprake is van passende waarborgen, gelegen in een juridisch bindend en afdwingbaar instrument tussen overheidsinstanties of overheidsorganen.26 Het passend beschermingsniveau zou in dit verband worden gewaarborgd door de Wbp BES en de Wet bap BES.27
Vervolgens wordt echter – terecht – aangegeven dat bij de evaluatie naar de uitvoering en naleving van deze wetgeving in de praktijk is gebleken dat het niveau niet zonder meer voldoende passend is voor het verkrijgen van een adequaatheidsbeslissing of een andere juridische grondslag voor de deling van persoonsgegevens met Caribisch Nederland.28 De regering kan in de toelichting daarom niet volstaan met een beschouwing over de toepasselijke wettelijke regelingen.29 De toelichting bevat ook een nadere verantwoording op dit punt, maar de Afdeling ziet aanleiding om daar de volgende kanttekeningen bij te plaatsen.
b. Consensusrijkswet
In de eerste plaats wordt in de toelichting vermeld dat naar aanleiding van voornoemde evaluatie wordt gewerkt aan een consensusrijkswet waarmee de beschermingsregimes voor de verwerking van persoonsgegevens binnen de Caribisch delen van het Koninkrijk worden geharmoniseerd en het beschermingsniveau wordt verhoogd.30 De afronding daarvan lijkt nog wel ver weg. Als laatste verrichting wordt in de toelichting vermeld dat het eerste deel van de rijkswet tijdens het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO) van januari 2023 is voorgelegd.
Uit de toelichting blijkt niet wat de directe relatie is tussen het wetsvoorstel en voornoemde rijkswet. Ook is de precieze inhoud van het voorstel van rijkswet nog niet bekend. Bovendien is het zeer onwaarschijnlijk dat de normen van de rijkswet van toepassing zullen zijn op het moment dat dit wetsvoorstel in werking treedt, gelet op de te verwachten voorbereidingstijd van de rijkswet.
Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling om in de toelichting de relevantie van de consensusrijkwet in relatie tot de noodzakelijke passende waarborgen voor de doorgifte op grond van het onderhavige voorstel nader te motiveren.
c. Specifieke maatregelen
In de tweede plaats wordt in de toelichting beschreven dat bij dit wetsvoorstel en de uitvoering daarvan, met het oog op het passende beschermingsniveau, specifieke maatregelen worden voorgesteld ter bescherming van de privacy van betrokkenen. Dit betreffen volgens de toelichting juridische, technische en organisatorische waarborgen. Daarbij wordt verwezen naar maatregelen (introductie uniek en informatieloos nummer van het BSN en inlogmiddelen die voldoen aan Europees Nederlandse standaarden) die eerder in de toelichting worden gepresenteerd als instrumenten die zorgen voor een privacy-verbetering in Caribisch Nederland.
De Afdeling merkt op dat de genoemde privacy-verbeteringen in de regeling van het persoonsnummer en de facilitering van de digitale overheidsdienstverlening in Caribisch Nederland wenselijk zijn. Wel vraagt zij aandacht voor de eerdergenoemde evaluatie in dit verband. Daaruit blijkt dat het in Caribisch Nederland schort aan een zorgvuldige uitvoering en adequaat toezicht op de regels over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Onduidelijk is of in dit verband bijvoorbeeld ook wordt ingezet op organisatorische maatregelen die eerder in relatie met de doorgifte naar Caribisch Nederland zijn genoemd, zoals bijstand vanuit Europees Nederland gericht op opleiding en training en de uitvoering van een bewustwordingscampagne.31
Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling om in de toelichting nader in te gaan op de specifieke maatregelen die worden getroffen ten behoeve van een adequate doorgifte.
5. Inwerkingtreding
Het wetsvoorstel bevat een bepaling voor een gedifferentieerde inwerkingtreding. Uit de toelichting volgt dat hiervoor ten aanzien van de Wdo is gekozen vanwege het absorptievermogen van de openbare lichamen en de onderlinge verschillen tussen de eilanden.32 Een nadere toelichting op dit punt ten aanzien van de overige delen van het wetsvoorstel ontbreekt. Ook vermeldt de toelichting niet een beoogde inwerkingtredingsdatum voor (onderdelen van) het wetsvoorstel.
De Afdeling merkt op dat het wenselijk is om dit waar mogelijk te vermelden – of anders de onmogelijkheid daarvan toe lichten – mede omdat het voorstel een reactie beoogt te zijn op een brede oproep tot spoedige invoering van het BSN en DigiD in Caribisch Nederland.
De Afdeling adviseert de toelichting op deze punten aan te vullen.
6. Burgerperspectief
De toelichting verduidelijkt dat de papieren route voor burgers beschikbaar blijft. Het wetsvoorstel is geen verplichting tot het gebruiken van bijvoorbeeld DigiD. De Afdeling onderstreept het belang van het nog steeds aanbieden van deze papieren route.
Tegelijkertijd wijst zij erop dat als een digitaal alternatief wordt aangeboden voor deze papieren route,33 dit ook gefaciliteerd moet worden voor burgers door bijvoorbeeld voorlichting of training.34 Op deze manier wordt de digitale route ook daadwerkelijk benut en bevorderd, en de burger meegenomen. De toelichting besteedt onvoldoende aandacht aan dit burgerperspectief.
De Afdeling adviseert in de toelichting hierop in te gaan.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal
opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden
voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt
ingediend.
De vice-president van de Raad van State,
Zie onder meer de ook in de toelichting genoemde Kamerstukken II 2020/21, 27859, nr. 150, Kamerstukken II 2021/22, 27859, nr. 157 en Nationale ombudsman, Kopzorgen van Caribische studenten. Een onderzoek naar knelpunten die studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk ervaren als zij in Nederland (gaan) studeren of in Nederland hebben gestudeerd, rapportnr. 2020/042.↩︎
Motie Bromet c.s. van 14 oktober 2021, Kamerstukken II 2021/22, 35925 IV, nr. 19.↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 26643, nr, 940.↩︎
Het gaat hier om het ID-nummer, het a-nummer en het CRIB-nummer. Zie paragraaf 2.3 van de memorie van toelichting voor een toelichting over de ongeschiktheid van het gebruik van deze persoonsnummers voor het beoogde doel.↩︎
Het aantal van 30.000 inwoners volgt uit onderzoek van het CBS, peildatum 1 januari 2023, zie memorie van toelichting, paragraaf 1.↩︎
Het BSN van een gerelateerde wordt enkel opgenomen indien die gerelateerde beschikt over een actuele persoonslijst in de Bap BES van het betreffende openbaar lichaam, zie toelichting, paragraaf 2.5.↩︎
Voorgesteld artikel 17b van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES (Wet Bap BES).↩︎
Zie artikel 2.66 en het voorgestelde artikel 2.84 Wet basisregistraties personen (Wet BRP).↩︎
In de toelichting wordt verduidelijkt dat het noodzakelijk is dat één registratie uitsluitsel biedt of en over welk BSN iemand beschikt; het BRP. Door inwoners van Caribisch Nederland ook in de BRP in te schrijven wordt voorkomen wordt dat iemand over meerdere BSN’s kan beschikken. Zie nader de memorie van toelichting, paragraaf 3.3.3.↩︎
Dat komt mede doordat Europees Nederland 10 basisregistraties kent (waaronder de registratie niet-ingezetenen en Basisregistratie Adressen en Gebouwen), die qua regelgeving en techniek afwijken van de situatie in Caribisch Nederland. Ook wijkt de bijhouding van gegevens in de Bap BES af van de BRP wat betreft de categorieën gegevens die worden geregistreerd en de brondocumenten die daaraan ten grondslag liggen, zie memorie van toelichting, paragraaf 3.3.3.↩︎
Het betreft naam, geboorte(datum), overlijden, geslacht, nationaliteit, woonadres, het a-nummer en het BSN, zie voorgestelde artikel 2.85 Wet BRP.↩︎
Voorgestelde artikelen 3.26 Wet BRP en 30a Wet bap BES. Verder wordt de AP op grond van voorgesteld artikel 4.1 van de Wet BRP belast met het toezicht op de registratie van ingezetenen van een openbaar lichaam in de BRP en wordt de synchronisatievoorziening voortaan betrokken in de jaarlijkse zelfevaluatie van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van voorgesteld artikel 4.3 van de Wet BRP.↩︎
Dit betreft derden die werkzaamheden met gewichtig maatschappelijk belang verrichten. Voorbeelden zijn zorginstellingen en pensioenfondsen, zie paragraaf 2.7.5 van de toelichting.↩︎
Op grond van artikel 3.12 Wet BRP.↩︎
Meer specifiek de publiekrechtelijke organen en rechterlijke instanties in Caribisch Nederland en door de minister aangewezen organisaties buiten het publiekrechtelijke domein, zie respectievelijk voorgesteld artikel 22b Wdo en artikel 2 Wdo.↩︎
Toelichting, paragraaf 2.1.↩︎
Artikel 16 Wdo.↩︎
Toelichting, paragraaf 3.2.↩︎
Vergelijk aanwijzing 4.43, onderdeel b, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.↩︎
Auditdienst Rijk, Onderzoek naar het Burgservicenummer, 2020. In dat onderzoek is onder meer aangegeven dat het aantal gemelde gevallen van identiteitsfraude sinds de invoering van het BSN is gestegen, terwijl het BSN juist bedoeld was voor fraudebestrijding (al is niet uit te sluiten dat het aantal nog hoger zou zijn zonder BSN). In dat rapport is ook aangegeven dat van alle klachten en vragen die de AP ontvangt, de meeste over het BSN gaan, zowel over fraude als over het gebruik ervan.↩︎
Dit wordt wel omschreven als het gezamenlijk gebruik en beheer van informatie in
een netwerk van (overheids)actoren dat tot stand komt via bepaalde ketens, koppelvlakken, verwijsindexen, etc. zie WRR, iOverheid, WRR-rapportnr. 86, 2011.↩︎
Zie ook het ongevraagd advies van de Afdeling over de effecten van de digitalisering voor de rechtsstatelijke verhoudingen, W04.18.0230/I, 31 augustus 2018, Kamerstukken II 2017/18, 26643, nr. 557.↩︎
Toelichting, paragrafen 3.3.2 en 3.3.3.↩︎
Zie onder meer EHRM 4 december 2008, 30562/04 en 30566/04 (S. en Marper) waarin is aangegeven: "An interference will be considered ‘necessary in a democratic society’ for a legitimate aim if it answers a ‘pressing social need’ and, in particular, if it is proportionate to the legitimate aim pursued and if the reasons adduced by the national authorities to justify it are ‘relevant and sufficient’.”↩︎
Artikel 44 e.v. AVG.↩︎
Artikel 46, eerste en tweede lid, onderdeel a, AVG.↩︎
Toelichting, paragraaf 3.3.3.↩︎
Brief van de minister voor Rechtsbescherming van 13 maart 2020, Kamerstukken II 2019/20, 32761, nr. 161, p. 2. Zie Pro Facto, Evaluatie Wet bescherming persoonsgegevens BES, WODC 2019, paragraaf 6.2.4. Hier wordt ook op gewezen in de consultatiereacties van de AP en de CBP BES.↩︎
Zie ook het advies van de Afdeling van 8 juni 2023, W04.23.00085/I.↩︎
Een consensusrijkswet is een onderlinge regeling die de landen in onderling overleg kunnen treffen op grond van artikel 38, eerste en tweede lid, Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.↩︎
Zie het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 juni 2023, nr. 2023-0000355108 voor het Besluit van 10 juli 2023 tot wijziging van het Besluit basisregistratie personen in verband met onder andere de aanwijzing van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ten behoeve van de inschrijving als niet-ingezetene van studenten uit met name het Caribisch deel van het Koninkrijk, alsmede van het Besluit burgerservicenummer in verband met een aanpassing in de beheervoorziening burgerservicenummer, Stb. 2023, nr. 256.↩︎
Memorie van toelichting, paragraaf 2.9.7.↩︎
Bijvoorbeeld inloggen via DigiD.↩︎
Zie O. Nauta & R. Nijboer, BSN in Caribisch Nederland: Impactprognose van de transitie, 2019, paragraaf 9.2.4.↩︎