Personeel/Materieel voortzetting (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2024D40450, datum: 2024-10-23, bijgewerkt: 2024-10-24 11:28, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-10-21 18:30: Personeel/Materieel (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Defensie
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Personeel/Materieel
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Defensie heeft op 21 oktober 2024 overleg gevoerd met de heer Tuinman, staatssecretaris van Defensie, over Personeel/Materieel.
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,
Kahraman
De griffier van de vaste commissie voor Defensie,
De Lange
Voorzitter: Kahraman
Griffier: De Lange
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Boswijk, Heite, Kahraman, Nordkamp, Pool, Van der Wal, Van der Werf en Wijen-Nass,
en de heer Tuinman, staatssecretaris van Defensie.
[Het verslag van het wetgevingsoverleg Personeel/Materieel bestaat uit twee delen. Dit is het tweede deel: "Personeel/Materieel (voortzetting)". Het eerste deel is te vinden onder de naam "Personeel/Materieel".]
Aanvang 22.12 uur.
De voorzitter:
Ik geef de heer Boswijk het woord.
De heer Boswijk (CDA):
Ik hoop niet dat dit van mijn interrupties afgaat, want ik had eigenlijk
een andere vraag gesteld. Ik hoor namelijk de staatssecretaris mij
overtuigen van een punt waar ik zelf al van overtuigd ben, namelijk dat
we tijdelijk externe inhuurcapaciteit nodig hebben. Ik zie dat het
kabinet het nu pragmatisch heeft opgepakt. Ik ben het daar erg mee eens.
Ik krijg wel vaak opmerkingen dat procedures intern juist nog op veel
geneuzel stuiten, dus daarom mijn oproep voor dat mission command. Ik
ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris daarop. De vorige
staatssecretaris heeft veel procedures rondom het aanbesteden van
materieel versneld en verbeterd. Mijn motie van destijds ging over of
dit ook gedaan kan worden daar waar het gaat over personeel. Daar heb ik
twee vragen over gesteld en nog geen antwoord op gekregen.
Staatssecretaris Tuinman:
Om kort te zijn: daar heeft u gelijk in. Ik heb een aantal weken terug
een brief gestuurd over het versimpelen en vereenvoudigen van de
aanbestedingsregels. Die aanbestedingsregels gaan niet alleen over
materieel maar ook over personeel. Ik moet dan eigenlijk "diensten"
zeggen, dus we kijken dan naar zowel materiaal als naar diensten. Daar
kunnen we ook uiteindelijk gebruik van maken. Zie inkoopinitiatieven met
een snellere besluitvorming om uiteindelijk te vullen. Dat geldt voor
zowel materieel als voor diensten.
De voorzitter:
Vervolgt u uw beantwoording.
Staatssecretaris Tuinman:
Dan de laatste drie punten op het gebied van personeel, allemaal van de
heer Boswijk. Ik volg zijn betoog. Hij heeft drie opmerkingen geplaatst
over voornamelijk de medische keten. Ik wil daar een paar dingen over
zeggen. Allereerst over de medics. Medics zijn combattanten in een
operationele eenheid met een neventaak op het gebied van geneeskundige
steun. Je kunt ze niet een-op-een vervangen met AMV'ers die
daadwerkelijk voorbehouden handelingen mogen verrichten en aan een
BIG-registratie moeten voldoen. De heer Boswijk heeft ook nog iets
gezegd over vaccineren en vaccinaties voor mensen die op de rol staan om
naar buiten te rollen. Ik zit daarbij wel vast aan de Wet immunisatie
militairen en de regeling daarvan. Daar staat in dat alle militairen
verplicht gevaccineerd moeten zijn volgens het basispakket. Dat gebeurt
dus altijd. Als je niet op de rol voor een uitzending staat, dan krijgt
je commandant een vinkje als jouw basisvaccinaties niet goed zijn. Je
kunt ze dan ophalen.
Maar zeker in NATO's New Force Model moet er zo nodig aanvullend
gevaccineerd worden. Dat klopt helemaal. We zijn op dit moment bezig met
een herziening van de Regeling immunisatie militairen, zodat we stand
by-eenheden die een reactietijd hebben die langer is dan 48 uur,
adequaat hierop kunnen laten aanhaken. Nu geldt het alleen voor eenheden
die binnen 48 uur kunnen worden uitgezonden, maar als het langer is
niet. Maar goed, we zitten vast aan de wetgeving. Ik ben er wel mee
bezig om de regeling te herzien, zodat we daar beter in zitten.
De laatste vraag ging over bloed. Het wettelijke alleenrecht op bloed
afnemen ligt in Nederland bij Sanquin. Ik moet zeggen dat we daarmee
goed in gesprek zijn. We hebben laatst zelfs een gemeenschappelijke
scenario-oefening en -training gedaan op het gebied van
bloedbeschikbaarheid. Ik trek ook samen met de minister van VWS op om te
bepalen hoe we hierin kunnen voorzien. We kijken ook hoe we het kunnen
inrichten, zodat je sneller kunt opschalen om de operationele
bloedvoorraad en -voorziening voor hoofdtaak 1 gereed te krijgen. Het
laatste gaat over buddy-to-buddytransfusie. Dat is alleen in heel
extreme omstandigheden nodig. We denken er nu over na hoe we dat precies
moeten inregelen. Dat zijn wel echt uitzonderingsposities.
De voorzitter:
Volgens mij bent u door het blokje "personeel" heen. Ik zie dat de heer
Boswijk zijn laatste interruptie wil gebruiken.
De heer Boswijk (CDA):
Ik heb deze vraag juist gesteld omdat ik wilde uitgaan van de meest
extreme situatie, namelijk als de 13de brigade opeens op de mat ligt.
Laten we hopen dat het nooit gebeurt, maar dan zou het wel goed zijn als
we zijn voorbereid op dat scenario. Ik begrijp de hele AMV/medic
discussie, maar in zo'n noodscenario heb je op dat moment meer aan een
medic dan aan een AMV'er. Het is een gegeven dat we op dit moment maar
60% gevuld hebben. Dan maar 60% AMV'ers en de rest opvullen met medics.
En over die afspraken met Sanquin: ik denk dat het heel goed is dat je
toch nieuwe afspraken gaat maken voor zo'n zwart scenario. Net als op
mens-op-menstransfusies zul je op zulke scenario's voorbereid moeten
zijn. Ik heb hierover al eerder een motie ingediend. Het is een
onderwerp dat mij na aan het hart ligt. Zou de staatssecretaris de Kamer
wat meer en wat beter hierover willen informeren? Ik denk namelijk dat
dit een concreet ding is, waarvan we allemaal van mening zijn dat we het
goed moeten regelen. Ik weet dat de staatssecretaris dat wil doen, maar
ik wil iets dichter op de bal zitten, als dat kan. Zou de
staatssecretaris misschien vóór de begroting in een brief kunnen
aangeven wat de maatregelen zijn die hij zelf voor ogen heeft en welke
concrete stappen al gezet zouden kunnen worden?
Staatssecretaris Tuinman:
Ik zet het voor de heer Boswijk en uw commissie in een brief. Ik maak er
een mooi lijstje van en dan kunnen we tijdens de begrotingsbehandeling
specifiek kijken waarin u eventueel nog meer wilt voorzien.
De voorzitter:
Dan zijn we door het blokje "personeel" heen. Zie ik nog een laatste
interruptie voor mevrouw Van der Wal?
Mevrouw Van der Wal (VVD):
Ja, en als het antwoord nee is, dan is dit geen interruptie. Dan is de
vraag of mijn vraag ...
De voorzitter:
Stelt u uw vraag en dan beoordeel ik in hoeverre het een interruptie
is.
Mevrouw Van der Wal (VVD):
Valt mijn vraag ten aanzien van NATO Force Model, onder het blokje
"personeel"?
Staatssecretaris Tuinman:
Ja, als uw vraag specifiek gaat over de personele consequenties van het
NATO Force Model, dan wel.
Mevrouw Van der Wal (VVD):
Ja, dan heb ik een interruptie. Ik heb de vraag gesteld wat het plan is
ten aanzien van NATO Force Model, met name ten aanzien van mijn zorg dat
je je eigen organisatie kunt gaan uithollen. Als op een gegeven moment
totaal gevulde eenheden geleverd moeten worden en we gaan eenheden
vullen met mensen uit andere eenheden, dan kun je de organisatie
uithollen. Daar heb ik mijn zorgen over uitgesproken. Ik heb gevraagd
wat het plan is van de staatssecretaris.
Staatssecretaris Tuinman:
Inderdaad. U heeft die vraag gesteld en die heb ik niet beantwoord. Met
betrekking tot de NAVO is het volgende het geval. De NAVO stelt ons wel
degelijk aan de lat op het gebied van capaciteit. Maar het is ook zo dat
lidstaten de ruimte hebben om die capaciteit zelf in te vullen.
Kijk, als ik voor 80% mijn mensen gevuld heb, of als ik voor 80% mijn
voertuigen en mijn wapensystemen gereed heb, en ik kan daarmee
daadwerkelijk invulling geven aan de taak die ik heb binnen de NAVO, en
ik kan daar mijn eenheden op certificeren, is het ook oké.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Wal, we moeten echt door. Ik kijk naar de klok; we
zitten met de tijdsdruk, omdat we ook nog een tweede termijn hebben,
waarin de moties ingediend worden.
Mevrouw Van der Wal (VVD):
Voorzitter, ik heb de vraag gesteld en de staatssecretaris geeft zelf
aan dat hij het antwoord niet gegeven heeft. Nu ben ik een interruptie
kwijt om de staatssecretaris eraan te helpen herinneren. Dus ik vind het
wel heel vervelend als ik geen vervolgvraag kan stellen. Dit is een
ongelofelijk belangrijk punt en ik krijg weer geen antwoord op mijn
vraag. Ik vind dat echt heel vervelend.
De voorzitter:
Volgens mij heeft de staatssecretaris toch getracht om een antwoord te
geven op uw vraag. Alleen, dat is waarschijnlijk niet voldoende voor u.
Ik vraag even aan de staatssecretaris of hij wat meer invulling kan
geven aan de vraag van mevrouw Van der Wal.
Staatssecretaris Tuinman:
Jazeker, u heeft een terecht punt dat dat risico bestaat. Maar wat ik
net met mijn antwoord probeerde aan te geven, is dat we met de bijdrages
van Nederland rekening houden met de beschikbare capaciteit die we
uiteindelijk hebben, ook op het gebied van personeel. Dus stel dat ik
80% gevuld ben, binnen het NATO Force Model, en de NAVO roept mijn
capaciteit op in artikel 5, dan lever ik wat ik kan leveren, als u snapt
wat ik bedoel. Dat betekent dus niet dat ik al die andere eenheden ga
leegtrekken om deze eenheid wat dat betreft te kunnen vullen. Als ik dus
ten dele gevulde eenheden heb, dan draagt Nederland daarmee bij, niet
meer en niet minder. Dat geldt afgezien van het feit dat elke lidstaat,
en ik dus ook, als staatssecretaris, op het gebied van personeel en
materieel streeft naar een gevulde organisatie. Een gevulde organisatie
betekent dus per definitie gevulde eenheden. Maar misschien ter
geruststelling van mevrouw Van der Wal zeg ik het volgende. Ik ga dus
niet al mijn eenheden tot 100% optoppen en daarmee roofbouw plegen op
mijn instructeurscapaciteit en mijn sustainment, want die vind ik net zo
belangrijk. Dus we trachten daarin altijd de balans te vinden, en
uiteindelijk is het zo dat als de eenheden die ik lever in een
worstcasescenario voor 60% gevuld zijn, zij 60% gevuld zijn. Dan ga ik
geen roofbouw plegen op andere eenheden die er niet in zitten.
De voorzitter:
Dank voor de beantwoording. De staatssecretaris gaat door met zijn
tweede blokje, materieel. Kijkend naar de tijd wil ik de
staatssecretaris verzoeken om heel kort en bondig te zijn. Ik geef ook
de leden aan: interrupties graag na de beantwoording van het gehele
blok.
Staatssecretaris Tuinman:
De taak van de regering in dit kabinet is om ervoor te zorgen dat onze
krijgsmacht over voldoende mensen, middelen en materieel beschikt, zodat
we er, als het noodzakelijk is, uiteindelijk ook staan. Als oud-militair
en nu als bewindspersoon voel ik die taak des te meer. We vragen veel
van onze militairen en burgers, en in het uiterste geval om hun leven te
riskeren voor de verdediging van onze vrijheid. Daarom ben ik blij met
een groot aantal investeringen en met het feit dat dat gezien wordt door
uw commissie. Ik besef heel goed dat de termijn die ervoor staat kort
is, maar ik heb wel de keuze gemaakt om die allemaal — een week van
tevoren was de deadline — aan u te zenden. Waarom? Omdat een aantal ook
vastzitten aan offertedatums. Als ik ze nu niet inbreng en het
uiteindelijk uitloopt, betekent dat dat het later wordt, duurder wordt
en er minder spullen zijn. Dan is niemand blij. Dat is de reden waarom
ik daar op die manier voor gekozen heb.
We houden ook wel degelijk rekening met innovatie. Daar kom ik straks
nog wel even op terug. Je ziet dat voornamelijk terug in de tanks en de
F-35's. We kopen niet 52 tanks, maar we kopen er 46 plus 6. Dat gaat
echt om innovatie. Hetzelfde doe ik met de F-35's. Het mooie daarvan is
dat het NLR, het instituut dat zich bezighoudt met de luchtvaart, nu ook
voldoende fiducie heeft om met een aantal bedrijven in Amerika zaken te
gaan doen om de capaciteit voor de onbemande F-35 te gaan
ontwikkelen.
We zetten ook zwaar in op de Nederlandse defensie-industrie met de
multifunctionele ondersteuningsvaartuigen. Die zijn daar denk ik het
voorbeeld van. Alles wat we hier in hebben staan, gaat over versterking
en modernisering. Dat is wat dat betreft onze prioriteit numero
uno.
Wat ik wel wil zeggen over de D-brief is dat de medium range anti-tank
een offertetermijn heeft tot 31 oktober. Mijn verzoek aan uw commissie
is om, als wij voornemens zijn om daar een motie of iets dergelijks over
in te brengen …
De voorzitter:
Ik kan de staatssecretaris zeggen dat, als er moties zijn vanuit de
Kamer, ze vandaag ingediend dienen te worden.
Staatssecretaris Tuinman:
Ja, maar dit gaat ook over stemmingen. We moeten er in ieder geval voor
zorgen dat ik voldoende tijd heb.
De voorzitter:
Ik kan de staatssecretaris zeggen dat, als er moties zijn vanuit de
Kamer, ze vandaag ingediend dienen te worden.
Staatssecretaris Tuinman:
Als dat nodig is, ja. Dan kan ik in ieder geval mijn verplichting
aangaan en dat erdoorheen krijgen.
Nog een paar zaken. Ik zal het kort houden. We kijken naar het
versnellen, de technische D-brieven, de 2% — daar ga ik kort over zijn —
materiële gereedheid en wat overige zaken.
Mevrouw Van der Werf had het over mkb-bedrijven en hoe we er beter voor
kunnen zorgen dat we die aan de voorkant betrekken. Ik denk dat een van
de belangrijkste zaken is dat we het innovatieproces samen met onze
Nederlandse kennisinstellingen doen, ook met start-ups en het mkb. Ik
heb net het Security Fund aangekondigd. Op 12 november tekenen we
daarvoor. Dan kunnen ondernemers ook daadwerkelijk instappen. Zo denk ik
dat we een instrument hebben waarmee we de financieringsbelemmeringen
deels kunnen wegnemen. We werken ook samen met TNO, NLR en MARIN. Daarin
kunnen start-ups en mkb's hun innovaties ook daadwerkelijk betrekken. Ik
heb van de week ook gesproken met de mensen die het Technology Center
bij het CLAS gaan opzetten. Dat komt bij MatlogCo. Daar kijken we of je
daar met innovatieve bedrijven kunt samenwerken op Defensielocaties. We
zitten vaak in een soort sandbox, waardoor net wat andere regelgeving
van toepassing is.
Dan de AWTI en het gesprek met EZ en OCW. Daar komt een kabinetsreactie
op. Ik wil wel aangeven dat we op dit moment aan de slag zijn met alle
vier de conclusies die ze trekken en de aanbevelingen die ze doen. Ik
ben heel blij dat de voormalig voorzitter van de AWTI de huidige
minister van OCW is, de heer Bruins. Dat gaat best wel soepel.
Wat volgens mevrouw Heite niet al te soepel gaat, is het
aanbestedingsproces. We hebben onderzoek gedaan. Daarover hebben we een
paar weken geleden een Kamerbrief aan uw Kamer gestuurd. Dat was om
uiteindelijk actief gebruik te maken van uitzonderingsposities in de
aanbestedingswetgeving en de aanbestedingsprocedures en -regels voor
defensie en veiligheid, maar ook artikel 346, dat gaat over nationale
veiligheid. Dat doen we nu daadwerkelijk actief. Ik heb daarin ook nog
een alinea opgenomen over cultuur. Ik ben met deze dame en heer naast
mij elke dag met mijn eigen organisatie bezig. We hebben nog steeds een
beetje de neiging om, als de deadline over drie maanden is, tweeënhalve
maand overleg te voeren en de deadline uiteindelijk naar achteren te
schuiven. Dat moet eigenlijk omgekeerd. Ik denk wel dat we een omslag
teweeg hebben gebracht, refererend aan alle D-brieven die ik u heb
toegestuurd.
Dan de administratieve lastendruk. Daar maak ik me ook zorgen over. Eén
ding is de brief die ik heb gestuurd over het opzoeken van de
uitzondering. Maar dit gaat ook om alle stappen die voorafgaan aan het
inkoopproces en die je eigenlijk probeert te versnellen. We zijn nu in
gesprek met de IRF over hoe je omgaat met voorafgaand financieel
toezicht op bijvoorbeeld raamcontracten, en om dat sneller te doen. We
hebben eigenlijk een hele set aan pilots lopen om de administratieve
lasten in het bestelproces terug te brengen en gebruikers sneller te
voorzien van de nodige producten en diensten. Ik wil het niet zo noemen,
want ik wil geen cultuurverandertrajecten, maar uiteindelijk is het dat
plat gezegd wel. Daar heb je een veilige omgeving voor nodig. Dat is
één. Je moet duidelijke doelen hebben en je moet voorspelbaar zijn in
hoe het werkt. Ik denk dat alle mensen dan het snelst om zijn om
uiteindelijk van de mogelijkheden die we hebben gebruik te maken.
Mevrouw Wijen-Nas zei: misschien moet je onderzoeken om het betalen van
orders te versnellen. Dat doen we eigenlijk al. Het is dus niet zo dat
we alleen achteraf betalen; we doen dat zeker ook wel vooraf. Daarvoor
hebben we de Comptabiliteitswet met financiële regels. We zijn ook in
gesprek met de IRF en onze collega's bij minFin om daar een
vertrouwensband op te bouwen, zodat we dat sneller kunnen doen.
Met scale-ups maken we ook maatwerk in betaal- en leveringsschema's. Op
het gebied van financiering hebben we een hele actielijst gemaakt om al
die belemmeringen weg te nemen. Met SecFund laten wij zien dat we dat
serieus nemen: 100 miljoen specifiek om ondernemers in een start-up of
scale-up juist te faciliteren om dat snel te doen. Maar ik denk dat de
allerbeste methode is dat Defensie voorspelbaar wordt in de
langetermijncontracten die we neerleggen. Als je zulke contracten
neerlegt, is het voor ondernemers ook makkelijker om in te stappen. Dan
heb je zekerheid, kun je financiering krijgen en gaat het allemaal wat
sneller.
Gevraagd werd om de D-brieven kort te houden. Mevrouw Wijen-Nas vraagt
wat eigenlijk de samenhang is tussen al die D-brieven. Dat zijn
eigenlijk de doelstellingen die uit de Defensievisie komen. Hoe kijken
we naar de wereld en hoe ziet het operating concept eruit? Dus: hoe
denken we in de toekomst op te kunnen treden en wat zijn daarvan de
consequenties qua personeel, materieel en randvoorwaarden? Die drie
dingen zitten in onze Defensienota 2024. Daar geef ik nu versneld
daadwerkelijk invulling aan. Dat is hoe we dat doen.
Dan de tanks. Ik denk dat we wel degelijk aan het kijken zijn waar we
die kunnen stationeren. Dichter bij de plek waar ze moeten zijn richting
het oosten betekent per definitie voor ons samenwerking met de Duitsers,
want alles wat we doen op land is geïntegreerd. Dus met het onderzoeken
van het stationeren van tanks, eventueel in Bergen-Hohne, bewegen we wat
dat betreft al een heel stuk oostwaarts. De motie van uw voormalig
Kamerlid ging ook specifiek over een complete gevechtscapaciteit. Tanks
alleen zijn geen complete gevechtscapaciteit. Daar hoort uiteindelijk
veel meer bij.
Hoe staat het nu met de gesprekken met de Duitsers? Die gesprekken gaan
heel goed. Ik heb goed contact met mijn collega Zimmer. Ik heb hem
laatst nog over dit punt gesproken en onze beelden gedeeld. As we speak
is er net een eerste verkenningsgroep van ons departement in Duitsland
geweest om te kijken hoe dat zit.
De heer Pool vraagt: moet je die tanks niet in Nederland hebben? Ik denk
dat we ze beter in Duitsland kunnen hebben. Dat past ook een beetje in
de plannen zoals we die vroeger hadden. Toen hadden we de tanks deels
ook in Seedorf staan bij de 41 Lichte Brigade. De Zware Brigade 13 stond
wel in Nederland, maar die tanks waren wel degelijk voorzien in
Duitsland.
Er is ook gevraagd of we het personeel voor die tanks wel kunnen werven.
Dat vind ik een terechte vraag. Twee dingen daarover. In de tijd dat we
daadwerkelijk een hele divisie en uiteindelijk ook een wat kleinere
brigade in Seedorf hadden, was die brigade volledig gevuld. Daarvoor
golden een aantal specifieke voorwaarden. Ik denk dat je die tanks moet
neerzetten op een plek waar je elke dag kan rijden, schieten en radio
maken — fahren, schiessen und funken, zoals ze in het Duits zeggen —
want dat zijn eigenlijk de basisfunctionaliteiten van cavalerie en
tanks. Je doet dat op een plek waar je dat met je collega's kunt doen,
zodat je de beste wordt die er kan zijn. Ik denk dat dat ook stimulerend
werkt voor het personeel. We zijn dit nu allemaal aan het uitwerken. Het
moet wel degelijk ook attractief zijn. En ik besef ook goed dat je, als
je daar uiteindelijk met je gezin heen gaat, daar ook perspectief moet
hebben. Maar goed, Defensie heeft veel mensen in het buitenland zitten.
Over het algemeen zijn de eenheden in het buitenland vaak de best
gevulde eenheden. Dus ik denk dat we daar wel een mouw aan weten te
passen.
U heeft het ook nog gehad over de mini-utilityhelikopter voor speciale
operaties. Die wordt niet alleen daarvoor gebruikt, want het is ook de
achtervang voor maritiem en ... Nou ja, de naam zegt het al: voor
utility. Dat is voor conventionele operaties. Maar we gaan inderdaad van
veertien naar twaalf. U moet daarbij wel meewegen dat de kosten van die
helikopter significant zijn toegenomen, want ... Nou ja, het is een
generieke helikopter. De user group en de landen die ermee vliegen: dat
zijn er veel. Maar als je het uiteindelijk voor SOF gaat gebruiken, heb
je er ook een SOF-kit voor nodig. Dan heb je er een aantal specifieke
zaken voor nodig en dat is uiteindelijk duurder dan wij verwacht hadden.
Daarom past dit erbij.
Vind ik het jammer dat we van twee lange termijnen naar één lange
termijn gaan? Ja. Is dit nog steeds minimaal benodigd? Ja, dat is ook
zo. Het is dus nog steeds een hele grote additie in het SOF-optreden,
want op dit moment hebben we geen specifieke capaciteit. We kunnen nog
steeds prima voldoen aan onze NAVO-taken. Er zit een clausule in om er
binnen achttien maanden twee extra af te kunnen roepen, maar op dit
moment ben ik dat, gezien de beschikbare budgetten, niet voornemens te
doen.
U heeft het ook nog gehad over de Cougars. Dat klopt. We hebben een
verlenging van de Cougar en dat betekent dat we er sowieso tot 2030 mee
kunnen vliegen. Vijf ervan zijn een operationele reserve, maar niet alle
onderdelen zijn altijd beschikbaar. Die kunnen we daarvoor gebruiken.
Omdat we ze echt intensief gebruiken, ziet het er wel naar uit dat de
airframes, het chassis, wel echt, echt, echt op is.
Gaan we ze dan wel of niet langer gebruiken? Wat gaan we ermee doen?
Daar hebben we het DAP, het Defensie Afstotingsplan, voor. Dat volgt
gewoon daaruit. We moeten dus niet diep gaan kijken wat ze nog betekenen
en of anderen daar überhaupt nog veilig mee kunnen vliegen. Wat ik
überhaupt nog over afstoting wil zeggen, is dat ik vooralsnog even alles
tegenhoud. Dus ik ga nog even helemaal niks afstoten. Tot nu toe houden
we alles, zowel op het gebied van materieel als personeel,
randvoorwaarden en infra, zoals het was. Voorlopig stoten we op dat vlak
nog even niks af.
We hebben het gehad over luchtverdediging. Luchtverdediging is
belangrijker en volgens sommigen misschien wel het allerbelangrijkst.
Dus ik ben blij dat u daar specifieke aandacht voor heeft.
U heeft de specifieke vraag gesteld of ik u daarover kan updaten. Er is
een tijdje terug een technische briefing geweest over radardekking en
toen is ook uitgelegd hoe de luchtverdediging en de Integrated Air and
Missile Defence in elkaar steken. Maar als u daar echt behoefte aan
heeft, dan zijn mijn collega's altijd bereid om u daarover wijzer te
maken in een technische briefing. Het is best complex. Het is gelaagd.
Het gaat niet alleen over shooters, die ze eruit schieten, maar ook over
sensors. Je hebt allemaal verschillende radarsystemen nodig, soms
optisch. Het lastige is dat je shooters en zenders hebt en dat je die
ook nog eens een keer met elkaar moet kunnen laten communiceren. Daarom
heb je er commandomodules tussen zitten. Dat is ICT.
Ik wil mevrouw Wijen-Nass aangeven dat we voornemens zijn verschillende
typen raketten te kopen. Maar die heb je altijd nodig, omdat je iets
anders nodig hebt voor heel nabij dan voor de middellange afstand. Voor
de lange afstand heb je weer een ander type raket nodig, zeker als het
ballistisch en hypersoon is. De truc is wat uniek is aan dit project,
namelijk dat we de commandomodules en de ICT die erin zit, interoperabel
maken. Het maakt dus niet zo heel veel uit wiens raketten het zijn, want
je kunt ze er eigenlijk altijd wel in programmeren. En dat is
mega-interoperabel.
Volgens mij zijn we daarmee door de D-brieven heen. U heeft het verder
gehad over 2%. Ik wil daar niet te veel over uitweiden, want dat vind ik
— als u mij dat toestaat, voorzitter — nou echt zo'n thema om bij de
begrotingsbehandeling te bespreken. Zullen we dat doen? Dan kunnen we
daar ook echt alle tijd aan besteden. Dank u wel, voorzitter.
Dan heb ik nog twee punten: materiële gereedstelling en overige. Ik ben
heel blij dat u daar wat vragen over heeft gesteld, want ik krijg heel
vaak de volgende vraag. "De krijgsmacht moet groter worden. Dus je koopt
allemaal spullen. Mooi." Dat zeg u ook, hè. Maar wat misschien nog
mooier is, is dat we ervoor zorgen dat we er structureel voor zorgen dat
we al het benodigde personeel hebben. Maar met mensen en spullen heb ik
nog steeds niks, want ik moet het namelijk bij elkaar brengen. Daar heb
ik ook ruimte voor nodig en daarom zijn we nu ook in gesprek over Ruimte
voor Defensie. Maar waar het uiteindelijk om gaat, is gereedstelling.
Militair vermogen, gevechtscapaciteit of gevechtskracht is de optelsom
van spullen en mensen bij elkaar brengen en in realistische scenario's
oefenen en trainen. Dat is uiteindelijk gereedstelling.
De eerste vraag van mevrouw Van der Wal ging erover dat we best veel
materieel aan Oekraïne hebben gegeven, terwijl we de komende jaren
ervoor moeten zorgen dat die gereedheid juist toeneemt. Hoe zorgen we
daarvoor gezien het tekort aan materieel en munitie? Dat vind ik echt
een heel passende vraag. Ik ben daar heel eerlijk in: onze netto
gereedheid is met de levering aan Oekraïne — van materieel maar ook van
steun in de vorm van instructeurs in de twee missies waarover ik het net
had — door de bank genomen natuurlijk afgenomen. Maar ik zeg daar wel
bij: de investering die wij hebben gedaan in de kwaliteit en de mensen
die met Oekraïners hebben gewerkt, zal ons op de lange termijn helpen.
Dan moet ik die mensen wel kunnen behouden. Uw zorgpunten daarin neem ik
mee.
Het tweede punt dat mevrouw Van der Wal maakte over materieel en
munitie, ben ik helemaal met haar eens. Ik denk dat we in de begroting
nog specifiek gaan terugkomen op Oekraïne. Maar eigenlijk is alles wat
we nu nog leveren, niet meer uit eigen voorraad afkomstig, maar moet dat
worden besteld bij de industrie of afgeroepen vanuit onze
raamcontracten. Die investeringen in munitie, in randvoorwaarden, zijn
ook met de Defensienota best wel lastig uit te leggen. Dat heeft ook te
maken met hoe we naar zaken kijken. Ik moet altijd een verhaal hebben,
ook naar u toe, van waar we in investeren, dus is er eigenlijk altijd
een noodzaak om er big shiny objects van te laten maken; extra
voertuigen of helikopters. Terwijl volgens mij het kunnen volhouden
datgene is wat uiteindelijk het verschil maakt. Dat is die derde
component: kunnen volhouden, volhouden, volhouden.
Het meeste geld, ook uit de Defensienota, zit 'm in dat volhouden. In
reserveonderdelen, in voorraden, in munitie, in medische capaciteit, zeg
ik ook tegen de heer Boswijk. Daar investeren we heel veel in, maar dat
ziet u niet omdat we het afgelopen jaar ontzettend door onze voorraden
heen zijn gegaan en daar niet in hebben geïnvesteerd. Een tweede is dat
de industrie waar we inkopen vaak met achterstanden te maken heeft en
dat het lang duurt voordat ik de spullen heb. Ten derde moet ik, als we
ook gaan kijken wat de NAVO van ons verwacht en in voorbereiding op onze
hoofdtaak één, plat gezegd niet één container met munitie hebben, maar
een stuk of tien. Dat ben ik dus helemaal met u eens. Daarom ziet u ook
dat bij elke investeringsslag die we doen, er best veel geld in grijs
gebied belandt. Dat gaat niet naar big shiny objects, maar komt
specifiek hierin te zitten.
Is het voldoende? Nee, het is nog niet voldoende, dat ben ik met u eens.
Maar op het gebied van de kapitale munitie zitten we met sommige zaken
op 100%, met andere zaken op 80% van de capaciteit die we daadwerkelijk
nodig hebben. Zal het ooit voldoende zijn? Nee, het is nooit voldoende.
Als ik namelijk genoeg heb om 40 dagen te kunnen vechten, dan wil ik
naar 60 dagen toewerken. Het is dus een continue belangenafweging waar
je die euro's in laat vallen. Maar ik neem uw punt wel degelijk mee in
het vervolg.
U heeft ook nog een vraag gesteld over de logistieke ketens. Dat ben ik
helemaal met u eens. Die logistieke ketens zijn superbelangrijk en daar
hebben we als Defensie de afgelopen twintig jaar ontzettend op
ingeteerd. We hebben voornamelijk geïnvesteerd in de speerpunten, de
gevechtseenheden, de gevechtsondersteunende eenheden of de
vuursteuneenheden, artillerie en dat soort dingen, omdat dat
uiteindelijk toch is wat moet rijden. Als dat namelijk niet rijdt, heb
je ook geen voorraden nodig. We moeten daar dus wel meer aan doen.
Voorzitter. Ik vond het mooi dat een aantal van uw Kamerleden mee zijn
geweest naar Steadfast Defender. Daar hebben jullie voornamelijk in de
keten gezeten. Dat is gewoon mooi werk. Ik heb laatst ook in een intern
interview in het Defensiekrantje mijn les van de eerste honderd dagen
als staatssecretaris gedeeld. Normaal zat ik altijd aan de voorkant — op
de fregatten, in onderzeeërs, in tanks of in vliegtuigen — maar nu zit
ik juist heel veel in de ondersteuning: bij MatlogCo, bij het herstel
van de F-35's, in de ketens. En dat is misschien wel onze primaire
focus, moet ik eigenlijk wel zeggen. Het is ook mooi om te zien dat daar
sinds jaren weer geld naartoe komt, weer aandacht voor is en dat de
motivatie van de mensen daar ook omhooggaat. Ik zie dat uiteindelijk wel
goedkomen, maar we moeten er wel meer op insteken.
Dan de vraag van mevrouw Wijen-Nass over regionale opschaling van
Defensie. Een voorbeeld is het Security Fund, 100 miljoen. We doen per
definitie ontwikkelingen met de regionale ontwikkelingsmaatschappijen,
allemaal in Nederland. Wij zijn het eerste land binnen de NAVO dat een
volledig model uitwerkt waarbij innovatie, scale-ups maar ook
kennisontwikkeling echt tot in de haarvaten zitten van de samenleving en
van ons land. Wat doet het? Ik hoef niet aan te geven aan Brainport
"jullie moeten dit, dit en dit doen" of aan Brightlands in Zuid-Limburg
"jullie moeten op slimme materialen zitten". Ze kunnen er uiteindelijk
zelf op komen. We zijn met de IRF de laatste steentjes aan het wegtikken
om dat allemaal mooi, strak en rond te krijgen.
Mevrouw Wijen-Nass had het over het plaatsen van orders: kijk goed naar
de levensduur en de houdbaarheid van munitie en materieel. Dat doen we
zeker. We kijken altijd naar de ELOT, de technische levensduur van
systemen. We kijken in onze life cycle planning en management ook naar
groot materieel. We kijken niet alleen naar wat het kost om het naar
binnen te halen. In onze planning en onze budgetten zit ook het geld om
dat systeem vijftien of twintig jaar te kunnen onderhouden.
Munitie vind ik ook een goeie; daar kijken we ook specifiek naar. In het
vorige debat, over de defensie-industrie, heb ik er al wat over gezegd.
Op kapitale munitie zoals Stingers zit ook een datum waarna die dingen
niet meer houdbaar zijn omdat de batterijen, de sensoren of iets
dergelijks versleten zijn. Dat bepaalt de fabrikant. In het laatste jaar
voordat die systemen aan het einde van hun levensduur komen, gaan ze
uiteindelijk de gereedstelling in en kan er daadwerkelijk mee worden
geoefend en getraind. Het helpt dat we grote raamcontracten hebben en
dat we elk jaar een aantal nieuwe wapensystemen inkopen. Als systemen
vervallen, kunnen we er in de gereedstelling snel iets mee doen.
Klein kaliber munitie gebruiken we zoveel voor de gereedstelling van
onze eenheden en mensen dat het daar eigenlijk nooit op aankomt.
Dan de overige vragen. De heer Nordkamp heeft het over vastgoed en
minder geld. Mijn grootste aangrijpingspunt voor vastgoed gaat niet eens
zozeer over geld, want er is zat budget. Het gaat echt over realiseren.
Ik ben mijn strategisch vastgoed eigenlijk in stukjes aan het hakken.
Dat doe ik samen met het Rijksvastgoedbedrijf. Ik ben aan het kijken wat
het snelst gerealiseerd moet worden. Dat doen we eigenlijk over de band
van hoofdtaak één: hoe zorg je ervoor dat je dat zo snel mogelijk kunt
realiseren? Dat is het eerste. Ik heb ook gewoon vergunningen en
stikstofruimte nodig, en we weten allemaal hoe lastig dat is. Ik moet
daarin prioriteren, maar het gaat er echt om wat het snelst impact heeft
om gereed te komen voor hoofdtaak één. Hoe sneller ik mijn geld kan
uitgeven, hoe meer impact, want elk jaar wordt het 15% duurder.
In het verlengde daarvan had u geloof ik ook nog ... Even kijken, hoor.
Dat was het in elk geval over vastgoed. Het gaat mij niet zozeer om de
totale pot met geld. Daar heb ik genoeg van. Het gaat voornamelijk over
leveren, leveren, leveren en kunnen realiseren.
De voorzitter:
Kunt u echt proberen om uw beantwoording zo kort mogelijk te houden? We
lopen echt tegen de deadline aan qua tijd.
Staatssecretaris Tuinman:
Ik ben bijna klaar, voorzitter.
De voorzitter:
Gaat u door, staatssecretaris. Aan het eind kunnen ze nog een
interruptie plaatsen.
Staatssecretaris Tuinman:
Ik zag ook nog een vraag van de heer Boswijk over GrIT. Daarvoor geldt
eigenlijk hetzelfde. U kijkt er heel negatief naar en ik kijk er toch
iets anders naar. Dat is ook een beetje het sentiment of de richting in
de laatste voortgangsrapportage. We hebben geluisterd naar de Kamer, we
hebben echt het programma herijkt en we leggen er nu nog de laatste
slagen op. Je ziet drie prioriteiten. De eerste prioriteit is het
grensverleggende aspect. Dat zijn de operationele capaciteiten. De
tweede is: hoe zorg je ervoor dat we de ondersteunende diensten erin
hebben? En de derde betreft alle randvoorwaarden. Met GrIT hebben we wel
degelijk een aantal projecten opgeleverd, zoals het twin-datacenter. Op
verzoek van de operationele eenheden en capaciteiten hebben we een — hoe
noem je zo'n ding? — datawarehousebox, een klein ding opgeleverd, dat je
operationeel kunt meenemen. Er ligt ook een nieuwe businesscase. We zijn
daar dus wel degelijk mee bezig. We hebben nieuwe dingen gerealiseerd en
we knippen het programma dusdanig op dat we datgene opleveren wat de
meeste impact heeft in deze tijd.
Wat kan ik zeggen over de onderzeeboten? Het contract is getekend. Dat
ziet er goed uit. Ik houd een vinger aan de pols. Ik heb tegen de CEO
van Naval, de heer Pommellet, gezegd dat ik pas naar Cherbourg kom als
hij daadwerkelijk het contract heeft getekend met de Nederlandse
bedrijven, wat ook in het ICA staat, en mijn Nederlandse team, zo'n tien
man/vrouw, in Cherbourg zit. Zodra ik het signaal krijg dat het lekker
werkt, kom ik naar Cherbourg toe. Ik denk dat het snel kan gaan. Het is
een groot project. U wordt daar periodiek, elk halfjaar, over
geïnformeerd. Jaarlijks komt de ADR terug op de vraag hoe we ervoor
staan.
Er is een vraag gesteld over cultureel erfgoed. Mevrouw Van der Wal gaf
daar een hele mooie reflectie op. Ja, binnen OCW wordt daar nu aan
gewerkt, maar de NCTV en Defensie kijken samen met alle ministeries hoe
we de weerbaarheid tegen militaire dreigingen en bescherming van
cultureel erfgoed vorm kunnen geven. De toegezegde brief van het kabinet
over maatschappelijke weerbaarheid tegen hybride en militaire dreiging
zal daar ook aandacht aan besteden.
Voorzitter, dit was mijn eerste termijn.
De voorzitter:
Dank aan de staatssecretaris. Ik zag de heer Nordkamp als eerste.
Probeer uw vraag alstublieft zo kort en bondig mogelijk te houden.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ik had eigenlijk een vraag over vastgoed. Maar nu ik verneem dat de
eerste termijn van de staatssecretaris erop zit, vraag ik waarom mijn
specifieke vraag over de invoer uit Israël niet behandeld is.
Staatssecretaris Tuinman:
MRAD heb ik wel genoemd. U geeft aan dat Defensie moet afzien van
aankoop in Israël en elders materieel moet vinden. Wij moeten het beste
spul hebben voor onze mensen en het moet ook tijdig beschikbaar zijn.
Materieel dat we in Israël willen bestellen, bekijken we case-by-case.
Voor MRAD en ander materieel waarvoor we uiteindelijk in Israël
uitkomen, zijn geen goede alternatieven beschikbaar. Als u mij de
opdracht geeft om te kijken naar alternatieven, dan weet ik een paar
dingen. Dan wordt het per definitie een latere levering. Daar zitten
risico's aan. Het gaat ook flink meer geld kosten. Als we het helemaal
niet bestellen omdat het niet beschikbaar is buiten de genoemde
bedrijven, dan zijn onze mensen minder goed beschermd en hebben we
uiteindelijk minder slagkracht. Ik ben niet bereid om die grote risico's
te nemen.
De heer Pool (PVV):
Ik had nog een onbeantwoorde vraag over het aantal uren vliegen in de
simulator. Dat is enorm verhoogd.
Staatssecretaris Tuinman:
Een terechte vraag. Ik vind het heel mooi dat u die vraag stelt, want
dan kan ik er kort iets over zeggen. Uiteindelijk gaan piloten niet per
definitie minder vliegen. Met gesimuleerde virtual reality — of
augmented reality; hoe je het ook wilt noemen — kun je scenario's
trainen die je niet reallife kunt trainen. De kwaliteit van de vlieguren
van onze piloten gaat daardoor gewoon omhoog. Dat is het beste argument.
We blijven vliegen wat we vliegen. Het kan best betekenen dat een
helikopterpiloot misschien wat minder uren maakt, maar die uren heeft
hij nodig om zijn basisvaardigheden op orde te krijgen om die hele
complexe scenario's te trainen.
Staatssecretaris Tuinman:
Dus met knetterhard investeren in veel meer uren in simulators zijn
piloten meer bezig met de kern van hun vak, worden ze beter, en kunnen
ze daardoor realtime veel complexere scenario's vliegen. Dat is het
antwoord.
De voorzitter:
De heer Pool voor zijn tweede interruptie.
De heer Pool (PVV):
Ja. Dan wil ik de staatssecretaris heel concreet vragen of het verhogen
van die vlieguren in de simulator van 15% naar 60% dus niet ten koste
gaat van de opleiding, en daarmee dus ook niet van de veiligheid van
onze vliegers; klopt dat dan?
Staatssecretaris Tuinman:
U heeft het over de vervanging van de vliegtuigen die we gebruiken voor
de EMVO, dus de initiele opleiding. Ik ga die toezegging niet doen.
Kijk, waar het mij om gaat, is dat zo'n opleiding het meeste rendement
heeft. Ik denk dat we daarover hetzelfde denken. Dit is de
basisopleiding voor vliegen. Piloten moeten uiteindelijk naar een zo
kwalitatief mogelijk type vliegopleiding toe gaan ... Die EMVO is de
basisopleiding van piloten. Met het gebruik van die simulators gaan de
kwaliteit van onze vliegopleiding en de kwaliteit van de vliegers die we
afleveren, juist omhoog in plaats van omlaag.
De voorzitter:
Mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik had nog een vraag over de munitiedepots in Gelderland. Het kan zijn
dat ik het in de beantwoording heb gemist, maar volgens mij heb ik geen
beantwoording daarvan gehoord.
Staatssecretaris Tuinman:
Munitiedepots heb je in verschillende vormen en maten. Ze maken
onderdeel uit van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie. Kijk, we
kijken daar heel goed naar. We hebben nu in het NPRD gezet dat wij met
de MER, de milieueffectrapportage, bekijken hoe we dat allemaal inpassen
op alle verschillende niveaus. Die loopt op dit moment. Ik ben nu ook in
gesprek met de provincies en de bestuurders in elke regio. Natuurlijk
kijken wij altijd naar hoe we die munitiecomplexen het best kunnen
inpassen in de praktijk. En uiteindelijk schuw ik daar niks voor, dus ik
ben best wel bereid om te kijken hoe dat multifunctioneel ingepast kan
worden.
De voorzitter:
Dank. Ik zie dat er geen vragen meer zijn. Dan gaan we naar de tweede
ronde. Ik begin met mevrouw Heite. En graag kort en bondig, want we
zitten echt al tegen 23.00 uur aan.
Mevrouw Heite (NSC):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil allereerst de staatssecretaris bedanken
voor de zeer uitgebreide beantwoording van alle vragen. Ik heb eigenlijk
alleen nog maar twee moties, die ik graag wil voorlezen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het voor Defensie van belang is om zich beter te
positioneren in de grote opgave die voor haar ligt en met het huidige
dreigingsbeeld;
overwegende dat een brede communicatiestrategie de zichtbaarheid van
Defensie in de maatschappij en daarmee mee ook de bewustwording en
weerbaarheid in de maatschappij kan vergroten;
constaterende dat Defensie op dit moment met grote personeelstekorten te
maken heeft;
overwegende dat Defensie om de potentiële doelgroepen in de Nederlandse
samenleving te enthousiasmeren om bij Defensie te komen en te blijven
werken en om tenminste 9.000 militairen per jaar vanaf 2030 te werven,
een concrete communicatiestrategie nodig heeft met meer aandacht voor
diversiteit, omdat niet alle potentiële doelgroepen nu voldoende worden
bereikt;
verzoekt de regering om voor de zomer een communicatiestrategie te
ontwikkelen die haar eigen positionering en zichtbaarheid aanscherpt, de
bewustwording in de maatschappij van het huidige dreigingsbeeld
benadrukt en daarmee haar weerbaarheid vergroot, met aandacht voor alle
potentiële doelgroepen en de maatschappij als geheel,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Heite, Nordkamp, Boswijk, Van
der Wal, Diederik van Dijk en Ceder.
Zij krijgt nr. 10 (36600-X).
Mevrouw Heite (NSC):
Mijn tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van belang is dat Defensie meer met één been in de
maatschappij staat om de bewustwording en weerbaarheid in de samenleving
te vergroten;
overwegende dat alle onderwijsinstellingen, van vmbo tot wo, daarbij
kunnen helpen en dat dit tevens arbeidspotentieel stimuleert in de
samenleving;
overwegende dat de werving van talent moet worden doorontwikkeld door
gezamenlijke onderwijsprogramma's op te zetten en stages te
organiseren;
overwegende dat samenwerking met onderwijs- en kennisinstellingen de
hoogwaardige technologische innovatiekracht van Defensie
versterkt;
verzoekt de regering om met onderwijs- en kennisinstellingen wederzijdse
afspraken voor een duurzame samenwerking te maken ten behoeve van de
ontwikkeling van innovatiebeleid voor de defensiesector en het aanboren
van arbeidspotentieel in de samenleving,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Heite, Nordkamp, Boswijk, Van
der Wal, Wijen-Nass en Ceder.
Zij krijgt nr. 11 (36600-X).
Mevrouw Heite (NSC):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Dan is nu het woord aan de heer Pool.
De heer Pool (PVV):
Zou de heer Boswijk eerst mogen? Want hij moet de trein halen.
De voorzitter:
Dat mag zeker. De heer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Geweldig. Dank aan mijn collega's. Dat gehucht van mij. Er rijdt een
laatste trein, dus dat wordt wat.
Dank aan de staatssecretaris voor de antwoorden. Ik had nog geen
antwoord gekregen op een vraag. De mdt loopt af. 25% van de mdt kwam
uiteindelijk bij Defensie. Als het antwoord schriftelijk gegeven kan
worden voor de begrotingsbehandeling: graag. De staatssecretaris gaf net
een soort van toezegging met betrekking tot het aangeven van het
verschil tussen de Reservistennota 2014 en de maatregelen die nu genomen
worden. Wat is nou het verschil? Kan de staatssecretaris dit ook voor de
begroting aangeven? Dank voor de toezegging over het VST. De andere
toezegging ging over de medische keten.
Dan had ik ten slotte nog een motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uitbreiden van de flexibele schil van reservisten rond
de krijgsmacht van groot belang is;
overwegende dat landen als Zweden, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk
een jaarlijkse "Uniform at work day" hebben, met als doel reservisten
zichtbaarder te maken in de samenleving en het gesprek met collega's in
de civiele baan aan te gaan over de waarde van reservisten;
verzoekt de regering te onderzoeken of samen met werkgeversorganisaties
afspraken gemaakt kunnen worden over het invoeren van een jaarlijkse
"Uniform naar werk dag",
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boswijk, Van der Wal, Heite, Van
der Werf, Diederik van Dijk en Ceder.
Zij krijgt nr. 12 (36600-X).
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank aan de heer Boswijk. Dan is het woord nu wel aan de heer
Pool.
De heer Pool (PVV):
Ik dank u hartelijk, voorzitter. Ik dank ook de staatssecretaris voor de
uitgebreide beantwoording in de eerste termijn. Nog even een kort punt
over de tanks. De staatssecretaris zegt: we gaan ze echt in Duitsland
plaatsen, want het gevaar komt ook uit het oosten. Ik zou de
staatssecretaris graag op het jaar 1799 willen wijzen. Toen kwamen de
Russen vanaf de zee de Bataafse Republiek via Noord-Holland
binnenvallen. Toen kwam het gevaar dus niet via Duitsland, maar landden
ze gewoon op onze eigen kust. Als dat nu weer gebeurt, staan onze tanks
ergens in Duitsland en zijn ze veel te laat. Dat is een verschrikkelijk
scenario. Is het dus niet heel erg verstandig om die tanks gewoon in
Nederland te stationeren?
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank aan de heer Pool. Dan is het woord aan mevrouw Van der Wal.
Mevrouw Van der Wal (VVD):
Dank, voorzitter. Dank voor alle beantwoording. Ik heb een vraag om een
toezegging en twee moties. De vraag om de toezegging stel ik zodat ik de
motie dan niet hoef in te dienen. Ik zou heel graag voor de
begrotingsbehandeling op 13 november — dat weet ik zo goed omdat ik dan
jarig ben en wat doe je dan liever dan een begrotingsbehandeling
Defensie, waar we toch allemaal naar uitkijken? — een brief ontvangen
over dat NATO Force Model. Wat zijn nou exact de "juridische
verplichtingen"? Volgens mij vraagt het NFM echt om gevulde eenheden,
maar wij hebben een groeipad. Kunnen we er überhaupt aan voldoen? Wat
zijn precies de verplichtingen die we aan zijn gegaan en wat betekent
dat voor de organisatie? Ik zou daar heel graag voor de
begrotingsbehandeling een brief over ontvangen.
Dan hebben we twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van groot belang is dat onze krijgsmacht zo spoedig
mogelijk klaar is om Hoofdtaak 1 uit te voeren en daarvoor een groot
aantal extra mensen nodig heeft;
constaterende dat de eerste lichting van het dienjaar een overtuigend
succes is geweest en een groot aantal van deze dienjaarmilitairen
besloten heeft te blijven bij Defensie;
overwegende dat Defensie het dienjaar aan het opschalen is naar ten
minste 4.000 deelnemers per jaar;
verzoekt de regering een onderzoek in te stellen naar variaties van het
dienjaar Defensie, waarbij ook rekening wordt gehouden met opties
waarbij het dienjaar korter, parttime, of door werkenden ouder dan 27
jaar kan worden ingevuld, en de Kamer uiterlijk in het tweede kwartaal
van 2025 over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Wal, Van der Werf,
Boswijk, Nordkamp, Heite en Diederik van Dijk.
Zij krijgt nr. 13 (36600-X).
Mevrouw Van der Wal (VVD):
Dan de tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van groot belang is dat onze krijgsmacht volledig
paraat staat om Nederland en het NAVO-grondgebied te verdedigen om een
sterke afschrikwekkende werking tewerk te kunnen stellen;
constaterende dat Defensie bijna 10.000 vacatures open heeft staan die
moeten worden opgevuld;
constaterende dat de Defensieorganisatie op 1 juli 2024 nog altijd
slechts voor 18,7% uit vrouwen bestaat, terwijl dat bij onze hele
bevolking 50% is;
overwegende dat onder andere scherfvesten en rugzakken die Defensie
gebruikt niet altijd geschikt zijn voor vrouwen, wat zorgt voor ongemak
en zelfs blessures;
verzoekt de regering in de hele Defensieorganisatie te onderzoeken tegen
welke obstakels vrouwen aan lopen tijdens het werken, en deze waar
mogelijk weg te nemen, zonder dat dit invloed heeft op de output-eisen
en normen binnen defensie;
verzoekt de regering na te gaan of het huidige personeelsbeleid van
Defensie voldoende past bij de huidige tijd, bijvoorbeeld op het gebied
van de gezinssituatie van Nederlanders, en voor het einde van het eerste
kwartaal de Kamer hierover te informeren;
verzoekt de regering op korte termijn extra maatregelen te nemen ten
behoeve van de werving van vrouwen voor Defensie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Wal, Van der Werf,
Boswijk, Nordkamp en Heite.
Zij krijgt nr. 14 (36600-X).
Dank mevrouw Van der Wal. Het woord is aan mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik ga het kort houden. Ik heb twee moties die ik vanavond wil indienen.
De eerste gaat over Defensie als werkgever van de 21ste eeuw.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat meer dan de helft van het Defensiepersoneel bestaat
uit mensen tussen de 18 en 43, dat het bij militairen zelfs gaat om
ongeveer 70% en dat jaarlijks tussen de 2.000 en 3.000 van hen Defensie
verlaten;
overwegende dat jongere en toekomstige generaties veel vaker van baan
verwisselen dan voorgaande generaties en ook andere eisen stellen en
voorkeuren hebben bij een baan;
overwegende dat Defensie tot 2029 nog 9.000 vacatures te vullen heeft en
dat personeelsbehoud specifiek voor wat betreft de jongere generaties
daarbij cruciaal zal zijn;
verzoekt de regering om met concrete stappen te komen op het gebied van
personeelsbehoud met als doel jongere en toekomstige generaties langer
aan de krijgsmacht te binden, en de Kamer over de plannen te
informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Werf, Van der Wal en
Nordkamp.
Zij krijgt nr. 15 (36600-X).
Mevrouw Van der Werf (D66):
De tweede motie gaat over Defensie en het mkb.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit onderzoek van de Adviesraad voor wetenschap,
technologie en innovatie (AWTI) blijkt dat mkb-bedrijven en start-ups
moeite hebben met het benutten van de testfaciliteiten van Defensie, en
dat de eisen voor deelname aan publiek-private samenwerkingen voor deze
bedrijven zo hoog zijn dat zij nauwelijks kunnen deelnemen;
overwegende dat deze drempels leiden tot verlies van kennis en
innovatiekracht, bijvoorbeeld op het gebied van drones, Al en
robotica;
overwegende dat andere landen hun defensietestfaciliteiten gratis of via
subsidies tegen sterk gereduceerde tarieven beschikbaar stellen aan
mkb-bedrijven en start-ups;
verzoekt de regering, in lijn met het AWTl-advies, de
Defensietestfaciliteiten toegankelijk te maken voor mkb-bedrijven en
start-ups door bestaande drempels weg te nemen en te onderzoeken welke
eisen voor deelname aan publiek-private samenwerkingen kunnen worden
versoepeld, met name door het verlagen van co-financieringseisen en
administratieve verplichtingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Werf, Van der Wal en
Boswijk.
Zij krijgt nr. 16 (36600-X).
Dank aan mevrouw Van der Werf. De heer Nordkamp.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Terugkijkend op het antwoord van de staatssecretaris op het gebied van
de bijzondere regeling Defensie vind ik het fijn dat hij mijn gedachten
hierover volgt. Ik volg tegelijkertijd ook de keuze van de
staatssecretaris om nu snel te handelen — want er zit niks anders op —
en de continuïteit te waarborgen. Ik had liever een bredere reflectie
gezien tussen de wens en de capaciteit. Gezien het tijdgebrek denk ik
dat we dat misschien bij de begroting moeten doen.
De staatssecretaris heeft duidelijke woorden gesproken over de veteranen
en daar gaan we het ook nog met de minister over hebben.
Ik ben blij met de heldere lijn van de staatssecretaris wat betreft het
verouderde vastgoed en volg hem daarin. Hij stelt dat er voldoende geld
is, maar dat we beperkte mankracht, vergunningsruimte, stikstof et
cetera hebben en dus kiezen voor iets waarmee we het meeste impact
kunnen hebben in relatie tot hoofdtaak één. Ik ben blij met deze
duidelijke uitspraak. Tegelijkertijd is er ook vastgoed dat niet direct
bijdraagt aan hoofdtaak één, maar waarin wel onze mensen van Defensie
dagelijks werken of leven. Dus ik ben even aan het kijken wat we daarmee
moeten doen. Ik ben blij dat het CAOP openblijft. Dat is een hele
geruststelling.
Dan over het tankbataljon en mijn verzoek om dat te betrekken bij de
verkenning hoe we uitvoering kunnen geven aan de motie van onder anderen
staatssecretaris Tuinman over de permanente aanwezigheid aan de
oostflank. Ik zou graag de toezegging willen hebben dat de aanschaf van
de tanks daarin wordt meegenomen. Anders moet ik wellicht een motie in
overweging nemen.
Verder een compliment. Het duurde misschien wat lang, maar ik vond het
echt fijn dat niet alleen werd verteld wat we doen, maar ook waarom we
het doen. Fijn dat u ons meeneemt in de gedachtegang. Zeer
verfrissend.
Een klein punt van kritiek. Ik wil echt niet de activist uithangen en u
of welke collega dan ook iets in de schoenen schuiven, maar we spreken
hier argeloos over wapenimport uit Israël en we doen soms net alsof het
Internationaal Gerechtshof hier niets over geadviseerd heeft. We spreken
meteen over het beste spul, dat het tijdig moet en dat het anders
misschien duurder wordt. Dat hadden wij graag anders gezien. Dat heb ik
ook in mijn eerste inbreng benadrukt. Daarom dienen wij een motie
in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering voornemens is om meerdere Israëlische
wapensystemen aan te schaffen;
constaterende dat het Internationaal Gerechtshof lidstaten zwaarwegend
heeft geadviseerd om af te zien van handels- of investeringsbetrekkingen
die bijdragen aan de instandhouding van de illegale bezetting van de
Palestijnse gebieden door Israël;
constaterende dat het Internationaal Gerechtshof heeft geoordeeld dat er
een reëel en dreigend risico is op genocide in de Gazastrook.
verzoekt de regering de aankoop van Israëlische wapens op te schorten en
op zoek te gaan naar alternatieve producenten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Nordkamp.
Zij krijgt nr. 17 (36600-X).
Dank aan de heer Nordkamp. Dan is het woord aan mevrouw
Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik zal eerst even terugkomen op de
vraag die mevrouw Van der Werf mij heeft gesteld in de vorige termijn
over de motie over de munitiedepots, namelijk hoe wij daarover denken.
Wij hebben destijds tegen die motie gestemd omdat wij het belangrijk
vonden dat de staatssecretaris alle locaties kon bekijken. Mijn vraag
vandaag over het gebied in de provincie Gelderland was vooral omdat ik
heel benieuwd ben hoe de staatssecretaris over locaties daar denkt. Daar
heb ik inmiddels antwoord op gekregen. Het is mij duidelijk dat de
staatssecretaris breed kijkt naar alle belangen die er spelen. In dat
opzicht ben ik voor nu gerustgesteld.
Ik heb één motie en dat is de volgende.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de staatssecretaris met de
materieelverwervingsprojecten SHORAD en MRAD de luchtverdediging in
Nederland significant versterkt;
constaterende dat Nederland onder artikel 3 van het NAVO-verdrag de
verantwoordelijkheid draagt voor onze individuele zelfverdediging;
constaterende dat we op het gebied van luchtverdediging van
bevolkingscentra nog onvoldoende capaciteiten hebben;
verzoekt de regering om bij toekomstige uitbreiding van onze
luchtverdedigingscapaciteit rekening te houden met het beschermen van
bevolkingscentra,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wijen-Nass en Heite.
Zij krijgt nr. 18 (36600-X).
Dank aan mevrouw Wijen-Nass. Ik kijk naar de staatssecretaris. Heeft u
behoefte aan vijf minuten schorsing?
Staatssecretaris Tuinman:
Ja, vijf minuten plus.
De voorzitter:
Dan proberen we om 23.15 uur hier te zijn.
Staatssecretaris Tuinman:
Dat zijn er maar vier.
De voorzitter:
Laten we dan om 23.20 uur terug zijn.
De vergadering wordt van 23.11 uur tot 23.20 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de staatssecretaris voor het appreciëren van de
moties en het beantwoorden van een aantal vragen.
Staatssecretaris Tuinman:
Jazeker, voorzitter. Dank allemaal. De heer Pool had het over het risico
aan de westkant. Dat is zeker zo, maar daar heb je geen tanks voor
nodig. We kijken naar multi-domeinoptreden en dat kun je beter doen met
het versterken en verstevigen van onze marine. Dat doen we dus ook. Ik
neem uw boodschap mee en ik ga kijken naar hoe we dat gaan
vormgeven.
De heer Boswijk had het over de MDT. Hij gaf aan dat dit in 2025
afloopt. Er is op dit moment budget voor 2027. Ik wil nog wel aangeven
wat Defensie doet met de MDT. Wij vragen subsidie aan bij OCW; dat is 3
miljoen en daar plussen we zelf nog 3 miljoen bij, en zo draaien we
uiteindelijk dat programma. De MDT is wel eindig, maar als de
subsidieaanvraag van Defensie wordt goedgekeurd, is dat na 2027. De heer
Boswijk stelde ook een vraag over reservisten: hij vroeg of ik kon
aangeven wat ik nu aan het doen ben ten opzichte van de
reservistennota's. Dat zijn er verschillende geweest. De eerste was
geloof ik in 2014. Ik zie dat wel als een aanmoedigingsvraag en ik ben
er hard mee bezig. Ik ben ook met de vakbonden hierover in gesprek.
Zodra ik met de vakbonden daadwerkelijk tot resultaat kom en dat kan
concretiseren, wil ik aanvullend de Kamer informeren over hoe we dat
hele pakket bij elkaar brengen. Die rechtspositie is denk ik het
belangrijkste en ik zit nu midden in gesprekken en onderhandelingen
daarover.
Mevrouw Van der Wal had het over het NFM. Het lastige daaraan is dat het
allemaal geheim is en dat is maar goed ook. Wat het concreet betekent en
wat die getallen zijn, is ook geheim. Dat moet ook deels nog helder
worden. Ik wil wel voorstellen om dat in een besloten sessie te delen.
Het kan geen onderdeel zijn van het debat, maar ik stel wel uw interesse
op dit vlak op prijs. Ik ben bereid om met mijn specialisten in een
besloten sessie te kijken wat het uiteindelijk betekent.
De heer Nordkamp had een vraag over vastgoed. Ik zeg niet dat ik genoeg
geld heb. Ik heb een hele hoop zakken met geld. Mijn probleem zit
voornamelijk in het snel kunnen realiseren. Daar maak ik nu harde
beslissingen in. De eerste hoofdtaak voor mij is per definitie
personeel, dus dat mijn mensen een werk- en leefomgeving hebben die goed
is. Dat is mijn eerste prioriteit. Wat betreft de tanks heb ik nog geen
beslissingen genomen. We zijn nu dat onderzoek aan het doen. Het klopt
dat ik daar met de Duitsers over in gesprek ben. Ik ben met de Duitsers
over heel veel zaken in gesprek. Vooralsnog richt het onderzoek zich op
Bergen-Hohne. Ik sluit niks uit. We zijn met de Duitsers altijd in
gesprek over hoe je dat kunt versterken. Ik besef heel goed dat de
meeste afschrikking het dichtst bij de grens is.
Dan wil ik doorgaan naar de moties. De motie op stuk nr. 10 van mevrouw
Heite over onderwijs- en kennisinstellingen krijgt oordeel Kamer.
De voorzitter:
Gaat u door.
Staatssecretaris Tuinman:
Goed, oké. De motie op stuk nr. 11 van mevrouw Heite over de
communicatiestrategie wil ik best oordeel Kamer geven. Ik wil dan wel
aangeven dat ik dit al doe. Ik ben ook met JenV bezig met zo'n
publiekscampagne. Ik ben ook samen met het CBS bezig met een onderzoek
naar mensen met een biculturele achtergrond. Ik wil de motie best
oordeel Kamer geven, maar dan wil ik wel aangeven dat ik er in 2025
specifiek op terugkom hoe we dit uiteindelijk allemaal aanpakken. Dan
kan ik 'm oordeel Kamer geven. Dan krijgt de motie op stuk nr. 11
oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 12 van de heer Boswijk is een mooi initiatief over
de Uniform-naar-werk-dag. Uiteindelijk is het wel aan de bedrijven zelf
om dit te doen. Het moet ook veilig kunnen, maar ik ga er zeker over in
gesprek. De motie op stuk nr. 12 krijgt oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 13 van mevrouw Van der Wal gaat over variaties op
het Dienjaar. Ik ben ermee bezig. Ik ben echt aan het kijken hoe we het
allemaal bij elkaar kunnen brengen. Aan de voorkant heb ik allerlei
verschillende programma's. Ik heb bijvoorbeeld VeVa op mbo's, een
convenant met 21 mbo's, ik heb Defensity College, ik heb Dienjaar. De
mdt-lijn levert op dit moment ook nog wel wat op. Ik wil eigenlijk geen
extra onderzoek doen. Wat ik wel wil doen, is u in de loop van 2025
informeren over de stand van zaken en hoe we de verschillende variaties
allemaal in ontwikkeling brengen. Ik ga dus geen onderzoek doen, maar
eigenlijk roept u mij op om stappen te zetten op dit dossier en in 2025
terug te komen op de vraag hoe de variaties op het Dienjaar erin zitten.
Dat ga ik doen.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Van der Wal knikken, dus ze is het eens met de uitleg van
de staatssecretaris. Dan krijgt de motie op stuk nr. 13 dus oordeel
Kamer?
Staatssecretaris Tuinman:
Yes.
Dan zijn we bij de motie op stuk nr. 14 van mevrouw Van der Wal over de
werving van vrouwen. Mag ik de motie zo interpreteren dat ik geen nieuw
extern onderzoek moet doen, maar dat ik gewoon inzet pleeg, stappen zet
hierop en voor de zomer 2025 al die activiteiten inventariseer,
operationaliseer en hier voorleg? Dat ga ik doen. Ik wil sowieso zeggen:
ik heb die 30% vrouwen erin zitten. Ik heb me daaraan gecommitteerd. Ik
doe dat ook vanuit de tone at the top. Ik zet er hard op in. Als u mij
de opdracht geeft om hier stappen in te zetten, dan krijgt de motie op
stuk nr. 14 oordeel Kamer.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Van der Wal knikken.
Staatssecretaris Tuinman:
Mevrouw Van der Wal had een motie op stuk nr. 15 over Defensie als de
werkgever van de eenentwintigste eeuw. Het gaat elke keer mis. Even
opnieuw. De motie op stuk nr. 15 van mevrouw Van der Werf over Defensie
als de werkgever van de eenentwintigste eeuw. Eigenlijk wil ik hierover
zeggen dat ik stappen wil zetten. Ik wil geen onderzoek doen, maar ik
wil echt stappen zetten. Daarover kan ik u ook informeren.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Wal … Of Van der Werf. Nu ga ik zelf ook de fout in.
Mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Het is laat, voorzitter; laten we het daar op houden. Er staat niet
"onderzoek". Er staat: "verzoekt de regering om met concrete stappen te
komen op het gebied van …".
Staatssecretaris Tuinman:
Voorzitter, ik heb in mijn motie staan: "verzoekt de regering onderzoek
te doen naar personeelsbehoud en welke maatregelen genomen moeten
worden".
De voorzitter:
In die van ons staat echt: "met concrete stappen te komen op het gebied
van personeelsbehoud". Dan kunt u de motie oordeel Kamer geven?
Staatssecretaris Tuinman:
Als het over stappen gaat, krijgt de motie op stuk nr. 15 oordeel Kamer.
Zeker weten!
Dan zijn we bij de volgende motie, de motie op stuk nr. 16, ook van
mevrouw Van der Werf. Deze gaat over de toegang van mkb en start-ups tot
testfaciliteiten. Ik heb al aangegeven dat de kabinetsreactie op het
AWTI-advies eraan komt. We nemen dat advies sowieso over. Dat heb ik bij
de ontvangst op Innovation in Defense aangegeven. Daarmee kan ik de
motie op stuk nr. 16 oordeel Kamer geven.
De motie op stuk nr. 17 van de heer Nordkamp gaat over aanschafmaterieel
en Israël. Die motie moet ik ontraden, omdat de consequenties voor mij
onaanvaardbaar zijn. Ik heb dat onderzoek gedaan. Er zijn geen
alternatieven. Het komt dus uiteindelijk wel op deze behoeftes aan. De
motie op stuk nr. 17 wordt dus ontraden en het verzoek aan de voorzitter
is om de motie voor het herfstreces in stemming te brengen, want anders
wordt het lastig om uitvoering aan de motie te geven. Ik heb immers een
deadline.
De motie op stuk nr. 18 van mevrouw Wijen-Nass gaat over
luchtverdediging en bevolkingscentra. Zoals ik het nu begrijp, is dat
nationaal erfgoed; dat is al benoemd. Die halen we ertussenuit, en dan
kan ik 'm oordeel Kamer geven. Dus het gaat dan specifiek over de
luchtverdediging van bevolkingscentra.
De voorzitter:
Heel goed. Zij kan oordeel Kamer krijgen.
Staatssecretaris Tuinman:
Dan krijgt-ie oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dank aan de staatssecretaris. Dank ook aan de Kamerleden. We hebben ook
nog een drietal toezeggingen. Die ga ik voorlezen. Dan kan de
staatssecretaris aangeven of hij het daarmee eens is.
De staatssecretaris van Defensie zegt toe voor eind 2024 de Kamer een opzet toe te zullen sturen voor de periodieke rapportage Mensen, en bij die gelegenheid ook in te gaan op een aantal vragen van de rapporteurs over de Strategische Evaluatie Agenda.
Klopt dat?
Staatssecretaris Tuinman:
Ja.
De voorzitter:
De tweede toezegging is: de staatssecretaris van Defensie zegt toe dat de Kamer direct na het kerstreces 2024-2025 een strategische P-agenda ontvangt, waarin de adviezen van de externe adviseur betrokken worden.
Staatssecretaris Tuinman:
Ja, voorzitter. In ieder geval gaat u die in Q1 krijgen, zo snel
mogelijk.
De voorzitter:
Dan noteer ik dat.
Dan de derde toezegging: de staatssecretaris van Defensie zegt toe de Kamer vóór de plenaire begrotingsbehandeling een brief te zullen sturen waarin hij in kaart brengt welke voorbereidingen en maatregelen worden getroffen op medisch gebied in een artikel-5-scenario. Dit is een toezegging aan het lid Boswijk.
Staatssecretaris Tuinman:
Ja, voorzitter. Dat ga ik doen.
De voorzitter:
Dan zijn deze drie toezeggingen genoteerd. Ik wil de staatssecretaris
bedanken voor zijn beantwoording en voor de appreciaties. Ik wil ook de
bodes bedanken voor het adequate handelen vanavond bij het
publiek.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dan wens ik iedereen nog een fijne avond.
Sluiting 23.31 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|