Beantwoording van de vragen gesteld tijdens het commissiedebat Onderzoeks- en Wetenschapsbeleid over dierproeven en voortgang onderzoek naar de mogelijkheid om het aantal proeven op niet-humane primaten verder te verlagen
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Brief regering
Nummer: 2024D40616, datum: 2024-10-24, bijgewerkt: 2024-11-20 10:58, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31288-1157).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -1157 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.
Onderdeel van zaak 2024Z16867:
- Indiener: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2024-11-05 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-11-14 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-11-27 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-01-29 15:00: Dierproeven (Commissiedebat), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
32 336 Dierproeven
Nr. 1157 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 oktober 2024
In deze brief geef ik schriftelijk antwoord op de vragen van het lid Kostić (PvdD) die zijn gesteld tijdens het commissiedebat Onderzoeks- en Wetenschapsbeleid van 3 oktober jl. Daarnaast informeer ik uw Kamer over de voortgang van het onderzoek naar de mogelijkheid om het aantal proeven op niet-humane primaten verder te verlagen (naar aanleiding van de motie Wassenberg c.s.).
Beantwoording van de vragen van het lid Kostić
In het commissiedebat Onderzoek en Wetenschapsbeleid van 3 oktober jl. is door het lid Kostić gevraagd of ik erken dat de transitie naar dierproefvrije methoden niet alleen goed is voor dieren, maar ook kan helpen om de wetenschap vooruit te brengen. Ik vind de transitie naar proefdiervrije onderzoeks- en testmethoden een belangrijke en hoopvolle transitie, die naast het dierenwelzijn ook de wetenschap vooruit kan brengen. Het kabinet zet daarom in op de ontwikkeling van alternatieven, onder andere via het partnerprogramma Transitie Proefdiervrije Innovatie. Echter, momenteel is het in de wetenschap nog niet mogelijk om alle dierproeven te vervangen door dierproefvrije alternatieven.
Daarnaast heeft het lid Kostić gevraagd of ik de mening deel dat niet alleen het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN), maar ook het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) een belangrijke rol kan spelen in het versnellen van deze transitie. Het lid Kostić heeft daarbij gevraagd in te gaan op de aanbevelingen van ZonMw en Stichting Proefdiervrij. Ik kan bevestigen dat ik in goede samenwerking met de Staatssecretaris van LVVN en de andere ministeries en partners in het programma Transitie Proefdiervrije Innovatie (TPI) hieraan werk. Het Ministerie van OCW heeft met name invloed op de kaders voor wetenschappelijk onderzoek. In het dierproevendossier is de Staatssecretaris van LVVN penvoerder en hij voert ook de regie over het TPI-programma.
Op 14 november a.s. staat een debat over dierproeven gepland. Voorafgaand aan dit debat worden op de onderwerpen dierproeven en TPI voortgangsbrieven aan uw Kamer verzonden. Hierin zal worden ingegaan op de aanbevelingen van ZonMw en Stichting Proefdiervrij.
Het lid Kostić heeft gevraagd om de uitvoering van de motie Teunissen c.s.1 in lijn te brengen met de wensen van de Kamer. Op 15 februari 2024 heeft de toenmalige Minister van OCW uw Kamer geïnformeerd2 over de uitvoering van de motie Teunissen c.s. Naar aanleiding van de motie is met het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) afgesproken dat het percentage van de subsidie dat het BPRC besteedt aan proefdiervrije onderzoeks- en testmethodes in 2024 en 2025 minimaal gelijk zal blijven op 17%. Het BPRC zal zich tevens inzetten om dit percentage de komende jaren te laten oplopen, onder de huidige voorwaarden die gelden voor de lopende afspraken, namelijk dat het onderzoek dat strikt noodzakelijk is voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen niet in gevaar komt. Het percentage van de subsidie die het BPRC in 2023 heeft besteed aan proefdiervrije onderzoeks- en testmethodes bedraagt 18,5%. Dit is conform de afspraken die door de Minister van OCW met het BPRC zijn gemaakt en is in lijn met de wens van uw Kamer. Ik zie daarom geen aanleiding tot wijziging van deze aanpak.
Ook is door het lid Kostić gevraagd om de mogelijkheid om te bezuinigen op het aantal dierproeven op niet-humane primaten mee te nemen in de bezuinigingsopgave in het Nederlandse wetenschapsbeleid. Bij het verkennen van mogelijkheden om het aantal proeven op niet-humane primaten te verlagen, is zorgvuldigheid van groot belang. Momenteel onderzoekt een onafhankelijke commissie welk wetenschappelijk onderzoek met niet-humane primaten nodig is ten behoeve van de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen en onder welke omstandigheden dit onderzoek in de toekomst verder kan worden afgebouwd (motie Wassenberg c.s.). Daarnaast onderzoekt deze commissie de mogelijkheden hoe het overige wetenschappelijk onderzoek met niet-humane primaten zo snel mogelijk naar nul kan worden afgebouwd. Ik wil de uitkomsten van dit onderzoek afwachten voordat ik uw Kamer voorstellen stuur over de toekomst van het onderzoek met niet-humane primaten in Nederland. Dit wil ik zorgvuldig overwegen en staat voor mij los van de bezuinigingsopgave.
Ten slotte is door het lid Kostić gevraagd of de bezuinigingen op de wetenschap niet ten koste zullen gaan van onderzoek naar alternatieven voor dierproeven. De bezuinigingen zijn generiek en niet gericht op specifieke wetenschapsgebieden. Ik kan daarom niet garanderen dat de bezuinigingen op de wetenschap nooit onderzoekers zullen raken die werken aan alternatieven voor dierproeven. Wel garandeer ik dat de programma’s in stand blijven waar specifiek wordt ingezet op alternatieven voor dierproeven, bijvoorbeeld de «call» uit 2021 in de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) over het stimuleren van de acceptatie en implementatie van bestaande proefdiervrije modellen. Recent hebben de Ministeries van LVVN, IenW en OCW een plan van aanpak ingediend bij de NWA voor een tweede «call» op dit gebied, met name gericht op de validatie van proefdiervrije methodes.
Voortgang onderzoek naar de mogelijkheid om het aantal proeven op niet-humane primaten verder te verlagen (motie Wassenberg c.s.)
In de brief van 6 juli 2023 (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 255) heeft de toenmalige Minister van OCW de invulling van de motie Wassenberg c.s. nader toegelicht.3 In deze motie is verzocht om de opdracht te geven tot een onderzoek naar de mogelijkheid om het aantal proeven op niet-humane primaten verder te verlagen, zonder dat dit gevolgen heeft voor het onderzoek dat strikt noodzakelijk is voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen. Momenteel doet een onafhankelijke commissie hiernaar onderzoek. De commissie heeft mij geïnformeerd dat het onderzoek niet voor het einde van 2024 is afgerond. Dit vanwege de complexiteit van het vraagstuk en de zorgvuldigheid van het onderzoek, onder andere met een internationale review. Ik zal de uitkomsten van het onderzoek het eerste kwartaal van 2025 met uw Kamer delen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins