Pakket Belastingplan 2025 (Voortzetting van het wetgevingsoverleg van maandag 21 oktober 2024 2024: blok 3) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2024D40886, datum: 2024-10-24, bijgewerkt: 2024-10-25 14:23, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-10-24 16:15: Pakket Belastingplan 2025 (Voortzetting van het wetgevingsoverleg van maandag 21 oktober 2024 2024: blok 3) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Pakket Belastingplan 2025 (voortzetting)
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Financiën, de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hebben op 24 oktober 2024 overleg gevoerd met de heer Van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, de heer Idsinga, staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, en mevrouw Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, viceminister-president, over:
het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2025, 2026 en 2027 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon (36607);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning in 2025 (36606);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag, de Wet op de huurtoeslag en enkele andere wetten ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling (36608);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag) (36311).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Nijhof-Leeuw
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
Tielen
De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening,
Postma
De griffier van de vaste commissie voor Financiën,
Weeber
Voorzitter: Nijhof-Leeuw
Griffier: Lips
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Beckerman, Inge van Dijk, Van Eijk, Flach, Grinwis, Maatoug, Mooiman, Nijhof-Leeuw, Vijlbrief en Welzijn,
en de heer Van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, de heer Idsinga, staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, en mevrouw Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, viceminister-president.
Aanvang 16.16 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag, dames en heren. Welkom allemaal. Welkom aan de mensen thuis
die blok 3 van de behandeling van het Belastingplan 2025 gaan volgen. Ik
zal u eventjes vertellen welke bewindspersonen en woordvoerders aanwezig
zijn. De bewindspersonen zitten aan mijn rechterhand. Dat zijn de heer
Idsinga, staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, de heer Van
Hijum, minister van SZW, en mevrouw Keijzer, minister van VRO. Welkom
allemaal! De Kamerleden zitten aan mijn linkerhand. Dat zijn mevrouw
Maatoug van GroenLinks-PvdA, de heer Mooiman van de PVV, mevrouw Van
Eijk van de VVD, de heer Vijlbrief van D66, mevrouw Inge van Dijk van
het CDA, mevrouw Welzijn van NSC, mevrouw Beckerman van de SP en de heer
Grinwis van de ChristenUnie. Welkom allemaal!
We gaan het als volgt doen. U wordt niet geïnterrumpeerd tijdens uw
bijdrage. Dat doen we aan het eind van uw bijdrage. Ik kijk dan even of
er interrupties voor u zijn. Dat doe ik om de tijd effectief te
benutten, zodat we er goed doorheen gaan. Ik heb 67 minuten indicatieve
spreektijd gerekend. Als ik die aftrek van de drie uur tijd die we
hebben, kom ik op zo'n drie interrupties per persoon. Als u allemaal
kort en puntig bent, heb ik misschien aan het eind nog wat interrupties
te verdelen. Ik doe dus ook een beroep op u. Dan heb ik na die tijd
misschien nog wat weg te geven. Maar dit is even de indicatie, zodat we
het ook binnen die drie uur kunnen afronden. Tenminste, daar gaan we
naar streven.
Dan beginnen we met de eerste … O, er is een vraag van de heer
Vijlbrief.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik heb een heel kort punt van orde en een verzoek om informatie. Ik wil
graag aan het kabinet vragen om een brief te sturen voor het WGO van
maandag 4 november. Ik wil graag vier dingen van de staatssecretaris
weten. De politieke werkelijkheid rond de btw en het Belastingplan is
iets anders dan afgelopen maandag. De staatssecretaris is niet bereid om
die effecten te onderzoeken met een impactanalyse. Dat hebben we
geconstateerd. Er is een Eerste Kamerbehandeling geweest. Daarin is er
een motie aangenomen. De staatssecretaris heeft daarover een gesprek
gehad. Dat was volgens mij een goed gesprek. Maar wat de Eerste Kamer
wilde, is niet gebeurd. Dat betekent dat er een dreiging is dat het
Belastingplan sneuvelt. Die is gewoon uitgesproken door een aantal leden
van de Eerste Kamer. Ik zou dus graag een brief — dat kan een korte
brief zijn — van de staatssecretaris willen hebben over hoe het kabinet
denkt om te gaan met dit dilemma. Die zou ik graag hebben voordat het
WGO van maandag 4 november begint. Ik denk namelijk dat dit van belang
is voor hoe wij praten over het Belastingplan. Dat is mijn
informatieverzoek.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar de staatssecretaris. Kunt u toezeggen om
een korte brief te sturen? En kunt u toezeggen dat die voor de volgende
behandeling in de mailbox van de Kamerleden zit?
Staatssecretaris Idsinga:
Dat kan ik toezeggen. Ja, hoor.
De voorzitter:
Uitstekend.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik dank de staatssecretaris.
Blok 3
De voorzitter:
Dan gaan we nu beginnen met de termijn van de Kamerleden. Ik begin met
de fractie van GroenLinks-PvdA. Het woord is aan mevrouw Maatoug. Ik zie
dat u een indicatieve spreektijd van zeventien minuten hebt. Ik ga
kijken hoe goed u het vandaag gaat doen. Het woord is aan u.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Fijn dat u ons scherp houdt. Ik zeg alvast tegen de
bewindspersonen: ik denk dat we de interrupties bij uw beantwoording
niet pas helemaal aan het eind van de beantwoording gaan doen. Dit is
dus een luxe die voor ons geldt, maar, jammer genoeg, hopelijk niet voor
u. Ik zeg ook welkom tegen een aantal collega's van andere commissies,
zeker tegen de collega's die net de Woonbegroting gedaan hebben.
Hetzelfde geldt voor de bewindspersonen die te gast zijn. Mevrouw
Keijzer heeft volgens mij ook net een plenair debat gehad. Fijn dat u
meteen kon aanschuiven.
Voorzitter. In dit blok hebben we het over een deel van de
koopkrachtmaatregelen van het kabinet. Daar heb ik in het eerste blok al
heel veel over gezegd, dus ik zal het wat korter houden dan mijn
bijdrage op maandag. Maar we hebben ook veel te bespreken. Er liggen
vandaag een aantal wetten voor, dus ik heb een aantal vragen.
Ik wil graag beginnen met de brief die we afgelopen donderdag van de
staatssecretaris hebben gekregen over toeslagen en het proces dat
daarvoor wordt voorgesteld. De eerste vraag die ik heb, is wat de rol is
van de minister van SZW. In de taakopdracht zien we de naam van de
minister wel terugkomen, maar de brief is niet ondertekend door de
minister. Daar zit voor mij een best fundamentele vraag achter, want
deze minister, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, heeft
een heel belangrijke, misschien wel de belangrijkste taak van de mensen
in het kabinet: die is verantwoordelijk voor de inkomenspolitiek. Ik zou
hier een urenlange beschouwing kunnen geven over de geschiedenis
daarvan. Daar weerhoud ik me vanmiddag van, maar een van de redenen, als
we teruggaan naar de ontstaansgeschiedenis van toeslagen … Mensen die
mij een beetje kennen, weten dat ik heel graag de heer Tinbergen
aanhaal. Die zegt: als je een instrument hebt en je hebt twee doelen
voor dat instrument, is het niet zo'n goed instrument. En bij toeslagen
hebben we dat. Want je hebt een beleidsdoel, in het domein van wonen, in
het domein van zorg, en dat is niet zomaar een beleidsdoel. Het is een
doel dat voortkomt uit onze sociale grondrechten, uit onze Grondwet,
waar de overheid een taak heeft om in goede zorg, in wonen en
volkshuisvesting, in inkomensverdeling te voorzien. En tegelijkertijd is
het ook een inkomensinstrument, waar de minister van SZW
verantwoordelijk voor is.
Mijn vraag is daarom wat de rol van de minister van SZW is, maar ook hoe
deze discussie meegenomen wordt in dat traject, want dat missen we een
beetje. Als je de rapporten op een rij zet, zie je ook dat daar waar het
misging, bijvoorbeeld bij het creëren van een huishoudentoeslag in 2013
na het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen, vaak de worsteling zat
in die doelen die soms gingen botsen. Mijn analytische vraag vandaag aan
de minister van SZW en de staatssecretaris Fiscaliteit is: hoe zit het
nou? Dat gaat ook over de minister van VRO en over de minister van Zorg.
Hoe wordt dat in dit traject meegenomen? Concreter is, denk ik, mijn
vraag over dat dit nu mist in die hele toeslagendiscussie. Ik ben dus
heel benieuwd hoe de minister van Sociale Zaken dat ziet en hoe hij zijn
verantwoordelijkheid rond die inkomenspolitiek invult. Heel concreet
dacht ik: dit gesprek gaan wij op andere plekken verder hebben, maar het
zou daar enorm bij helpen als de minister een brief rond de
inkomenspolitiek en de inkomenspolitieke visie van dit kabinet zou
willen toezeggen. Die kan aan deze commissie worden gezonden, maar ook
naar de commissie voor SZW en misschien ook wel naar de commissie voor
EZ. Dan kunnen we die in al die discussies met elkaar betrekken, in
plaats van dat we daarnaar gissen.
Een tweede onderdeel dat volgens mij zou passen in zo'n brief is de
economische analyse. Daar ben ik uitgebreid op ingegaan in mijn
inleiding. Ik ga zo een aantal vragen stellen over de herverdeling, maar
we zien — dat heeft mijn collega Van der Lee ook uitgebreid betoogd bij
de Algemene Financiële Beschouwingen — in de primaire verdeling, in de
arbeidsverhoudingen, een machtsonevenwichtigheid, dat de marktmacht
ongelijk is en dat daarom de AIQ zo daalt. We zien tegelijkertijd in
papers die hier langskomen dat het feit dat er toeslagen zijn invloed
heeft op die primaire verdeling. We hebben dus eigenlijk een
subsidiëring van lage lonen door die toeslagen, wat een direct effect
heeft op die primaire verdeling. Mijn vraag aan de minister van Sociale
Zaken zou zijn of hij die analyse deelt, hoe hij dat ziet in het kader
van de toeslagendiscussie en of hij dat mee zou willen nemen in die
inkomenspolitieke brief, zoals ook uitgebreid aan bod is gekomen in de
discussie over het minimumloon.
Voorzitter. Dan een aantal extra vragen. In de brief staat: groepen die
nu bovengemiddeld gebruikmaken van fiscale voordelen mogen er niet te
veel op achteruitgaan. Ik ben benieuwd wat de staatssecretaris en de
minister daar precies mee bedoelen en of zij specifieker kunnen zijn. De
GroenLinks-PvdA-fractie zou dit anders verwoorden. Het grootste belang
is dat de mensen die nu al het minste hebben er niet verder op
achteruitgaan. De vraag is of het kabinet dat bedoelt met die zin. Dat
zou mijn fractie graag verduidelijkt willen hebben. Is de
staatssecretaris het met mij eens dat een hervorming van het toeslagen-
en belastingstelsel er niet toe moet leiden dat mensen die weinig hebben
erop achteruitgaan? Ik vraag me in dat kader ook af — dat vroeg ik net
al — wat de visie op het inkomensbeleid is. Het kabinet zegt heel vaak:
we gaan niet nivelleren. Waarom is dat? Waarom is nivelleren geen
doelstelling? Waarom is dat zo erg? En niet voor die brief, maar voor
het debat nu: wat is de macro-economische argumentatie van het kabinet
die samenhangt met de brief over toeslagen? Die brief riep heel veel van
dit soort vragen op. Dat gebrek aan visie — dat zei ik maandag ook al —
zie ik terug in veel maatregelen, waarbij het kabinet op heel veel
gedachten lijkt te hinken.
Voorzitter. Ik wil binnen de zeventien minuten blijven, dus ik sla een
paar stukjes over. De taakopdracht. Het kabinet zegt dat er een open
dialoog is, maar die hebben we al jaren. Ik mis in die aanpak echt een
begin van een weging. Als we naar het laatste ibo kijken, en ook naar
het ibo uit 2020 en de rapporten die daarvoor uitkwamen, dan zien we dat
al die onafhankelijke rapporten zeggen: maak nou een weging tussen de
verschillende doelen. Die blijft uit. Is hier al over gesproken in het
kabinet, vraag ik de minister en de staatssecretaris. Is daarover
gesproken bij het opstellen van het regeerprogramma of het
hoofdlijnenakkoord? De vraag is dan: wat is volgens de staatssecretaris
en de minister de top drie van de belangrijkste doelstellingen van een
hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel? Zouden zij dat kunnen
benoemen in het debat van vandaag of bij de beantwoording? Vanuit de
Kamer doen we echt ons best. Complimenten aan de collega's van D66, die
zijn begonnen met een plan, en aan de collega's van de ChristenUnie voor
de doorrekening. Wij hebben ook ons best gedaan bij de eigen
doorrekening. Maar ik wil één ding heel duidelijk zeggen: de
vereenvoudigingsagenda kan wat GroenLinks-PvdA betreft geen
versoberingsagenda zijn. Als we aan de ene kant met elkaar constateren
dat sociale grondrechten in het geding zijn, kan dit niet alleen maar
een technische exercitie zijn waarin we dat doel, een van de hele
belangrijke doelstellingen, loslaten. Hoe ziet het kabinet dat? Dat is
ook de reden dat ik het volgende voorleg aan het kabinet. Als zij roepen
"we gaan niet nivelleren", dan lijken ze al een voorzet te doen voor de
uitkomst van die weging, alleen maken ze die niet expliciet. Ik hoop dus
heel erg dat dit niet is wat het kabinet wil zeggen, en anders zie ik
een aantal inconsistenties.
Voorzitter. Dan een volgend blokje, de box 3-dekking. Heel kort. Daar
heb ik een hele concrete vraag over. Wij zien infasering van de
koopkrachtenveloppen. De bedragen tellen voor ons alleen niet op. We
zien in de bijlage van de Miljoenennota het ene bedrag en in de
beantwoording van de schriftelijke inbreng een ander bedrag. Zou dit
duidelijk aangegeven kunnen worden? Wat ons betreft mag dit meegenomen
worden in de schriftelijke beantwoording en hoeft dat niet
mondeling.
Voorzitter. Dan de afbouw van de dubbele heffingskorting. Het niet
kiezen zien we terug in de maatregelen waar dit blok over gaat. De
afbouw van de algemene heffingskorting in het referentieminimumloon voor
de bijstand wordt voor nog eens drie jaar bevroren. Voor de mensen die
luisteren en geen idee hebben wat dit betekent: het gaat hier om de
berekening waar het minimumloon op gebaseerd is. Een eerder kabinet
heeft besloten dat de bijstand elk jaar een stukje omlaag moet, omdat
anders het verschil met het minimumloon niet groot genoeg is. Ik heb
maandag al gezegd dat dit beleid dubbelop is, omdat het verschil ook
veel groter is geworden dan de arbeidskorting. Maar ik krijg het idee
dat het kabinet hier dus weer de kool en de geit wil sparen. Die dubbele
heffingskorting moet helemaal worden afgebouwd en de uitkering moet dus
omlaag, maar de armoede moet ook niet oplopen. Nou blijkt uit onderzoek
juist dat die uitkeringen voor veel mensen eigenlijk al te laag zijn om
van te kunnen leven. Het kabinet zegt dan meermaals, met een hele mooie
zin die top geformuleerd is: dit is een dilemma. En dat snap ik, maar
het betekent niet dat je niet hoeft te kiezen. Dat is waarom dilemma's
moeilijk zijn. Dat is wat dit kabinet doet: niet kiezen. Mijn vraag aan
de staatssecretaris is: wanneer gaat het kabinet een knoop doorhakken?
Of is het de bedoeling dat er over drie jaar weer een afweging gemaakt
wordt en het probleem dan weer drie jaar vooruitgeschoven wordt? Regeren
betekent keuzes maken en die uitleggen. Je moet verder komen dan alleen
maar het dilemma identificeren. Ik vind het gek dat er is gekozen voor
drie jaar. De bevriezing loopt niet eens de hele kabinetsperiode door.
Hoe zit dat? Ik vond het ook wel veelzeggend dat in een van de
antwoorden op onze vragen ook staat dat het kabinet het op dit moment
niet wenselijk vindt om het sociaal minimum te verlagen, maar op een
later moment misschien wel. Daarom is mijn vraag: waarom vindt het
kabinet dat het nu niet wenselijk is maar later misschien wel? Wat zou
er dan veranderd moeten zijn? Ik kijk ook naar mijn collega's in deze
Kamer. We hebben met elkaar gezegd — daar zijn meerdere moties over
aangenomen — dat wij vinden dat het sociaal minimum op peil moet zijn.
Vinden wij dat dan nog steeds of vinden we dat in de toekomst niet
meer?
Voorzitter. Ik heb het in het eerste blok al gehad over de
heffingskorting en de fiscaliteit en het feit dat mensen met een laag
inkomen meer belasting gaan betalen. Ik wil ook nog even wijzen op de
samenhang tussen die maatregel en de bevriezing van de dubbele
heffingskorting in het referentieminimumloon voor de bijstand. Het
kabinet gaat dus aan de ene kant de algemene heffingskorting wat
zwaarder meetellen voor de berekening van de bijstand in de komende
jaren en aan de andere kant diezelfde algemene heffingskorting verlagen.
Dat vind ik wel echt een heel duidelijk voorbeeld van de gespleten ziel
van het kabinet. Enerzijds zien we twee NSC-staatssecretarissen en een
NSC-minister van Sociale Zaken die iets met bestaanszekerheid wil doen.
Anderzijds zien we een VVD die vooral wil dat arme mensen arm
blijven.
Voorzitter. Ik heb het nog niet gehad over de
alleenverdienersproblematiek. Die hangt samen met de dubbele algemene
heffingskorting, want dit probleem wordt hiermee ook weer drie jaar
verlengd. Ook daarin maakt het kabinet geen echte keuze. Het probleem
wordt pas echt opgelost door de volledige afbouw van de dubbele
heffingskorting, maar dat wordt wel weer drie jaar uitgesteld en
misschien over drie jaar nog wel een keer. In de tussentijd moeten
gemeentes en de Belastingdienst het oplossen met oude gegevens, een
houtje-touwtjeconstructie. Ik snap echt wel dat het moeilijk is om te
kiezen. Er zitten ook nadelen aan heel veel opties. Maar het kabinet
kiest niet en daardoor wordt de kerstboom die we al hebben, alleen maar
verder opgetuigd. Het maakt de woorden over de herziening zo leeg als je
het probleem zo scherp hebt, maar je gedrag iets anders laat zien. Ik
vraag de minister dus: is er ook naar een andere oplossing gekeken voor
de alleenverdienersproblematiek, eentje die veel structureler van aard
is? Wij hebben zelf wat suggesties aangedragen in de schriftelijke
vragen die we eerder gesteld hebben over dit issue. Als die niet zijn
overwogen, waarom niet? En als die wel zijn overwogen, waarom is daar
dan niet voor gekozen? Ik hoor graag van de minister welke opties er
precies op tafel hebben gelegen en waarom er niet gekozen is voor die
opties.
Dan heb ik nog een vraag over de heffingskorting. Het kabinet stelt voor
het afbouwpad daarvan te koppelen aan de hoogte van het minimumloon. Dat
is op zich een begrijpelijke maatregel, maar sinds dit jaar wordt het
minimumloon per uur vastgesteld. Wie 40 uur per week werkt, komt alsnog
in het afbouwpad terecht en krijgt dus minder korting. Kan de
staatssecretaris toelichten waarom er niet gekozen is voor een iets
hogere grens, om dat te voorkomen? Ik zie hier namelijk gewoon oprecht
een technisch probleem sinds de invoering van het uurloon.
Ik ben ook benieuwd hoe hij aankijkt tegen het feit dat het minimumloon
twee keer per jaar wordt vastgesteld en de fiscale parameters maar één
keer per jaar. Klopt het dat de grens in de algemene heffingskorting
voortaan gebaseerd is op de hoogte van het minimumloon per 1 januari?
Dan komt het inkomen van iemand die fulltime werkt namelijk sowieso
hoger uit dan die grens, omdat er op 1 juli ook een indexatiemoment is.
Mijn vragen zijn: klopt dat en vindt de staatssecretaris dat terecht?
Zou het niet handiger zijn om de afbouwgrens iets hoger te leggen, om zo
rekening te houden met de indexatie per 1 juli?
Voorzitter. Ik heb aan het begin van het debat maandag het verzoek
gedaan om beslisnotities te krijgen. Ik wil de minister er even voor
bedanken dat die vandaag al zijn gekomen, zodat we die mee kunnen nemen
in het debat. Dank dat op dat verzoek is ingegaan. Voor mijn fractie
bleek daaruit echt helder dat er tot het einde een grote discussie was
binnen het kabinet over wat nou het gewenste resultaat was van het
koopkrachtpakket. Ik heb het nog niet ingediend, maar wij komen met een
amendement om de verlaging van de algemene heffingskorting terug te
draaien, zodat alle mensen erop vooruitgaan.
Het is nog maar één pagina, voorzitter, en u hoort het: ik ben op de
snelle toer, zoals de collega's van mij gewend zijn.
Het kindgebonden budget. Ik zou graag een voorbeeld zien van … Nou ja,
ik herhaal mezelf hier dan toch: ook hierin maakt het kabinet geen
keuzes. Door het steilere afbouwpad van het kindgebonden budget gaat de
marginale druk voor sommige mensen omhoog. Daar zit een lastige afweging
achter. Ik kan de uitkomst tot op zekere hoogte wel volgen, maar doe dan
niet alsof je het verlagen van de marginale druk een belangrijk
beleidsdoel vindt.
Voorzitter. Ik zag dat de collega's van SGP en NSC een hele goede vraag
stelden over de 14 miljoen euro uit het hoofdlijnenakkoord die opeens
niet meer meetelde in het bedrag: hoe zit dat eigenlijk? Het antwoord
daarop was dat een deel daarvan is vrijgevallen ten gunste van het
generale beeld. Ik snap niet wat hiermee bedoeld wordt. Kan dat worden
uitgelegd? Waarom gaat dat niet gewoon naar het kindgebonden
budget?
Ik heb in de schriftelijke ronde gevraagd of het kabinet heeft overwogen
om de kinderbijslag te verhogen in plaats van het kindgebonden budget en
dat te bekostigen met een hogere inkomstenbelasting voor hogere
inkomens. Daar heb ik geen antwoord op gekregen. Zou ik dat alsnog
kunnen krijgen? Ook heb ik gevraagd wat het kabinet onder een
"middeninkomen" verstaat. Daar heb ik ook nog geen antwoord op gekregen.
Deze vragen mogen ook schriftelijk worden beantwoord, want ze waren in
eerste instantie ook in de schriftelijke ronde gesteld.
Voorzitter. Dan ben ik echt bij wonen. Voordat ik mijn vragen over de
twee huurtoeslagwetten stel, heb ik een hele korte vraag. Er is veel
discussie geweest over een leegstandheffing. Afgelopen week stond er ook
weer een mooi stuk in het FD. Ik wil heel graag aan de minister van VRO
vragen of zij naar ons amendement van een paar jaar terug zou kunnen
kijken. Wij overwegen dat opnieuw in te dienen. De vraag is hoe de
minister daartegenover staat. Ik heb stukken van het prachtige woondebat
kunnen zien, maar als er zo veel panden leeg staan waarin je ook zou
kunnen wonen, dan is dat iets waar we als Kamer misschien wel gewoon een
stap in kunnen zetten. Ik weet dat u daar als wooncommissie ook
uitgebreid over spreekt.
Voorzitter. Nu de huurtoeslag. We behandelen vandaag twee verschillende
wetsvoorstellen, die allebei de huurtoeslag fors vereenvoudigen. Ik vind
dat echt een compliment waard, dus bij dezen. De huurtoeslag is
waarschijnlijk de meest ingewikkelde van alle toeslagen, en dat zorgt
voor een hoop gedoe, dus zo'n vereenvoudiging vind ik echt iets om toe
te juichen. Maar ik heb wel grote moeite met de inkomenseffecten van een
van de twee wetten. Ik vind dat het kabinet daar te makkelijk overheen
stapt. Het gaat voor sommige mensen om een min van €463 per jaar. Dat is
gewoon echt veel geld voor veel van de mensen waar het om gaat. Ik
verwijs even terug naar waar ik het net over had. Het kan echt niet zo
zijn dat versimpeling versobering wordt. Dat gaat met dit wetsvoorstel
wel gewoon gebeuren. Mijn vraag aan de minister van VRO is dus of zij
dat acceptabel vindt en of zij nog meer manieren ziet om deze negatieve
effecten op te vangen. In het andere wetsvoorstel dat voorligt, is het
nou juist zo mooi geregeld. Daar doe je het precies hoe je het zou
moeten doen: vereenvoudiging zonder dat er sprake is van een negatief
koopkrachteffect. Het is een schoolvoorbeeld van hoe het wel moet. Die
koopkracht-min waar ik het over had, gaat over de combinatie van de twee
wetsvoorstellen. Onder aan de streep gaan sommige mensen er flink op
achteruit. Ik vind dat zonde, want er liggen echt een paar goede
voorstellen: harmonisering van huishoudtypen, invoering van een lineaire
afbouw en afschaffing van de maximumhuurgrenzen.
Ik heb schriftelijk al vragen gesteld over de harmonisering van de
huishoudtypen en hoe die samenhangt met de huishoudtypen in andere
wetten. Daarover heeft de minister gezegd dat er eerst in overleg
getreden moet worden met andere instanties die hiervoor relevant zijn,
zoals woningcorporaties. Nu geeft de koepel voor woningcorporaties,
Aedes, heel duidelijk aan dat het wenselijk is dat het onderscheid
tussen ouderenhuishoudens en niet-ouderenhuishoudens óók wordt
losgelaten in de grenzen voor passend toewijzen. Is de minister bereid
dit ook te gaan regelen? Zo nee, waarom niet? Ik ben ook heel erg
benieuwd hoe het vrijgemaakte budget voor de huurtoeslag wordt ingevuld,
want ook hier sluit het niet aan bij het hoofdlijnenakkoord. Daarin werd
per jaar 500 miljoen beschikbaar gesteld, maar omdat de verlaging van de
eigen bijdrage pas in 2026 ingaat, wordt een deel van dat geld in 2025
niet uitgegeven. Het gaat dan, als ik het goed heb, om 85 miljoen euro.
Mijn vraag is dus waar dat geld heen gaat. En waarom gaat die verlaging
van de eigen bijdrage pas in 2026 in, en niet in 2025?
Tot slot, voorzitter, een vraag aan de minister over het afschaffen van
de maximumhuurgrenzen. In Nederland zijn veel huurwoningen natuurlijk in
het bezit van woningcorporaties. Die hebben geen winstoogmerk. Maar een
kleiner deel van de huurwoningen wordt verhuurd door private
verhuurders. Juist die verhuurders verhuren vaak in het duurste segment,
dus het segment dat door die maatregel die ik noemde ook in aanmerking
gaat komen voor die huurtoeslag. In hoeverre ziet de minister de
huurtoeslag in het algemeen, en vooral voor deze groep, als een
subsidiëring van verhuurders en grondeigenaren? Mijn redenering is
namelijk als volgt. Een hoge huurtoeslag betekent dat sommige mensen een
hogere huur kunnen betalen en dat verhuurders dus een hogere huurprijs
kunnen vragen. Dat zorgt er dan weer voor dat woning- en grondprijzen
kunnen gaan toenemen en dat dat geld uiteindelijk weer terechtkomt bij
grondeigenaren en pandjesbazen. Ik ben dus benieuwd of de minister het
met mij eens is.
Dan ben ik bij het einde gekomen, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Maatoug. Een compliment uw kant op; het ging in
razend tempo. U nam een kleine minuut extra de tijd, en dat is ook
prima. Een compliment is dus op zijn plaats. Er is al één interruptie
aangekondigd, eigenlijk halverwege al, dus ik had de heer Grinwis al
genoteerd. Meneer Grinwis gaat ook eventjes laten zien hoe het, zonder
korte inleiding, puntig kan. Dan kan mevrouw Maatoug laten zien hoe je
puntig antwoordt.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank voor de aanmoediging, voorzitter. Misschien nog voor de gasten in
ons midden: heel veel van de onderwerpen die collega Maatoug keurig
netjes bij dit blok heeft behandeld, heb ik al bij blok 1 aan de orde
gesteld. Dus mochten er vragen zijn … Nou ja, ik verwijs mensen naar
blok 1, kortheidshalve.
Dan mijn vraag. Dank voor de complimenten richting de collega's van D66
en mijzelf. Dat roept wel de volgende vraag op. Vereenvoudiging en
versimpeling mogen geen bezuiniging worden op mensen die het al moeilijk
hebben. Daarover worden opmerkingen gemaakt door mevrouw Maatoug die
potentieel op gespannen voet kunnen staan met de vereenvoudiging van het
belastingstelsel, die zij ook wenst. Kan zij dat nog wat nader duiden?
Hoe staat zij bijvoorbeeld tegenover het voorstel dat bij D66 en de
ChristenUnie is terug te vinden om dan maar te denken aan een negative
income tax, in de vorm van een verzilverbare heffingskorting? Dat is
voor ons een methode geweest om dat eindelijk een beetje te mitigeren en
wel af te kunnen van alle toeslagen, maar tegelijkertijd zitten daar ook
weer uitvoeringsissues aan. Ik ben heel erg benieuwd hoe zij die
afweging maakt. Want we kunnen heel lang over vereenvoudiging praten —
dat zien we nu bij die huurtoeslagwetten — maar dat gaat hoe dan ook
ergens pijn doen. Je kunt niet iedereen tegemoetkomen en tegelijk willen
vereenvoudigen.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Je moet dan wel even terugspoelen, zo van: vrrrr. Dank voor deze vraag.
Dit is precies waarom ik mijn vraag aan het kabinet stel. Want in al die
rapporten ... Meneer Grinwis legt meteen de vinger op de zere plek.
Voorzitter, ik zal oprecht proberen om ook hier weer een complimentje
voor een kort antwoord van u te krijgen. Als je het nooit over die
spanning hebt en niet zegt waar je preferentie in die spanning zit, dan
is het heel gratuit. Dan kun je namelijk blijven zeggen: ik wil dat het
simpeler wordt, maar ik wil het ook zó. Dan heb je te veel
doelstellingen. Het zou zomaar kunnen zijn dat je op het ene een andere
weging maakt dan op het andere. Ik deel bijvoorbeeld eigenlijk wat de
heer Grinwis bij blok 1 heeft gezegd; ik zit zelf ook op die conclusie.
Ik kan niet anders dan elke keer uitkomen op een stelsel waarin er
uiteindelijk een vorm van een huursubsidie blijft. Of het nou een
toeslag is of een subsidie in de oude vorm, je houdt het overeind. In
geen stelsel, ook niet bij het sociale grondrecht van wonen, heb je
namelijk dat instrument niet gezien. Volgens mij zijn er ook
prijsinstrumenten aan de woonkant. Er zijn dan leuke woonwoordvoerders,
zoals Habtamu de Hoop, mijn collega. U daagt mij dan uit, want ik stel
die vraag aan het kabinet. U zegt: maar mevrouw Maatoug, wat vindt
GroenLinks-PvdA dan? Mij valt een inconsistentie op in het kabinet. Aan
de ene kant heeft dat namelijk hele stoere woorden over de sociale
grondrechten. Mijn fractie neemt dat heel serieus. Als wij het met
elkaar hebben over de sociale grondrechten omtrent wonen, de
inkomensverdeling en de zorg, dan moet je met die kwalitatieve bril
vanuit dat domein ook naar deze discussie kijken. Ik heb deze zorg
geprobeerd uit te dragen: als dit alleen maar een
vereenvoudigingsoperatie wordt, dan is het een versoberingsoperatie. En
dat kan niet, zeker gezien de analyse die we zelf maken op al die
domeinen. Dat zou dus mijn antwoord zijn. Ik denk dat de voorzitter mij
gaat stoppen als ik het programma van GroenLinks-PvdA helemaal ga
voorlezen.
De voorzitter:
Daar zijn andere momenten voor. Maar dank u beiden voor het mooie
voorbeeld van interruptie en antwoord. Ik kijk even of er nog meer
woordvoerders zijn met een interruptie voor mevrouw Maatoug. Ik zie dat
dat niet het geval is. Dank u wel, mevrouw Maatoug. We gaan naar de
tweede spreker, de heer Mooiman van de PVV. Ga uw gang.
De heer Mooiman (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal mij in dit blok richten op de
wetsvoorstellen ten aanzien van het onderdeel wonen. Allereerst de
Wijziging van de Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag, de Wet op de
huurtoeslag en enkele andere wetten ter verbetering van de koopkracht en
vereenvoudiging van de regeling. Dit is een uitwerking van de afspraken
die zijn gemaakt in het hoofdlijnenakkoord. Het doel van dit
wetsvoorstel is om de koopkracht van huurtoeslagontvangers te verbeteren
en te vereenvoudigen. Voor de maatregelen wordt structureel 500 miljoen
euro uitgetrokken. Het kabinet wil er per 2025 voor zorgen dat
meerpersoonshuishoudens straks 40% vergoed krijgen over het huurdeel
tussen de aftoppingsgrens en de maximumhuurgrens, waar dit nu 0% is.
Voor andere huishoudtypes is het al 40%. Door dit te doen verbetert de
betaalbaarheid voor deze groep aanzienlijk en wordt wonen financieel
toegankelijker gemaakt. Een vraag aan de minister daarbij is of het
klopt dat deze maatregel kan leiden tot bijna €87 per maand extra
huurtoeslag voor die groep. En geldt dat voor de volle groep van 377.000
huishoudens van dit type?
In de memorie van toelichting valt te lezen dat de huidige
huurtoeslagontvangers er in 2025 gemiddeld €141 per jaar op vooruitgaan
met deze maatregelen. Dat gebeurt niet alleen door de eerdergenoemde
harmonisatie van de huishoudtypes, maar ook door de verandering van de
parameters in het wachten op de lineaire afbouw. Verder treft het
kabinet maatregelen om vanaf 2026 de eigen bijdrage met €11,58 per maand
te verlagen en wordt de lineaire afbouw daadwerkelijk ingevoerd. Het
minimale bedrag dat een huurtoeslagontvanger erop vooruit zal gaan, is
€139 per jaar. Dat gaat tot maximaal €1.394 per jaar. Daarnaast krijgen
als gevolg van de voorgestelde maatregelen nog circa 57.000 huurders
recht op huurtoeslag in 2026, ten opzichte van 2024. Instromers in de
huurtoeslag zullen er in 2026 gemiddeld €344 per jaar op vooruitgaan.
Dat is een goede zaak. Het is ook hard nodig. Kortom, onze fractie is in
ieder geval blij met dit wetsvoorstel en ook met dat er uitvoering wordt
gegeven aan afspraken uit het akkoord.
Dan de wet van het vorige kabinet, die recent — het werd al gezegd — is
toegevoegd aan de behandeling van het Belastingplan: de Wijziging van de
Wet op de huurtoeslag. Deze wet bevat een aantal goede punten, maar toch
ook een aantal punten waar wij ons, net als collega Maatoug, die dat
zojuist ook heeft aangehaald, zorgen over maken.
Het is een goede zaak dat de maximumhuurgrenzen die nu gelden voor het
kunnen ontvangen van huurtoeslag, worden afgeschaft, en ook dat de
leeftijdsgrens om een toeslag te kunnen ontvangen, wordt verlaagd van 23
naar 21 jaar. Beide maatregelen samen kunnen ervoor zorgen dat meer
huishoudens huurtoeslag ontvangen. Dat is natuurlijk goed, maar
tegelijkertijd voorziet het voorstel ook in een verhoging van de eigen
bijdrage voor alle andere huurtoeslagontvangers van €4 per maand. Ook
worden de servicekosten niet langer vergoed. Nu is dat maximaal €48 per
maand. Dat kan voor sommige groepen echt wel forse gevolgen hebben. We
zouden dus van de minister willen weten of zij denkt dat deze wet
uiteindelijk groepen huishoudens in de problemen gaat brengen. We willen
eigenlijk sowieso van dit kabinet een heldere duiding hebben over hoe
het zelf naar dit pakket kijkt, natuurlijk ook omdat dit mede door het
vorige kabinet is geïnitieerd.
Tot zover, voorzitter. Dat waren onze vragen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat de heer Grinwis toch weer heel gretig gelijk de
hand opsteekt. Meneer Grinwis, u mag met de eerste interruptie
beginnen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Sorry, ik wilde de rest niet de pas afsnijden. Niemand heeft een vraag?
Oké, dan heb ik wél een vraag. Iedereen snapt dat er aan dat ene
wetsvoorstel, dat al anderhalf jaar in de Kamer lag, plussen en minnen
zitten. Het wetsvoorstel is echt ingestoken om enerzijds de huurtoeslag
te vereenvoudigen. We weten allemaal van de Belastingdienst dat het
onderdeel servicekosten het meest ingewikkelde onderdeel is in de
uitvoering van de huurtoeslag. Anderzijds was het doel het aanpakken van
één grote onrechtvaardigheid in de huidige woningmarkt, namelijk dat
heel veel met name jonge woningzoekenden die al ik weet niet hoe lang,
misschien wel tien of twintig jaar, op een lijst staan bij de sociale
huur, bij de corporatie, er niet tussen komen en ondertussen duur moeten
huren. Die hebben vervolgens dus dubbel pech, want ze zijn meer huur
kwijt en hebben ook geen recht op huurtoeslag omdat ze te veel betalen.
Het moet uit de lengte of uit de breedte komen. Daarom zijn deze
voorstellen samengevoegd: omdat de goede maatregelen van dit nieuwe
kabinet, van deze nieuwe coalitie, eigenlijk het nadeel van het vorige
wetsvoorstel voor een deel mitigeren, in ieder geval voor de grootste
groep. Dat gebeurt doordat de eigen bijdrage omlaaggaat en het een klein
beetje omhooggaat omdat in het oude voorstel eigenlijk 100 of 80 miljoen
te weinig zat.
Ik vraag dus of meneer Mooiman bereid is om beide voorstellen heel dicht
bij elkaar te houden, want je zou uit zijn bijdrage de conclusie kunnen
trekken dat de PVV denkt: "Dat ene voorstel is van onszelf, dus
hartstikke holadijee en vooruit ermee. Aan het andere zitten wat
nadelen; misschien moeten we dat maar niet doen." Dat zou ik jammer
vinden, want de voordelen van dat voorstel zijn wel heel groot.
De heer Mooiman (PVV):
Ik denk dat de heer Grinwis terecht ook de positieve punten uit dat
voorstel belicht. Wat u zegt, is natuurlijk zo. Juist de wat jongere
mensen hebben hier natuurlijk een enorm voordeel mee. Die hebben het
natuurlijk al lastig genoeg op de woningmarkt. Dat ben ik volledig met u
eens. Net werd het woord "dilemma" al even genoemd, en ik vind dit er
wel eentje. In dit wetsvoorstel zitten namelijk toch een aantal punten
waar wij ons wel echt serieus zorgen over maken, vandaar ook onze vragen
aan de minister. Dat geldt denk ik ook voor de vragen die door de
collega van GroenLinks-PvdA over dit wetsvoorstel zijn gesteld, terechte
vragen over de betaalbaarheid. We hebben gevraagd om de visie van dit
kabinet hierop. Kijk, in het verleden ging dit wetsvoorstel ook gepaard
met andere maatregelen, die specifiek genomen waren om eigenlijk de klap
op te vangen. We hebben er nu een ander wetsvoorstel van deze nieuwe
coalitie naast liggen. Ik ben het met u eens dat ze elkaar enigszins
opheffen. Ik zeg erbij dat we desondanks nog steeds wel wat zorgen
houden. We zouden graag de antwoorden van het kabinet hebben op de
vragen over onze zorgen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik ga door op het wonen. Wij schrikken ook echt wel, zo zei ik ook in
mijn tekst. Je denkt "och, servicekosten", maar die tellen heel snel
heel erg op. Dank voor het aangeven van de koopkrachteffecten daarvan in
de beantwoording; dat was heel fijn en dat helpt. Dat roept bij mij de
volgende vraag op: waar staat de PVV? Als ik namelijk de vragen zo hoor,
dan hoor ik eigenlijk een best wel kritische grondhouding. Maar als ik
die doortrek, dan zou ik denken dat de PVV tegen dat wetsvoorstel stemt.
Concludeer ik dat juist?
De heer Mooiman (PVV):
Ik denk dat het te vroeg is om die conclusie te trekken. We zien
natuurlijk ook de positieve kanten van dit wetsvoorstel, maar we zijn
daar zeker nog over aan het nadenken — dat kan ik u inderdaad wel
meegeven — omdat daarover bij onze fractie toch nog zorgen leven. Daarom
vind ik het goed om straks het volledige beeld te hebben en om de
beantwoording vanuit het kabinet mee te nemen in onze afweging. Ik heb
net gezegd dat ik denk dat u — excuus, voorzitter: dat ook mevrouw
Maatoug — wat goede vragen heeft gesteld. We gaan de antwoorden even
afwachten.
De voorzitter:
Heeft u een verduidelijkende vraag, mevrouw Maatoug?
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Deze wet ligt er al een tijdje. De wooncommissie heeft gevraagd om dit
in samenhang te bezien. Ik denk dat het dus wel belangrijk is om een
beetje duidelijkheid te geven. De beantwoording van het kabinet is heel
duidelijk. De heer Grinwis deed net een interruptie met argumenten die
de andere kant op wijzen. U zei het mooi: het is een dilemma. We hebben
samen in de commissie Financiën gezeten en ik ken de heer Mooiman als
een slimme vent, zeg ik via de voorzitter. Hij weet echt wel hoe hij nu
de weging maakt. Ik wil dus weten wat de PVV vindt.
De heer Mooiman (PVV):
Dank voor de vraag. Ik snap natuurlijk het verzoek om duidelijkheid.
Tegelijkertijd probeer ik in mijn betoog heel goed de balans te leggen
tussen de twee verschillende pakketten. Ik zie inderdaad — de heer
Grinwis zei het terecht — dat dit een gezamenlijk pakket is dat, als je
het zo beziet, op zich hele positieve effecten heeft. Tegelijkertijd
hebben we gezien dat mensen alsnog echt wel forse gevolgen kunnen
ondervinden van de maatregel op de servicekosten. Ik denk dat het goed
is dat dit kabinet ook zelf nog een reflectie geeft op het huidige
voorstel. We hebben net een aantal vragen gesteld en u heeft een aantal
vragen gesteld. Ik denk dat het gewoon goed is om het volledige beeld te
hebben. We horen dan ook graag van het kabinet de antwoorden op de
vragen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Maatoug.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
In het eerste blok van het WGO heb ik het er over gehad waarom deze
debatten zo belangrijk zijn. Zeker in deze schijnbaar extraparlementaire
verhoudingen maken we ook aan onze kant van de Kamer de weging. Je kan
niet "enerzijds, anderzijds" stemmen; op deze manier kunnen wij met
elkaar het debat niet hebben. Ik heb veel respect voor de collega's die
net uit een lange behandeling van een woonbegroting komen. Het is ook
donderdagmiddag, dus alle begrip daarvoor. Maar als ik de duidelijke
woorden van de heer Mooiman hoor, namelijk dat hij het erg vindt, kan ik
me gewoon niet voorstellen dat hij eindigt met voor te stemmen. U gaat
dus óf tegenstemmen — u kunt dat dan nu zeggen — óf u zegt nu even
"enerzijds, anderzijds" en u tekent zo meteen toch weer onder aan het
briefje met "oké". Dat doet de PVV namelijk de hele tijd: als het even
kan een grote mond hebben over sociaal zijn, dan de zaken
vooruitschuiven, en aan het eind zeggen dat het een deal is en dat het
erbij hoort. Dat is gewoon het verraden van de kiezers.
De voorzitter:
De heer Mooiman, tot slot.
De heer Mooiman (PVV):
Ik vind dit toch wel hele heftige bewoordingen. Daar moet ik bij zeggen
dat dit pakket ook helemaal geen onderdeel is van de afspraken. Het
eerste pakket is afkomstig van het kabinet en komt ook voort uit het
hoofdlijnenakkoord. Ik ben het er dus niet mee eens dat er een soort
tegenstelling zou zijn en dat we onze rol in de Kamer niet zouden
pakken. Ik denk dat ik net ook heel helder onze overwegingen hieromtrent
uiteen heb gezet. Ik zie zeker de voordelen en ik begrijp zeker dat we
naar een vereenvoudigd toeslagenstelsel moeten en dat dit een stap in
die richting is. We gaan die afweging ook zeker maken, maar ik hecht
belang aan de visie van het kabinet daarop. Natuurlijk willen we ook
zelf onze eigen afwegingen verder laten uitkristalliseren.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar de derde fractie, de fractie van de VVD. Of
had de heer Vijlbrief van D66 nog een interruptie? O, mijn excuses, ik
ben even in de war. Geen probleem, het woord is aan de derde spreker.
Dat is de heer Vijlbrief van de fractie van D66.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik probeerde u in de war te brengen, voorzitter, en dat is gelukt. Ik
ben heel kort. Eerst kort over de Participatiewet. Ik begrijp dat deze
maatregel genomen wordt, maar weer wordt de maatregel tijdelijk genomen
en weer wordt de afbouw van de dubbele heffingskorting vooruitgeschoven,
met als gevolg dat de eenverdienersproblematiek ook weer langer
onderdeel van het stelsel blijft. Hoe kijkt de staatssecretaris hier
tegen aan? Vindt hij dat niet onwenselijk en waren er geen
alternatieven? Wat is eigenlijk de structurele oplossing?
Dan de woningmarkt. Daar had ik wat willen zeggen over de
antifragmentatiemaatregel, maar daar hebben we het heel lang over gehad
in blok 1. Dus dat lijkt mij niet meer nodig.
Dan de huurtoeslag. Goed dat daar een forse lastenverlichting ligt. Er
zou 500 miljoen per jaar geïnvesteerd worden in de huurtoeslag volgens
het hoofdlijnenakkoord, maar de eerste 500 miljoen wordt pas, als ik het
goed heb begrepen, geïnvesteerd vanaf 2026. Wat is er eigenlijk gebeurd
met de 500 miljoen van 2025? De tweede vraag. Netto gaat de eigen
bijdrage met €7 omlaag. Dat valt eigenlijk best een beetje tegen, zeker
gezien de kosten. Had dat op een andere manier slimmer gekund? Mijn
derde vraag. 170.000 huishoudens krijgen voor het eerst huurtoeslag, van
gemiddeld €175 per maand. Dat is fors, maar we zuigen wel 170.000
personen het toeslagensysteem in. Zou de staatssecretaris kunnen
aangeven welke inkomensgroep dat is en hoe dat strookt met de ambities
om huishoudens juist minder afhankelijk te laten zijn van ingewikkelde
toeslagen met allerlei risico's en problematiek, zoals
terugbetaling?
Voorzitter, dat was het van mijn kant.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even rond. Ik zie dat mevrouw Beckerman van de SP
een vraag voor u heeft. Gaat uw gang.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, vooral over dat pakket, laten we het de Wet De Jonge noemen. Ik was
net positief verrast doordat de PVV vrij kritisch was over het niet meer
subsidiabel zijn van de servicekosten. Hoewel het heel logisch klinkt om
geen huurtoeslag te geven over de servicekosten, zien we eigenlijk nu
dat er een heel specifieke groep mensen door in de problemen komt,
bijvoorbeeld mensen die in een flat wonen. Volgens het CBS zijn dat vaak
de armste mensen. Dat is ook de groep die het meest gebruikmaakt van
huurtoeslag. In zo'n flat, in een appartementencomplex, heb je vaak vrij
hoge servicekosten. Die groep gaat er met dit pakket en vooral met de
oudere wet behoorlijk hard op achteruit. Ik stel deze vraag alleen maar
omdat ik een beetje hoop dat daar toch iets kan schuiven of een
meerderheid kan ontstaan, dan wel voor een amendement dan wel voor een
wijziging. Daarom stel ik die vraag nu ook even aan D66. Ik zit daar wel
echt heel erg mee, want daar komt ook nog bij dat in die servicekosten
als je zonnepanelen hebt ook die zonnepanelenhuur zit, waardoor je met
de gelijktijdige afbouw van de saldering nog eens een keer extra langs
de kassa moet.
De heer Vijlbrief (D66):
Dank aan mevrouw Beckerman voor deze vraag. Ik wacht even het antwoord
van de staatssecretaris en van de minister af. Ik kan me voorstellen dat
wij ons hier ook zorgen over maken.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat er verder geen interrupties zijn. Dan kom ik nu
wel bij mevrouw Van Eijk van de VVD. Gaat uw gang.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank u wel, voorzitter. In het eerste blok van het wetgevingsoverleg ben
ik al ingegaan op de lastenverlichting en de koopkrachtontwikkeling. De
voorliggende wetten in dit blok zijn een verdere uitwerking van de
afspraken uit het hoofdlijnenakkoord. Mijn fractie is tevreden met de
uitwerking en heeft nog enkele vragen en opmerkingen.
Werkende middeninkomens hadden er wat de VVD betreft meer op vooruit
mogen gaan ten opzichte van uitkeringsgerechtigden. De VVD ziet de
voorgestelde lastenverlichting als een eerste stap. Door bij de
voorgenomen maatregelen voor het kindgebonden budget ook te kiezen voor
een verhoging van het afbouwpercentage, neemt de marginale druk toe. Dit
betekent dat werkenden van een extra verdiende euro minder gaan
overhouden. Hoe zorgt de minister ervoor dat de marginale druk juist
voor deze groep niet te hoog wordt? Daarnaast neemt ook de kans op soms
hoge terugvorderingen toe. Dit risico staat haaks op de doelstelling van
de Dienst Toeslagen om terugvorderingen te voorkomen en de trajecten die
hierop lopen. Kan de minister hierop reflecteren? Hoe zorgt hij ervoor
dat de intensiveringen op toeslagen de komende jaren dit ongewenste
effect niet of in mindere mate hebben?
Dan de alleenverdienersproblematiek, ook al genoemd door de collega's.
De fiscale oplossing voor eenverdieners heeft significante
neveneffecten, terwijl de inkomenseffecten beperkt en tijdelijk zijn.
Het voorstel leidt ertoe dat de zogenoemde
"alleenverdienersproblematiek" langer voortduurt en in omvang toeneemt.
Het traject om te komen tot deze oplossing heeft lang geduurd. Het is op
zich goed dat er nu zicht is op een structurele oplossing, maar het is
opnieuw een bevestiging dat binnen het huidige stelsel doelen niet
gehaald kunnen worden of tegen elkaar inwerken en dat een hervorming
noodzakelijk is. In het eerste blok van het wetgevingsoverleg heb ik dat
ook al benoemd.
Zijn er nog andere groepen met bijzondere problematieken die met
urgentie wachten op oplossingen in de fiscaliteit, vraag ik aan de
minister en de staatssecretaris. En, zo ja, welke? Hoe en wanneer volgen
er voorstellen om die problematieken aan te pakken?
De huurtoeslag wordt vereenvoudigd en geïntensiveerd. Mijn fractie is
tevreden met de aanpassingen. De VVD is wel van mening dat het
toeslagenstelsel ten behoeve van huurwoningen nog eenvoudiger moet. Ik
sluit mij aan bij de woorden die mevrouw Maatoug daarover uitsprak,
namelijk dat er naar alle waarschijnlijkheid altijd iets van toeslagen
nodig zal zijn, ook in een toekomstig stelsel dat, naar ik hoop,
eenvoudiger zal zijn. Een van de beleidsopties die in de fichebundels
worden genoemd, is dat de vaste bijdrage, de subsidie, aan de
woningcorporatie wordt betaald, die dat verwerkt in de huurprijzen.
Welke mogelijkheden ziet de minister nog voor verbeteringen binnen het
huidige stelsel van de huurtoeslag?
Voorzitter, ten slotte. De beste manier om uit de armoede te komen, is
werken, maar dan moet werken wel lonen. Steeds meer mensen met een baan
leven in armoede. Werkende armen komen ook nog eens veel meer tekort dan
mensen met een uitkering. De VVD wil meer aandacht voor de portemonnee
van werkende armen. De staatssecretaris Participatie en Integratie heeft
afgelopen donderdag toegezegd zich in te zullen zetten voor extra
maatregelen die werkende armen kunnen helpen en werken lonend gaan
maken. Committeren de bewindspersonen zich hier ook aan? Mijn fractie
kijkt in dat kader uit naar de toegezegde agenda voor werkend
Nederland.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zag dat de heer Grinwis twijfelde over een interruptie.
Maar ga uw gang, meneer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Een korte vraag. Het is interessant dat mevrouw Van Eijk verder denkt,
voorbij de huidige huurtoeslag. In het verleden hebben wij een poging
ondernomen om naar normhuren te gaan, om het stelsel er op die manier
voor klaar te maken dat het eventueel zonder huurtoeslag kan of — de
andere richting — kan doorschakelen naar een woontoeslag. Nu zegt zij
dat de corporaties dat ook zouden kunnen uitvoeren. Nou weet ik dat de
VVD altijd een groot voorstander is van een vrije huursector. Hoe wil
zij dan met de vrije huursector omgaan? Want als je een visie hebt op
een woningmarkt waarin het de corporatie is die zorgt voor verhuur en er
een koopmarkt is, dan is het opgelost. Maar als je een vrije huursector
hebt, houdt en eigenlijk groot wil maken, zoals de VVD dat wil, dan heb
je bij de uitvoering wel een issue als je de huurtoeslag bij de
corporaties legt.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Goede vraag. Dat dilemma wordt ook onderkend, ook in de fichebundel. Dat
zie je natuurlijk ook terug, hè. Er zijn dus extra stappen nodig om daar
überhaupt naartoe te kunnen bewegen. In de basis daarvan ligt volgens
mij de opgave voor een huurregister, om er zo in ieder geval voor te
zorgen dat al die data bij elkaar komen. Die eerste stap zou gezet
kunnen worden. Ik vind het één van de opties die echt wel de moeite
waard zijn om verder te onderzoeken. Dan kun je zowel in de
corporatiesector, dus de huursector, als in de vrije huursector de boel
bundelen en wat dat betreft ook een stap maken. Ik zou dat heel graag
willen zien als een soort van paralleltraject naar een toekomstige
stelselherziening, met die directe financiering als een mogelijke
tussenstap.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik naar de fractie van het CDA, mevrouw Van Dijk. Ga
uw gang.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Hoe gaan we financieel kwetsbare inwoners in
onze samenleving ondersteunen? In de beantwoording van de schriftelijke
vragen had het kabinet het ten aanzien van de ambitie op armoede al over
de armoede-intensiteit, alsof het daarbij al vooruitblikte op het nieuwe
onderzoek van het CPB, het Nibud en het SCP naar de definitie van
armoede. Wat in dat onderzoek opvalt, is de positie van de werkende
armen. In vergelijking met 2018 zijn in 2023 relatief gezien minder
bijstandsontvangers arm en meer werkenden arm. De armoede-intensiteit
voor werkenden was in 2023 gestegen tot 23%, waar ik echt wel van
schrok, terwijl arme bijstandsontvangers in doorsnee 6% inkomen
tekortkwamen.
Voorzitter. In een samenleving wordt vaak gedacht dat, als je werkt, je
ook rond kunt komen. Maar dat is dus echt niet vanzelfsprekend, en dat
is zorgelijk. Het kabinet geeft aan met de voorgestelde maatregelen het
evenwicht te willen bewaren, maar in hoeverre verbeteren de
koopkrachtmaatregelen volgens de minister en de staatssecretaris de
positie van specifiek deze groep?
Neem bijvoorbeeld de verhogingen van de toeslagen. Die betekenen een nog
groter risico voor de werkende armen, want vaak hebben zij te maken met
een flexibel inkomen, terwijl ze wel vooraf een inschatting moeten maken
van hun jaarinkomen om direct ondersteuning te kunnen ontvangen. En daar
gaat het nu juist zo vaak mis. Die inschatting is namelijk bijna niet te
maken, en als het vervolgens toch anders loopt, kan dat grote
terugvorderingen tot gevolg hebben. Conclusie: de groep voor wie de nood
het hoogste is, stellen we voor de grootste complexiteit.
Ook het niet-gebruik van toeslagen is een probleem. Daar is deze
discussie natuurlijk direct mee verbonden. De angst voor
terugvorderingen of niet weten waar je recht op hebt als het werk een
tijdje tegenzit, maken dat werkende armen vaak geen gebruikmaken van
toeslagen. Overigens zien we überhaupt dat werkenden minder aanspraak
maken op inkomensondersteunende maatregelen, want zij denken vaak
onterecht dat die niet voor hen gelden. Hoe komen we uit die squeeze? We
zullen het toeslagenstelsel de komende jaren niet kunnen aanpassen, maar
we moeten wel iets doen om deze situatie beter te maken.
Voorzitter. Hoewel het kindgebonden budget specifieker in te zetten is,
denkt het CDA dat bijvoorbeeld onzekerheid kan worden weggenomen als we
vaker kijken naar de kinderbijslag. Bij het onderzoek van het ministerie
zelf hebben veel mensen aangegeven dat zij juist de zekerheid van het
bedrag en de voorspelbaarheid waarderen.
Dan de bevriezing van de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting.
Veel van mijn inbreng zal overeenkomen met die van GroenLinks-PvdA. Wat
het kabinet nu doet — drie jaar bevriezen — is echt
kortetermijnpolitiek. Dat wordt ook min of meer bevestigd in de
beantwoording, want over drie jaar is deze situatie niet anders. Waarom
heeft het kabinet voor deze oplossing gekozen? Ik vraag dit temeer omdat
het ook de alleenverdienersproblematiek langer voort laat slepen.
Over die alleenverdienersproblematiek gesproken: het antwoord op onze
vraag of de tijdelijke alleenverdienersregeling uit te voeren door de
gemeenten geen recept voor ellende is, vind ik echt onvoldoende. De
uitvoeringsgevolgen worden in onze ogen echt onderschat. De VNG stelt
dat de regeling onder voorwaarden uitvoerbaar is en dat de financiering
daarbij een randvoorwaarde is. Daarbij geldt dat het budget per gemeente
per jaar wordt vastgesteld op basis van: één, de hoogte van de
tegemoetkoming, twee, het aantal huishoudens per gemeente dat volgens de
gegevensanalyse van de Belastingdienst hiervoor in aanmerking komt en,
drie, de uitvoeringskosten van de ambtshalve toekenning. Maar dit is
natuurlijk niet het hele verhaal, want gemeenten moeten ook extra
aanvragen gaan toetsen doordat de groep helemaal niet vastligt. En als
dat ook nog eens een aanzuigende werking heeft, dan is het budget
helemaal te krap. Dan moet er gewoon capaciteit bij. Wij vragen ons echt
af of de 28 miljoen per jaar voldoende is, ook gezien de eerdere
inschatting, die neerkomt op zo'n 80 miljoen per jaar. Graag krijg ik
van de minister de toezegging dat hij de uitvoeringsgevolgen
gedetailleerd in kaart zal brengen en aan de Kamer kenbaar zal
maken.
Ook zou ik graag nogmaals een reflectie horen op de herinvoering van een
beperkte overdraagbare algemene heffingskorting. Die was in het verleden
ook geen probleem voor de Belastingdienst. En niet iedereen zal die
gedurende het jaar willen hebben. Is een kleinere, generieke
tegemoetkoming die ook voor de toekomst zekerheid biedt en waarmee we
ook het grote fiscale verschil tussen een- en tweeverdieners iets
verkleinen, nu echt niet beter dan deze tijdelijke, extreem complexe
oplossing? De enige praktijkdata die we hebben van het effect hiervan op
de arbeidsparticipatie, laten zien dat het effect significant, maar heel
klein was: 35 uur per jaar. Wij vinden dat de parallel met de effecten
van een verhoging van de bijstand niet opgaat, omdat we in nieuwe
rapporten zien dat het niet de bijstandsgerechtigden zijn die het
grootste tekort hebben, maar juist de werkende armen. Mensen willen dus
wel degelijk werken, ook al komen ze daardoor in diepe armoede
terecht.
Tot slot de huurtoeslag. Wij vinden het positief dat een beweging naar
meer eenvoud wordt gemaakt. Dat haalt ook de vreemde pieken uit de
marginale druk, maar wij hebben wel zorgen over de mogelijke effecten
van de maatregelen. Als ik de nota naar aanleiding van het verslag lees
bij de wet die nog uit de tijd van minister De Jonge stamt, dan zie ik
dat het kabinet verwacht dat door de verlaging van de leeftijdsgrens de
jongeren tussen de 21 en 23 jaar die een huurtoeslag gaan krijgen, een
hogere huur kunnen betalen. Daardoor zouden goedkopere woningen
vrijkomen voor jongeren tussen de 18 en 20 jaar. Maar hoe groot acht de
minister de kans dat jongeren van 21 jaar überhaupt in staat zijn om
door te stromen, gezien het beperkte aanbod van huurwoningen? Verwacht
de minister dat het aanbod van huurwoningen beter wordt door de
maatregelen die in het Belastingplan zijn voorgesteld, zoals de
antifragmentatieregel? Ik vraag mij dan ook af in hoeverre wordt
verwacht dat er voor jongeren onder de 21 voldoende woningen onder de
lagere huurgrens zijn. Uit onderzoek bleek dat ongeveer 53.000 jongeren
in de leeftijd van 18 tot 21 jaar geneigd zijn om te verhuizen en graag
zelfstandig willen wonen, maar geen betaalbare woning kunnen vinden. In
hoeverre wordt verwacht dat dit aantal kleiner wordt als gevolg van deze
maatregelen? Is het wel realistisch?
Door de voorstellen wordt alleen het inkomen bepalend voor het recht op
huurtoeslag. Dat gaat voor veel concurrentie in het middensegment
zorgen. Aan de ene kant los je dus iets op doordat mensen voor wie geen
sociale huurwoning beschikbaar is, ook huurtoeslag krijgen voor een
duurdere woning, maar je creëert daarmee wel een nieuw probleem voor
mensen die weliswaar meer inkomen hebben, maar nu al nauwelijks aan een
betaalbare huurwoning kunnen komen. Hoe kijkt de minister hiertegen
aan?
En hoe zit het met ouders die voor hun studerende kinderen woningen
kopen en daarvoor een middenhuur kunnen vragen, terwijl de kinderen
zonder inkomen een maximale huurtoeslag ontvangen? Wat ik ook nog een
vraagstuk vind, is hoe dit samen zal lopen met de vermogenstoets, die
niet van toepassing is op vermogen in box 2. We hebben al vaker signalen
gekregen van de mogelijkheden van ondernemers om hun inkomen jaarlijks
zo te plannen dat eigenlijk onterecht een recht op toeslagen ontstaat.
Klopt het dat iemand die zijn vermogen in een bv houdt, zichzelf een
laag inkomen uitkeert en een middenhuurwoning huurt, een volledige
huurtoeslag kan ontvangen? Denk bijvoorbeeld aan een zelfstandige die
tijdelijk met sabbatical gaat en daardoor een lager inkomen heeft, een
ondernemer die zijn inkomen verlaagt door een flink bedrag in de
reserveringsruimte van zijn pensioen te stoppen, een ondernemer die
vrije afschrijvingen gebruikt of AOW'ers met een laag pensioen die hun
geld in een bv oppotten. Graag een reflectie.
Voorzitter, echt tot slot. Ik vind het interessant dat het kabinet met
de vereenvoudiging van de huurtoeslag laat zien dat er grote
transitiebudgetten nodig zijn om de inkomenseffecten van een
vereenvoudiging te dempen. Er wordt 500 miljoen vrijgemaakt voor de
regeling, terwijl de huurtoeslag niet eens voor iedereen omhooggaat.
Daarom is onze vraag waarom er niet alvast een aanzienlijke
transitie-envelop is opgenomen voor herziening van het stelsel, want die
gaat hoe dan ook nodig zijn voor maatregelen die we gaan nemen. We
kunnen elke keer kijken hoe we geïsoleerde maatregelen gaan dekken, maar
we zouden net zo goed een visie moeten ontwikkelen op alles wat we
willen wijzigen. Wat gaan de uitruilen zijn en kan de staatssecretaris
hierop ingaan?
Dank je wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Beckerman heeft een interruptie voor u.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik ben het natuurlijk eens met heel veel van wat het CDA heeft
ingebracht. Er zijn plussen en minnen. Ik zit zelf met een hele grote
andere min. Dat is het vervallen van het recht op huurtoeslag voor de
servicekosten, want wat betekent dat nou eigenlijk? Dat betekent dat
sommige mensen €48 in de maand erop achteruitgaan. Wie zijn dat? Waar
zien we die hoge servicekosten? Dat is heel vaak bij flats. Wie wonen er
in flats? Dat zien we in de CBS-cijfers: de armste Nederlanders. Daar
zien we dus echt een probleem. De armste groep Nederlanders gaat er
misschien wel tot €48 per maand op achteruit. Herkent het CDA die zorgen
ook? We hebben daar een amendement op ingediend. We willen echt dat daar
iets aan gebeurt.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik heb het natuurlijk ook gelezen in de beantwoording, ook het concrete
bedrag van €48 per maand en ook de complexiteit om die groep te isoleren
en te zorgen dat we daar een goede oplossing voor vinden. Ik herken het
probleem. Ik vind het ook een probleem. Als we kunnen nadenken over een
gerichte, goede oplossing zou dat mooi zijn, maar ik wil ook graag de
antwoorden van het kabinet afwachten en dan kijken of we er iets mee
kunnen en ook of we het kunnen dekken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar de volgende fractie. Dat is de fractie van
NSC, mevrouw Welzijn. Ga uw gang.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Nieuw Sociaal Contract staat voor goed bestuur
en bestaanszekerheid. Deze beide focuspunten komen eigenlijk samen in
een debat dat gaat over een belastingplan. Zo'n plan gaat niet over
getallen, maar het gaat over mensen. Het gaat over getallen in dienst
van mensen en van de overheid. Dat kun je ook een sociaal contract
noemen. Namens mijn fractie wil ik graag drie concrete zaken
bespreken.
Ik begin met de huurtoeslag. Wij hebben er als partij enorm voor
gevochten dat het extra budget van 500 miljoen beschikbaar kwam. We
vragen namelijk ontzettend grote investeringen in de woningbouw. De
grote opgave is om de huren goedkoop en betaalbaar te houden voor mensen
met een laag inkomen en middeninkomen. Een zeer effectieve manier om dat
te doen is via de huurtoeslag. Wij zien het liefst dat het volledige
extra budget benut wordt, enerzijds door een generieke verlaging van de
eigen bijdrage — dat is geregeld — en anderzijds door een verruiming van
de toegang. Voor middeninkomensgroepen zit dat er goed in, zeker ook
door middel van de lineaire afbouw. Ook meer jongeren kunnen
gebruikmaken van de huurtoeslag. Dat zijn dus echt positieve punten.
Echter, wij zien dat de minister niet aan de doelgroep jongeren en
studenten de toeslag toekent, maar eigenlijk aan het woningtype, in dit
geval de studio. Dit vindt mijn fractie fundamenteel onjuist, temeer
omdat op kamers wonen eigenlijk altijd al de voorkeurswoonvorm is
geweest bij deze doelgroep, zeker in deze postcoronaperiode, in het
socialmediatijdperk, waarin eenzaamheid onder jongeren ook een groot
probleem is. De vraag die ik dus heb aan de minister is: waarom koppelen
we de toeslag aan het woningtype en waarom kijken we niet hoe die meer
of beter gekoppeld kan worden aan de doelgroep?
Mijn fractie vindt het punt van de servicekosten ook een lastige, om
alle redenen die hier trouwens al over tafel gegaan zijn. We hebben een
technische briefing gehad. Daar heb ik ook graag gebruik van gemaakt.
Uit die briefing haal ik dat het eigenlijk ook bedoeld is om het voor
uitvoeringsinstanties wat gemakkelijker te maken, dus om het voor dat
soort instanties te vereenvoudigen. Maar dat gaat wel ten koste van best
wel een kwetsbare groep, dus vragen wij de minister of zij met andere
oplossingen kan komen, misschien wel in samenwerking met de sectoren.
Kunnen zij niet duidelijker informatie aanleveren aan de voorkant? Is er
niet een filter te bedenken waardoor fouten beter gefilterd kunnen
worden en het niet ambachtelijk bij de uitvoeringsinstanties hoeft te
gebeuren? Dus graag een antwoord van de minister op de vraag of daar nou
niet iets anders mogelijk is.
Als tweede de problematiek rond de allerverdieners. Wij noemen het
binnen de fractie in ieder geval een hoofdpijndossier. De noodkreet van
mensen is eigenlijk al langer hoorbaar geweest. De Ombudsman heeft in
2016 redelijk onverbloemd geschetst wat de problematiek is. Er ligt een
uitspraak van een rechter. Je kunt er dus ook zo tegen aankijken dat het
een schending van de grondrechten is als mensen onder het sociaal
minimum uitkomen. Mijn fractie vindt het heel lastig om met deze
tijdelijke oplossing om te gaan, omdat we ons afvragen of we wel de
mensen bereiken die het probleem ervaren. Wat betreft de aantallen: om
hoeveel mensen gaat dit? Er is een oplossing voor 6.000 mensen, die voor
3.000 mensen puntig is en voor 3.000 andere mensen grosso modo, maar
hebben we dan wel iedereen te pakken? Wij hebben daar wel twijfels
bij.
Het inkomensbegrip waarmee gewerkt wordt, vinden we ook wel wat
ingewikkeld, omdat je dan met een schatting te maken hebt. De vraag is
of dat echt niet op een andere manier kan. Misschien kan de
bewindspersoon aangeven wat er is gewogen en wat er is afgevallen,
waardoor dit als beste manier op tafel is blijven liggen.
Tot slot merkt mijn fractie op dat we op fiscaal gebied behoorlijk wat
werk te doen hebben. Het is een systeemwereld, maar nogmaals, het moet
een systeemwereld zijn die gewoon heel dicht bij de leefwereld van
mensen ligt. We lezen in de kranten dat er veel problemen zijn bij de
Belastingdienst. De vraag is ook of we met z'n allen nou echt
overgeleverd zijn aan problemen in de systeemwereld, die kennelijk heel
ingewikkeld zijn, waardoor wij eigenlijk niet snel en ook niet altijd
even optimaal mensen in hun leefwereld kunnen helpen.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Welzijn. Er zijn twee interrupties voor u. Ik begin
met mevrouw Maatoug en daarna kom ik bij mevrouw Beckerman.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ten aanzien van de servicekosten is het een herkenbaar betoog. Ik heb
die vragen net ook gesteld. Maar dat brengt ons bij dat mooie woord
"dilemma". Dan kan je zeggen: het is een dilemma en dan doe je het op
die manier. Maar als ik dit debat goed beluister, dan lijkt er best wel
een meerderheid te zijn die zegt: joh, wij willen die servicekosten
versimpelen en wij willen het eenvoudiger, maar niet ten koste van de
meest kwetsbare mensen. Dat is precies niet de combinatie die we hier
willen hebben. Daarom kijk ik naar de fractie van mevrouw Welzijn. Is
dit nou iets waarvan we met elkaar als woordvoerders ook richting de
minister kunnen zeggen: maak die wet nou een stukje beter en kom met een
nota van wijziging, zodat we het op de goede manier doen? Kan ik de
NSC-fractie daarmee aan mijn zijde krijgen?
Mevrouw Welzijn (NSC):
Dat is voor mij weer een paar stappen vooruit — ik wil sowieso graag de
antwoorden horen — vooral omdat ik vraag of er iets te bedenken is
waarbij je gebruikmaakt van je sectoren. Is er geen oplossing te
bedenken voor de problemen die er kennelijk zijn bij de
uitvoeringsinstanties, die ambachtelijke fouten moeten filteren en
dergelijke? Is er niet iets slims te bedenken, waardoor je ervoor kunt
zorgen dat die vereenvoudiging niet om díé reden hoeft te worden
ingezet?
De voorzitter:
Mevrouw Maatoug heeft nog een verduidelijkende vraag voor u.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Het punt is dat we de wetgeving zo precies hebben gemaakt voor de
servicekosten, omdat we zo wilden tweaken, dat je het moet versimpelen.
Ik vind de vraag charmant en ik ben ook benieuwd naar het antwoord, maar
dit is precies de complexiteit die we ook rond toeslagen hebben. De
gerichtheid maakte het goedkoop, maar als je het dus generieker maakt,
moet je mensen erop achteruit laten gaan of het versoberen. Dat is het
voorstel nu. En dat is mijn vraag. Dit gaat over de laagste inkomens en
de middeninkomens. Mevrouw Beckerman had het over mensen in flats. Is
dat de plek waar we de prijs van een versobering willen neerleggen? Ik
zou bijvoorbeeld aan de volgende dekking denken. Er zijn nog steeds
mensen die hele grote vermogens hebben en toeslagen krijgen. Dan halen
we de dekking daar toch vandaan? Dan halen we er een stukje af bij de
mensen die een toeslag krijgen en die heel veel vermogen hebben, zodat
de mensen met de laagste inkomens en de middeninkomens, als we de
servicekosten versimpelen, dat niet hoeven te betalen. Ik vraag mevrouw
Welzijn en de NSC-fractie of zij het met mij eens zijn. We moeten best
snel gaan beslissen of we voor of tegen die wet zijn, want in die fase
zitten we.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Dat klopt. De stemming is alleen niet vandaag, dus ik wil echt alle tijd
benutten die er is. Een goede analyse en antwoorden op vragen die
gesteld zijn, helpen mij om naar een conclusie toe te werken. Ik heb die
antwoorden van de minister echt nodig voordat ik dat kan zeggen. En ik
zit hier ook niet alleen, hè. Ik zit hier namens mijn fractie, dus ik
wil dat ook kunnen meenemen naar mijn fractie. Dan zal zeker bekend
worden hoe wij hierover denken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is er nog een interruptie van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Die worsteling herken ik echt volledig, want mevrouw Welzijn begon heel
terecht met te zeggen dat bestaanszekerheid cruciaal is voor haar
partij. Die €48 die voor een deel van de mensen van de huurtoeslag af
gaat, rijmt natuurlijk op geen enkele manier met bestaanszekerheid,
omdat blijkt dat dat juist de armste huishoudens het hardst gaat raken.
Ik snap dat we op antwoorden wachten, maar dit is natuurlijk ook het
moment om onderling te debatteren. Hoe ziet NSC dan de volgorde der
dingen? Het is mooi om te overleggen met bijvoorbeeld verhuurders, maar
we hebben ook gezien dat er de afgelopen jaren, niet per se bij de
woningcorporaties maar wel bij de verhuurders, echt heel vaak veel te
veel servicekosten in rekening werden gebracht bij huurders. Is dat wel
zo stabiel? Of moeten wij het als overheid eerst zelf goed regelen en
niet te veel vertrouwen op: wij gaan bezuinigen — nou, het kabinet gaat
bezuinigen — en vervolgens moeten de verhuurders daar maar iets op
bedenken? Daar wordt mijn buikpijn niet minder van.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Ik snap die honger naar oplossingen. Die heb ik ook. Ik kom zelf uit een
arm gezin. Ik was degene die de statiegeldflesjes bij elkaar sprokkelde
om te kijken of we misschien toch nog een extra brood konden kopen. Ik
weet dus wat het is als je €48 per maand erop achteruitgaat. Ondanks de
emotie die ik daar ook bij voel, moeten we toch blijven nadenken over de
manier waarop we dit zouden kunnen oplossen. Nogmaals, de vragen die ik
stel aan de bewindspersoon zijn erop gericht om erachter te komen of we
dit zodanig kunnen oplossen dat we niet de hele boel hoeven te vertragen
of alles overhoop hoeven te gooien, want er zitten ook heel erg veel
mooie elementen in deze wet, waarvan je wil dat ze snel ingaan. Dus
nogmaals, ik wil graag antwoord op de vragen om verder te wegen wat wij
hier als partij willen gaan doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Beckerman, een verduidelijkende vraag.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank aan mevrouw Welzijn voor het delen van dat persoonlijke verhaal,
want ik denk dat dat voor heel veel mensen ook … Als je nu een flat in
zou lopen en zou vertellen "u gaat er misschien wel €48 op achteruit",
dan red je het niet meer met statiegeld. Dat is gewoon echt een
snoeiharde klap. Als we hier nu niet uit komen dit jaar, dan hoef je
niet alle goede dingen te vertragen, maar dan is een van de dingen die
we zouden kunnen doen, zeggen: die heftige versobering die erin zit,
namelijk geen huurtoeslag meer op servicekosten, halen we eruit. Je
hoeft niet de hele wetgeving te laten zitten. Je kunt ook zeggen: dat
stuk gaan we gewoon niet meemaken; we gaan niet tegen mensen in zo'n
flat zeggen "€48 per maand; ziet u maar". Wil mevrouw Welzijn overwegen
dat we dit stuk uit de wet halen? Dat kan via een amendement.
De voorzitter:
Mevrouw Welzijn tot slot.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Ik moet toch herhalen dat ik nu, vandaag om 17.25 uur, nog niet toe ben
aan een conclusie. Ik ken de zorgen. Ik weet hoe nijpend het is. Dat
neem ik allemaal mee in de overweging, tezamen met de antwoorden die we
dadelijk gaan krijgen. Is er iets met partners op te lossen? Is er iets
in het systeem op te lossen? Is er nog een slimmigheid te bedenken
waardoor dit in z'n geheel door kan gaan of niet? Afhankelijk van de
antwoorden op die vragen, zal ik mijn fractie adviseren hoe we hier het
beste mee om kunnen gaan. Reken maar dat ik daarbij heel goed zal kijken
naar wat het doet voor kwetsbare mensen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar mevrouw Beckerman voor haar bijdrage namens
de SP. Gaat uw gang.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Vanmiddag spreken we eigenlijk over twee wetten
met betrekking tot de huurtoeslag. In het hoofdlijnenakkoord werd flink
uitgepakt en werd aangekondigd om per 2025 500 miljoen extra huurtoeslag
beschikbaar te stellen om de armoede terug te dringen. Ik lees het heel
even voor, want het is een precies citaat. In de budgettaire bijlage van
het hoofdlijnenakkoord staat: "Terugdringen armoede. Voor het verhogen
van de huurtoeslag wordt structureel 500 miljoen euro beschikbaar
gesteld vanaf 2025." Maar in de wet die vandaag voorligt, zien we dat
die belofte wordt gebroken. Er is 215 miljoen voor 2025. Maar dat is
niet de verhoging voor iedereen die huurtoeslag ontvangt, want die komt
pas in 2026 en is maar 225 miljoen. De verhoging van de huurtoeslag voor
iedereen die huurtoeslag ontvangt, wordt dus een jaar uitgesteld en de
verhoging wordt veel minder hoog dan beloofd. De SP maakt zich daarom
dus grote zorgen daarover. Graag een reactie.
Tegenover de generieke verhoging van de huurtoeslag staat namelijk wel
dat er komend jaar — daar hebben we vandaag uitgebreid over gesproken,
dus ik zal het niet helemaal opnieuw doen — een enorme huurverhoging aan
komt. Vorig jaar de hoogste huurverhoging in 30 jaar tijd; dit jaar
misschien wel de hoogste huurverhoging in 31 jaar tijd. Wij kijken dan
toch naar het totaalplaatje. Gaat de huurverhoging enigszins gedekt
worden door de huurtoeslag met die twee wetten van vandaag? Dan zien we
dat beide wetten van vandaag in 2026 zorgen voor een structurele
intensivering in de huurtoeslag van 650 miljoen. Dat weegt natuurlijk
niet op tegen de huurverhoging die er nu aan komt.
Voorzitter. Wij zien echt hele aantrekkelijke elementen in de twee
wetten die vandaag voorliggen. Ik ga ze niet allemaal opnoemen, maar ik
denk dat een aantal wel goed zijn. Het is mooi dat 170.000 huishoudens
voor het eerst recht op huurtoeslag krijgen voor gemiddeld €175 per
maand. Het wordt overzichtelijker, bijvoorbeeld door die twee
huishoudtypen in plaats van vier. 21-jarigen en 22-jarigen kunnen
toeslag krijgen. Dat zijn echt hele mooie dingen.
Tegelijkertijd hebben wij nog steeds veel vragen. 20% gaat erop
achteruit, zien we steeds in de stukken. Waarom is hiervoor gekozen? Als
we kijken naar de groepen die erop achteruitgaan, zien we dat sommigen
er wel €436 per jaar op achteruit gaan. In tabel 10 — die vonden we erg
mooi, of in ieder geval duidelijk — is te zien dat juist de armere
huishoudens met een inkomen tot 111% van het wettelijk minimumloon erop
achteruit gaan, zoals eenpersoonshuishoudens en uitkeringsgerechtigden.
Dan is de zorg natuurlijk: duwen we die mensen niet extra ver de armoede
in?
Voorzitter. De SP heeft op de oude wet van Hugo de Jonge, waar wat ons
betreft de meeste verslechteringen in zitten, een behoorlijk aantal
amendementen ingediend. Daar willen we natuurlijk graag een reactie op
krijgen. Bij een aantal punten wil ik nog nader stilstaan. Het is echt
erg goed nieuws dat ook jongeren van 21 en 22 nu huurtoeslag kunnen
krijgen. Dat geldt echter maar voor een beperkt aantal woningtypen. In
een aantal steden zag je dat de prikkel om studio's te bouwen al heel
erg groot was voor verhuurders, terwijl de wens van jongeren natuurlijk
anders is. De SP maakt zich ook zorgen over de jongeren van 18, 19 en
20. Op 9 oktober kwam de nieuwe telling van het aantal dakloze mensen
uit, de zogenaamde ETHOS-telling. Wat blijkt: 40% van de dakloze mensen
in Nederland is onder de 27 jaar en één op de vijf is kind. Juist voor
de groep die 18 tot 21 jaar is, is er echt weinig betaalbare woonruimte
te vinden. De gedachte achter het wetsvoorstel is dat jongeren die wat
ouder zijn, dan misschien doorschuiven. Maar dat is wel een theoretische
werkelijkheid. Hoe zit het nou met die 18-, 19- en 20-jarigen? Zij
betalen straks veel meer voor dezelfde woning dan jongeren die net een
jaartje ouder zijn. Dat is toch echt onlogisch. Nederland heeft beloofd
om dakloosheid voor 2030 uit te bannen. Hoe gaat het kabinet zorgen voor
betaalbare woningen voor dakloze mensen tót 21 jaar? Dat vraag ik juist
omdat er bijvoorbeeld problematiek is rond 18-jarigen die uit de
jeugdzorg komen en dan op straat belanden.
Dan het punt waar we al vaker op in zijn gegaan in interrupties: de
servicekosten. Daar zitten wij echt enorm mee in onze maag en in ons
hoofd. Ik kan me gewoon niet voorstellen hoe je dit moet gaan uitleggen
aan mensen. Het schrappen van de toeslag op de servicekosten kan gewoon
neerkomen op een bedrag dat oploopt tot €48 in de maand. Dat raakt veel
huurtoeslagontvangers, juist de mensen met de laagste inkomens. Wie
raakt dat nou? Het raakt juist heel veel mensen die in een flat of in
een appartement wonen. Wie wonen er in flats? Als je heel precies kijkt
naar de CBS-cijfers, zie je dat bijna 59% van de mensen die in 2021
langdurig onder de armoedegrens leefden, in een appartement woont. 60%
van de huurtoeslagontvangers is flatbewoner. Juist in dat soort
complexen betalen mensen die servicekosten waarvoor de toeslag
verdwijnt. Die bezuiniging raakt de armste huurders. Als er zou worden
gekozen voor het afschaffen van de subsidiabele servicekosten om de
huurtoeslag te versimpelen, dan vindt mijn partij echt dat die groep
hiervoor gecompenseerd moet worden.
Daarnaast wordt de salderingsregeling afgeschaft; die noemde ik net al.
Ik vind het wel interessant. We hebben daar natuurlijk maandag over
gedebatteerd. Huurders hebben het minst geprofiteerd van de
salderingsregeling. Als ze daar wel van profiteerden, betaalden ze vaak
via de servicekosten mee aan de zonnepanelen. Nu wordt je dubbel geraakt
als huurder met zonnepanelen. Eén. De salderingsregeling verdwijnt.
Twee. De subsidie op de servicekosten verdwijnt. Daardoor ga je ook nog
eens meer betalen voor je zonnepanelen. Dan is er straks een groep
mensen die rood moet staan voor groene stroom. Dat kan toch niet de
bedoeling zijn?
Dan een hele praktische vraag, denk ik. Alle huurders met huurtoeslag
gaan straks elke maand €0,57 betalen voor de invoering van de Wet
versterking regie volkshuisvesting en de Wet betaalbare huur. Waarom is
daarvoor gekozen, vragen wij aan het kabinet.
Heb ik nog tijd, voorzitter? Ik heb nog een ideologisch stukje over de
huurtoeslag. Ik weet niet of ik dat helemaal ga doen, maar …
De voorzitter:
Ik zal wat clementie tonen. We zitten goed in de tijd, ook als er zo
meteen nog een extra interruptie is. Ga uw gang.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik vind het altijd leuk als mensen interrumperen. Dan doe ik nog een
klein stukje. Meerdere sprekers voor mij hebben het al gehad over wat we
nou op termijn aan moeten met die huurtoeslag. De ongemakkelijke
waarheid is natuurlijk dat we allemaal eigenlijk af willen van die
toeslagen, terwijl die wat betreft huur nog steeds verder aan het
uitdijen zijn. Het is voor mijn fractie ook een ongemakkelijke waarheid
dat huurtoeslag heel vaak wordt gebruikt als argument voor het idee dat
huurverhogingen niet zo erg zouden zijn. Daarbij wordt vergeten dat er
nog steeds ongeveer 1 miljoen huurders zijn die geen toeslag krijgen.
Het is ook zo dat hoe meer je gaat subsidiëren, hoe meer er straks
dreigt te verdwijnen richting verhuurders.
Ik wil dan toch een klein stukje over de grens kijken. Laten we even
kijken naar de Britse situatie. Want in Engeland zijn de huren vaak
torenhoog. Daar betaalt de overheid ook toeslagen in de vrije sector;
dat komt ook doordat ze bijna geen sociale sector meer hebben. Wat
betekent dat nou? In Engeland betaalt de Britse overheid inmiddels een
derde van de totale huur van het land. Zij zitten daar in een nog
diepere wooncrisis dan wijzelf. Ik maak me daar wel zorgen over. Want
het lijkt wel zo dat die toeslagen voor de huurders zijn, maar eigenlijk
hou je daarmee een heel duur systeem voor de verhuurders in stand. Wat
gebeurt er in Engeland? Als huurders alsnog de huur niet kunnen betalen,
worden ze uit huis gezet. Gemeentes zijn dan verplicht om die mensen te
herhuisvesten. Er zijn inmiddels gewoon al gemeenten failliet gegaan. Je
blijft gewoon in zo'n waanzinnige wooncrisis zitten. We moeten er echt
voor uitkijken dat we in zo'n waanzinnig systeem terechtkomen. Wij
neigen dus heel erg naar een stem voor deze wetten. Hiervoor hebben we
behoorlijk veel amendementen ingediend, omdat we echt af willen van
zaken zoals die servicekosten. Ik heb het al gezegd; ik word daar heel
naar van. Maar we moeten toch ook echt gaan bekijken hoe we afkunnen van
dit systeem, omdat het op termijn echt onhoudbaar is. Ik ga niet
helemaal in op hoe we ooit de huurtoeslag hebben ingevoerd. Maar
daarvoor hadden we een systeem met normhuren. Daarbij moest je met een
middeninkomen maximaal 16% betalen aan huur. Dat werkte toch behoorlijk
goed.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman. Dan gaan we naar de laatste fractie. Dat
is de ChristenUnie. De heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dacht: er komen er nog een aantal. Maar ik mag alweer.
Dank aan de collega's voor de interessante bijdragen. Ik steek maar van
wal.
Voorzitter. Al jarenlang wordt een grote groep huurders groot onrecht
aangedaan. De voorbeelden zijn zeer schrijnend: gescheiden moeders met
kinderen, jonge starters die geen schijn van kans maken in de sociale
huur en mensen in de bijstand. Ze betalen torenhoge huren in de
middenhuur, in de vrije sector dus, met een minimaal inkomen en met
woonquotes tot boven de 50%. Ze zitten gevangen in een systeem van
onrecht, want sparen, laat staan kopen, is onmogelijk.
Daarom vind ik het best erg dat wij als Kamer de wet voor de
vereenvoudiging van de huurtoeslag hier al anderhalf jaar laten
verstoffen. Daardoor is het helaas niet meer mogelijk om deze wet per 1
januari 2025 van kracht te laten worden, maar kan dit pas per 1 januari
2026. Maar vooruit: ik ben wel blij dat we dit wetsvoorstel vandaag, als
onderdeel van een tweeluik, toch behandelen. Want het onrecht dat ik
schetste, moet bestreden worden. Voor de zekerheid vraag ik de minister
— dan bedoel ik de minister van VRO en de staatssecretarissen van
Financiën — het volgende: als wij als Tweede en Eerste Kamer in de
komende anderhalve maand beide huurtoeslagwetten aannemen, is
inwerkingtreding van die verhoging en die verbreding — de verbreding
geldt dan voor de doelgroep in de middenhuur, die nu vanwege te hoge
huren geen aanspraak kan maken op huurtoeslag — per 1 januari 2026 toch
zeker? Kan de minister dat bevestigen? We moeten namelijk voorkomen dat
de 170.000 mensen die, volgens de oude inschattingen, recht gaan krijgen
op huurtoeslag terwijl ze dat recht daarvoor nog niet hadden, nog langer
moeten wachten. Ik snap de bezwaren die door mijn collega's werden
geopperd, maar we kunnen niet genoeg beseffen dat deze mensen dubbel
pech hebben. Zij betalen namelijk een relatief hoge huur ten opzichte
van hun inkomen en ze hebben dan ook niet eens recht op huurtoeslag.
Deze mensen hebben echt dubbel pech, meer dan wie ook.
Het voordeel van de gezamenlijke inwerkingtreding is bovendien dat
eventueel nadelige inkomenseffecten voor de meeste mensen worden
gemitigeerd en verzacht door de generieke huurtoeslagverhoging. De
servicekosten zijn straks immers niet meer subsidiabel. Voor de Dienst
Toeslagen is dat een hele belangrijke vereenvoudigingsmaatregel. Dat
kunnen we ook niet genoeg benadrukken: als het ons menens is, moeten we
toch ook door die zure appel van die servicekosten heen bijten, hoe
vervelend dat ook is. Als wij namelijk een lean and mean overheid
hebben, met een Belastingdienst en een Dienst Toeslagen met niet al te
veel mensen, maar met mensen die nuttig werk doen, moeten wij ook het
lef hebben om eenvoudige regels te stellen.
Daarbij vraag ik wel aandacht voor twee zaken. Dat doe ik allereerst
voor de gebouwen met een collectieve warmtevoorziening. Deze huurders
hebben geen mogelijkheid om hun eigen warmtevoorziening te verduurzamen
of om goedkopere alternatieven te installeren. Daarnaast zijn er mensen
met een handicap die vanwege hun beperking een gelijkvloers appartement,
een complex met een lift, of andere dure aangepaste voorzieningen nodig
hebben. Zij zullen dus harder dan gemiddeld geraakt worden, terwijl hun
inkomenspositie vaak relatief al wat slechter is. Zijn flankerende
maatregelen mogelijk om deze doelgroepen tegemoet te komen, of moeten we
het doen met de generieke verhoging van de huurtoeslag per 2026?
Aan het eind van mijn bijdrage zeg ik, ondanks deze echt kritische en
gemeende vragen, wel: volmondige steun van de ChristenUniefractie voor
beide huurtoeslagvoorstellen. Mijn oproep aan het kabinet is ook om echt
te gaan staan voor het geheel en ze beide te verdedigen. Ik snap de
benadering van mijn collega Mooiman, die zegt: het ene voorstel is een
prachtige vrucht van dit hoofdlijnenakkoord en deze coalitie, en het
andere is een beetje een weeskindje van het vorige kabinet. Dat snap ik
allemaal. Ik snap ook allerlei emoties daaromtrent. Maar ga alsjeblieft
staan voor het geheel, want de voordelen zijn echt groter, zeker voor de
mensen die nu dubbel pech hebben. En dat zijn er niet 1 of 2, maar dus
170.000. Dat is eigenlijk mijn oproep aan het slot van deze behandeling
van de huurtoeslagwetten.
Op de andere punten ben ik in blok 1 al doorgegaan. Ik heb nog wel een
vraag, ook naar aanleiding van wat collega Inge van Dijk zei, over de
doorwerking van de aftrekposten in de inkomstenbelasting op de
toeslagen. Moeten we daar niet nog eens naar kijken? Zolang we het
toeslagenstelsel hebben, is er namelijk gewoon een grote groep
Nederlanders die dubbel profiteert van aftrekposten. Collega Van Dijk
zei ook iets over dga's en box 2. Het gaat om mensen die hun
toetsingsinkomen eigenlijk kunstmatig omlaag weten te drukken en daarmee
dubbel profiteren. Dat belandt misschien grotendeels bij middeninkomens,
maar ik vind het eigenlijk een vuiltje in ons huidige stelsel. Ik ben
benieuwd of de staatssecretaris daarop kan ingaan en of daar niet al op
kortere termijn in ingegrepen moet worden, in plaats van te wachten tot
het ultieme stelsel er is.
Dan heb ik nog een vraag over het kindgebonden budget. Die heb ik
eigenlijk al gesteld, maar nu de minister van koopkracht en kindgebonden
budget er toch zit, stel ik toch ook de vraag die collega Maatoug ook
stelde. Dat is: is de kinderbijslag ook overwogen? Ik vind het wel
opmerkelijk dat GroenLinks-PvdA die vraag stelt. Het is veelbetekenend
dat niet een rechtse partij, maar een partij die toch een beetje op
links zit deze vraag durft te stellen. De marginale druk gaat namelijk
weer omhoog en terugvorderingsproblemen et cetera kunnen weer groter
worden. De kinderbijslag was toch een iets eenvoudiger maatregel. Is dat
overwogen? En hoe is dan de afweging gemaakt ten aanzien van de
marginale druk? Ik wijs nog maar eens op de motie-Grinwis/Omtzigt van
vorig jaar om een maximale bovennorm van 60% te ontwikkelen. Ik heb in
blok 1 al aan de staatssecretaris gevraagd: oké, het kan niet binnen het
huidige stelsel, maar wordt deze motie wel uitgevoerd in het kader van
het nieuwe stelsel en de taakopdracht? Die vraag heb ik al eerder
gesteld, maar ik geef die ook nog maar ter inspiratie mee aan minister
Van Hijum, die hier vandaag aanwezig is.
Dat was 'm wel zo'n beetje, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga eerst even naar mevrouw Beckman voor een interruptie,
en daarna kom ik bij mevrouw Mooiman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik ben het helemaal eens met het heel terechte punt over de 170.000
huurders. Tegelijkertijd moeten we natuurlijk uitkijken. We hoeven er
niet voor te kiezen om verschillende groepen huurders tegen elkaar uit
te spelen. We kunnen er ook voor kiezen om te kijken hoe we de wet
kunnen verbeteren. Dan stel ik toch die vraag over de servicekosten. We
hebben het net al gehad over mensen in flats die er misschien wel €48
per maand op achteruit kunnen gaan. Dan heb ik toch de volgende vraag
voor de heer Grinwis. Zit u net als wij echt met buikpijn en hoofdpijn
daarover, omdat het aan juist de armste groep Nederlanders niet uit te
leggen is dat zij er misschien wel €48 per maand op achteruit gaan? En
zo ja, kunnen we kijken naar een oplossing — het SP-amendement gaat
natuurlijk het verst — voor die groep?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik begrijp de vraag van collega Beckerman heel erg goed. Maar — u voelde
'm al aankomen — het uitvoeringsaspect van de servicekosten als
onderdeel van de huurtoeslag weegt voor mij heel zwaar. Dat aspect heeft
collega Beckerman wel genoemd in haar bijdrage. Ik moet haar wel recht
doen. Maar dit is een van de belangrijkste vereenvoudigingen die in deze
twee voorstellen zitten. Als je de servicekosten uit de uitvoering
haalt, dus uit de huurtoeslagberekening, is dat een enorme vooruitgang.
Die vooruitgang wil ik niet kwijt. Dat betekent dus dat je moet kijken
hoe je deze groepen anderszins tegemoet kunt komen. Als we inderdaad
willen vereenvoudigen — dat is mij en ons menens — hebben we
waarschijnlijk minder maatwerkknoppen om de mensen in die flats waar
veel servicekosten zijn exact te benaderen. Maar toch is mijn antwoord
dat het via het meer generieke koopkrachtinstrumentarium moeten. In
augustus wordt dat weer getweakt voor de lage inkomens.
Het moge duidelijk zijn dat als het aan mij had gelegen, het
huurtoeslagwettige reglement nog iets meer budget had om de effecten te
mitigeren. Maar we moeten het doen met wat er nu ligt. Ik ga dus niet
zeggen dat er meer geld bij moet en dat het dan goed is. Nee, ik
beoordeel deze wetten zoals ze hier liggen en ik zal ze steunen met het
budget dat er nu in zit. Ik kan mevrouw Beckerman dus niet helemaal
geruststellen. De consequentie van haar vraag zal in ieder geval bij
mijn fractie niet zijn "dus voegen we de servicekosten maar weer in de
berekening".
Mevrouw Beckerman (SP):
Daar heb ik dus echt heel grote moeite mee. Kijk, dat je het anders wil
regelen, via koopkrachtmaatregelen: tja, touché. Wij willen het liefst
het minimumloon en daaraan gekoppeld de uitkeringen zover verhogen dat
je steeds verder af komt. Want het is natuurlijk bizar dat hardwerkende
Nederlanders of mensen die om wat voor reden dan ook in een uitkering
zitten, eindeloos veel toeslagen nodig hebben. Daar ben ik het zeer mee
eens. Maar ik vind het heel schraal als je zegt: we gaan eerst voor een
wet stemmen waardoor er €48 af gaat, dan gaan we driekwart jaar wachten
om te kijken of er ergens in de augustusbesluitvorming aan knoppen
gedraaid is en dan gaan we nog eens een keer proberen om het te
repareren. Als we hier nu niet uitkomen, zou je toch ook kunnen zeggen:
"We gaan dit nu niet doen. Bij deze twijfel kunnen we echt niet inhalen.
Je kunt niet met deze boodschap aankomen in zo'n flat." Dat deel nemen
we dan in één pakket en dan kijken we er een volgend jaar opnieuw naar.
Dat is toch gewoon een mogelijkheid? We hebben het recht op
amendement.
De voorzitter:
Tot slot de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat snap ik wel. Mevrouw Beckerman zegt steeds €48. Dat is een flinke
achteruitgang, maar het is natuurlijk niet het gemiddelde, ook niet voor
de 20% die erop achteruitgaat. Het is extreem.
Voorzitter. Ik zie dat collega Flach binnen komt lopen. Hij heeft geluk;
ik heb net lang genoeg gepraat dat hij zijn bijdrage nog kan
houden.
Ik snap mevrouw Beckerman heel goed. Als ik heel mijn
verkiezingsprogramma hier ga oplepelen, inclusief doorrekening, blijkt
het ook goed te komen voor de groep die de servicekosten zou kwijtraken.
Absoluut. Maar ik maak gewoon de afweging binnen de huidige voorstellen.
Ik moet het voorstel van mevrouw Beckerman nog goed bestuderen, maar het
moet ergens gedekt worden. Ik denk dat mevrouw Beckerman en ik het wel
eens kunnen worden als we kijken waar we extra geld vandaan kunnen
halen. Ik noemde net al iets over de doorwerking van inkomstenbelasting
en aftrekposten op de toeslagen en hoe het toetsingsinkomen wordt
vastgesteld. Stel je voor dat je dat anders doet, dan haal je bij een
vermogender groep en een wat rijkere groep geld op dat je in dit soort
dingen zou kunnen stoppen. Ik heb dus oplossingen genoeg om er meer bij
te doen voor de huurtoeslagontvangers, iets wat ik graag doe. Maar dat
betekent niet dat ik meega in amendementen om de servicekosten uit deze
wetsvoorstellen te halen. Dat geldt dus ook voor de heer Flach, want ik
ben het gewoon niet eens met dat amendement.
De voorzitter:
Dank u wel. Een interruptie van mevrouw Maatoug voor de heer
Grinwis.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik ga niet via de achterband de hele geschiedenis nog eens terughalen.
Maar het gesprek dat we hier hebben, is precies de reden dat ik
uiteindeijk zo teleurgesteld was in de brief van het kabinet. Als je
terugkijkt naar al die rapporten die ons de opties hebben gegeven om
deze weging te maken … Die weging is heel moeilijk, want dan kom je in
dit soort gesprekken terecht. Maar dat gesprek structureren, trechteren,
dát hebben we heel erg nodig. Want elke keer als een vorig kabinet het
probeerde, ging het mis omdat het ingewikkeld was. Ik wil niet zeggen
dat het makkelijk is, maar nu vind ik het zo teleurstellend.
Mijn vraag aan de heer Grinwis is dan ook als volgt. In het eerste blok
van het WGO zei hij dat het CPB laat zien dat zo'n hervorming alleen kan
als je het bij een formatie goed regelt. Dan kun je het namelijk in zijn
geheel bezien. Mijn zorg is dat we zo een heel lang praattraject hebben
zonder dat er inhoudelijk iemand aan de tafel heeft gezeten en heeft
gezegd: in deze weging doe ik het zo, ik geef richting aan de weging en
dan ga ik verder. Dan breng je het gesprek verder, zodat het concreet
kan worden en er wetten worden voorbereid. Mijn vraag is hoe de heer
Grinwis dat ziet. Ik zou het echt zonde vinden als we in deze
Kamerperiode met z'n allen zeggen dat we van die toeslagen af willen …
Dat is voor mijn fractie echt menens, zo menens dat we nu een echt plan
willen hebben en niet weer een dialoog, dat we weer allemaal rondjes
gaan doen en zeggen: o, wat liggen er allemaal mooie rapporten, en het
is hiervoor ook al een keertje geprobeerd. Dat zou ik zonde
vinden.
De voorzitter:
Meneer Grinwis, kunt u mooi compact antwoorden?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, ik zal het wat compacter doen dan net. Ik heb net de tijd aan elkaar
gepraat zodat de heer Flach … Nee hoor, ik ben verantwoordelijk. Ik ben
verantwoordelijk. Stap één is gewoon om op de voorstellen die er nu zijn
echt door te pakken, dus de vogels die we nu in de hand hebben niet te
laten ontsnappen in de lucht. Als er nu voorstellen zijn die
daadwerkelijk leiden tot vereenvoudiging, waardoor de huurtoeslag
bijvoorbeeld met minder ambtenaren uitgevoerd kan worden en er gewoon
minder kans is op fouten en minder kans op terugvorderingen, dan moeten
we die kans grijpen. Ik vind dus niet dat de consequentie van wat
pijnpunten in deze wetsvoorstellen moet zijn dat we gaan wachten op een
nog mooier paradijs. Ik vind wel echt dat we in die zin nu als Kamer de
verantwoordelijkheid moeten durven nemen en dat we voor deze
vereenvoudigingsslag moeten gaan staan. Ik denk dat het daarna niet moet
blijven bij hoofdlijnenbrieven en algemene taakopdrachten en nog weer
een exercitie à la Van Weeghel, Van Dijkhuizen et cetera en Bouwstenen
voor een beter belastingstelsel, de hele lijst die mevrouw Maatoug heel
uitgebreid heeft opgenoemd in haar eerste blok. En er zijn nog meer
rapporten. Ik denk niet dat we nog weer eens zo'n traject in moeten
gaan. Nee, het komt aan op keuzes en daarbij daag ik het kabinet uit,
maar daag ik ook ons als commissie uit om een samenhangend verhaal neer
te leggen. Het is gewoon een kwestie van keuzes maken en het een beetje
overzien. Dan kun je echt ver komen. Als wij de koppen bij elkaar
steken, denk ik dat we heel ver kunnen komen en vooral ook een aantal
concrete stappen kunnen zetten. Maar het begint dus met de stappen die
vandaag voorliggen. Mijn oproep aan de collega's is dus, ook aan mevrouw
Maatoug, om ondanks de nadelen niet terug te deinzen, maar er doorheen
te bijten.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis. Dan is de heer Flach van de SGP aangeschoven
voor zijn bijdrage. Aan het begin heb ik gedeeld dat we dit zonder
interrupties doen en dat indien er interrupties zijn, die aansluitend
aan de inbreng kunnen worden gedaan. Gaat uw gang.
De heer Flach (SGP):
Dank, voorzitter. Excuus dat ik zo laat pas binnen ben. Ik vind het
oprecht jammer dat ik de bijdragen van de collega's niet heb gehoord,
maar die kan ik terugluisteren in het herfstreces. En dank aan collega
Grinwis voor zijn breedsprakigheid. Soms is het heel lastig, maar in dit
geval was het heel fijn. Dank.
Maar alle gekheid op een stokje. Er staan vier belangrijke wetten op de
agenda, twee op het gebied van SZW en twee over de huurtoeslag. Ik
behandel ze graag even in die volgorde. Allereerst de wet over het
kindgebonden budget. Deze toeslag moet wat de SGP betreft vooral op lage
en middeninkomens gericht worden. Het kabinet kiest ervoor om de
kindbedragen voor de laagste inkomens te verhogen en tegelijk voor het
sneller afbouwen van de toeslag voor hogere inkomens. Op zich kan de SGP
deze lijn steunen, maar zeker in latere jaren, in 2027 en 2028, gaan ook
middeninkomens er soms op achteruit. Dat komt doordat middeninkomens
niet of nauwelijks profiteren van de verhoging van de kindbedragen,
terwijl ze wel steeds meer nadeel hebben van het verhogen van het
afbouwpercentage. In sommige gevallen gaan ze er zelfs op achteruit, en
dat zijn echt niet alleen de hoge middeninkomens. Gezinnen met één kind
die 1,3 keer modaal verdienen, verliezen al een deel van hun
toeslag.
Dit probleem kan eenvoudig worden opgelost door ook het afbouwpunt te
verhogen. Waarom is deze maatregel niet meegenomen in het wetsvoorstel?
Wordt het daardoor niet nog gerichter en slimmer? Doordat het
afbouwpercentage steeds hoger wordt, wordt overigens ook de marginale
druk steeds hoger. In de schriftelijke ronde is daar inmiddels
uitgebreid op ingegaan. Ik kan de regering volgen in de argumentatie dat
het steeds een afweging blijft tussen verschillende belangen natuurlijk.
Toch moeten we dit niet zien als een natuurverschijnsel. Er blijven
politieke keuzes onder liggen. Niet alleen in het kindgebonden budget,
maar zeker ook in ons belastingstelsel.
Tot slot over deze wet. De SGP is van mening dat de hoogste inkomens
deze toeslag niet nodig hebben. Een gezin dat een ton verdient, zou geen
recht moeten hebben op de toeslag. Door de huidige systematiek is het
lastig om dit te regelen, omdat je dan ook snel de middeninkomens raakt.
Kan er niet eens worden onderzocht of een tweede knikpunt, bijvoorbeeld
bij een inkomen van €80.000, werkbaar is? Ik besef heel goed dat daarmee
de marginale druk kan stijgen, maar het kan ook bijdragen aan een meer
gerichte vormgeving van het kindgebonden budget. Graag een
reactie.
Dan het wetsvoorstel afbouw AHK. Over de andere SZW-wet, die gaat over
het niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting, kan ik korter
zijn. Het is een van de oplossingen voor de
alleenverdienersproblematiek. Er zijn in de afgelopen jaren al
tijdelijke oplossingen geweest. Vanaf 2028 komt er een meer structurele
oplossing. De nadelen van dit wetsvoorstel zijn echter nog steeds groot:
de groep wordt elk jaar groter en het probleem blijft langer bestaan.
Als de overdraagbaarheid over een paar jaar weer wordt hervat, gaan
mensen er alsnog op achteruit. Waarom kiest het kabinet niet voor een
meer ruimhartige oplossing, die ook echt het onderliggende probleem
oplost? En ontstaat door al die afzonderlijke deeloplossingen niet juist
opnieuw het risico op problemen?
Achter dit wetsvoorstel zit overigens een bredere problematiek, namelijk
ons enorm ingewikkelde belasting- en toeslagenstelsel, en in feite de
hele sociale zekerheid. Door een samenloop van allerlei regelingen is
het sociaal minimum voor een groep huishoudens niet toereikend. Er moet
nu een fiscale maatregel worden getroffen om deze gevolgen te pauzeren.
Ik ben blij dat dit kabinet ook werk gaat maken van een herziening van
de grondslagen van de uitkeringen. De Raad van State wijst hier ook
terecht op. Wellicht kan de minister hier al een toelichting op
geven.
Voor uitkeringsgerechtigden biedt deze wet een tijdelijke oplossing voor
het probleem van de afbouw van de algemene heffingskortingen. Werkende
eenverdieners hebben ook te maken gehad met een afbouw. Voor hen is de
overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting inmiddels helemaal
afgeschaft, met als gevolg een enorm toegenomen kloof tussen een- en
tweeverdieners. In het eerste blok ben ik daar ook al op ingegaan. Maar
ook hier speelt de vraag welke lessen het kabinet trekt uit deze
lastenverzwaring voor eenverdieners. De maatregelen zijn genomen om meer
mensen betaald werk te laten doen. Maar hoe houdt het kabinet ook
rekening met de lastendruk voor gezinnen?
Voorzitter. Dan stappen we over naar de andere minister, naar de
huurwetten. De huurtoeslag wordt voor veel groepen flink verruimd. Meer
huishoudens kunnen aanspraak maken op de toeslag. De SGP zou veel liever
zien dat we de afhankelijkheid van toeslagen, waaronder de huurtoeslag,
juist verkleinen. Deelt het kabinet die ambitie?
Dit wetsvoorstel laat ook zien dat een vereenvoudiging van een toeslag
al snel gepaard gaat met een verruiming, met meer budget. Wat zijn de
grenzen die het kabinet hierbij hanteert? Kan vereenvoudiging ook een
versobering inhouden? Welke mogelijkheden ziet het kabinet
daarvoor?
Over het voorstel om geen servicekosten meer te subsidiëren zijn wij
kritisch, met name omdat dit heel verschillend kan neerslaan bij
verschillende huishoudtypen. Zo hebben AOW'ers vaak meer van deze
kosten, maar waarschijnlijk ook mensen met een beperking hebben vaak
meer servicekosten. De minister geeft in de beantwoording aan dat er
weinig zicht is op de hoogteverschillen tussen de verschillende
huishoudtypen. Gaan we dan niet maatregelen nemen zonder de effecten
vooraf in beeld te hebben, vraag ik de minister. Hoe wordt voorkomen dat
die kosten inderdaad neerslaan bij een vaak kwetsbare groep? Dat is
natuurlijk wel het risico dat de SGP ziet. Waarom wegen de nadelen van
de hogere kosten voor vaak kwetsbare groepen op tegen de voordelen van
de vereenvoudiging?
Voorzitter. In de andere huurwet die onderdeel is van het Belastingplan
staan ook maatregelen die de huurtoeslag vereenvoudigen, onder andere
door het aantal huishoudtypen te verminderen en door de afbouw van de
huurtoeslag beter vorm te geven. Wij hebben hier al diverse vragen over
gesteld in de schriftelijke ronde. Ik denk dat het goede maatregelen
zijn, die nodig zijn om de huurtoeslag te vereenvoudigen.
Tot zover mijn vragen in eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn wij om 17.55 uur aan het eind gekomen van de
behandeling van het derde blok, waarvoor complimenten! Dank u wel voor
de constructieve wijze van vergaderen. Ik dank ook de bewindspersonen
voor de aanwezigheid.
We gaan verder met de beantwoording en de tweede termijn op 4 november.
Vooraf, in de loop van volgende week, ontvangt u van de griffie een mail
om uw indicatieve spreektijd aan te geven, zodat wij een beetje zicht
hebben op de tijd. We hebben van 11.00 uur tot 23.00 uur de tijd. Het is
fijn om een beetje zicht te hebben op de spreektijden, ook op die van de
bewindspersonen en om te kijken hoe we het debat het beste kunnen
vormgeven. Zo kunnen we de vaart er ook in houden.
Ja, mevrouw Maatoug?
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Wanneer is dat moment? Het hangt natuurlijk ook af van het gegeven dat
de beantwoording deels schriftelijk en deels mondeling wordt gedaan.
Wanneer zijn de bewindspersonen voornemens de schriftelijke
beantwoording op te sturen?
De voorzitter:
Ik hoor aan mijn linkerkant dat dit de tweede helft van volgende week
wordt. Klopt dat? Of kan dat ook nog iets sneller?
Minister Van Hijum:
Ik durf het bijna niet te zeggen, maar ik heb ze al geaccordeerd.
Volgens mij zijn ze dus al onderweg. O, u heeft het over de vragen van
vandaag, over de vragen die vandaag gesteld zijn. Dat durf ik niet te
zeggen.
Staatssecretaris Idsinga:
Even twee dingen. De antwoorden op de vragen van maandag komen morgen.
Daar zit ook een deel in van de vragen die minister Van Hijum meeneemt.
De antwoorden op de vragen die vandaag gesteld zijn, komen volgende
week. Oké? Mooi.
De voorzitter:
Ik hoop dat dit u duidelijkheid geeft en dat u de meeste informatie al
snel, morgen, hebt. Dat zal u ook helpen bij uw voorbereiding van de
beantwoording en de tweede termijn. Ik wens u een goed reces toe. Ik zie
u 4 november weer voor het vervolg van deze vergadering.
Sluiting 17.59 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|