[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Onderzoeksrapporten voor het ontwikkelen van alle talenten van leerlingen in het funderend onderwijs

Primair Onderwijs

Brief regering

Nummer: 2024D41054, datum: 2024-10-25, bijgewerkt: 2024-11-18 15:17, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31293-758).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31293 -758 Primair Onderwijs.

Onderdeel van zaak 2024Z17048:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

31 293 Primair Onderwijs

Nr. 758 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 oktober 2024

In het afgelopen jaar zijn twee grote onderzoeken uitgevoerd, die reflectie bieden op (mogelijke) maatregelen in ons onderwijs voor een goede onderwijsloopbaan voor alle leerlingen. Deze maatregelen zien erop iedere leerling op de best passende plek te krijgen. Zo bieden we iedere leerling steengoed onderwijs met een veilige en stevige basis, waarin zij optimaal kunnen leren lezen, schrijven en rekenen.

Hierbij bied ik de twee rapporten aan. Het eerste is «Kiezen voor kansen», de periodieke rapportage over het in de periode 2017–2023 gevoerde beleid dat ervoor moet zorgen dat alle leerlingen hun talenten in het funderend onderwijs kunnen ontwikkelen. Ook bied ik de eindrapportage van de ex-ante beleidsevaluatie naar het advies van de Onderwijsraad «later selecteren, beter differentiëren» aan.1 Omdat de Onderwijsraad ingrijpende wijzigingen voorstelde, geeft dit onderzoek ook een analyse van alternatieven voor het verbeteren van de overgang van primair naar voortgezet onderwijs voor leerlingen. Aan het slot van deze brief beschrijf ik de ontwikkeling van het aantal brede schoolvestigingen.

Beleidsreactie op de periodieke rapportage «Kiezen voor kansen»

De evaluatie richt zich op de maatregelen die genomen zijn om de onderwijsloopbaan te verbeteren van leerlingen uit gezinnen met een kwetsbare sociaaleconomische positie. Aspecten als opleidingsniveau van de ouders, armoede en gezondheidsverschillen kunnen een impact hebben op de mogelijkheid voor die leerlingen om hun talenten te ontwikkelen. Het doel van de periodieke rapportage is om geregeld de inzichten over de effecten van beleid per thema methodisch verantwoord samen te brengen. Dit rapport geeft ook een indicatie van de orde van grootte van investeringen om zodoende uitspraken te kunnen doen over de doelmatigheid. Uw Kamer is eerder geïnformeerd over de opzet van de rapportage.2

Ik trek drie lessen uit deze evaluatie:

1. Beter zicht op doelmatigheid en doeltreffendheid van onderwijsbeleid

Het ministerie heeft op veel terreinen maatregelen genomen die zich richten op de optimale ontwikkeling van leerlingen. De onderzoekers concluderen dat de doeltreffendheid en doelmatigheid voor vrijwel geen van de maatregelen feitelijk vast te stellen is en dat er voor harde conclusies over het effect van quasi-experimenteel beleidsonderzoek nodig is. Daar zijn goede voorbeelden van, zoals lopende onderzoeken naar de effecten van voor- en vroegschoolse educatie en de evaluatie van het onderwijsachterstandenbeleid in het primair onderwijs (hierna: po). De verwachting is dat de komende jaren steeds meer duidelijk zal worden wat de effecten zijn van deze maatregelen. In het huidige beleid hebben we meer aandacht voor onderzoek en wetenschappelijke onderbouwing van onze beleidsmaatregelen. In dit verband wijs ik bijvoorbeeld op bijgevoegd rapport over het programma School en Omgeving.

2. Eisen aan onderwijskwaliteit en sturing

De aanvullende bekostiging voor het onderwijsachterstandenbeleid in het po en de regeling onderwijskansen in het voortgezet onderwijs (hierna: vo) stellen scholen in staat intensiever onderwijs te organiseren of extra aanbod te creëren voor leerlingen die dat het hardst nodig hebben. Om de effectiviteit van de inzet van de OAB (onderwijsachterstanden)-middelen te kunnen vaststellen, wordt momenteel gewerkt aan de opzet van een monitoringsprogramma. Daarnaast wordt gewerkt aan een wettelijke eis voor evidence-informed werken.3 Nu al werken schoolteams binnen het Programma Ontwikkelkracht (van het Nationaal Groeifonds) aan een verbetercultuur.

3. Een goede basis en een passende plek

Vanuit het collectief belang is iedereen nodig in Nederland. Ik vind dan ook dat elk talent telt. Iedere leerling zijn talenten zo optimaal mogelijk laten ontwikkelen, is een complex en hardnekkig vraagstuk. Factoren in de (thuis)omgeving van de leerling en op school spelen hierin een rol. Verschillen in onderwijskwaliteit, middelen van scholen en het lerarentekort kunnen dat vergroten. Leerlingen komen, onder andere in de overgang naar het vo, nog niet altijd op de voor hen best passende plek terecht. Hier hebben en houden we aandacht voor. Voor- en vroegschoolse educatie, het (gemeentelijk) onderwijsachterstandenbeleid en de onderwijskansenregeling zorgen ervoor dat leerlingen die dat nodig hebben extra (taal)onderwijs ontvangen. De onderzoekers concluderen dat in 2023 twee derde van het budget naar maatregelen ging die aannemelijk of in theorie doeltreffend zijn en naar verwachting een positieve bijdrage leveren aan een goede basis voor leerlingen.

Beleidsreactie op de ex ante beleidsevaluatie

De ex ante beleidsevaluatie gericht op «later selecteren, beter differentiëren» laat zien dat de door de Onderwijsraad geadviseerde stelselwijziging grote consequenties heeft en de kennisbasis en randvoorwaarden op orde moeten zijn voordat dit mogelijk zou zijn. De onderzoekers bevelen aan om vooralsnog het huidige stelsel te behouden, verder te werken aan maatregelen om de eventuele nadelige effecten van vroege selectie te ondervangen en intussen meer kennis op te bouwen over de overgang po/vo. Ik neem deze aanbevelingen over.

Dit kabinet voert geen stelselwijziging door, maar houdt focus op het verbeteren van de onderwijskwaliteit en het terugdringen van het lerarentekort. Wel blijf ik me inzetten om de eventuele nadelige effecten van vroege selectie te ondervangen. Het gaat daarbij onder meer om passende schooladviezen die recht doen aan leerlingen4, de stimuleringsregeling verbinding po-vo, een ontwerpstudie naar een verplicht landelijk leerlingvolgsysteem in het vo en aandacht voor differentiatievaardigheden via het Groeifondsproject Nationale Aanpak Professionalisering Leraren.

Verder werk ik aan het uitbouwen van de kennisbasis om de overgang van het po naar het vo te verbeteren langs de volgende lijnen:

1. Leertrajecten met het onderwijsveld

Het Nationaal Regieorgaan Onderwijs (NRO) zal zes leertrajecten coördineren waarin wetenschappers en het onderwijsveld samen opties onderzoeken om de overgang van po naar vo te verbeteren.

2. Zicht op effect nieuwe maatregel schooladviezen

In schooljaar 2023/2024 hebben leerlingen in groep 8 voor het eerst de doorstroomtoets gemaakt. Een van de doelen van de nieuwe wet is dat leerlingen even veel kans hebben op een plek op de school van hun voorkeur en op de voor hen best passende onderwijsrichting. In de jaarlijkse DUO Monitor Doorstroomtoets en schooladvies rapporteer ik de cijfers van de schooladviezen, de doorstroomtoets en de effecten van bijstelling van het schooladvies op verschillende groepen leerlingen. De Duo Monitor wordt in het voorjaar van 2025 aangeboden aan uw Kamer. De komende jaren volg ik wat de Wetswijziging betekent voor de schoolloopbaan van deze leerlingen en volgende cohorten.

3. Inventarisatie stroomlijnen sectorwetten

Op dit moment kunnen de sectorwetten het voor scholen ingewikkeld maken om samenwerking op te zetten op het grensvlak van de overgang van het po naar het vo, bijvoorbeeld om te werken aan een doorgaande leerlijn met een gezamenlijk onderwijsteam. Daarom inventariseer ik hoe de sectorwetten beter kunnen worden gestroomlijnd. Het «Experiment teambevoegdheid 10–14 Onderwijs» is mede in dit kader verlengd met vijf jaar. Hierdoor zijn leraren flexibeler in te zetten over onderwijssoorten heen.

4. Aantrekkelijkheid brede scholengemeenschappen

Een brede scholengemeenschap met een divers aanbod aan onderwijsrichtingen op dezelfde locatie helpt leerlingen om in de onderbouw van het vo nog eenvoudig te kunnen wisselen van onderwijsrichting om daarmee op een passendere plek te komen. Daarom ontvangen brede scholen die op één locatie hun onderwijs organiseren een aanvullende bekostiging. In 2023 was 41,1 procent van de scholen (op BRIN-niveau) en 5,1 procent van de vestigingen breed georganiseerd, met alle schoolsoorten op één locatie. Dat is vergelijkbaar met de afgelopen jaren.5

Dit kabinet heeft ook scherpe keuzes moeten maken die de brede brugklassen raken.6 Samen met de VO-raad onderzoeken we de aantrekkelijkheid van brede scholengemeenschappen en op welke manier die kan worden vergroot. Daarbij kunnen scholen werk blijven maken van brede brugklassen én brede scholen.

Tot slot

We monitoren op bovenstaande wijze de effectiviteit van beleid voor een passende onderwijsloopbaan voor alle leerlingen, zodat we indien nodig aanpassingen en verbeteringen door kunnen voeren. Zo realiseren we goed onderwijs, waarbij alle leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.L.J. Paul


  1. Kamerstukken II, 35 570 VIII, nr. 218 vergaderjaar 2020/21.↩︎

  2. Kamerstukken II, 31 511, nr. 52, vergaderjaar 2022/23.↩︎

  3. Kamerstukken II, 2023/24, 31 293, nr. 710 & Kamerstukken II, 2022/23, 31 293, nr. 672.↩︎

  4. Conform amendement Paul (VVD) (Kamerstuk 35 671, nr. 10).↩︎

  5. Bij de vereenvoudiging van de bekostiging in het vo heeft uw Kamer verzocht te blijven monitoren welke gevolgen dit had voor de ontwikkeling van het aantal brede scholengemeenschappen en segregatie. Met deze laatste update geef ik invulling aan deze motie: Kamerstukken II, 34 950 VIII, nr. 11, vergaderjaar 2017/18.↩︎

  6. In brede brugklassen zitten leerlingen van meerdere niveaus in één klas. In brede scholengemeenschappen zitten zij samen op één locatie.↩︎