Het onderzoek ‘De herstelopdracht doorgelicht: Een verkenning naar de rechtmatigheid van herstelopdrachten in het funderend onderwijs’
Schriftelijke vragen
Nummer: 2024D41283, datum: 2024-10-29, bijgewerkt: 2024-12-12 10:00, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2024Z17119).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.G.M. Ceder, Tweede Kamerlid (ChristenUnie)
- Mede ondertekenaar: C. Stoffer, Tweede Kamerlid (SGP)
- Mede ondertekenaar: H.M. Krul, Tweede Kamerlid (CDA)
Onderdeel van zaak 2024Z17119:
- Gericht aan: M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Gericht aan: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Indiener: D.G.M. Ceder, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: H.M. Krul, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: C. Stoffer, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2024Z17119
Vragen van de leden Ceder (ChristenUnie), Krul (CDA) en Stoffer (SGP) aan de Minister en Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het onderzoek «De herstelopdracht doorgelicht: Een verkenning naar de rechtmatigheid van herstelopdrachten in het funderend onderwijs» (ingezonden 29 oktober 2024).
Vraag 1
Hoe luidt uw reactie op het onderzoek «De herstelopdracht doorgelicht: Een verkenning naar de rechtmatigheid van herstelopdrachten in het funderend onderwijs» van professor Renée Van Schoonhoven?1
Vraag 2
Hoe taxeert u de conclusie van professor Van Schoonhoven dat er in de praktijk herstelopdrachten gegeven worden die geen (of te weinig) juridische basis kennen?
Vraag 3
Is het waar dat de Inspectie van het Onderwijs herstelopdrachten heeft gegeven die niet zijn gebaseerd op het niet-naleven van een deugdelijkheidseis? Zo ja, in hoeveel gevallen en op welke gronden?
Vraag 4
Deelt u de opvatting dat persoonlijke interpretaties van (het door een bestuur of school voldoen aan) een deugdelijkheidseis van een inspecteur niet mogen leiden tot een herstelopdracht of een sanctie en hoe zorgt de Inspectie van het Onderwijs er intern voor dat zulke situaties maximaal worden vermeden?
Vraag 5
Hoe beschouwt u deze conclusie in relatie tot de wet van de leden Bisschop, Van Meenen en Rog tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht waarin de stimulerende en de toezichthoudende taak meer onderscheiden zijn?2
Vraag 6
Kunt u onderbouwen in hoeverre het de taak van de Inspectie van het Onderwijs is om het onderwijskundige beleid van scholen actief bij te sturen en daarvoor de herstelopdracht als middel in te zetten?
Vraag 7
Op welke manier gaat de Inspectie van het Onderwijs beter en concreter onderscheid maken tussen haar oordelende en stimulerende rol?
Vraag 8
Op welke manier gaat de Inspectie van het Onderwijs ervoor zorgen dat elke geconstateerde tekortkoming en dus gegeven herstelopdracht goed is onderbouwd?
Vraag 9
Bent u het ermee eens dat scholen een ruime eigen pedagogische en didactische ruimte toekomt bij alle vakgebieden, dus ook bij burgerschap? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat deze ruimte nu en in de toekomst gehandhaafd blijft? Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Hoe wilt u voorkomen dat de Inspectie van het Onderwijs herstelopdrachten inzet als verkapt stimuleringsmiddel?
Vraag 11
Gaat de Inspectie van het Onderwijs naar aanleiding van het onderzoek van professor Van Schoonhoven herstelopdrachten intrekken? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?
Vraag 12
Wat doet u om schoolbesturen te wijzen op hun rechten als de Inspectie van het Onderwijs in gebreke blijft en/of onzorgvuldig te werk gaat?
Vraag 13
Wat doet u om schoolbesturen te stimuleren gebruik te maken van de mogelijkheid een bestuursreactie te geven op de bevindingen van de Inspectie van het Onderwijs?
Vraag 14
Bent u ermee bekend dat organisaties in het ringenoverleg soms aangeven dat zij de uitleg van de Inspectie van het Onderwijs niet in overeenstemming vinden met de wet? Vindt u ook dat, om te voorkomen dat individuele scholen last krijgen van een norm die kennelijk betwist wordt, in dit soort situaties nadere bespreking met externen wenselijk is en dat ook het parlement hiervan expliciet op de hoogte gesteld zou moeten worden?