Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Asiel en Migratie op 5 november 2024
Bijlage
Nummer: 2024D42342, datum: 2024-11-06, bijgewerkt: 2024-11-06 15:48, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Asiel en Migratie op 5 november 2024 (2024D42341)
Preview document (🔗 origineel)
Vragen van het lid Piri, K. (GL/PvdA)
Vraag (1):
Waar zijn de aannames in de begroting op gebaseerd?
Antwoord:
Met de besluitvorming bij de Voorjaarsnota 2024 heeft het toenmalige
kabinet gekozen de middelen, gebaseerd op de Meerjaren Productie
Prognose (MPP), tot en met 2026 aan de migratieketen toe te kennen.
Vanaf 2027 is ook de 1 miljard besparing uit het hoofdlijnenakkoord
verwerkt.
Op basis van een nieuwe MPP zal worden bezien welke middelen de komende
jaren nodig zijn voor de asielketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover
besluitvorming plaatsvinden. Het kabinet muteert als de prognoses
daartoe aanleiding geven de budgetten bij de Voorjaarsnota.
Vraag (2):
Zijn de plannen van het kabinet haalbaar plannen over verminderen van
asielinstroom en daarmee bezuinigingen op COA en IND?
Antwoord:
Zoals aangegeven in het Regeerprogramma zet het kabinet in op een breed
pakket aan maatregelen om het asielstelsel ingrijpend te hervormen, de
instroom te beperken en de asielketen per direct te ontlasten. Dit
maatregelenpakket moet in samenhang zorgen voor een daling van de
instroom en een verlaging van de kosten in de asielketen. Op basis van
een nieuwe MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig
zijn voor de asielketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover
besluitvorming plaatsvinden.
Vraag (3):
Hoe draagt het voorgenomen beleid bij aan het doel om de instroom te
beperken?
Antwoord:
Het voorgenomen beleid moet ervoor zorgen dat Nederland behoort tot de
categorie lidstaten met het strengste toelatingsregime van de EU. Zo
voert dit kabinet onder andere een tweestatusstel in om nareis in te
perken, wordt opvang versoberd en de asielvergunning voor onbepaalde
tijd afgeschaft. Hiermee geven we een duidelijk signaal af, en is
Nederland niet langer aantrekkelijker dan andere lidstaten.
In Europees verband zet het kabinet in op een spoedige implementatie van
het Europese asielmigratiepact. Kernonderdeel daarvan is robuuste
procedures aan de buitengrenzen waarmee doormigratie binnen de EU wordt
voorkomen. Kansarmere asielverzoeken worden versneld afgewikkeld gevolgd
door een spoedig vertrek. Om de irreguliere migratie tegen te gaan zet
het kabinet, ook in Europees verband, in op brede, strategische
partnerschappen met relevante migratielanden.
Vraag (4):
Wanneer kan de Kamer een plan verwachten met betrekking tot de
achterstanden en het verkorten van doorlooptijden bij de IND?
Antwoord:
Uw Kamer wordt hier zo spoedig mogelijk over voor het einde van het jaar
over geïnformeerd.
Vraag (5):
Het voornemen om tweestatusstelsel toe te passen zal de werkdruk bij de
IND verhogen. Hoe denkt de minister dat de IND onder deze omstandigheden
komt tot snellere procedures?
Antwoord:
Doel van de wijziging is om meer grip te krijgen op migratie en de asiel
en nareisinstroom naar beneden te stellen. Het invoeren van een
tweestatusstelsel draagt hieraan bij doordat daarmee de mogelijkheden
tot nareis worden beperkt. Als er daadwerkelijk minder aanvragen worden
gedaan, betekent dat minder werk voor de IND.
Vraag (6):
Wat doet de intrekking van de spreidingswet en de afschaffing van de
gemeentelijke taakstelling voor huisvesting met het draagvlak en
veiligheid en wat doet het met de kosten voor de opvang?
Antwoord:
In het Regeerakkoord is een fors pakket opgenomen om de instroom van
asielzoekers te beperken. Het kabinet verwacht dat deze maatregelen hun
vruchten zullen afwerpen en de instroom van asielzoekers
vermindert.
Met het verminderen van de instroom gaat het kabinet er van uit dat de
kosten voor opvang (op termijn) zullen afnemen.
In de opvang zit een grote groep statushouders. Het Rijk zal samen met
de medeoverheden inzetten op uitstroom van statushouders. Hiervoor
worden sobere voorzieningen voor statushouders ingericht. Samen met de
minister van VRO en de medeoverheden wordt een voorstel uitgewerkt voor
het realiseren van deze locaties. Totdat de gemeentelijke taakstelling
huisvesting statushouders is aangepast blijft deze van kracht.
Vraag (7):
De afschaffing vergunning onbepaalde tijd en andere maatregelen; is de
minister het eens dat Nederland een land moet zijn dat mensen in nood
opvang biedt?
Antwoord:
Vreemdelingen die in Nederland asielbescherming vragen doorlopen een
zorgvuldige beoordeling door de IND. Zij die bescherming behoeven
krijgen deze bescherming ook en worden opgevangen door Nederland. Daar
doen de voorgenomen maatregelen van het Kabinet niets aan af. De
asielvergunning voor onbepaalde tijd is een nationale vergunning en
volgt niet uit Europese verplichtingen. Met het afschaffen van deze
vergunning voor onbepaalde tijd kan de asielstatus van de vreemdeling
ook na verloop van tijd worden ingetrokken als de grond van verlening
voor asielbescherming is komen te vervallen en opvang niet langer
noodzakelijk is.
Vraag (8):
Het COA geeft elk jaar 1 miljard extra uit aan crisisnoodopvang. Wat is
de berekening achter deze cijfers?
Antwoord:
Er verblijven op dit moment 30.343 asielzoekers in de noodopvang (zie
website COA). Hierin is de bezetting van tijdelijke gemeentelijke opvang
(TGO, opvolger van crisisnoodopvang) niet opgenomen.
De kosten worden als volgt berekend; de kostprijs van noodopvang is
€55.700 en de locatiegebonden kosten voor reguliere opvang zijn €23.300.
Hierin zijn de persoonsgebonden kosten zoals bijvoorbeeld
gezondheidszorg niet meegenomen. Dit om het vergelijkbaar te maken met
de kostprijs voor noodopvang. Dit betekent dat het verschil in kosten
tussen noodopvang en reguliere opvang €32.400 bedraagt. De extra kosten
voor de crisisnoodopvang komt daarmee uit op € 983.113.200.
Vraag (9):
Er is een plan om het normbedrag voor gemeentelijke opvang van
Oekraïners met 30 procent te verlagen. Net op het moment waarop aan
gemeenten wordt gevraagd 27.000 extra plekken te regelen, wordt de
landelijke vergoeding teruggeschroefd naar een onacceptabel laag niveau.
VNG heeft berekend dat 2 op de 3 gemeenten voor 45 euro per dag geen
opvang kunnen regelen. Wat is de bedoeling van de minister met dit
voorstel, hoe kan het soberder?
Antwoord:
Gemeenten krijgen sinds 2022 een vergoeding vanuit de
Bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraïne (BooO). Dit betreft een
normvergoeding en wordt gebaseerd op een kostprijsonderzoek door een
extern onderzoeksbureau. Als individuele gemeenten niet uitkomen met de
compensatie op basis van dit normbedrag, kunnen zij gebruik maken van de
uitzonderingsbepaling om hun werkelijke kosten te declareren. Dit is een
jaarlijks onderzoek en wordt gedaan in samenwerking met gemeenten en de
VNG. Het onderzoek baseert zich op de huidige kosten van
gemeenten.
Over de uitkomst van dit onderzoek en het normbedrag wordt u op korte
termijn geïnformeerd. Het uitgangspunt hierbij blijft dat gemeenten geen
financieel nadeel ondervinden van de opvangtaak voor ontheemden uit
Oekraïne.
Vraag (10):
Wie beschouwt dit kabinet als echte vluchteling? Graag een
reactie.
Antwoord:
Volgens het vluchtelingenverdrag is een vluchteling iemand die zijn of
haar land van herkomst ontvlucht vanwege gegronde vrees voor vervolging.
Redenen voor vervolging kunnen zijn: ras of nationaliteit, godsdienst,
politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep. Het
kabinet weet zich hieraan gebonden. Maatregelen die het kabinet treft,
worden genomen binnen de kaders van het internationaal en Europees
recht.
Vragen van het lid Vondeling, M. (PVV)
Vraag (11):
Kan de minister toezeggen met man en macht te werken om alle
asielmaatregelen zo snel mogelijk om te zetten in wetgeving?
Antwoord:
Ja, dat kan ik toezeggen.
Vraag (12):
Gaat de minister ervoor zorgen dat ontheemden uit Oekraïne ook een eigen
zorgpremie en eigen bijdrage gaan betalen?
Antwoord:
In het HLA hebben we afgesproken dat de eigen bijdrage voor ontheemden
uit Oekraïne omhoog gaat. Deze afspraken zijn ook overgenomen in het
regeerprogramma. Sinds 1 juli kunnen gemeenten al een eigen bijdrage
heffen. Gemeenten hebben zes maanden om dit te implementeren. Dit is
nodig voor de uitvoerbaarheid. Vanaf 1 januari 2025 is het innen van de
eigen bijdrage door gemeenten verplicht. Bij het onderzoek naar het
verhogen van de eigen bijdrage neem ik ook het betalen van de zorgpremie
mee. Ook hier moeten we goed de uitvoerbaarheid meenemen.
Vragen van het lid Podt, A. (D66)
Vraag (13):
Er kwam een aankondiging van de asielnoodmaatregelenwet en er werd wat
geschoven met plannen uit het regeerprogramma. Wanneer kunnen we de
daadwerkelijke voorstellen verwachten?
Antwoord:
Zoals is aangekondigd in de brief van 25 oktober 2024 wordt het
asielnoodmaatregelenwetsvoorstel zo snel mogelijk uitgewerkt en
ingediend bij uw Kamer.
Vraag (14):
Gapende begroting. Rekenkamer is kritisch. Wat doet het pakket met de
instroom? Is de minister aan het afwachten of doet zij een poging om de
gapende begroting te onderbouwen?
Antwoord:
Met de besluitvorming bij Voorjaarsnota 2024 heeft het vorige kabinet
gekozen de middelen, gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP),
tot en met 2026 aan de migratieketen toe te kennen. Voor het jaar 2027
is 500 miljoen euro en vanaf 2028 is ook de 1 miljard besparing uit het
hoofdlijnenakkoord verwerkt. Tegelijk wordt ook gewerkt aan een stabiele
financiering voor de IND, tevens is de voorjaarsbesluitvorming 2023
besloten tot vaste financiering van het COA. Indien blijkt dat voor de
migratieketen onvoldoende middelen beschikbaar zijn zal op basis van een
nieuwe MPP worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn. Bij
de voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden. Alle inzet
van het kabinet is er op gericht om de instroom te beperken en een
versobering in opvang te realiseren. Het is de verwachting dat op
termijn er minder middelen nodig zijn voor Asiel en Migratie.
Vraag (15):
Wat zegt minister tegen medewerkers in de uitvoering die het gat in de
begroting mogen oplossen? En hoe reageert zij op de rekenkamer die zegt
dat op deze manier de kosten nog meer zullen toenemen?
Antwoord:
Zie antwoord op 14
Met de besluitvorming bij Voorjaarsnota 2024 heeft het vorige kabinet
gekozen de middelen, gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP),
tot en met 2026 aan de migratieketen toe te kennen. Voor het jaar 2027
is 500 miljoen euro en vanaf 2028 is ook de 1 miljard besparing uit het
hoofdlijnenakkoord verwerkt. Indien blijkt dat voor de migratieketen
onvoldoende middelen beschikbaar zijn zal op basis van een nieuwe MPP
worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn. Bij de
voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden. Alle inzet van
het kabinet is er op gericht om de instroom te beperken en een
versobering in opvang te realiseren. Het is de verwachting dat op
termijn er minder middelen nodig zijn voor Asiel en Migratie.
Vraag (16):
Erkent de minister dat inzet op zelfstandige terugkeer zonder
begeleiding, dat mensen helemaal niet vertrekken?
Antwoord:
Vreemdelingen die geen verblijfsrecht (meer) hebben in Nederland moeten
Nederland verlaten. Inzet van het kabinet is dat de vreemdeling
zelfstandig vertrekt. Waar nodig wordt hulp geboden door de DTenV, de
Internationale Organisatie voor Migratie of niet-gouvernementele
organisaties. Bijvoorbeeld in de vorm van een vliegticket of
herintegratieondersteuning. Het grootste deel van de vreemdelingen dat
aantoonbaar uit Nederland vertrekt doet dat zelfstandig. De groep die
niet-aantoonbaar vertrekt, betreft personen die niet langer op het
bekende adres verblijven en waarvan geen nieuw verblijfsadres bekend is.
Hoewel deze vreemdelingen nog in Nederland zouden kunnen verblijven, is
het aannemelijk dat een belangrijk deel Nederland wel degelijk heeft
verlaten, zoals ook beargumenteerd in de verkenning ‘Terechte zorg,
verkeerd aanknopingspunt’.[1] Wanneer een vreemdeling buiten de
vrijwillige vertrektermijn alsnog wordt aangetroffen in het
vreemdelingentoezicht kan worden overgegaan op gedwongen vertrek.
Daarbij kan onder voorwaarden vreemdelingenbewaring worden
toegepast.
[1] J.P.H. Donner & M. den Heijer (2020) Terechte zorg, verkeerd
aanknopingspunt, p. 29.
Vraag (17):
Kan de minister toezeggen dat de samenwerking tussen de
uitvoeringsorganisaties en de LVV in stand gehouden kan worden na de
beëindiging van de financiering?
Antwoord:
Zoals reeds gecommuniceerd heb ik besloten de rijksbijdrage aan de LVV
te beëindigen, daarmee worden ook de samenwerkingsafspraken in het kader
van de LVV beëindigd.
Het blijft voor gemeenten mogelijk om daarbuiten met de
uitvoeringsorganisaties samen te werken. Samenwerking met DTenV ligt
daarbij in de rede aangezien terugkeer in beginsel is aangewezen.
Vraag (18):
Kan de minister toezeggen afspraken te maken met de VNG over stabiele,
voldoende en voorspelbare financiering van de Oekraine-opvang en te
zorgen voor voldoende financiering voor time out locaties?
Antwoord:
Op dit moment is er een stabiele, voldoende en voorspelbare financiering
van de opvang die we in overleg met de VNG hebben opgesteld.
Zo krijgen gemeenten een vergoeding vanuit de Bekostigingsregeling
opvang ontheemden Oekraïne (BooO). Dit betreft een normvergoeding en
wordt gebaseerd op een jaarlijks kostprijsonderzoek dat wordt uitgevoerd
door een extern onderzoeksbureau. Als individuele gemeenten niet
uitkomen met de compensatie op basis van dit normbedrag, kunnen zij
gebruik maken van de uitzonderingsbepaling om hun werkelijke kosten te
declareren. Binnen de huidige afspraken is er ook voldoende financiering
voor time out locaties beschikbaar.
Vraag (19):
Minister heeft een eerdere motie over kleinschalige opvang
geïnterpreteerd als: ´We vervangen noodopvang door grote sobere
opvanglocaties maar kleinschalige opvang kan bijvoorbeeld voor amv´. Dat
was evident niet de strekking van de motie. Graag een reactie van de
minister: wie zitten er precies te wachten op de grotere sobere
opvanglocaties?
Antwoord:
Zoals ik in mijn reactie op de motie heb aangegeven: Momenteel wordt op
grote schaal gebruik gemaakt van dure noodopvang, op bijvoorbeeld
cruiseschepen en in hotels. Deze dure locaties dienen op termijn
vervangen te worden door o.a. in te zetten op grootschalige sobere
opvanglocaties verdeeld over Nederland, opdat hier niet nodeloos
belastinggeld wordt uitgegeven. Hiermee beoog ik voldoende betaalbare
duurzame opvangplekken te realiseren. Tegelijkertijd blijven
kleinschalige opvanglocaties nodig, bijvoorbeeld voor alleenstaande
minderjarige vreemdelingen (amv). Derhalve zal het COA ook kleine
opvanglocaties blijven faciliteren. Ik zal uiteraard ook goed analyseren
welke plannen de commissarissen van de Koning hebben ingediend. Het
besparen van belastinggeld komt ten goede aan de inwoners van
Nederland.
Vragen van het lid Rajkowski, Q. (VVD)
Vraag (20):
Onderhandelingen asielnoodmaatregelenwet: wanneer komen deze wetten?
Bijvoorbeeld het wetvoorstel tweestatusstelsel?
Antwoord:
De wetsvoorstellen gaan zo snel als mogelijk in procedure. Dat geldt ook
voor het wetsvoorstel tweestatusstelsel. Dat voorstel gaat dit najaar in
korte consultatie.
Vraag (21):
Wettelijke taakstelling voor gemeenten wordt geschrapt, dat is heel
goed. Heeft ze hierover contact met minister van VRO? Kan de Kamer met
kerstreces een update ontvangen over wanneer huisvesting wordt
gerealiseerd.
Antwoord:
De taakstelling staat opgenomen in de Huisvestingswet 2014 en valt daarmee onder de verantwoordelijkheid van de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO). Het vaststellen van de hoogte van de taakstelling valt onder mijn verantwoordelijkheid.
Het aanpassen van de taakstelling vereist een aanpassing van de Huisvestingswet.
Ik ben in contact met de minister van VRO over dit voorstel, evenals
over het bevorderen van doorstroom van statushouders in de asielopvang.
Om doorstroom te bevorderen worden sobere voorzieningen ingericht voor
statushouders. Het realiseren van doorstroomlocaties wordt, vanuit een
gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van gemeenten en rijk, sterk
bevorderd. Hiervoor zal ik met de minister van VRO in overleg met de
medeoverheden met een samenhangend pakket komen. Met de minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt geschakeld over de
inburgering.
Vraag (22):
Gevraagd om de brief over overlastgevende asielzoekers en de ondernemers
die hier last van ervaren. Wanneer kunnen we deze brief
verwachten?
Antwoord:
De wens van ondernemers ziet met name op vergoeding van gemiste winst en
omzetderving. Vanwege alle regelgeving op het gebied van staatssteun kan
een vergoeding hiervoor niet zomaar worden toegekend. Er loopt een pilot
in Ter Apel die ziet op vergoeding van schade die is geleden door
inwoners en ondernemers als gevolg van overlastgevende asielzoekers,
maar daar valt deze specifieke vraag buiten. Ik laat met spoed uitzoeken
wat wel mogelijk is en heb de Landsadvocaat om advies gevraagd. Zodra ik
daar uitsluitsel over heb zal ik uw Kamer daarover berichten.
Vraag (23):
Door een uitspraak van de Raad van State kunnen asielzoekers na een
wachttijd van 6 maanden volledig de arbeidsmarkt op. Motie-Becker/Flach
verzocht om dit niet te laten gelden voor veiligelanders. Wanneer kan de
VVD deze uitwerking verwachten?
Antwoord:
Onder de herziene Europese Opvangrichtlijn, onderdeel van het Europese
asiel- en migratiepact, worden asielzoekers waarbij het niet
waarschijnlijk is dat hun aanvraag zal worden ingewilligd, omdat zij uit
een veilig land van herkomst komen, uitgesloten van toegang tot de
arbeidsmarkt. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft als
verantwoordelijke voor de toegang tot de arbeidsmarkt uw Kamer hier op
11 juni jl. per brief over geïnformeerd.
De herziene Opvangrichtlijn moet uiterlijk op 12 juni 2026
geïmplementeerd zijn. De nadere uitwerking van de Motie-Becker/Flach
wordt in dit implementatietraject meegenomen.
Vraag (24):
Ik heb de minister gevraagd de procesbeschikbaarheidslocaties anders in
te richten. Wanneer kunnen we dit voorstel verwachten?
Antwoord:
In april jl. is een brief gestuurd waarin ik heb aangegeven dat de
procesbeschikbaarheidsaanpak (PBA) anders ingericht gaat worden. Het
gaat hier niet zozeer om een andere doelgroep, maar het betreft een
ander juridisch construct. Er is een meldingsplicht voor tweemaal per
dag, de IND versnelt de procedure. Als een asielzoeker zich niet houdt
aan de meldingsplicht of overlast veroorzaakt, dan kan hij naar de
procesbeschikbaarheidslocatie waar er een dagprogramma aangeboden wordt,
waardoor mensen het grootste deel van de dag binnen zijn.
Omdat Ter Apel al lange tijd boven de 2.000 bewoners zat is het helaas
nog niet mogelijk geweest om de PBL daadwerkelijk te openen. Ik ben dat
wel van plan.
Ter Apel zit inmiddels onder de 2.000, zodra dit een maand het geval is,
zullen alle betrokken ketenpartners de organisatie inrichten om de PBA
te starten. Het is de verwachting dat het daarna nog een maand duurt
voordat de PBA operationeel is.
Vraag (25):
T.a.v. beperken VVA bep: kan het voor asielzoekers aantrekkelijker
worden om in te zetten op verblijfsontwijking? Kan het dat er meer
beroepen worden gedaan op art 8 EVRM, of regeling voor langdurige
ingezetenen? Volstaan de werkinstructies van de IND?
Antwoord:
Het beperken van de duur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
(vva-bep), zorgt ervoor dat statushouders vaker dan voorheen verlenging
van de vva-bep zullen moeten aanvragen.
Na 5 jaar kunnen asielstatushouders een aanvraag indienen voor de
EU-langdurig ingezetene status.
De status voor langdurig ingezetene levert een zelfstandig
verblijfsrecht op dat niet afhankelijk is van de eerder verleende
internationale bescherming. Om deze status te verkrijgen dient echter
wel aan een aantal voorwaarden, waaronder het middelenvereiste, te
worden voldaan.
Deze EU status geeft meer zekerheid aan de vreemdeling dan de vergunning
voor bepaalde tijd, los van de duur daarvan.
Ik zie geen verband tussen de verkorte duur van de vergunning en een
beroep op gezinsleven in het kader van art. 8 EVRM.
De IND zal bij het invoeren van deze wijzigingen uiteraard daarop de
instructies – waar nodig – aanpassen.
Vragen van het lid Bontenbal, H. (CDA)
Vraag (26):
Wat gaat deze minister doen om de hoge kosten voor de opvang omlaag te
brengen?
Antwoord:
Zoals aangegeven in het Regeerprogramma zet het kabinet in op een breed
pakket aan maatregelen om het asielstelsel ingrijpend te hervormen, de
instroom te beperken en de asielketen per direct te ontlasten. Dit
maatregelenpakket moet in samenhang zorgen voor een daling van de
instroom en een verlaging van de kosten in de asielketen. Daarbij zet ik
in op de versobering van opvanglocaties en het afstoten van de duurdere
noodopvanglocaties.
Vraag (27):
Hoe worden er voldoende reguliere opvangplekken gerealiseerd?
Antwoord:
Dit kabinet zet in op stevige grip op migratie en daar hoort een forse
beperking van de asielinstroom bij. De effecten van deze voorgenomen
maatregelen zijn nog niet geeffectueerd. Tot dat moment zijn extra
opvangplekken nodig.
Een eerste lezing leert dat de provinciale verslagen optellen tot een
aantal van bijna 80.000 opvangplekken
Daarnaast worden sobere voorzieningen ingericht voor statushouders. Het
realiseren van doorstroomlocaties wordt, vanuit een gemeenschappelijke
verantwoordelijkheid van gemeenten en Rijk, sterk bevorderd. Hiervoor
zullen de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en ik in
overleg met de medeoverheden met een samenhangend pakket komen.
Op termijn zet ik in op duurzame betaalbare opvanglocaties verspreid
over Nederland. In combinatie met een lagere instroom zal daardoor niet
langer gebruik gemaakt hoeven worden van dure noodopvang.
Vraag (28):
Ik hoor graag wanneer de minister haar bestuurlijke verantwoordelijkheid
neemt en eindelijk eens fatsoenlijk in gesprek gaat met burgemeesters en
Commissarissen van de Koning die wel bereid zijn om de opvangproblemen
op te lossen.
Antwoord:
Ik vind het belangrijk dat iedereen die nu in Nederland is ook adequaat
wordt opgevangen. Het COA is in eerste instantie verantwoordelijk voor
deze opvang. Nu de cdk’s de provinciale opvang voornemens kenbaar hebben
gemaakt, zullen eerst gesprekken op ambtelijk niveau en daarna op
bestuurlijk niveau plaatsvinden. Waar nodig en nuttig ook met het lokaal
bestuur.
Vraag (29):
Kan de minister uitleggen waarom zij financiering IND en COA niet
bijvoorbeeld vijf jaar vooruit wil plannen?
Antwoord:
Met de besluitvorming bij Voorjaarsnota 2024 heeft het vorige kabinet
ervoor gekozen de middelen gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose
(MPP) aan de migratieketen toe te kennen. Vanaf 2027 is ook de 1 miljard
besparing uit het hoofdlijnenakkoord verwerkt.
Tegelijk wordt ook gewerkt aan een stabiele financiering voor de IND,
tevens is de voorjaarsbesluitvorming 2023 besloten tot vaste
financiering van het COA. Met de vanaf 2027 beschikbare middelen in de
begroting is het niet mogelijk om deze stabiele capaciteit van 41.000
opvangplekken aan te blijven houden. Daarmee is de structurele
financiering van de vaste voorraad vooralsnog niet geborgd in de
Rijksbegroting. Op basis van een nieuwe MPP wordt bezien welke middelen
de komende jaren nodig zijn. Bij de voorjaarsnota zal hierover
besluitvorming plaatsvinden.
Indien blijkt dat voor de migratieketen onvoldoende middelen beschikbaar
zijn zal op basis van een nieuwe MPP worden bezien welke middelen de
komende jaren nodig zijn. Bij de voorjaarsnota zal hierover
besluitvorming plaatsvinden. Het kabinet muteert als de prognoses
daartoe aanleiding geven de budgetten bij Voorjaarsnota. Alle inzet van
het kabinet is er op gericht om de instroom te beperken en een
versobering in opvang te realiseren.
Vraag (30):
In het rapport van de staatscommissie demografische ontwikkelingen wordt
geadviseerd om te werken met bandbreedtes. Kan het kabinet een voorstel
doen hoe deze bandbreedtes gebruikt kunnen worden?
Antwoord:
Een voorstel ten aanzien van bandbreedtes raakt niet alleen het
asieldomein maar breder en vraagt afstemming met het kabinet. Een
voorstel kan ik dan ook niet toezeggen. Het debat op 4 december naar
aanleiding van het rapport van de Staatscommissie is het moment om
hierover met elkaar in gesprek te gaan.
Vraag (31):
Er zijn tot nu toe nul maatregelen genomen door deze regering. Wanneer
komt er actie? Wanneer komen deze maatregelen in de MR? Wanneer kunnen
ze in werking treden?
Antwoord:
De wetsvoorstellen gaan zo snel als mogelijk in procedure. Uiteraard
streef ik naar zo spoedig mogelijke inwerkingtreding.
Vraag (32):
Is het niet noodzakelijk om een bijzondere regeling te maken voor landen
die te maken hebben met migranten die doelbewust door Rusland/Wit
Rusland over de grens worden gezet met het doel Europa te
destabiliseren?
Antwoord:
Onderdeel van de nieuwe Europese asielregels is de zogenoemde
Crisisverordening, nr. (EU) 2024/1359. In die verordening is expliciet
opgenomen dat onder een crisis ook het ‘instrumentaliseren van
asielstromen’ valt.
Met instrumentalisering van asielstromen wordt gedoeld op de situatie
waarin een derde land of een vijandige niet-statelijke actor het verkeer
van onderdanen van derde landen of staatlozen naar de buitengrenzen van
de Unie of naar een lidstaat aanmoedigt of vergemakkelijkt, waarbij
dergelijke acties wijzen op het voornemen van een derde land of een
vijandige niet-statelijke actor om de Unie of een lidstaat te
destabiliseren.
Is er sprake van een dergelijke situatie, dan mag de getroffen lidstaat
of lidstaten gebruik maken van de in de Crisisverordening specifiek
opgesomde derogaties van de Europese asielregels en aanspraak doen op
solidariteit van andere lidstaten.
Enkele lidstaten hebben de discussie aangezwengeld of er niet meer
handelingsperspectief nodig is. De nieuwe Europese Commissie lijkt
bereid ernaar te kijken. Het kabinet wacht eventuele voorstellen
af.
Vraag (33):
De tweede vraag is: we willen dat de minister beziet of een snellere
invoering van het Europese migratiepact mogelijk is.
Antwoord:
De EU-wetgeving van het asiel- en migratiepact geldt pas per 12 juni
2026. Dit is in die wetgeving neergelegd.
De periode tot 12 juni 2026 moeten de lidstaten gebruiken om zich voor
te bereiden op de nieuwe wetgeving, zodat vanaf die datum hun nationale
procedures en wet- en regelgeving in overeenstemming zijn met de nieuwe
EU-wetgeving. Dat zal voor alle lidstaten, ook voor Nederland, een grote
uitdaging zijn, omdat het gaat om een herziening van het gehele
asielstelsel zowel in uitvoering als in wetgeving.
Voorafgaande aan 12 juni 2026 neemt het kabinet wel meerdere
(wetgevende) maatregelen o.a. in het kader op het nationale
asielhervormingspakket, zoals het afschaffen van de asielvergunning voor
onbepaalde tijd en het één-status-stelsel. Daarbij gaat het om
maatregelen die zowel passen binnen de huidige EU-asielregels als binnen
de nieuwe EU-asielregels.
Het is ook van belang om te kijken naar maatregelen in Europa die al
voor die tijd genomen kunnen worden. Bijvoorbeeld als het gaat om de
naleving van Dublin, of grenzenpilots zoals die eerder werden opgestart
in Bulgarije. Dat is ook waar Nederland de Europese Commissie toe heeft
opgeroepen, bijvoorbeeld op de Europese Raad van oktober jl.
Vraag (43):
We willen ervoor pleiten dat Nederland met alle handelsverdragen die ze
met andere landen sluit, expliciet afspraken maakt over de terugname van
uitgeprocedeerde asielzoekers.
Antwoord:
Het kabinet werkt aan het sluiten van brede partnerschappen met
relevante landen van herkomst, opvang en doorreis in de context van
migratie. Daarin speelt het maken van afspraken over de terugkeer van
uitgeprocedeerde asielzoekers, waar dat nodig is, een belangrijke rol.
Partnerschappen worden ontwikkeld op basis van wederzijdse belangen. Dat
betekent dat samenwerking naast migratie ook over andere onderwerpen,
zoals economische samenwerking of handel kan gaan.
Tevens is het kabinet van mening dat ook negatieve maatregelen in moeten
kunnen worden gezet wanneer migratiesamenwerking moeizaam gaat. Denk aan
visummaatregelen in het kader van artikel 25bis uit de Visumcode. Tot
slot zet Nederland erop in om bij het maken van nieuwe afspraken over
toegang tot de Europese markt voor de economisch minst ontwikkelde
landen ook een link met terugkeer op te nemen.
Vragen van het lid Boomsma, D (NSC)
Vraag (34):
Kan minister bevestigen dat met elk wetsvoorstel een goede
uitvoeringstoets plaatsvindt?
Antwoord:
Zoals in het regeerprogramma is opgenomen komt nieuw beleid tot stand
met oog voor haalbaarheid en uitvoerbaarheid.
Vraag (35):
Kan minister planning/tijdplan aanleveren met betrekking tot
financiering opvang?
Antwoord:
De financiering van de organisaties binnen de migratieketen is gebaseerd
op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Indien blijkt dat voor de
migratieketen onvoldoende middelen beschikbaar zijn zal op basis van een
nieuwe MPP worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn. Dit
geldt dus ook voor de financiering van de opvang. Bij de voorjaarsnota
2025 zal hierover besluitvorming plaatsvinden.
Vraag (36):
Van belang dat de overlegstructuren t.b.v. opvang wel gehandhaafd
blijven. Kan de minister dat toezeggen?
Antwoord:
Onder de huidige omstandigheden zie ik voor nu geen reden om de
bestaande overlegstructuren te wijzigen. Aan de Landelijke Regietafel,
de hoogambtelijke regietafels alsmede de provinciale regietafels onder
voorzitterschap van de CdK’s zullen de vraagstukken met betrekking tot
migratie, opvang en huisvesting besproken worden.
Vraag (37):
Niet bekend of kinderen onderwijs volgen, kan de minister dit wel gaan
doen? En ingaan op de noodkreten van de kinderombudsman over kinderen in
de noodopvang en welke stappen gaat zij zetten om er voor te zorgen dat
jonge kinderen allemaal op passende plekken komen en zo min mogelijk
hoeven te verhuizen.
Antwoord:
Ik erken dat het onderwijs op noodopvanglocaties lastig te organiseren
is. Plotselinge verhuisbewegingen en incidentele toestroom van
leerlingen zijn voor scholen minder voorspelbaar en planbaar, waardoor
het onderwijs moeilijker te organiseren is rond noodopvanglocaties dan
reguliere azc’s. Ik heb daarom grote waardering voor de inzet die
scholen in zowel primair als voortgezet onderwijs plegen om leerlingen
die in noodopvanglocaties verblijven zo snel mogelijk een
onderwijsaanbod te bieden.
Het ministerie van OCW heeft tijdelijke wetgeving mogelijk gemaakt om
scholen extra ruimte te bieden om de onderwijscapaciteit op te schalen.
Een regulier onderwijsaanbod is echter altijd te verkiezen boven een
tijdelijke plek in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
Alle inzet van het COA is er op gericht om kinderen zo weinig mogelijk
verhuisbewegingen te laten maken en zo min mogelijk in
noodopvanglocaties te plaatsen. Dit lukt met de huidige druk op de
opvangcapaciteit onvoldoende.
Vraag (38):
Op dit moment blijven veel statushouders in de azc’s. Dit kost ook 600
miljoen euro extra per jaar. Nu zal worden ingezet op
doorstroomlocaties. NSC denkt dat je ook moet inzetten op meer splitsen
en woningdelen. Hoe wil de minister dat gaan stimuleren?
Antwoord:
Ik ben met de minister van VRO in gesprek over het bevorderen van de
doorstroom van statushouders uit de asielopvang. Om doorstroom te
bevorderen worden sobere voorzieningen ingericht voor statushouders. Het
realiseren van doorstroomlocaties wordt, vanuit een gemeenschappelijke
verantwoordelijkheid van gemeenten en rijk, sterk bevorderd. Hiervoor
zal ik met de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in
overleg met de medeoverheden met een samenhangend pakket komen. Door de
minister van VRO wordt onderzocht hoe bestaande gebouwen beter kunnen
worden benut. Uw Kamer is hierover op 18 oktober jl. door de minister
van VRO geïnformeerd.
Vraag (39):
Wat is het plan en de tijdlijn van de procesbeschikbaarheidslocaties?
Hoeveel van deze locaties komen er en per wanneer?
Antwoord:
Eerste deel gelijk aan 24
In april jl. is een brief gestuurd waarin ik heb aangegeven dat de
procesbeschikbaarheidsaanpak (PBA) anders ingericht gaat worden. Het
gaat hier niet zozeer om een andere doelgroep, maar het betreft een
ander juridisch construct. Er is een meldingsplicht voor twee maal per
dag en de IND versnelt de procedure. Als een asielzoeker zich niet houdt
aan de meldingsplicht of overlast veroorzaakt, dan kan hij naar de
procesbeschikbaarheidslocatie waar er een dagprogramma aangeboden wordt,
waardoor mensen het grootste deel van de dag binnen zijn.
Omdat Ter Apel al lange tijd boven de 2.000 bewoners zat is het helaas
nog niet mogelijk geweest om de PBL daadwerkelijk te openen. Ik ben dat
wel van plan.
Ter Apel zit inmiddels onder de 2.000, zodra dit een maand lang het
geval is, zullen alle betrokken ketenpartners de organisatie inrichten
om de PBA te starten. Het is de verwachting dat het daarna nog een maand
duurt voordat de PBA operationeel is.
Ik ben voornemens zo snel mogelijk de PBA uit te breiden en hierover
worden ook met 2 andere gemeenten gesprekken gevoerd.
Vraag (40):
N.a.v. opvang Oekraïense ontheemden: gaan gemeenten vanaf 1 januari 2025
eigen bijdrage innen?
Antwoord:
Dit is per 1 januari 2025 verplicht voor de gemeenten.
Vraag (41):
De BRP achterstanden zouden worden weggewerkt, maar dat wordt al jaren
beloofd. Welke minister is er verantwoordelijk voor? Welke stappen
worden gezet om de stappen te versimpelen van de BRP straten? Hoeveel
extra straten worden gerealiseerd in hoeveel gemeenten?
Antwoord:
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is
betrokken vanwege de verantwoordelijkheid voor de wet BRP. In de wet BRP
zijn de verschillende verantwoordelijkheden voor de BRP vastgelegd. BZK
heeft de rol als stelselverantwoordelijk ministerie. Het Ministerie van
Asiel en Migratie is verantwoordelijk voor en opdrachtgever van de IND
en het COA die een rol hebben o.a. inzake de informatieaanlevering
richting gemeenten.
Gemeenten (de colleges van burgemeester en wethouders) zijn
verantwoordelijk voor de inschrijving in de BRP. Specifiek voor de
eerste inschrijving van vergunninghouders en asielzoekers in de BRP is
afgesproken dat dit wordt gedaan door een aantal aangewezen gemeenten.
De benodigde expertise is daar gebundeld.
BZK heeft, samen met AenM specifieke uitkeringen (SPUK) verstrekt aan de
gemeente Amsterdam en de gemeente Gilze en Rijen om in de periode van
november 2024 tot medio 2025 16.500 achterstallige inschrijvingen in de
BRP weg te werken. Met deze grootschalige actie zou een groot deel van
de achterstand per medio 2025
weggewerkt moeten zijn. Dit is ook toegelicht in mijn kamerbrief van 25
oktober jl.
Daarnaast worden gesprekken gevoerd met drie andere gemeenten over het
openen van nieuwe inschrijfvoorzieningen voor structurele verhoging van
de inschrijfcapaciteit. Begin 2025 zal duidelijk worden welke gemeenten
een BRP-straat gaan openen en welke inschrijfcapaciteit daarmee gepaard
gaat.
Vraag (42):
Het aanvragen van een tewerkstellingsvergunning duurt maanden vanwege de
vrees voor uitbuiting. Dit kan toch ook anders worden opgelost? Voor
Oekraïense ontheemden geldt alleen een meldplicht. Waarom kan ook niet
voor asielzoekers worden volstaan met een meldplicht, zeker als al
vaststaat dat deze mensen kunnen werken en zij een BSN hebben?
Antwoord:
Ontheemden die onder de Richtlijn Tijdelijke bescherming Oekraïne
vallen, mogen arbeid in loondienst verrichten in Nederland zonder
tewerkstellingsvergunning. De Ontheemden uit Oekraïne hebben geen
meldplicht. De werkgever heeft wel een meldplicht. Dit houdt in dat een
werknemer bij UWV moet melden dat een ontheemde uit Oekraïne in het
bedrijf werkt. Voor asielzoekers geldt dat zij op basis van een
tewerkstellingsvergunning in Nederland mogen werken. Daarvoor volstaat
een meldplicht niet.
Vraag (44):
Hoe gaat het kabinet zorgen voor betere monitoring van mensenrechten bij
het sluiten van migratiedeals? Is er een protocol nodig waar afspraken
aan getoetst kunnen worden?
Antwoord:
Alle afspraken die met derde landen worden gesloten op het gebied van
migratie moeten voldoen aan alle internationale wet- en regelgeving.
Daar houdt het kabinet het oog op en vragen we ook op het EU-niveau
constant aandacht voor. Dat doet Nederland ook bilateraal waar dat
relevant en noodzakelijk is. Deze Europese inzet werpt ook zijn vruchten
af, op aandringen van Nederland wordt er door de Europese Commissie werk
gemaakt van onafhankelijke monitoring van besteding van migratiemiddelen
in derde landen. Nederland financiert bovendien diverse programma’s met
VN-instellingen die tot doel hebben migranten en slachtoffers van
mensenhandel te beschermen. Ook hier gaat een normerende werking van
uit. Op dit onderwerp ligt eveneens een aangenomen motie van het lid
Ceder (CU), waar het kabinet uitvoering aan geeft.[1]
[1] Kamerstukken II, 2024-2025, 21 501-20, nr. 2116.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag (45):
Waar blijft het plan van deze minister voor kortere procedures?
Antwoord:
Naast het antwoord op de vraag van het lid Piri (GroenLinks- PvdA) over
de achterstanden en het verkorten van doorlooptijden bij de IND, het
volgende. De maatregelen van het regeerprogramma, zoals het afschaffen
van de voornemenprocedure en het verplichte aanmeldgehoor, in combinatie
met de nieuwe Europese asielwetgeving van het asiel- en migratiepact,
biedt mogelijkheden voor de IND tot het inrichten van meer efficiënte
procedures. Deze maatregelen worden uitgewerkt en gaan zo snel als
mogelijk in procedure
Vragen van het lid Zanten, C. van (BBB)
Vraag (46):
Ik hoor graag van de minister hoe en wanneer zij motie over uitzetten
criminele asielzoekers gaat uitvoeren.
Antwoord:
Het kabinet werkt momenteel uit hoe uitvoering kan worden gegeven aan de
motie. De verwachting is dat uw Kamer in het eerste kwartaal van 2025
hierover wordt geïnformeerd.
Vraag (47):
Waarom wordt de asielprocedure niet automatisch stopgezet of verblijf
ingetrokken wanneer blijkt dat een asielzoeker terug is gereisd naar
land van herkomst? Het blijkt dat dit ook gebeurt in andere lidstaten.
Kan hierover samen worden gewerkt met andere lidstaten?
Antwoord:
Indien een asielzoeker tijdens de procedure terugkeert naar het land van
herkomst dan wordt de asielaanvraag buiten behandeling gesteld.
In het geval van een vreemdeling met een asielvergunning werkt de IND al
samen met de KMar en andere ketenpartners om te controleren of
vreemdelingen met een asielvergunning naar hun herkomstland zijn
gereisd. Als wordt geconstateerd dat vreemdelingen met een
asielvergunning hun herkomstland hebben bezocht, dan start de IND in de
regel een herbeoordelingsprocedure. In deze procedure wordt individueel
beoordeeld of de asielvergunning kan worden ingetrokken. Intrekken kan
als de grond voor verlening is komen te vervallen en gebleken is dat
bescherming niet langer nodig is en vindt plaats conform de
EU-regelgeving.
Vraag (48):
Zweden voert actief campagne dat het land het strengste asielbeleid van
de EU heeft. Graag horen wij van de minister of zij dit ook van plan is?
In Zweden heeft nog maar 1 op de 4 asielzoekers recht op verblijf, hoe
kijkt de minister hier naar? Kan zij toelichten in welk opzicht hun
procedure strenger is dan die van ons?
Antwoord:
Het strenge Zweedse migratiebeleid is mij bekend, daar heb ik met mijn
Zweedse collega over gesproken. Wij denken hetzelfde over het te behalen
doel: het tegengaan van irreguliere migratie. Om dit te bereiken, zet
het kabinet binnen de programmering van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken reeds in op informatievoorziening in derde landen. Dat staande
beleid zetten we door. Zonder dat ik op dit moment het genoemde aandeel
van ‘1 op 4’ kan bevestigen, kan ik wel bevestigen dat in veel EU-landen
het inwilligingspercentage in asielzaken lager is dan in Nederland. Dat
is extra reden om in te zetten op een maximaal restrictief
toelatingsbeleid. Waar mogelijk proberen we te leren van andere
lidstaten. Sinds kort wordt de Kamer door mij ook periodiek geïnformeerd
over wijzigingen in asielbeleid van andere EU-landen.
Vraag (49):
Van 2026 naar 2027 gaat er bijna 7 miljard euro van de begroting van de
uitvoering af. Nu is BBB ervan overtuigd dat de maatregelen de instroom
significant naar beneden zullen brengen. Maar ik maak mij wel zorgen
over de onderbouwing. Hoe staat dit met elkaar in verhouding, kan de
minister dat toelichten?
Antwoord:
Met de besluitvorming bij Voorjaarsnota 2024 heeft het vorige kabinet
gekozen de middelen, gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP),
tot en met 2026 aan de migratieketen toe te kennen. Voor het jaar 2027
is 500 miljoen euro en vanaf 2028 is ook de 1 miljard besparing uit het
hoofdlijnenakkoord verwerkt. Indien blijkt dat voor de migratieketen
onvoldoende middelen beschikbaar zijn zal op basis van een nieuwe MPP
worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn. Bij de
voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden. Alle inzet van
het kabinet is er op gericht om de instroom te beperken en een
versobering in opvang te realiseren. Het is de verwachting dat op
termijn er minder middelen nodig zijn voor Asiel en Migratie.
Vragen van het lid Baarle, S. van (DENK)
Vraag (50):
Kan de minister eindelijk eens concreet aangeven door welke maatregelen
in het pakket tot hoeveel minder asielzoekers zal leiden in de jaren
daarop?
Antwoord:
De daadwerkelijke instroom van asielzoekers is afhankelijk van diverse
interne en externe factoren, binnen en buiten het migratiedomein.
Daarbij is het door het kabinet te verwachten effect op de instroom niet
het gevolg van afzonderlijke maatregelen, maar een pakket aan
maatregelen op het brede terrein van migratie en asiel. Door tot de
categorie van strengste toelatingsregime van de EU te behoren geeft
Nederland een duidelijk signaal af, en is Nederland niet langer
aantrekkelijker dan andere lidstaten. Ook in Europees verband zet het
kabinet in op het tegengaan van irreguliere migratie. Op basis van dit
totaal pakket is de verwachting dat de instroom wordt beperkt, zonder
dat daar een getal aan gehangen kan worden. Zodra de effecten hiervan
bekend zijn, wordt dit opgenomen in de MPP.
Vraag (51):
Hoe komt de minister tot de hallucinante verwachting dat 2027 de
instroom van 25000 zal zijn, terwijl ze niet eens het effect weet van de
maatregelen?
Antwoord:
Met de besluitvorming bij Voorjaarsnota 2024 heeft het vorige kabinet
gekozen de middelen gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP)
tot en met 2026 aan de migratieketen toe te kennen. Voor het jaar 2027
is 500 miljoen euro en vanaf 2028 1 miljard besparing uit het
hoofdlijnenakkoord verwerkt.
Alle inzet van het kabinet is er op gericht om de instroom te beperken
en een versobering in opvang te realiseren. Het is de verwachting dat op
termijn er minder middelen nodig zijn voor de asielketen.
De instroomcijfers uit de begroting zijn vooralsnog gebaseerd op het
beschikbare financiële kader. Indien blijkt dat voor de migratieketen
onvoldoende middelen beschikbaar zijn zal op basis van een nieuwe
MPP worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn. Bij de
voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden.
Vraag (52):
Hoe kan de minister een recordbezuiniging inboeken als de instroom nog
moet dalen?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 14
Met de besluitvorming bij Voorjaarsnota 2024 heeft het vorige kabinet
gekozen de middelen gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP)
tot en met 2026 aan de migratieketen toe te kennen. Voor het jaar 2027
is 500 miljoen euro en vanaf 2028 is ook de 1 miljard besparing uit het
hoofdlijnenakkoord verwerkt.
Indien blijkt dat voor de migratieketen onvoldoende middelen beschikbaar
zijn zal op basis van een nieuwe MPP worden bezien welke middelen de
komende jaren nodig zijn. Bij de voorjaarsnota zal hierover
besluitvorming plaatsvinden.
Alle inzet van het kabinet is er op gericht om de instroom te beperken
en een versobering in opvang te realiseren. Het is de verwachting dat op
termijn er minder middelen nodig zijn voor Asiel en Migratie.
Vraag (53):
Hoe kun je de afspraak van 41.000 plekken bij het COA realiseren?
Antwoord:
Bij voorjaarsnota 2023 is afgesproken dat het Rijk een vaste capaciteit
van 41.000 opvangplekken met bijbehorende personele bezetting meerjarig
(stabiel) financiert. Er wordt
niet afgeschaald onder deze vaste capaciteit van opvangplekken van
reguliere kwaliteit. Van belang is dat het COA hierdoor beter kan
anticiperen op fluctuaties in de bezetting tegen lagere kosten voor
personeel en huisvesting dan bij noodopvang het geval is. Als er minder
opvangplekken benodigd zijn, dan kan de huisvesting gebruikt worden voor
andere doelgroepen.
Met de vanaf 2027 beschikbare middelen in de begroting is het niet
mogelijk om deze stabiele capaciteit van 41.000 opvangplekken aan te
blijven houden. Daarmee is de structurele financiering van de vaste
voorraad vooralsnog niet geborgd in de Rijksbegroting. Op basis van een
nieuwe MPP wordt bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn. Bij
de voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden.
Vraag (54):
Waarom gaat de minister het participeren van nieuwkomers bemoeilijken?
Hoe gaat ze eerder toestaan om asielzoekers te laten werken?
Antwoord:
Het is juist de inzet van dit kabinet om de procedures te versnellen
zodat een ieder die hier asiel aanvraagt weet of hij mag blijven of
juist het land moet verlaten.
Er wordt ingezet op een fors lagere asielinstroom zodat er minder
asielaanvragen komen en de IND de achterstanden kan wegwerken en de
doorlooptijden kan verkorten. Hiervoor zijn geen eenvoudige oplossingen
meer. De IND werkt hard aan een plan om de productie te verhogen,
daarbij zetten ze in op slimmer werken, complexiteit verminderen en waar
nodig extra personeel werven.
Uitgangspunt van het kabinet is dat mensen die hier komen ook een
bijdrage moeten leveren. Als asielzoekers langer dan zes maanden in
procedure zitten kunnen zij, onder voorwaarden, werken, het kabinet
stimuleert dit ook.
Vraag (55):
Zijn alle asielplannen en wetsvoorstellen al juridisch getoetst? En kan
de minister al deze individuele wetsvoorstellen toetsen voor de tweede
termijn en de resultaten met de kamer delen?
Antwoord:
Zoals aangegeven in het regeerprogramma wordt bij het opstellen van
concrete voorstellen tot wet- en regelgeving scherp getoetst op
verenigbaarheid met de Grondwet, het Europese en internationale recht.
Bij het doorlopen van het wetstraject vindt onder meer de gebruikelijke
toetsing door de Raad van State plaats. Na advisering door de Raad van
State worden de voorstellen aan u voorgelegd en kunt u er een oordeel
over vellen.
Vraag (56):
Waar zouden de Syrische Nederlanders naartoe gestuurd moeten worden?
Welke delen van Syrië zijn veilig?
Antwoord:
Momenteel geldt het beleidsmatige uitgangspunt dat Syriërs bij terugkeer
in beginsel een reëel risico lopen op ernstige schade. Voor wat betreft
de veiligheidssituatie per provincie is aangenomen dat er in geen
provincie sprake is van een zo extreme mate van willekeurig geweld dat
de loutere aanwezigheid al reden is voor asielbescherming. Syriërs die
terugkeren naar Syrië kunnen echter blijkens de tekst van het vorige
ambtsbericht geconfronteerd worden met willekeurige
mensenrechtenschendingen bij die terugkeer.
Nog dit jaar zal een nieuw ambtsbericht gepubliceerd geworden aan de
hand waarvan het beleid herzien zal worden. Het is de inzet van het
kabinet om het landenbeleid Syrië aan te scherpen.
Indien de beschrijving van dat ambtsbericht ruimte biedt om weer te
volstaan met een individuele beoordeling en een deel van de aanvragen
kan worden afgewezen, is het de inzet van het kabinet om de terugkeer
van Syriërs ter hand te nemen. Daartoe zal het kabinet als onderdeel van
het ambtsbericht waar mogelijk ook veilige terugkeerroutes in kaart
brengen.
Vragen van het lid Teunissen, C. (PvdD)
Vraag (57):
Wat is de wetenschappelijke onderbouwing dat de door het kabinet beoogde
maatregelen ook daadwerkelijk tot een daling van de aantallen
asielzoekers zou leiden en daarmee de voorgenomen bezuiniging zouden
dragen?
Antwoord:
De Meerjaren Productie Prognose helpt inzichtelijk te maken welke
ontwikkelingen in het asieldomein te verwachten zijn, zodat vervolgens
kan worden bezien welke consequenties en handelingsperspectieven hieraan
verbonden moeten worden. Door middel van een rekenmodel worden
verschillende scenario's geschetst met betrekking tot mogelijke in-,
door en uitstroom in de migratieketen. Op basis hiervan wordt een
minimum, medio en maximum scenario opgesteld. Wanneer het nieuwe beleid
concreet is uitgewerkt en de effecten hiervan in beeld gebracht kunnen
worden, zullen deze onderdeel zijn van de prognoses.
Met de besluitvorming bij Voorjaarsnota 2024 heeft het vorige kabinet
ervoor gekozen de middelen gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose
(MPP) tot en met 2026 aan de migratieketen toe te kennen. Voor het jaar
2027 is 500 miljoen euro en vanaf 2028 is ook de 1 miljard besparing uit
het hoofdlijnenakkoord verwerkt.
Alle inzet van het kabinet is er op gericht om de instroom te beperken
en een versobering in opvang te realiseren. De instroomcijfers uit de
begroting zijn vooralsnog gebaseerd op het beschikbare financiële kader.
Indien blijkt dat voor de migratieketen onvoldoende middelen beschikbaar
zijn zal op basis van een nieuwe MPP worden bezien welke middelen de
komende jaren nodig zijn. Bij de voorjaarsnota zal hierover
besluitvorming plaatsvinden.
Vraag (58):
Zowel de Raad voor het Openbaar Bestuur als de Adviescommissie voor
Vreemdelingenzaken hebben eerder geadviseerd om meer geld aan gemeenten
te geven om naar eigen inzicht en met oog voor sociale samenhang mensen
op te vangen. Op welke wijze neemt de minister dit advies mee in haar
beleid?
Antwoord:
Gemeenten spelen een belangrijke rol in het faciliteren van asielopvang.
Op grond van de Wet COA is het mogelijk dat gemeenten zelf
opvanglocaties exploiteren. Dit geeft gemeenten die willen exploiteren
de mogelijkheid en ruimte om de opvang naar eigen inzicht in te richten.
En vanzelfsprekend worden gemeenten in dat geval ook voor die
exploitatie gefinancierd. Dit sluit dus aan bij het advies van de ROB en
de AM.
Vragen van het lid Dijk, D.J.H. van (SGP)
Vraag (59):
Kan de minister aangeven wanneer de Kamer welk asielvoorstel kan
verwachten?
Antwoord:
De wetsvoorstellen gaan zo snel als mogelijk in procedure.
Vraag (60):
Hoe gaat de herinvoering van binnengrenscontroles uitzien en hoe gaan we
ervoor zorgen dat binnengrenscontrole onze economie niet schaadt?
Antwoord:
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag
76.
Vraag (61):
Duitsland werkt aan Dublincentra aan de grens. Gaat Nederland dit
voorbeeld volgen?
Antwoord:
Bij uitvoering van de binnengrenscontroles zal Nederland nauw
samenwerken met Duitsland, dat reeds eerder die controles heeft
ingevoerd. Daarbij zal ook gekeken worden in hoeverre het opportuun en
nuttig is Duitse (aanpalende) maatregelen over te nemen.
Vraag (62):
SGP zet in op robuuste en wendbare asielketen met bijbehorende
financiering; door deze bezuiniging verdwijnt zelfs het budget voor de
vaste voorraad vanaf 2027. Ik had gehoopt dat we leergeld hadden betaald
met de peperdure crisisnoodopvang; Is de inzet van de minister bij de
voorjaarsnota erop gericht alsnog voldoende geld vrij te spelen voor
deze buffercapaciteit?
Antwoord:
Bij voorjaarsnota 2023 is besloten dat het Rijk een vaste capaciteit van
41.000 opvangplekken met bijbehorende personele bezetting meerjarig
(stabiel) financiert. Er wordt
niet afgeschaald onder deze vaste capaciteit van opvangplekken van
reguliere kwaliteit. Het COA kan hierdoor beter anticiperen op
fluctuaties in de bezetting
tegen lagere kosten voor personeel en huisvesting dan bij noodopvang het
geval is.
Met de vanaf 2027 beschikbare middelen in de begroting is het niet
mogelijk om deze stabiele capaciteit van 41.000 opvangplekken aan te
blijven houden. Daarmee is de structurele financiering van de vaste
voorraad vooralsnog niet geborgd in de Rijksbegroting. Op basis van een
nieuwe MPP wordt bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn. Bij
de voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden.
Vraag (63):
Ik wil de minister verzoeken ons bij te praten over de fraudezaak bij de
IND.
Antwoord:
Naar aanleiding van meldingen bij de Interdepartementaal Bijzonder
Vertrouwenspersoon van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, heeft
de IND besloten om onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren.
Het eerste gedeelte van dit onderzoek, uitgevoerd in opdracht van de
plaatsvervangend Secretaris-Generaal, is onlangs afgerond. De conclusies
van dit vooronderzoek geven aanleiding tot vervolgonderzoek. De volgende
fase van dit onderzoek zal naar verwachting begin 2025 zijn
afgerond.
Vraag (64):
Waarom is afschaffing van hoger beroep niet opgenomen in de
asielnoodmaatregelenwet?
Antwoord:
Het afschaffen van hoger beroep is onderdeel van het regeerprogramma. Ik
ben voornemens om het wetsvoorstel inzake afschaffing hoger beroep zo
spoedig mogelijk in procedure te brengen.
Vraag (65):
Gastgezinnen leveren een belangrijke bijdrage aan het opvangen van
vluchtelingen. Ze zijn goedkoper dan crisisnoodopvang en leveren de
maatschappij veel op. Zij verdienen een vrijwilligersvergoeding. Wat
vindt de minister van dit voorstel?
Antwoord:
Asielzoekers in spoor 4 en statushouders die wachten op huisvesting in
de gemeente kunnen gebruikmaken van de zogeheten logeerregeling. Op deze
wijze wordt de asielopvang ontlast en kunnen deelnemers participeren en
integreren. Het kabinet waardeert dan ook de inzet van gasthuishoudens
en stichting Takecarebnb. Deelnemers aan de regeling ontvangen echter
naast eet- en leefgeld een zogeheten wooncomponent. Juist deze component
is bedoeld om bij te kunnen dragen aan het gasthuishouden. Wanneer er
nog geen bijdrage is afgesproken kunnen hier afspraken over worden
gemaakt tussen gastgezin en deelnemer. Ik zie dan ook geen aanleiding
voor het instellen van een extra vrijwilligersvergoeding.
Vraag (75):
Graag de cijfers van asielrechtszaken. Kan de minister op korte termijn
de percentages en cijfers bekend maken? Welk percentage procedeert door?
Wat zijn de doorlooptijden?
Antwoord:
In 2024 t/m september zijn volgens de gegevens van de Raad van State
2.820 hoger beroepen asiel (AA en VA) ingediend en 3.010 hoger beroepen
asiel (AA en VA) afgehandeld, inclusief voorlopige voorzieningen. De
doorlooptijden voor AA-zaken in 2024 t/m september was 12 weken en voor
VA-zaken 20 weken.
Volgens de gegevens van de IND stelde de IND in 2024 t/m augustus in 21%
van de zaken na een gegrond beroep hoger beroep in. In 2024 t/m augustus
stelde de vreemdeling in 30% van de zaken na een ongegrond beroep hoger
beroep in.
Vragen van het lid Ceder,D. (CU)
Vraag (66):
We kunnen mensen niet terugsturen naar Syrië als het ambtsbericht daar
geen aanleiding toe geeft, volgens VVD en NSC. Kan het zo zijn dat een
nieuwe (kabinets)crisis gewoon weer zit te wachten omdat het wel zo is
opgeschreven in de nieuwe asieldeal?
Antwoord:
De inzet van het kabinet is om het landenbeleid Syrië aanzienlijk aan te
scherpen.
De informatie zoals die volgt uit het ambtsbericht zal ook hier de basis
vormen voor het te voeren landenbeleid
In de brief van 25 oktober jl. van Minister-president Schoof is het
uitgangspunt geformuleerd ‘dat gebieden die feitelijk veilig zijn om
naar terug te keren ook als zodanig worden aangemerkt’. Deze conclusie
moet derhalve worden gedragen door de feitelijke landen informatie uit
het ambtsbericht.
Ik herken dan ook niet de suggestie van het lid Ceder.
Vraag (67):
Er is een motie aangenomen die zegt dat u de Spreidingswet naar letter
en geest uitvoert zolang er nog geen nieuwe wet is. Voert u deze motie
uit?
Antwoord:
Het kabinet wil de Spreidingwet intrekken. Tot die tijd voer ik de wet
uit. Mede om die reden heb ik u ook de provinciale plannen doen
toekomen.
Vraag (68):
Wil en kan de minister contact onderhouden met medeoverheden?
Antwoord:
Antwoord is gelijk aan 36.
Onder de huidige omstandigheden zie ik voor nu geen reden om de
bestaande overlegstructuren te wijzigen. Aan de Landelijke Regietafel,
de hoogambtelijke regietafels alsmede de provinciale regietafels onder
voorzitterschap van de CdK’s zullen de vraagstukken met betrekking tot
migratie, opvang en huisvesting besproken worden.
Vragen van het lid Koekkoek, M. (Volt)
Vraag (69):
Dragende motivering voor een asielcrisis is nooit gevonden, klopt dat?
Erkent de minister dat er geen asielcrisis is?
Antwoord:
Er heeft over de betreffende stukken geen kabinetsbesluitvorming
plaatsgevonden.
Vraag (70):
Voorgesteld beleid gaat meer geld kosten. Hoe verklaart de minister dat?
Hoe reflecteert zij op de waarschuwingen van COA, IND en gemeenten en
provincies dat het voorgestelde beleid een averechts effect heeft?
Antwoord:
De inzet van het kabinet is om het strengste asielbeleid ooit te voeren,
met een structureel lagere asielinstroom en een aanzienlijk lagere
opvangbehoefte als gevolg.
Om dat te kunnen bewerkstelligen is eerst een investering nodig om het
beleid uit te kunnen voeren. De inzet bij de IND is om op voorraden in
te lopen en te kunnen beslissen binnen de wettelijke termijn. Daarnaast
zal een afbouw van dure noodopvanglocaties noodzakelijk zijn, waarbij
wel in het oog gehouden moet worden dat iedereen die daar recht op heeft
voorzien wordt van een opvangplek. Om uitstroom van statushouders uit de
opvang te bevorderen worden sobere voorzieningen ingericht voor deze
doelgroep.
Het zal enige tijd duren voordat de effecten van de te nemen maatregelen
zichtbaar zijn en er daadwerkelijk sprake is van een reductie van de
kosten.
Het kabinet heeft er alle vertrouwen in dat alle inspanningen leiden tot
een fors lagere asielinstroom en een duurzaam opvanglandschap.
Vraag (71):
Hoe onderbouwt minister dat vanaf 2027 300 miljoen wordt bezuinigd op
IND zodat in 2028 85 procent van het bestaande budget weg is?
Antwoord:
Met de besluitvorming bij Voorjaarsnota 2024 heeft het vorige kabinet
gekozen de middelen gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP)
tot en met 2026 aan de migratieketen toe te kennen. Voor het jaar 2027
is 500 miljoen euro en vanaf 2028 is ook de 1 miljard besparing uit het
hoofdlijnenakkoord verwerkt. Indien blijkt dat voor de migratieketen
onvoldoende middelen beschikbaar zijn zal op basis van een nieuwe MPP
worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn. Bij de
voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden. Daarnaast wordt
gewerkt aan een stabiele bekostiging van de IND. Alle inzet van het
kabinet is er op gericht om de instroom te beperken en een versobering
in opvang te realiseren. Het is de verwachting dat op termijn er minder
middelen nodig zijn voor Asiel en Migratie.
Vraag (72):
Ziet minister dat dit kabinet het probleem vergroot door
ongedocumenteerden toegang voor tot bed, bad en brood te
ontzeggen?
Antwoord:
In de eerste plaats gaat het hier om een groep mensen die eigenlijk het
land al had moeten verlaten. Ik zet dan ook in op terugkeer, desnoods
gedwongen, van mensen zonder geldige verblijfstitel. Daarnaast gaat dit
kabinet ook werken aan het strafbaar stellen van het niet meewerken aan
terugkeer.
Verder wil het kabinet overlast harder aanpakken en criminele
vreemdelingen sneller uitzetten. Er worden al verschillende maatregelen
genomen om overlast tegen te gaan. Zo zijn er eerder middelen aan
gemeenten toegekend om overlast aan te pakken, wordt onder andere
geïnvesteerd in toezichtteams en ketenmariniers, en heeft de DT&V
extra middelen gekregen om in te zetten voor de aanpak van overlast in
relatie tot terugkeer. Er wordt gekeken naar intensivering van de aanpak
van overlast.
Tenslotte is het gemeenten niet verboden om op eigen initiatief aan deze
groep onderdak te bieden, als zij dat nodig vinden. Dit is wel zonder
financiering vanuit het Rijk.
Vraag (73):
Hoeveel Dubliners gingen via de interne grenscontroles niet door de
nationale procedure? En weegt dit op tegen de 75 miljoen euro per maand
voor mensen die dagelijks over de grens reizen voor werk, studie en
school.
Antwoord:
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag
76.
Vraag (74):
Gaat de minister om tafel met het Syrisch regime om een relatie op te
bouwen zodat terugkeer kan plaatsvinden?
Antwoord:
Nederland onderhoudt momenteel geen diplomatieke banden met Syrië. Het
onderhouden van een (diplomatieke) relatie met Syrië en de investeringen
in het verbeteren van de situatie in Syrië moet plaatsvinden binnen de
kaders van het EU-buitenlandbeleid waar NL zich aan heeft gecommitteerd.
Nederland onderzoekt, conform de aanvullende maatregelen van 25 oktober,
de mogelijkheden om het handelingsperspectief te vergroten.
Vraag (78):
Migratiedeals dragen bij aan mensenrechtenschendingen, ook Nederlandse
financiering in Tunesië en Libië. Vindt minister het niet gek dat wij
als Nederland datgene financieren waar mensen voor vluchten?
Antwoord:
Het kabinet maakt zich zorgen over de berichtgeving over
mensenrechtenschendingen en behandeling van migranten in Tunesië en
Libië en brengt die zorgen ook zowel bilateraal als in EU-verband over.
De programmering van het kabinet in deze landen draagt bij aan
bescherming en professionalisering van migratiemanagement, juist ook om
misstanden te voorkomen, en geeft dat vorm inclusief monitoring in lijn
met internationale normen. Waar het EU-inzet betreft maakt kabinet zich
hard voor adequate monitoring van besteding van migratiemiddelen, in
lijn met de motie-Ceder.[1]
[1] Kamerstukken II, 2024/25, 36 410 XVII, nr. 35
Vraag (80):
Wat vindt de minister ervan dat Syriërs die nu Libanon ontvluchten nu
door hetzelfde regime in Syrië opgepakt, gemarteld en vermoord
worden?
Antwoord:
Voor de beoordeling van de situatie in Syrië verwijs ik u naar het
landenbeleid dat wordt opgesteld en dat u voor het einde van dit jaar
ontvangt.
Vragen van het lid Eerdmans, J. (JA21)
Vraag (76):
Wat is het plan ten aanzien van binnengrenscontroles? Hoeveel controles
gaat er plaatsvinden en wat gebeurt er als men asiel roept? Mag iemand
die asiel roept gewoon Nederland in?
Antwoord:
Op dit moment wordt besluitvorming over de herinvoering van de
grenscontroles voorbereid. Uw Kamer wordt volgende week geïnformeerd
over de wijze waarop deze maatregel wordt uitgevoerd.
De inzet van het kabinet is gericht op het zoveel mogelijk beperken van
de impact op de economie en de grensregio’s.
Wat betreft overdracht van personen heeft Nederland met België en
Duitsland overeenkomsten ten behoeve van overdracht van personen aan de
binnengrenzen. Wanneer personen asiel aanvragen, geldt de nationale
asielprocedure. Dubliners zullen conform geldende Dublinprocedures aan
de verantwoordelijke Dublinlidstaat worden overgedragen.
Vraag (77):
Wanneer komt de intrekkingswet van de spreidingswet naar de Tweede
Kamer, voor of na het einde van het jaar?
Antwoord:
Het wetsvoorstel gaat zo snel als mogelijk in procedure.
Vraag (79):
Gaat u afspraken maken met derde landen om ons asielbeleid daar uit te
voeren en hoe staat het met de motie om een rapporteur hiervoor aan te
stellen?
Antwoord:
Het is noodzakelijk te zoeken naar nieuwe manieren om de grip op
migratie te versterken. Dit kabinet gaat binnen de EU vooroplopen bij
het verkennen en uitwerken van out-of-the-box oplossingsrichtingen,
zoals bijvoorbeeld de terugkeerhubs.
De taskforce Internationale Migratie werkt deze vernieuwde
partnerschappen nader uit, waaronder landen en modellen. De minister van
Asiel en Migratie zal over de voortgang rapporteren. Zoals in het
verslag van de JBZ-Raad van 10 en 11 oktober jl. is toegelicht, wordt de
gevraagde rapporteursfunctie door bovenstaande activiteiten reeds
vervuld en het kabinet beschouwt de motie dan ook als uitgevoerd.