Uitkomsten Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving 2024
Nationale Omgevingsvisie
Brief regering
Nummer: 2024D43452, datum: 2024-11-12, bijgewerkt: 2024-11-13 10:54, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Ooit BBB kamerlid)
- Afsprakenlijst Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving 6 en 7 november 2024
- Beslisnota bij Kamerbrief Uitkomsten Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving 2024
Onderdeel van kamerstukdossier 34682 -205 Nationale Omgevingsvisie.
Onderdeel van zaak 2024Z18173:
- Indiener: M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- Volgcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- 2024-11-26 16:30: Procedurevergadering commissie Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Preview document (🔗 origineel)
Op 6 en 7 november heb ik samen met de bewindspersonen van Infrastructuur en Waterstaat de jaarlijkse landsdelige Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving (BO’s Leefomgeving) en Bestuurlijke Overleggen Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (BO’s MIRT) gevoerd. De staatssecretaris Herstel Groningen nam deel aan het BO Leefomgeving voor landsdeel Noord. De BO’s Leefomgeving vinden normaliter in het voorjaar plaats, maar vanwege de kabinetswissel zijn deze eenmalig in het najaar gehouden.
Tijdens de BO’s Leefomgeving hebben mijn collega-bewindspersonen en ik gesproken met vertegenwoordigers van de verschillende regio’s over de voortgang van NOVEX en de woningbouwopgave.
Met deze brief wil ik u graag informeren over de uitkomsten van de BO’s Leefomgeving. De minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, namens wie ik deze brief mede stuur, informeren uw Kamer separaat over de uitkomsten van de BO’s MIRT in relatie tot de MIRT-projecten en programma’s.
Positionering van de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving
Bij het vormgeven van de ruimtelijke inrichting van Nederland en de realisatie van de ruimtelijke opgaven is samenwerking tussen Rijk en medeoverheden cruciaal. Tijdens de BO’s Leefomgeving voeren Rijk en medeoverheden (provincies, gemeenten en waterschappen) daarom jaarlijks het gesprek over de ruimtelijke vraagstukken met als doel het uitvoeren van de Nationale Omgevingsvisie (en straks de Nota Ruimte) door:
Ruimtelijke vraagstukken inhoudelijk verder te brengen en voortgang te bewaken (inclusief monitoring);
Te komen tot bestuurlijke afspraken over de opgaven in de leefomgeving waar gezamenlijke inzet voor nodig is (werken als één overheid);
Te zorgen voor bijbehorende investeringsstrategieën en de relatie te leggen met besluitvormingstrajecten over investeringsmiddelen (zoals de BO’s MIRT voor het Mobiliteitsfonds) en andere bekostigingsmogelijkheden, zodat afspraken ook daadwerkelijk tot uitvoering kunnen komen.
Ik licht de uitkomsten hieronder toe.
Schaarse ruimte goed ordenen
Ruimte is een schaars en waardevol goed. Uiteenlopende maatschappelijke opgaven hebben ruimtelijke consequenties. Zonder keuzes hebben we meer ruimte nodig dan er in Nederland beschikbaar is. Als we keuzes maken, slim combineren en een integrale aanpak hanteren, kunnen we een balans vinden tussen het beschermen van een veilige en gezonde leefomgeving en het optimaal benutten van de ruimte om ontwikkeling mogelijk te maken. Zo creëren we een fijne leefomgeving waar het prettig wonen en werken is.
Het streven is om voor de zomer van 2025 de ontwerp-Nota Ruimte aan uw Kamer te sturen. De Nota Ruimte geeft een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De nieuwe Nota Ruimte bevat de ruimtelijke keuzes die daarvoor nodig zijn voor nu (2030), straks (2050) en later (2100). Zo worden hierin nieuwe locaties voor grootschalige woningbouw aangewezen. En staan er afspraken in over verstedelijking, bereikbaarheid van werk en voorzieningen, recreatieplekken en energievoorziening van gebieden, landbouw, natuur en ruimte voor defensie. Het voorontwerp van de Nota Ruimte, dat voor de zomer van 2024 aan de Tweede Kamer is gestuurd1, geeft een overzicht van de grote ruimtelijke opgaven van ons land. Er staat ook al een aantal oplossingsrichtingen in voor de korte en langere termijn. De Ontwerp-Nota Ruimte zal hierop voortbouwen, maar op onderdelen zal het kabinet kiezen voor een andere koers in lijn met het regeerprogramma. Zo legt dit kabinet sterker de nadruk op wat wel kan, bijvoorbeeld door slim combineren en innoveren. Daarnaast werkt het kabinet aan de bescherming van hoogwaardige landbouwgrond en gaan woningen boven windmolens als er sprake is van concurrentie om grond. De nieuwe Nota Ruimte zal vergezeld worden van een Uitvoeringsagenda en een planMER en kent een participatieproces. Zodoende gaat het kabinet verder met het hernemen van de regie in de ruimtelijke ordening.
De Nota Ruimte is een zelfbindend Rijkskader. Om te zorgen voor doorwerking naar provincies, gemeenten en waterschappen werken alle overheden binnen NOVEX samen aan de ruimtelijke inrichting van Nederland. NOVEX kent twee samenhangende sporen: regie per provincies en gebiedsgerichte regie in 16 NOVEX-gebieden. In het spoor regie per provincie willen Rijk en provincies aan de voorkant afspraken maken in zogenaamde ruimtelijke arrangementen om nationaal en provinciaal omgevingsbeleid op elkaar af te stemmen en sneller tot uitvoering van ruimtelijke opgaven in een provincie te komen. Dit op basis van ruimtelijke voorstellen die provincies begin dit jaar hebben aangeboden, nationale programma’s en de Nota Ruimte die in voorbereiding is. In de NOVEX-gebieden werken Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en het bedrijfsleven samen aan een gebiedsgerichte ordening, prioritering en uitvoering van de ruimtelijke opgaven aan de hand van een gemeenschappelijk toekomstbeeld voor het gebied; een ontwikkelperspectief. In een uitvoeringsagenda per NOVEX-gebied worden afspraken gemaakt om de doelen en ambities uit het ontwikkelperspectief gezamenlijk te realiseren met daarbij een regionale investeringsagenda.
Het Rijk en de medeoverheden zijn in gesprek om de inhoudelijke richtingen in de Ontwerp-Nota Ruimte te toetsen en ambities te verbinden. De resultaten van beide NOVEX-sporen zijn belangrijke bouwstenen voor de Nota Ruimte en de bijbehorende uitvoeringsagenda.
1. Voortgang NOVEX
Opmaat naar ruimtelijke arrangementen per provincie
Begin dit jaar hebben provincies hun ruimtelijke voorstellen aangeboden aan het Rijk. Hierin hebben zij de nationale opgaven en doelen uit het Startpakket Fysieke Leefomgeving2 zo goed mogelijk geordend en verbonden met decentrale opgaven. Uit de ruimtelijke voorstellen blijkt dat Rijkskeuzes in samenhang met provinciale keuzes nodig zijn, omdat de ruimte schaars is en het daardoor niet lukt om sommige nationale opgaven in te passen.
Een brede hoog-ambtelijke vertegenwoordiging van het Rijk is dit voorjaar met elk van de provincies in gesprek gegaan over de voorstellen. In deze gesprekken zijn de ruimtelijke samenhangende vraagstukken besproken die in ieder geval afspraken behoeven in de ruimtelijke arrangementen.
Het ruimtelijke arrangement tussen Rijk en provincie bevat wederkerige afspraken over de afstemming, doorwerking en realisatie van omgevingsbeleid. Vaststelling van de eerste ruimtelijke arrangementen is voorzien tijdens de BO’s Leefomgeving in juni 2025 parallel aan de ontwerp-Nota Ruimte.
Afspraken worden jaarlijks tijdens de BO’s Leefomgeving gemonitord en waar nodig bijgesteld om zo tegemoet te komen aan de noodzaak om in te spelen op nieuwe kansen en ontwikkelingen en om rekening te houden met onzekerheden. De ruimtelijke arrangementen zijn dan ook een cyclisch instrument.
Waar in 2023 de gesprekken tijdens de BO’s Leefomgeving nog gericht waren op het agenderen van ruimtelijke vraagstukken en de samenhang van nationale en decentrale keuzes, gingen de gesprekken in de BO’s Leefomgeving dit jaar over de verbanden tussen de vraagstukken. Zo werd duidelijk dat de beschikbaarheid van (zoet)water en energie steeds meer bepalend is voor waar welke ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. Daarnaast werd er gesproken over het belang van een evenwichtige balans tussen wonen en werken en nabijheid van voorzieningen, ook om extra vraag naar mobiliteit te beperken. Het belang van een gezonde en groene leefomgeving voor het bereiken dan wel in standhouden van deze balans werd nog eens benadrukt.
Hieronder wordt thematisch geschetst hoe de grote ruimtelijke vraagstukken tijdens de BO’s Leefomgeving in samenhang aan de orde zijn gekomen. De specifieke afspraken die per provincie zijn gemaakt, zijn opgenomen in de bijgevoegde afsprakenlijst.
Water
Dat er in bepaalde periodes minder water is en de vraag naar water alleen maar toe zal nemen, is bekend. Daarom is er in verschillende landsdelen gesproken over zoetwater in relatie tot landbouw, natuur, energievoorzieningen, economie en verstedelijking.
Watervraagstukken overstijgen provinciegrenzen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de afhankelijkheid van Noord-Nederland van zoetwater uit het IJsselmeergebied.
De provincies Fryslân, Groningen en Drenthe hebben daarom met het Rijk afgesproken het vraagstuk rond vraag en aanbod van zoetwater nader uit te werken.
Tijdens de gesprekken met Zeeland en Zuid-Holland werd nog eens duidelijk dat deze provincies voor zoetwater ten behoeve van de industrie en de drinkwaterbehoefte afhankelijk zijn van aanvoer van andere provincies. De provincies Zeeland en Zuid-Holland hebben net als de provincies Utrecht, Noord-Holland en de overige provincies te maken met enerzijds een beperktere zoetwaterbeschikbaarheid en anderzijds een toenemende vraag ook vanuit bijvoorbeeld de energietransitie en landbouw.
In Overijssel raakt het belang van zoetwaterbeschikbaarheid nu al aan de woningbouwopgave en de verstedelijkingsstrategie in Twente. Zoetwaterbeschikbaarheid is ook in Gelderland een belangrijke opgave.
Noord-Brabant stelt toekomstscenario’s op voor een deel van het zeekleigebied van de Zuidwestelijke Delta, de Naad van Brabant en het Groene Woud om meer grip te krijgen op gevolgen van de potentiële zoetwatervraag en het zoetwateraanbod voor ruimtelijke opgaven.
De komende jaren werken we keuzes uit om de watervraag te beperken en het aanbod te verhogen. De nieuwe inzichten over waterbeschikbaarheid3 vormen de basis voor de herijking van de Deltabeslissingen in 2026 en de besluitvorming daarover in het Nationaal Waterprogramma 2028-2033. De herijking van het Deltaprogramma Zoetwater wordt momenteel door Rijk en regio gezamenlijk voorbereid. De vraagstukken rondom water en bodem in relatie tot de andere ruimtelijke opgaven krijgen een plek in de nieuwe Nota Ruimte.
De gesprekken in de BO’s Leefomgeving laten zien dat keuzes in de ruimtelijke ordening die rekening houden met water en bodem van belang zijn voor toekomstige welvaart en veiligheid. Rekening houden met water en bodem doen we bijvoorbeeld bij het bouwen van huizen, door te voorkomen dat nieuwe huizen op termijn gaan verzakken of een groot risico kennen op wateroverlast en schade (zoals aan funderingen). Daar is niemand bij gebaat. Op 22 oktober jl. heeft de minister van IenW, mede namens de minister van VRO, een brief over de visie op water en bodem naar uw Kamer gestuurd. Hierin wordt de term ‘rekening houden met water en bodem’ nader geduid. Het accent komt te liggen op wat er wél kan, gebaseerd op de kennis die we hebben van ons water- en bodemsysteem in een veranderend klimaat.
Tegelijkertijd betekent ‘rekening houden met’ ook dat we meebewegen met water en bodem. ‘Rekening houden met’ werkt dus twee kanten op. We moeten creatief zijn en slimme keuzes maken met goede technische oplossingen, daar waar mogelijk, houdbaar en betaalbaar. Oplossingen die de verschillende belangen verenigen in plaats van scheiden, door bijvoorbeeld zoveel mogelijk multifunctioneel ruimtegebruik. Daarom hanteert het Rijk nu de term ‘rekening houden met’. Dat doet recht aan wat ermee bedoeld is: we houden aan de voorkant rekening met water en bodem bij de te maken afwegingen voor een robuuste ruimtelijke ordening en inrichting. Water en bodem zijn immers letterlijk de basis; dan is er veel mogelijk.
Energie
Naast water is de beschikbaarheid van energie steeds meer bepalend voor andere ruimtelijke opgaven, bijvoorbeeld bij de aanleg van nieuwe grootschalige woningbouwlocaties en voor welke economische ontwikkeling op welk moment mogelijk is. Daarnaast is er spanning tussen urgentie van het oplossen van de netcongestie in het heden en het voor de toekomst zorgvuldig ordenen en inpassen van deze energievoorzieningen in het kwetsbare open cultuurlandschap en in (wereld)erfgoed. Hierover is in de BO’s Leefomgeving Noord en Noordwest gesproken.
In het gesprek met de provincies Flevoland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg werd nog eens duidelijk hoe belemmerend netcongestie op dit moment al is voor gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. Met de provincies Utrecht en Noord-Holland is gesproken over de mogelijkheden van een integrale benadering bij de inpassing van energie-infrastructuur.
Fryslân, Groningen en Drenthe spelen een belangrijke rol in de Nederlandse energievoorziening en -transitie. Rijk en regio streven naar een goede inpassing in de leefomgeving met oog voor lokale en regionale meerwaarde.
Zuidoost-Drenthe heeft te maken met een transformerende industrie en sociaaleconomische problematiek. Aantakking op energie infrastructuren en gezamenlijk onderzoek naar veiligheid en mogelijkheden voor opslag van waterstof waren onderwerp van gesprek.
In de BO’s Leefomgeving Zuid en Zuidwest is gesproken over knooppunten waar nationale opgaven een groot (milieu)ruimtebeslag met zich meebrengen en woningbouwopgaven maar ook leefbaarheid en omgevingskwaliteit onder druk zetten.
Zo heeft er een gesprek plaatsgevonden over de gebiedsgerichte uitwerking van Powerport regio Moerdijk. Er spelen veel ruimtelijke opgaven zoals de energietransitie, goederenvervoer, woningbouw en de leefbaarheid in het dorp Moerdijk en meerdere omliggende dorpen. Dit vraagt om een integrale afweging. Daarom werkt het Rijk samen met de regio toe naar een besluit over een houdbaar toekomstperspectief voor de Powerport regio Moerdijk en omgeving.
De Limburgse energieknooppunten Maasbracht en Chemelot/Graetheide spelen nu en in de toekomst een cruciale rol in de (inter)nationale en regionale energie- en grondstoffentransitie. De komende jaren komen er vele urgente ontwikkelingen op dit gebied af. Rijk en provincie hebben indringend gesproken over een gebiedsgerichte aanpak voor deze knooppunten met respect voor omgevingskwaliteit en leefbaarheid en met toekomstperspectief voor de inwoners en ondernemers. Daarbij zijn de opgaven leidend voor het te volgen proces.
Samenhangend met de ontwikkeling van de nationale energie- en industrieclusters is met Brabant en Limburg gesproken over de relatie tussen enkele belangrijke goederencorridors door stedelijke regio’s in Noord-Brabant en Limburg. Rijk en provincies hebben erkend dat in dit ruimtelijke vraagstuk een goede balans tussen economische ontwikkeling, bereikbaarheid, verstedelijking, leefbaarheid en veiligheid van belang is.
Wonen en werken in balans in een gezonde, groene en aantrekkelijke leefomgeving
De opgave van het vinden en behouden van een balans tussen wonen en werken in een gezonde en groene leefomgeving is in iedere provincie net even anders.
De provincies Overijssel en Gelderland zijn zich ervan bewust dat het toevoegen van woningen in de Stedendriehoek en in Twente in balans met groei van de werkgelegenheid moeten plaatsvinden om extra vraag naar mobiliteit te voorkomen.
Ook de provincie Limburg is zich ervan bewust dat wonen en werken met elkaar in balans moeten zijn. En dat ontwikkelingen op dit vlak hand in hand gaan met opgaven op het vlak van groenblauwe dooradering, klimaatadaptatie, netcongestie en mobiliteit. Voor Noord- en Midden-Limburg geldt dat de verstedelijkingspotentie mede wordt beïnvloed door de verdere groei van de Brainport Eindhoven. Zuid-Limburg ontwikkelt zich meer op basis van een eigen onderscheidend ruimtelijk economisch profiel en binnen de landsgrensoverschrijdende context.
Met de provincie Flevoland is gesproken over de ambitie om een vitale samenleving te bouwen. De werkgelegenheid in Flevoland blijft achter. Er zijn afspraken gemaakt over het opbouwen van een passende (kennis)economie, binnenstedelijke herstructurering als vervolg op recent onderzoek naar de opgaven van new towns (groeikernen) en de aanpak van overgangsgebieden stad-land.
Utrecht profiteert van een grote aantrekkingskracht door de centrale positie van de provincie. De opgave is om tussen wonen en werken en leefbaarheid een gezonde balans te vinden. In dat kader is gesproken over het opstellen van een investeringsagenda voor de Utrechtse gezondheidsmetropool en het belang van recreatief groen en vloeiende stad-landverbindingen.
Ook de provincie Noord-Holland kent als gevolg van haar economisch profiel een enorme aantrekkingskracht. In de provincie liggen belangrijke nationale functies zoals de aanlanding van wind op zee, Schiphol en grootschalige industrie in het Noordzeekanaalgebied. Deze nationale functies leggen druk op een reeds dichtbevolkt gebied waarin (wereld)erfgoed en belangrijke natuurgebieden zijn gesitueerd en landbouw wordt bedreven. Dat maakt het een uitdaging om voor iedereen een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving te blijven bieden. Rijk en provincie zijn voornemens om zoveel mogelijk gezamenlijk op te trekken in de lopende onderzoeken naar 1. de ruimtelijke impact en milieu-impact van circulaire economische ontwikkelingen en 2. de economie van de toekomst. Het ministerie van OCW zal waar nodig vroegtijdig betrokken worden bij de vraagstukken gerelateerd aan erfgoed binnen de provincie Noord-Holland.
In de Zuidelijke Randstad is er de laatste jaren veel ingezet op het voorzien in woningen in combinatie met noodzakelijke verbeteringen in het HOV-netwerk. Ook de komende jaren worden nog grote aantallen woningen toegevoegd. Maar uit onderzoeken naar leefbaarheid en de economie blijkt dat op deze aspecten nog grote opgaven liggen in deze regio. Het gesprek in het BO Leefomgeving Zuidwest met de provincies Zeeland en Zuid-Holland ging vooral over de wijze waarop Rijk en provincie hierin gezamenlijk kunnen optrekken. Het voornemen is om het gezamenlijk instrumentarium te verkennen dat bijdraagt aan het vergroten van de omgevingskwaliteit, gezondheid, klimaatbestendigheid en veiligheid voor een toekomstbestendige leef- en werkomgeving. Dan wordt gekeken naar inzet van (bestaande) middelen, aanpassen van wet- en regelgeving (o.a. gericht op kwaliteitsversterking) en heldere afspraken over onderlinge bevoegdheden die bijdragen aan het vergroten van uitvoeringskracht.
Met de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe is gesproken over het beter benutten en verbeteren van de bestaande woningvoorraad. Rijk en provincies zijn voornemens om tot een nadere uitwerking van dit vraagstuk te komen en streven ernaar om hierover afspraken te maken in het ruimtelijk arrangement.
Startsein Rijk-Regio Verstedelijkingsstrategie Stedendriehoek, Twente en Limburg Centraal
Rijk en regio hebben afgesproken om voor de regio’s Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer en Zutphen), Twente, en Limburg Centraal gezamenlijk integrale verstedelijkingsstrategieën op te stellen. Deze drie regio’s bieden kansen voor een brede schaalsprong op verstedelijking (wonen, werken, voorzieningen) die moet aansluiten op een te maken regionale economische ontwikkeling. Rijk en regio werken hier een gedeeld beeld over uit met urgentie, aard, omvang, onderbouwing en aanpak. De inzichten die Rijk en regio in dit proces gezamenlijk ophalen, benutten we als input voor de ontwerp-Nota Ruimte. Waar mogelijk en nodig wordt de verstedelijkingsstrategie in samenhang uitgewerkt met relevante gebiedsgerichte programma’s. De op te stellen verstedelijkingsstrategie is van belang voor het vormgeven van de toekomstige samenwerking tussen Rijk en regio. De komende tijd wordt bezien of er –in aanvulling op de huidige zeven NOVEX-verstedelijkingsgebieden– nog nieuwe verstedelijkingsgebieden worden aangewezen.
Ruimte voor Defensie
Als gevolg van toenemende internationale dreigingen zoekt Defensie ruimte voor uitbreiding van activiteiten. Dit gebeurt in het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD). Eind mei is de Nota van Antwoord in reactie op de zienswijzen bij de Notitie Reikwijdte en Detailniveau gepubliceerd. In oktober is een eerste ronde Bestuurlijke Overleggen met alle provincies en meest betrokken gemeenten gehouden. Ruimte voor Defensie is ook tijdens de BO’s Leefomgeving besproken in samenhang met de andere ruimtelijke vraagstukken per provincie. De staatssecretaris van Defensie informeert separaat de direct betrokkenen, andere overheden en de Tweede Kamer over welke locatie-alternatieven in het vervolg wel en niet verder worden onderzocht op basis van de planMER-resultaten en na afronding van de eerste ronde Bestuurlijke Overleggen.
Het kabinet zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2025 de voorkeurslocaties bekend maken, waarbij uiteraard ook rekening gehouden wordt met de andere ruimtelijke opgaven zoals woningbouw, landbouw, economie, energie en dergelijke. De voorkeurslocaties worden gepresenteerd in het ontwerp van de Nationale Beleidsvisie Ruimte voor Defensie. De uiteindelijke ruimtelijke keuzes over de voorkeurslocaties die nu worden uitgewerkt in het NPRD landen ook in de Nota Ruimte.
Uitvoeringsagenda’s 1.0 per NOVEX-gebied
In de 16 NOVEX-gebieden spelen gebiedsontwikkelingen waar opgaven van het Rijk, provincie(s), gemeente(n) en waterschap(pen) in het fysieke domein dusdanig stapelen dat een gebiedsgerichte ordening en prioritering van opgaven noodzakelijk is. De 16 NOVEX-gebieden zijn op de hoofdopgaven verdeeld in drie clusters, te weten haven-/industrie-, landelijke en verstedelijkingsgebieden.
Alle overheden werken van meet af aan samen in een NOVEX-gebied aan programmering, planning en financiering ten behoeve van de uitvoering van de opgaven tussen nu en de komende 10 à 15 jaar. Hierbij worden stakeholders uit de regio tijdig betrokken. Dat maakt gebiedsgericht werken krachtig: maatwerk voor het gebied, afdoende draagvlak en voortgang richting uitvoering zijn daar de resultaten van.
Van de 16 NOVEX-gebieden hebben 14 gebieden inmiddels een ontwikkelperspectief bestuurlijk vastgesteld. In het ontwikkelperspectief is een gezamenlijk toekomstbeeld voor het gebied beschreven, dat de basis vormt voor strategische besluiten en uitvoeringsafspraken. Het ontwikkelperspectief is onderdeel van het ruimtelijke voorstel van de betreffende provincie. Het opstellen van het ontwikkelperspectief NOVEX-gebied Groningen – Masterplan Zeehavens loopt samen op met Nij Begun en volgt daardoor in het tweede kwartaal van 2025. Het ontwikkelperspectief Lelylijn was in afwachting van de uitkomsten van het MIRT-onderzoek en is inmiddels vastgesteld. Tijdens het BO Leefomgeving Zuid is het ontwikkelperspectief Zuid-Limburg ‘Voorbij Grenzen’ vastgesteld.
Momenteel werken Rijk en regionale partijen per NOVEX-gebied aan het opstellen van een uitvoeringsagenda met afspraken om de doelen en ambities uit het ontwikkelperspectief gezamenlijk te realiseren. De NOVEX-verstedelijkingsgebieden Utrecht-Amersfoort, Zuidelijke Randstad, Stedelijk Brabant en de landelijke NOVEX-gebieden Groene Hart, Arnhem Nijmegen Foodvalley en De Peel hebben tijdens de BO’s Leefomgeving uitvoeringsagenda’s versie 1.0 aangeboden.
In de NOVEX-verstedelijkingsgebieden werken Rijk en regionale partijen samen aan verstedelijking. Daarbij worden de opgaven integraal in beeld gebracht en gewogen. Wonen, banen en bereikbaarheid moeten goed in balans zijn. In de uitvoeringsagenda’s 1.0 worden de eerder gemaakte afspraken over woningbouw en mobiliteit herbevestigd en worden er aanvullende afspraken gemaakt over het verbeteren van recreatiemogelijkheden in en rondom de stad, ruimtelijke economie en leefbaarheid. Zo worden er bijvoorbeeld afspraken gemaakt om de kosten en baten van regionale groeninvesteringen in beeld te brengen en over het revitaliseren van bestaande woonwijken.
Via de uitvoeringsagenda brengen Rijk en regio naast binnenstedelijk bouwen ook buitenstedelijk bouwen voor diverse NOVEX-verstedelijkingsgebieden in beeld. Daarmee wordt tevens uitvoering gegeven aan de motie van het lid Minhas4, die verzoekt om in samenspraak met provincies, gemeenten en waterschappen binnen het programma NOVEX naast binnenstedelijk bouwen ook de focus te leggen op buitenstedelijk bouwen om de uitvoering van het ruimtelijke beleid te versnellen.
In de uitvoeringsagenda’s voor de landelijke NOVEX-gebieden worden afspraken gemaakt over het realiseren van een toekomstbestendige leefomgeving, met expliciete aandacht voor landbouw- en natuuropgaven. Bijvoorbeeld door middel van sleutelprojecten met ruimtelijke opgaven, waar meervoudig doelbereik van toepassing is en die bijdragen aan de ontwikkeling van het gebied. De sleutelprojecten richten zich op het uitvoeren van vastgestelde ontwikkeldoelen voor de gebieden en bevinden zich nu in de ontwikkelfase.
In de regionale investeringsagenda versie 1.0 koppelen alle overheden en mogelijk derde partijen financiële middelen aan de opgaven uit de uitvoeringsagenda versie 1.0. Hiermee worden de opgaven in alle NOVEX-gebieden van papier naar uitvoering gebracht. Dit proces zal zich herhalen in de komende jaren totdat alle opgaven gerealiseerd zijn.
De specifieke afspraken die tijdens de BO’s Leefomgeving per NOVEX-gebied zijn gemaakt, zijn opgenomen in de afsprakenlijst (bijlage bij deze brief).
2. Woningbouw en mobiliteit
We gaan in heel Nederland aan de slag om de woningbouwproductie zo snel mogelijk te verhogen naar 100.000 woningen per jaar erbij. Om deze bouw te ondersteunen, stelt het kabinet verschillende middelen beschikbaar. Voor het stimuleren van de woningbouw heeft het kabinet € 5 miljard vrijgemaakt. Een deel van deze middelen is voor een zogeheten realisatiestimulans. Aanvullend op de realisatiestimulans zet het Rijk met een gebiedsgerichte aanpak in op locatie specifieke uitdagingen, onder andere met het voortzetten van de woningbouwimpuls en het gebiedsbudget. Om de nieuwe woningen te ontsluiten wordt door het kabinet € 2,5 miljard toegevoegd aan het Mobiliteitsfonds.
De komende periode werken VRO en IenW de investeringsrichtingen, uitgangspunten en criteria voor de inzet van de vanuit het Regeerprogramma extra beschikbare middelen verder uit. Het is de bedoeling om de uitgangspunten op de Woontop in december 2024 te delen tussen Rijk, regio en andere bij de woningbouw en infrastructuur betrokken partijen. Uw Kamer wordt per brief over de Woontop geïnformeerd.
De verwachting is om komend voorjaar de eerste concrete beslissingen te nemen over de inzet van de gebiedsgerichte middelen voor de ‘reguliere’ woningbouwlocaties. Parallel voert het Rijk het gesprek met de bestaande grootschalige woningbouwlocaties. Het kabinet wijst in de Nota Ruimte (ontwerp-Nota Ruimte verwacht voor de zomer van 2025) door heel Nederland nieuwe locaties voor grootschalige woningbouw aan. Investeringsbeslissingen voor de bestaande en nieuwe grootschalige woningbouwlocaties zullen worden genomen bij de BO’s MIRT 2025.
De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
Mona Keijzer