Voortgangsrapportage Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten (NAP)
Mensenrechten in het buitenlands beleid
Brief regering
Nummer: 2024D43871, datum: 2024-11-13, bijgewerkt: 2024-11-21 14:06, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (Ooit PVV kamerlid)
- Beslisnota bij Kamerbrief inzake voortgangsrapportage Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten (NAP)
- Voortgangsrapportage Nationaal Actieplan Bedrijfsleven en Mensenrechten 2024 (NAP)
Onderdeel van kamerstukdossier 32735 -401 Mensenrechten in het buitenlands beleid.
Onderdeel van zaak 2024Z18356:
- Indiener: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2024-11-19 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-11-21 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Preview document (š origineel)
32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid
Nr. 401 Brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 november 2024
In september 2022 is het Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten 2022-2026 (NAP) gepubliceerd en aan uw Kamer gestuurd (bijlage bij Kamerstuk 32 735, nr. 344). Het NAP definieert 33 actiepunten die onder staand beleid worden uitgevoerd.
In de bijlage āVoortgangsrapportage Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten 2024ā presenteert het kabinet wat de stand van zaken is ten aanzien van de actiepunten, met per actiepunt een toelichting. De voortgangsrapportage is opgezet langs de drie pijlers van het NAP, tevens de drie pijlers van de UN Guiding Principles for Business and Human Rights (UNGPās). De drie pijlers zijn: 1) de verplichting van de staat om mensenrechten te beschermen, 2) de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven om mensenrechten te respecteren en 3) het bieden van effectieve remedie.
Zowel het NAP als de voortgangsrapportage is tot stand gekomen in samenwerking met de ministeries vanĀ Economische Zaken en Klimaat (nu opgesplitst in het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Klimaat en Groene Groei), Infrastructuur en Waterstaat, FinanciĆ«n, Binnenlandse ZakenĀ enĀ Koninkrijksrelaties, Justitie en Veiligheid en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ten behoeve van de voortgangsrapportage heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op 25 juni 2024 een stakeholderconsultatie georganiseerd, waaraan vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en experts hebben deelgenomen. De inzichten uit deze consultatie zijn in de voortgangsrapportage meegenomen.
In deze brief zal ik de belangrijkste resultaten en aandachtspunten uitlichten. Met deze brief en voortgangsrapportage voldoet het kabinet aan lopende toezeggingen om uw Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang van het NAP, zonder daarmee een voorschot te nemen op nieuw beleid.
Inleiding
De ambitie in het NAP is het bevorderen van de eerbiediging van mensenrechten door het bedrijfsleven in overeenstemming met de UNGPās, een wereldwijd kader waarmee de VN-Mensenrechtenraad (United Nations Human Rights Council, UNHRC) in 2011 unaniem instemde. Het doel is om mensenrechtenschendingen te voorkomen in bedrijfsactiviteiten, rechtstreeks en in productieketens. Deze inzet draagt bij aan weerbare internationale waardeketens, een toekomstbestendig en efficiĆ«nt handelssysteem, en een gelijk speelveld voor Nederlandse bedrijven.
Pijler 1: De verplichting van de staat om mensenrechten te beschermen
De actiepunten onder pijler 1 beslaan een breed terrein van verplichtingen van de Nederlandse overheid om bescherming te bieden tegen mensenrechtenschendingen door derden, waaronder ondernemingen, binnen hun grondgebied en/of jurisdictie. Staten dienen passende stappen te nemen om dergelijke schendingen te voorkomen, te onderzoeken, te bestraffen en herstel mogelijk te maken, met effectieve beleidsmaatregelen, wet- en regelgeving, en gerechtelijke procedures.
Op deze pijler wordt goede voortgang geboekt. In de BZ-interne civic space guidelines en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO)-richtlijnen voor posten zijn handelingsperspectieven opgenomen voor ambassades om maatschappelijk verantwoord ondernemen te bevorderen. Het aanmoedigen van een dialoog tussen Nederlands bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld wordt hierin genoemd. Mensenrechtenverdedigers kunnen hier onderdeel van zijn. Daarnaast spelen ambassades een belangrijke rol in het structureel monitoren van de mensenrechtensituatie in een land, waardoor milieu-, sociale en veiligheidsrisico's vroegtijdig geadresseerd kunnen worden. Dit wordt meegenomen in de advisering richting bedrijven. Met betrekking tot het ondernemen in conflictgebieden en fragiele gebieden zal worden onderzocht hoe informatievoorziening aan bedrijven in Nederland en buitenland over conflictsensitief ondernemen dient te worden ingericht.
Een concreet voorbeeld dat laat zien hoe de Nederlandse overheid de algemene verplichting om mensenrechten te beschermen uitvoert, is de agendering van dit thema binnen bestaande mensenrechtenbeschermingsprogrammaās. Een mooi resultaat is dat, mede dankzij Nederlandse inzet, het belang van veiligheid van mensenrechtenverdedigers expliciet is opgenomen in de in 2023 herziene OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. De OESO-richtlijnen zijn samen met de UNGPās de basis van het IMVO-beleid.
Een ander voorbeeld van hoe deze verplichting in de praktijk wordt gebracht is de facilitering door de overheid van breed overleg met en tussen ketenpartners, met name rondom voor Nederland belangrijke ketens als cacao, palmolie en textiel. Dit heeft geresulteerd in meer strategische samenwerking, specifiek gericht op ondersteuning van bedrijven bij de naleving van Europese wetgeving zoals de Europese richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid, de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD), mede ten behoeve van een positieve ontwikkelingsimpact. In dat kader kunnen Nederlandse bedrijven sinds 25 september 2023, samen met lokale partijen, zoals toeleveranciers in productielanden, vakbonden en niet-gouvernementele organisaties (NGOās), subsidie aanvragen via het Subsidieprogramma Verantwoord Ondernemen (SPVO) bij de RVO ter ondersteuning bij het identificeren en adresseren van duurzaamheidsrisicoās in de keten. SPVO is een vernieuwende, strategische spil in ketenverduurzaming en daarmee aanvullend aan en versterkend voor het overheidsbeleid op het gebied van IMVO, zoals onder pijler 2 toegelicht.
In het NAP heeft de Nederlandse overheid tevens verschillende acties opgenomen om mensenrechten in Nederland beter te beschermen. Om arbeidsuitbuiting bij arbeidsmigranten beter te bestraffen en slachtoffers beter te beschermen wordt artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht gemoderniseerd. Een wetsvoorstel daartoe ligt momenteel voor in de Tweede Kamer. Op dit moment worden hierover eerste schriftelijke vragen vanuit de Tweede Kamer beantwoord (Kamerstuk 36 547, nr. 4).
De actiepunten onder pijler 1 zijn alle voltooid of in uitvoering.
Pijler 2: De verantwoordelijk van het bedrijfsleven om mensenrechten te respecteren
De actiepunten onder pijler 2 hangen nauw samen met het overheidsbeleid op het gebied van IMVO. Op EU-niveau gaat het voornamelijk om het wetgevingsproces rond gepaste zorgvuldigheid, in het bijzonder de CSDDD en de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Andere actiepunten onder deze pijler gaan over sectorale samenwerking en het IMVO-steunpunt voor bedrijven.
Op 25 juli jl. is de CSDDD in werking getreden. Mede door de inzet van Nederland is een risicogerichte benadering onderdeel geworden van de gepasteĀ zorgvuldigheidsnormenĀ voor bedrijven. Hiermee is conformiteit met internationale standaarden, namelijk deĀ UNGPās en de OESO-richtlijnen, versterkt. Vanaf de inwerkingtreding op 25 juli jl. hebben lidstaten twee jaar de tijd om de richtlijn om te zetten in nationale wetgeving. Binnen het implementatietraject wordt ingezet op zuivere en lastenluwe omzetting van de CSDDD en op ondersteuning van het bedrijfsleven middels het IMVO-steunpunt en sectorale samenwerking.
De CSRD wordt geĆÆmplementeerd door een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een wetsvoorstel van de minister van FinanciĆ«n. Het wetsvoorstel is ter advies voorgelegd aan de Raad van State en wordt vervolgens in de Tweede Kamer en Eerste Kamer behandeld. De AMvB is eerst naar de Tweede Kamer en Eerste Kamer gestuurd en zal daarna aan de Raad van State worden voorgelegd voor advies.
De ondersteuning van sectorale samenwerking is bedoeld om het bedrijfsleven binnen een sector te helpen bij gezamenlijk toepassen van gepaste zorgvuldigheid. Op 2 augustus jl. is het nieuwe subsidiebeleidskader gepubliceerd (Stcrt. 2024, 25516). Hierin zijn de kaders vastgelegd voor sectorale samenwerking, zoals eerder beschreven in de Kamerbrief Uitkomst Peilmoment Sectorale Samenwerking van 6 november 2023 (Kamerstuk 26 485, nr. 430).
Sinds 30 september 2022 kunnen bedrijven terecht bij het IMVO-steunpunt, ondergebracht bij de RVO. Door middel van het IMVO-steunpunt verleent de Nederlandse overheid actieve ondersteuning aan het Nederlandse bedrijfsleven bij het toepassen van gepaste zorgvuldigheid in de bedrijfsvoering en waardeketen. Deze ondersteuning betreft een doorlopende doelstelling binnen het NAP. Om de bekendheid van het steunpunt onder bedrijven te bevorderen, wordt in 2024 en 2025 extra ingezet op communicatie. Tevens zijn er op basis van de behoefte van bedrijven en het soort vragen die binnenkomen, nieuwe tools en webinars ontwikkeld.
De actiepunten onder pijler 2 zijn alle voltooid of in uitvoering.
Pijler 3: Het recht op effectieve remedie
De actiepunten onder pijler 3 richten zich op de door staten te nemen maatregelen om te waarborgen dat personen die getroffen zijn door mensenrechtenschendingen door bedrijven binnen hun grondgebied en/of jurisdictie toegang hebben tot effectief herstel en/of verhaal. De actiepunten onder pijler 3 gaan over het verbeteren van de informatievoorziening voor betrokkenen, het verstevigen van de klachten- en geschillenmechanismen, de versterking van het maatschappelijk middenveld, de versterking van niet-juridische statelijke mechanismen en de verbetering van toegankelijkheid van juridische mechanismen.
Een voorbeeld van vooruitgang binnen deze pijler betreft een verplichting voor bedrijven onder de CSDDD om, wanneer relevant, herstel te bieden of daaraan bij te dragen. Deze verplichting is mede dankzij de inzet van de Nederlandse overheid tot stand gekomen, en verplicht ondernemingen onder meer om een klachtenprocedure in te richten.
Ter ondersteuning van het Nederlands bedrijfsleven in de uitvoering en naleving van Europese IMVO-wetgeving, waaronder de CSDDD, is de strategische samenwerking met externe partners voortgezet, bijvoorbeeld via het Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP). In het VMP werken CNV Internationaal en FNV mondiaal samen met partners zoals de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), het Initiatief Duurzame Handel (IDH) en vakbondspartners in productielanden waar Nederlandse bedrijven actief zijn, zoals IndonesiĆ«, Vietnam en Ivoorkust. Binnen het VMP werken de partners aan het versterken van de dialoog tussen lokale vakbonden, bedrijfsleven en overheden. In de palmoliesector in IndonesiĆ«, heeft de samenwerking tussen werkgevers en werknemers en lokale vakbonden geresulteerd in een sociaal dialoog bij 17 palmoliebedrijven. Dit proces is cruciaal voor goede arbeidsverhoudingen en het aanpakken van problemen binnen arbeidsmarkten aldaar, zoals sociale ongelijkheid en armoede. Hierdoor zijn arbeiders beter geĆÆnformeerd over hun rechten en krijgen zij ondersteuning bij het aankaarten van schendingen van deze rechten. Bovendien worden klachten steeds beter geregistreerd, mede dankzij digitalisering van klachtenmechanismes, en krijgen zowel lokale vakbonden als bedrijven praktische handvatten hoe opvolging te geven aan de klachten. Dit helpt Nederlandse bedrijven om risicoās in hun keten te mitigeren en zodoende aan (toekomstige) EU-wetgeving te voldoen. Een ander voorbeeld van strategische samenwerking tussen de Nederlandse overheid en een externe partner is met IDH in de cacaosector. IDH faciliteert het āDutch Initiative on Sustainable Cocoaā (DISCO). Het initiatief voor DISCO is begin 2019 genomen door NestlĆ©, Mars, Vereniging voor Bakkerijen en Zoetwaren (VBZ) en Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT), en in de zomer van 2019 ondertekend. DISCO is een vrijwillig partnerschap van de Nederlandse cacaosector om de cacaosector in productielanden robuuster te maken zodat Nederland als ās wereld grootste cacao importeur ook in de toekomst cacaobonen kan blijven importeren. Partijen zijn: cacaohandelaren en -verwerkers, cacaomerken, supermarkten, overheid, financiĆ«le instellingen, keurmerken en het maatschappelijk middenveld.
Een specifiek aandachtspunt binnen deze pijler is de beperkte bekendheid bij slachtoffers van mensenrechtenschendingen waar een Nederlandse onderneming bij betrokken is over reguliere rechtsbijstand in internationale aansprakelijkheidszaken met een mensenrechtencomponent. Dit onderstreept het belang van intensieve informatievoorziening en bevordering van rechtsbijstandsopties. Het ministerie van Justitie en Veiligheid en de Raad voor Rechtsbijstand erkennen het belang hiervan en willen meer aandacht besteden aan de toegankelijkheid en het gebruik van monitoring in het huidige systeem.
De actiepunten onder pijler 3 zijn alle in uitvoering.
Overkoepelende vooruitgang
Alle actiepunten onder het NAP zijn in de fase van uitvoering. Een aantal acties is voltooid, andere zijn in uitvoering volgens planning of zijn in (formele) consultatie. Sommige actiepunten betreffen doorlopende activiteiten die gedurende de looptijd van het huidige (en het daaropvolgende) NAP relevant blijven. Op alle drie de pijlers wordt goede voortgang geboekt met mooie resultaten. De voortgangsrapportage laat door middel van concrete resultaten zien hoe het kabinet invulling heeft gegeven aan zijn ambities, en wat verder nodig is om deze ambities te realiseren.
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
R.J. Klever