[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag schriftelijk overleg over het Jaarverslag Beheer staatsdeelnemingen 2023 (Kamerstuk 28165, nr. 428)

Deelnemingenbeleid Rijksoverheid

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2024D43966, datum: 2024-11-14, bijgewerkt: 2024-11-18 15:19, versie: 2

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 28165 -431 Deelnemingenbeleid Rijksoverheid.

Onderdeel van zaak 2024Z18413:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


28 165 Deelnemingenbeleid Rijksoverheid

Nr. 431 Verslag van een schriftelijk overleg

Vastgesteld 14 november 2024

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister van Financiën over de brief van 27 juni 2024 over het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2023 (Kamerstuk 28165, nr. 428).

De vragen en opmerkingen zijn op 4 september 2024 aan minister van Financiën

voorgelegd. Bij brief van 14 november 2024 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Nijhof-Leeuw

Adjunct-griffier van de commissie,

Van der Steur

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

De leden van de NSC-, VVD- en DENK-fracties hebben kennisgenomen van het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2023 en hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

Deze leden constateren dat in 2007-2008 het roer om ging bij de staatsdeelnemingen. Tot dan toe werden staatsdeelnemingen beschouwd als iets dat per definitie (op enkele uitzonderingen na, zoals Gasunie en DNB) tijdelijk was. Alle deelnemingen zouden uiteindelijk worden geprivatiseerd. Na de grote beleidswijziging van 2007-2008 werd dit omgedraaid: geen privatisering meer van de overheidsbedrijven, tenzij daarvoor een dringende reden was. De aandelen in deze bedrijven werden niet meer beschouwd als een pure financiële bezitting, maar als een instrument om via actief aandeelhouderschap de publieke belangen te borgen. Soms is wet- en regelgeving in de mening van deze leden niet altijd afdoende en kan publiek eigendom het publiek belang beter waarborgen.   

De leden van de NSC-fractie zijn dan ook blij dat het deelnemingenbeleid in grote lijnen wordt voortgezet met een aantal nadere uitwerkingen en nadere specificaties.

Wel hebben deze leden enkele vragen over die deelnemingen die zijn aangewezen, waar het publiek aandeelhouderschap niet langer voldoende toegevoegde waarde zou hebben. De leden van de NSC-fractie zijn niet op alle punten even overtuigd van de argumenten om deze overheidsbedrijven op termijn te privatiseren. De leden van de NSC-fractie constateren dat een deel van de opbrengsten van de Nederlandse Loterij naar de sportsector gaat. Na privatisering is deze afdracht in beginsel juridisch niet meer verplicht en zal mogelijk komen te vervallen. Kan de minister hierop ingaan?

Klopt het dat de Nederlandse Staat nog steeds 48,7 procent van de aandelen in ABN Amro heeft? Klopt het dat de Staat voor 100 procent eigenaar is van de Volksbank en daarmee dus ook indirect eigenaar is van ASN en Reaal?

Deelt de minister de mening dat een gemengd bankenlandschap (deels in handen van de overheid, deels privaat en deels coöperatief) een positieve invloed zou kunnen hebben op het functioneren van de bankensector?

Klopt het dat een door de overheid aangeboden default dienst een bodem in de markt kan leggen in termen van (maximale) prijs en (minimale) kwaliteit? Klopt het dat een overheidsbank een nuttige rol zou kunnen spelen in oligopolistische markten, zoals daar zijn de markt voor spaartegoeden en hypotheken?

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft het oligopolistische karakter van deze markten onlangs nog bevestigd. De ACM is desondanks niet in staat om hier verandering in te brengen, ook omdat ingrijpen op basis van artikel 24 van de Mededingingswet in de praktijk zeer moeilijk is. Klopt het dus dat een actieve overheidsbank ingezet kan worden om de positie van de consument te verbeteren?

Klopt dat de Volksbank de enige grotere bank is, die nog een relatief groot netwerk van bankkantoren in stand houdt? Klopt het dat dit niet meer gegarandeerd kan worden als de Volksbank eenmaal is geprivatiseerd? En dat het openhouden van bankkantoren en andere voorzieningen een belangrijke bijdrage kan leveren? De leden van de NSC-fractie willen juist dat de maatschappelijke verankering van de banken versterkt wordt. Deze leden vinden de argumentatie dat de Volksbank geprivatiseerd zou moeten worden, omdat deze bank voor de nationalisatie op 1 februari 2013 tot de private sector behoorde niet sluitend. Uiteindelijk gaat het erom hoe het publieke belang optimaal kan worden geborgd en niet om de vraag hoe iets in het verleden tot stand is gekomen. Kan de minister hierop ingaan?

Zijn de doelinstructie en de statuten bij alle overheidsvennootschappen inmiddels aangepast, in die zin dat het publieke belang dat de staatsdeelneming dient, tot uiting komt in de doelinstructie en de statuten van de vennootschap? Klopt het dat de Raad van Commissarissen zich altijd richt op het “belang van de vennootschap”? Indien de doelinstructie van de vennootschap en het publiek belang samenvallen, vallen dan ook het publieke belang en het belang van de vennootschap samen? Zo nee, waarom niet?

Op welke manier kunnen commissarissen die op voordracht van de overheid zijn benoemd, beter in staat gesteld kunnen worden om zich te richten op het publieke belang? Kan daarvoor artikel 2:142 BW worden aangepast?

Waarom wordt er nog maar zelden gebruik gemaakt van het artikel 2:129, derde en vierde lid, van het BW, dat de overheidsaandeelhouder een passief respectievelijk een actief instructierecht geeft? Worden de aanwezige aandeelhoudersbevoegdheden wel volledig en optimaal benut?

De leden van de NSC-fractie lezen dat het staatsaandeel in Air France-KLM nu 9,1 procent is. In 2019 was dit nog 14 procent. Waarom is dit in de tussentijd zo sterk verwaterd? Hoe groot is het staatsaandeel van de Franse Staat? Hoe komt het dat dat veel groter is? In 2019 was het toch de bedoeling dat het Nederlandse en Franse aandeel ongeveer gelijk zouden blijven, om zo de wederzijdse publieke belangen in evenwicht te houden?

In hoeverre voldoen de overheidsdeelnemingen aan de man-vrouw verhoudingen zoals neergelegd in Boek 2 van het BW? Waarom is het percentage vrouwen onder de bestuurders (33 procent) veel lager dan bij de commissarissen (44 procent)? In hoeverre wordt voldaan aan het Nederlandse Charter Diversiteit?

Waarom is het ziekteverzuim bij Holland Casino, Invest-NL en de NS relatief hoog (>7.5 procent)? Welke actie heeft het ministerie van Financiën als aandeelhouder hierop ondernomen?

Op welke manier is het ministerie van Financiën als aandeelhouder betrokken bij de voorgenomen tariefsverhoging van negen procent bij de NS? Zijn er alternatieven hiervoor onderzocht en hoe is de overige besluitvorming hierover verlopen?

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de kapitaalinjectie in TenneT in het kader van de energietransitie? Wat is de stand van zake met betrekking tot de Duitse belangen van TenneT? Welke eventuele acties wil de minister nemen?

Op welke manier is Financiën als aandeelhouder van Schiphol betrokken bij het opkopen van stikstofruimte?   

Waarom is het jaarverslag van Invest International nog niet gereed? Immers de daarvoor relevante termijnen zijn toch allang verstreken?

Kan de minister een nadere toelichting geven op het Dashboard Staatsdeelnemingen? Wat is de reden dat bijna alle doelstellingen uit de Nota Staatsdeelnemingen 2022 niet gehaald zijn? Kan bijvoorbeeld toegelicht worden waarom slechts zeven procent van de deelnemingen een algemene profielschets heeft voor de Raad van Bestuur, terwijl de doelstelling van de Nota Staatsdeelnemingen 2022 100 procent is?  Waarom heeft slechts 66 procent het Charter Diversiteit ondertekend, terwijl de doelstelling 100 procent is? Waarom is er nog geen enkele strategie beoordeeld?  

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Met de start van het nieuwe kabinet willen de leden van de VVD-fractie allereerst weten wat het beleid wordt van het nieuwe kabinet ten aanzien van de staatsdeelnemingen. Kan de minister dat uiteenzetten? Wat gaat er veranderen ten opzichte van het beleid van het vorige kabinet? Welke acties wil de minister de komende kabinetsperiode oppakk

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het primaire doel in het beheer van de staatsdeelnemingen het publieke en financiële belang van de Staat is. Deze leden zien dat, onder andere in het voorliggend jaarverslag, de aandacht en focus grotendeels naar diversiteit, duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen gaat. Hoe waardeert de minister deze verschillende belangen? Deelt de minister de mening dat het lange termijn financiële resultaat van primair belang is? Welke lijn gaat de minister daarin kiezen?

In zijn algemeenheid willen de leden van de VVD-fractie weten welke risico’s de minister ziet voor de verschillende staatsdeelnemingen en waar er mogelijk de komende kabinetsperiode kapitaalinjecties nodig zijn en hoe groot die zijn.

NLFI is namens de staat aandeelhouder van de bij voorbaat tijdelijke financiële instellingen. Op dit moment zijn dat ABN AMRO en de Volksbank. De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van het snel en verantwoord tot nul afbouwen van het belang van de Nederlandse staat in deze financiële instellingen. Wat is in algemene zin het beleid, dan wel de visie van het nieuwe kabinet op dit punt?

Wat zijn de plannen van het nieuwe kabinet voor de verdere afbouw van de ABN AMRO als staatsdeelneming? Welke stappen wil de minister gaan zetten? Het vorige kabinet heeft aangekondigd dat het vooruitlopend op de afronding van de strategie-implementatie door de Volksbank een richtinggevend besluit over de toekomst van de Volksbank wil nemen. Wanneer gaat het nieuwe kabinet hierover een besluit nemen?

De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat de hubfunctie van Schiphol en daarbij de rol van KLM behouden kan blijven. Het hoofdlijnenakkoord spreekt ook van het behoud van de netwerkkwaliteit van Schiphol. Hoe denkt de minister daaraan bij te kunnen dragen door de betrokken staatsdeelnemingen en het beleid voor staatsdeelnemingen?

Als het gaat om Schiphol, hoe kan het dat het salaris voor de COO in de Raad van Bestuur 227.000 euro is in 2023 voor de periode tot 1 februari 2023? (pagina 80 van het jaarverslag)?

Mede naar aanleiding van de evaluatie van het aandeelhouderschap in kansspelen (Holland Casino en Nederlandse Loterij) zijn de leden van de VVD-fractie voorstander van het beëindigen van het aandeelhouderschap. Wat zijn de plannen en de planning van het nieuwe kabinet hiervoor?

De leden van de VVD-fractie willen de minister en staatssecretaris vragen om een reactie te geven op de inhoud van het artikel “Holland Casino in rode cijfers beland” in De Telegraaf van 22 augustus 2024. De leden lezen in dat artikel dat de CFO van Holland Casino niet uitsluit dat Holland Casino bij de overheid aan moet kloppen voor een kapitaalinjectie of aandeelhouderslening. Om welke bedragen zou het dan kunnen gaan? Hoe staan de minister en staatssecretaris hierin?

In het artikel van De Telegraaf doet de CFO ook zijn beklag over de verhoging van de kansspelbelasting. Het is de taak en verantwoordelijkheid van de leiding van het bedrijf te zorgen op een verantwoorde manier met externe ontwikkelingen om te gaan en actie te ondernemen. Welke plannen, dan wel acties worden er bij Holland Casino (en de Nederlandse Loterij) genomen om dit op te kunnen vangen en het bedrijf in de toekomst gezond te houden? Wat verklaart daarnaast de fors afgenomen solvabiliteit van Holland Casino in de periode van 2019 tot en met 2023?

De leden van de VVD-fractie lezen dat in 2025 voor InvestNL voor het eerst een rendementsdoelstelling zal worden opgelegd. Wat zal deze doelstelling worden en hoe wordt hiertoe besloten? Wat verklaart de afgenomen solvabiliteit van InvestNL?

In het Hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat InvestNL wordt verstevigd als belangrijk vehikel voor investeringen in innovatie en in de potentie van de economie. Hoe gaat de minister daar inhoud en een vervolg aan geven? Hoe kijkt de minister naar Invest International in dit kader?

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het bij staatsdeelneming primair draait om het presteren in het publieke belang en dus de mensen in Nederland. Dat geldt zeker ook voor de Nederlandse Spoorwegen. Topman Koolmees van de NS verwacht een pittig najaar voor treinreizigers. Die worden onder meer veroorzaakt door een tekort aan treinen en werkzaamheden die de dienstregeling verstoren. De indruk wordt gewekt dat het een tijdelijk probleem is, maar de praktijk is dat dit afgelopen jaren ook al aan de orde was, terwijl twee staats-/beleidsdeelnemingen betrokken zijn (NS en ProRail). Hoe wordt er in het kader van het staatsdeelnemingenbeleid gestuurd op het beter presteren van NS en ProRail voor de reiziger?

De motie Veltman c.s. (Kamerstuk 29 984, nr. 1186) vraagt een onderzoek te doen naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de bedrijfsvoering van de NS. Wat de leden van de VVD-fractie betreft moet er echter niet gewacht worden op dit onderzoek dat kijkt naar de periode 2033 en de midterm review van 2029. Deze leden willen ook op de korte termijn actie van de NS om de prestaties voor de reizigers te verbeteren. Wat gaan NS en ProRail op korte termijn doen? Wat doet de minister als 100 procent aandeelhouder daaraan?

De leden van de VVD-fractie willen verder weten hoe de hoogte van de beloning van de raad van bestuur van NS in het verleden tot stand is gekomen. Hoe staat dit in verhouding tot vergelijkbare bedrijven? Hoe is dit gekoppeld aan de prestaties van de NS?

Op 20 juni 2024 is de Kamer geïnformeerd dat de volledige verkoop van TenneT Duitsland niet is geslaagd. Dit heeft consequenties voor de lange- en korte termijn. Kan de minister meer uitgebreid toelichten welke gevolgen dit heeft?

Welke investeringen moeten er voor TenneT Duitsland de komende jaren worden gedaan? Wat is de kapitaalbehoefte van TenneT Nederland en TenneT Duitsland in de komende jaren? Is dit nog steeds circa 13 miljard euro voor de Nederlandse activiteiten en circa 19 miljard euro voor de Duitse activiteiten tot 2030? Hoe gaat de minister dit oplossen, zowel voor de Nederlandse als Duitse activiteiten?

Hoe gaat de minister de komende tijd verder met dit dossier? Wanneer kan daarover nadere informatie aan de Kamer worden gegeven?

De Staat is sinds kort aandeelhouder van Stedin en er is een kapitaalinjectie van 500 miljoen euro gedaan. Wat is de reden dat er specifiek bij Stedin gekozen is voor het aandeelhouderschap? Waarom kon Stedin niet voorzien in de eigen kapitaalbehoefte terwijl andere netwerkbeheerders dat blijkbaar wel kunnen?

Thales Nederland maakt gebruik van de mogelijkheid die de wet biedt om geen informatie te verschaffen over de beloning van de bestuurder en raad van commissarissen. Wat is de reden daarvoor?

De leden van de VVD-fractie constateren dat in 2020 een afbouwplan is opgesteld dat toewerkt naar beëindiging van GasTerra’s bedrijfsactiviteiten op 31 december 2026. Wat is daarvan de stand van zaken? Voorziet het kabinet ook een manier om de kennis en expertise die bij GasTerra zit over de gasmarkt te behouden gezien de nog steeds volatiele gasmarkt de komende jaren?

0p 9 maart 2023 hebben de aandeelhouders Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, België, Denemarken, Finland, Noorwegen, Spanje, Zweden en Nederland besloten tot ontmanteling van Instex. Wat zijn daarvan de (financiële) gevolgen?

De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een update over de verkoop van Intravacc.

Vragen en opmerkingen van de leden van de DENK-fractie

De leden van de DENK-fractie merken op dat in het jaarverslag op verscheidene manieren wordt ingegaan op de wijze waarop het kabinet diversiteit poogt te bevorderen middels het deelnemingenbeleid. Kan de minister aangeven welke concrete stappen er zijn gezet in de afgelopen jaren, ook in uitvoering van de moties met Kamerstuknummer 28165, nr. 350 (Van Baarle Hammelburg) en Kamerstuknummer 28165, nr. 375 (Van Baarle) om het diversiteitsbeleid bij de deelnemingen te verbeteren?

Kan de minister aangeven hoe de doelstelling van inclusie en diversiteit in de afgelopen tijd nader geconcretiseerd is en ook afrekenbaar is gemaakt binnen het deelnemingenbeleid, zoals de motie met Kamerstuknummer 28165, nr. 375 verzoekt? Welke minimale kritische prestatie indicatoren (KPI’s) en eisen bestaan er op dit moment op de thema’s inclusie en diversiteit in het deelnemingenbeleid en welke worden hieraan in de komende tijd toegevoegd?

Kan de minister aangeven hoe het gesteld is met de brede diversiteit binnen de hogere functies binnen de deelnemingen, dat wil zeggen heeft het kabinet naast de terechte monitoring van het aandeel vrouwen aan de top, tevens een getalsmatig beeld van de bredere diversiteit?

II Reactie van de minister

  1. Inleiding

Met interesse hebben wij kennisgenomen van de vragen die door de verschillende fracties zijn gesteld in het schriftelijke overleg staatsdeelnemingen. Hieronder vindt u de beantwoording van de vragen. De vragen uit de hoofdstukken 2 t/m 12 worden beantwoord door de minister van Financiën. Dit betreft de vragen over de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2022, benoemingen, maatschappelijk verantwoord ondernemen en de financiële positie van de staatsdeelnemingen en vragen per staatsdeelneming. De beantwoording is geclusterd per thema. Binnen de thema’s is de volgorde van het verslag aangehouden.

Daarnaast geven de minister van Klimaat en Groene Groei, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp respectievelijk antwoord op de vragen over de beleidsdeelnemingen GasTerra, Intravacc en INSTEX in hoofdstuk 13.

  1. Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2022

De leden van de NSC-fractie vragen of de minister nadere toelichting kan geven op het Dashboard. Wat is de reden dat bijna alle doelstellingen uit de Nota 2022 niet zijn gehaald? Kan bijv. toegelicht worden waarom slechts 7 procent van alle deelnemingen een algemene profielschets heeft voor de raad van bestuur terwijl de doelstelling 100 procent is. Waarom heeft slechts 66 procent het Charter Diversiteit ondertekend? Waarom is er nog geen enkele strategie beoordeeld?

Het dashboard laat de progressie zien van de implementatie van het beleid in de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2022 (hierna: Nota 2022). Veel veranderingen in de Nota 2022 vragen om nadere uitwerking die enige tijd vergt. Daarom is ervoor gekozen om voor een aantal indicatoren jaarlijks realistische tussendoelen te stellen. De huidige tussendoelen zijn voor 2024. Er zal dus pas na 2024 kunnen worden vastgesteld of het tussendoel is behaald.

Specifiek ten aanzien van de algemene profielschets voor de raad van bestuur geldt dat dit – in tegenstelling tot de algemene profielschets voor de raad van commissarissen – nieuw is ten opzichte van het voorgaande beleid. Veel staatsdeelnemingen hadden nog geen algemene profielschets voor de raad van bestuur maar ik span me er, in nauw overleg met de staatsdeelnemingen, voor in om hier voortgang op te boeken.

Eind december 2023 had 66 procent van alle deelnemingen (twaalf van de achttien deelnemingen) het Charter Diversiteit ondertekend. Inmiddels hebben zeventien deelnemingen het Charter Diversiteit ondertekend of zich bij een vergelijkbaar Europees initiatief aangesloten (totaal 94 procent). KLM, als onderdeel van Air France-KLM, en Thales hebben het Franse Charter Diversiteit ondertekend. Urenco is aangesloten bij een Brits sectorgerelateerd initiatief. COVRA is voornemens om het Nederlandse Charter Diversiteit te tekenen. Daarnaast hebben KLM en Urenco aangegeven voornemens te zijn om ook het Nederlandse Charter Diversiteit te ondertekenen.

De aandeelhouder heeft een consultatierecht met betrekking tot de strategie van een deelneming. Voor alle deelnemingen geldt dat als de huidige periode van strategie afloopt, de nieuwe strategie beoordeeld wordt en ik aan de deelneming een brief met aandachtspunten stuur. In 2023 heeft alleen BNG Bank haar strategie geëvalueerd en herijkt voor de periode 2024-2026. Het ministerie van Financiën is niet geconsulteerd voor het vaststellen van de herijkte strategie van BNG Bank en heeft deze dus niet heeft beoordeeld volgens de Nota 2022. Het ministerie is daarna wel uitgebreid geïnformeerd. Met BNG Bank is besproken dat het ministerie bij volgende evaluaties wel geconsulteerd zal worden.

De leden van de fractie van NSC vragen daarnaast of de doelinstructie en de statuten bij alle overheidsvennootschappen aangepast zijn in de zin dat het publieke belang tot uiting komt. Ook vragen de leden van de fractie van NSC of het klopt dat de raad van commissarissen zich altijd richt op het belang van de vennootschap en als het publieke belang en de doelinstructie van de vennootschap samenvallen, het publieke belang en het belang van de vennootschap ook samenvallen.

In de statutaire doelomschrijving wordt opgenomen wat de belangrijkste activiteiten, kerntaken en handelingen zijn die binnen de onderneming worden verricht. Deze doelomschrijving geeft daarmee de handelingsmogelijkheden en grenzen aan de raden van bestuur en commissarissen waarbinnen zij kunnen opereren. Het doel dient voldoende ruim geformuleerd te zijn, zodat de deelneming de ruimte heeft om op afstand van de staat bedrijfsmatig te opereren. Het is niet de bedoeling dat er met regelmaat discussie ontstaat over een eventuele doeloverschrijding en/of de statuten moeten worden aangepast. Het publieke belang is aan verandering en nadere invulling onderhevig. Het publieke belang komt dan ook niet letterlijk tot uiting in de statutaire doelomschrijving, maar bij de deelnemingen waarvan de staat 100 procent dan wel meerderheidsaandeelhouder is, is bij de implementatie van de standaardstatuten wel gekeken of de doelomschrijving logisch aansluit op het publiek belang.

De bestuurders en commissarissen dienen zich te richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Het is niet zo dat het publieke belang samenvalt met het belang van de vennootschap. Hoewel voor het vaststellen van het vennootschappelijk belang aansluiting kan worden gezocht bij het statutair doel, is het vennootschappelijke belang breder. De invulling van het ‘vennootschappelijk belang’ bestaat uit verschillende, wisselende deelbelangen en hangt af van de omstandigheden van het geval. Naast die van de aandeelhouder, zijn dat ook de belangen van andere stakeholders van de vennootschap, zoals werknemers en crediteuren.

De leden van de fractie van NSC vragen op welke manier commissarissen die op voordracht van de overheid zijn benoemd beter in staat worden gesteld om zich te richten op het publieke belang en of dat artikel 2:142 BW daarvoor moet worden aangepast.

Een commissaris wordt niet op voordracht van de overheid benoemd, maar op voordracht van de raad van commissarissen. Het benoemen van een zogenoemde ‘overheidscommissaris’ vind ik onwenselijk, vooral omdat een commissaris zonder last of ruggespraak zitting neemt in een raad van commissarissen. Wel wordt in het benoemingsproces getoetst of een kandidaat voldoende oog heeft voor de publieke context waarin de onderneming functioneert.

Een overheidscommissaris is niet beter in staat om zich te richten op het publieke belang. Een commissaris dient zich immers conform het vennootschapsrecht te richten op het belang van de vennootschap en de met haar verbonden ondernemingen. Een commissaris kan daarmee niet enkel het (publieke) belang dienen van de staat als aandeelhouder als dit niet in het belang van de vennootschap is. Artikel 2:142 BW (Burgerlijk Wetboek) hoeft in mijn optiek dan ook niet te worden aangepast.

De leden van de fractie van NSC vragen waarom er nog maar zelden gebruik wordt gemaakt van het artikel 2:129, derde en vierde lid van het BW, dat de overheidsaandeelhouder een passief respectievelijk een actief instructierecht geeft.

Ik vind het niet wenselijk om, als aandeelhouder op afstand, al dan niet vanwege politieke redenen instructies te geven aan het bestuur van de onderneming en zo op de stoel van de bestuurder te gaan zitten. Daarnaast is het op grond van artikel 2:129 lid 4 BW ook niet mogelijk om een statutaire bepaling op te nemen, waarbij voor bijvoorbeeld de aandeelhouder de mogelijkheid wordt gecreëerd om concrete, dan wel bindende, instructies aan de onderneming te geven. Wel zijn bepaalde besluiten van het bestuur (bijvoorbeeld investeringen boven een bepaald drempelniveau) op grond van artikel 2:129/2:239 lid 3 BW aan de goedkeuring van de aandeelhouder(s) onderworpen.

De leden van de VVD-fractie vragen wat het beleid wordt van het nieuwe beleid ten aanzien van staatsdeelnemingen, wat er gaat veranderen en welke acties de komende periode worden opgepakt.

De Nota 2022 blijft ongewijzigd. Wel zal ik in de uitvoering van het beleid andere accenten leggen dan mijn voorgangers, ofwel in de onderlinge prioritering van bepaalde aspecten van het beleid, ofwel in de interpretatie van bepaalde open normen van het beleid. Hiervoor verwijs ik naar de aanbiedingsbrief bij dit schriftelijk overleg.

De leden van de fractie van de VVD vragen hoe de minister omgaat met het verschil in het publieke en financiële belang. De leden vragen ook of de minister de mening deelt dat het lange termijn financiële resultaat van primair belang is en welke lijn de minister daarin gaat kiezen?

In de Nota 2022 staat, net als in voorgaande Nota’s, de borging van publieke belangen centraal. Het financiële belang is daar (evenals goed ondernemingsbestuur) ondersteunend aan. De doelen van het beleid rondom de financiële positie van deelnemingen zijn continuïteit van een deelneming en het behoud van financiële waarde, om zo het publieke belang structureel te kunnen ondersteunen. De staat heeft een langetermijnperspectief en laat zich in vergelijking met sommige private aandeelhouders in mindere mate leiden door kortetermijn- of commerciële motieven.

  1. Benoemingen, maatschappelijk verantwoord ondernemen en financiële positie

De leden van NSC-fractie vragen zich af in hoeverre de overheidsdeelnemingen voldoen aan de man-vrouw verhouding zoals neergelegd in Boek 2 van het BW?

Artikel 2:142b BW schrijft voor dat een raad van commissarissen van beursgenoteerde ondernemingen voor ten minste één derde deel uit vrouwen en voor ten minste één derde deel uit mannen bestaat. Dit ingroeiquotum ziet alleen op Nederlandse beursvennootschappen met een notering aan Euronext Amsterdam. Van alle staatsdeelnemingen en de tijdelijke financiële deelnemingen valt daarom alleen ABN AMRO rechtstreeks onder het toepassingsbereik van dit artikel. Desondanks voldoet niet alleen de raad van commissarissen van ABN AMRO aan de in artikel 2:142b BW beschreven man-vrouwverhouding, maar ook die van alle andere staatsdeelnemingen waar de staat doorslaggevende invloed op de benoeming van commissarissen heeft. De staat als aandeelhouder past de standaard uit artikel 2:142b ook toe op staatsdeelnemingen. Uit onderzoek blijkt dat diversiteit in de top betere besluiten en bedrijfsresultaten kan opleveren.

De leden van NSC vragen bovendien waarom het percentage vrouwen onder bestuurders veel lager is dan bij de commissarissen.

Ik constateer inderdaad dat het aantal vrouwelijke bestuurders op portefeuilleniveau (33 procent) achterblijft bij het aantal vrouwelijke commissarissen (46 procent). De Female Board Index - een jaarlijks overzicht van vrouwelijke bestuurders en commissarissen bij Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen – laat zien dat dit verschil zich niet alleen voordoet bij staatsdeelnemingen maar ook in andere delen van het bedrijfsleven. Ik constateer dat raden van commissarissen verschillende oorzaken noemen waardoor het lastig is om een vrouwelijke kandidaat voor een bepaalde vacature in het bestuur te werven, terwijl het vervolgens na extra aansporing vanuit de aandeelhouder soms toch mogelijk blijkt een goede geschikte vrouwelijke kandidaat te benoemen. Om de raad van commissarissen te prikkelen om zo breed en objectief mogelijk te kijken naar mogelijke geschikte kandidaten pas ik het in artikel 2:142b beschreven diversiteitsvereiste niet alleen toe op raden van commissarissen maar ook op raden van bestuur. Het percentage van 33 procent aan vrouwelijke bestuurders op portefeuille niveau reflecteert dit vereiste.

De leden van DENK vragen zich af of de minister aan kan geven hoe het gesteld is met de brede diversiteit binnen de hogere functies binnen de deelnemingen, dat wil zeggen of het kabinet naast de terechte monitoring van het aandeel vrouwen aan de top, tevens een getalsmatig beeld heeft van de bredere diversiteit.

Brede diversiteit kan de besluitvorming binnen de bedrijfstop verbeteren. De staat heeft daarom met staatsdeelnemingen gesproken over de vraag hoe brede diversiteit bij het benoemen van bestuurders en commissarissen kan worden bevorderd.

Ik vind het niet gepast om naast de man-verhouding ook andere persoonsgegevens te registreren op het niveau van een raad van commissarissen respectievelijk raad van bestuur, en daar vervolgens over te rapporteren. Een aantal van deze diversiteitsaspecten wordt op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming als bijzondere persoonsgegevens gezien. Registratie hiervan is alleen toegestaan op basis van vrijwilligheid en na de uitdrukkelijke toestemming van de betreffende persoon. Ik heb dus geen getalsmatig beeld van de brede diversiteit binnen de hogere functies van de deelnemingen.

De leden van de DENK-fractie vragen of de minister kan aangeven welke concrete stappen er zijn gezet in de afgelopen jaren, ook in uitvoering van de moties van Kamerstuknummer 28165, nr. 350 (Van Baarle Hammelburg) en Kamerstuknummer 28165, nr. 375 (Van Baarle) om het diversiteitsbeleid bij de deelnemingen te verbeteren?

In de motie zijn vijf dimensies van diversiteit – arbeidsvermogen, sekse, migratieachtergrond, leeftijd, seksuele oriëntatie – genoemd. Om uitvoering aan de genoemde moties te geven zijn er de afgelopen jaren de volgende stappen gezet:

  • De staat is met deelnemingen in gesprek gegaan over de wijze waarop brede diversiteit door hen bevorderd en gemonitord wordt;

  • Deelnemingen is gevraagd het Charter Diversiteit van de SER te ondertekenen;

  • De staat heeft in gesprekken met de deelnemingen benadrukt dat goede werkomstandigheden en bedrijfscultuur belangrijk zijn en dat het daarom voor de hand ligt dat deelnemingen vragen m.b.t. diversiteit en inclusie in medewerkersonderzoeken opnemen.

  • De staat heeft met enkele staatsdeelnemingen gesproken over de vraag hoe brede diversiteit bij het benoemen van bestuurders en commissarissen kan worden bevorderd. Brede diversiteit moet de besluitvorming binnen de bedrijfstop verbeteren.

De leden van de DENK-fractie vragen de minister aan te geven hoe de doelstelling van inclusie en diversiteit in de afgelopen tijd nader geconcretiseerd zijn en ook afrekenbaar zijn gemaakt binnen het deelnemingenbeleid, zoals de motie met Kamerstuknummer 28165, nr. 375 verzoekt? Welke minimale kritische prestatie indicatoren (KPI’s) en eisen bestaan er op dit moment op de thema’s inclusie en diversiteit in het deelnemingenbeleid en welke worden hieraan in de komende tijd toegevoegd?

De staat heeft aan deelnemingen gevraagd het Charter Diversiteit van de SER te ondertekenen. In het kader van het Charter Diversiteit stellen deelnemingen een Plan van Aanpak op dat concrete doelstellingen op de dimensies arbeidsvermogen, sekse, migratieachtergrond, leeftijd en seksuele oriëntatie bevat. Daarnaast monitort de staat, via het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen, de verhouding man/vrouw in de subtop en of diversiteit en inclusie vast onderdeel is van hun medewerkersonderzoek.

De leden van de VVD-fractie vragen welke risico's de minister ziet voor de verschillende staatsdeelnemingen en waar er mogelijk de komende kabinetsperiode kapitaalinjecties nodig zijn en hoe groot deze zijn.

Voor elke onderneming en dus ook voor elke staatsdeelneming geldt dat er financiële risico’s zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval voor:

  • Invest International dat snel gegroeid is, waardoor er versneld een nieuwe kapitaalsbehoefte is ontstaan;

  • Holland Casino, onder andere vanwege de aangekondigde verhoging van de kansspelbelasting;

  • NS, vanwege het uitdagende financiële herstel na de Covid-19 periode en

  • TenneT, Stedin, Gasunie en COVRA, vanwege de forse investeringsagenda in het kader van de energietransitie (zie o.a. ook de bijlagen van de Miljoenennota 2025, p. 385).

Met het noemen van bovenstaande voorbeelden van financiële risico’s wil ik overigens niet de indruk wekken dat in al deze gevallen kapitaal nodig zal zijn.

Ten aanzien van TenneT heb ik op dinsdag 17 september 2024 een Kamerbrief1 verstuurd met daarin de stand van zaken naar het onderzoek in de structurele oplossingen voor de kapitaalbehoefte van TenneT.

In de begroting die gepresenteerd is op Prinsjesdag zijn de laatste inzichten met betrekking tot voorgenomen kapitaalinjecties opgenomen. Invest-NL (600 miljoen euro in kernkapitaal) en Invest International (100 miljoen euro) zullen komende jaren kapitaal ontvangen. Op dit moment zijn geen verdere kapitaalverzoeken aan de orde. Of er eventueel (nieuwe) kapitaalbehoefte ontstaat bij de staatsdeelnemingen is afhankelijk van specifieke omstandigheden en de toekomstige financiële prestaties van de staatsdeelnemingen.

De staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst en ik zullen de Kamer tijdig informeren en betrekken als wij willen voorzien in de kapitaalbehoefte bij staatsdeelnemingen. Dit is ook vastgelegd in Comptabiliteitswet 2016 in een zogenoemde voorhangprocedure. Middels de voorhangprocedure is geregeld dat de Tweede Kamer en de Eerste Kamer tijdig worden geïnformeerd als een bewindspersoon eigen vermogen (bijvoorbeeld door middel van een kapitaalinjectie) wil verstrekken aan een privaatrechtelijke rechtspersoon (in dit geval een staatsdeelneming). Een kapitaalstorting aan een deelneming vindt pas plaats nadat het parlement ingestemd heeft met het begrotingsstuk waarin deze storting is opgenomen (budgetrecht parlement).

  1. NLFI

De leden van de fractie van NSC vragen of het klopt dat de Nederlandse Staat nog steeds 48,7 procent van de aandelen in ABN Amro heeft? De leden van NSC vragen ook of het klopt dat de Staat voor 100 procent eigenaar is van de Volksbank en daarmee dus ook indirect eigenaar is van ASN en Reaal? Deelt de minister de mening dat een gemengd bankenlandschap (deels in handen van de overheid, deels privaat en deels coöperatief) een positieve invloed zou kunnen hebben op het functioneren van de bankensector?

Op 11 september 2024 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het op 23 november 2023 gestarte verkoopprogramma ABN AMRO is afgerond en het belang is afgebouwd naar 40,5%.2 Ik heb uw Kamer op 15 oktober jl. geïnformeerd dat ik heb ingestemd met het advies van NLFI voor een nieuw verkoopprogramma certificaten ABN AMRO. Het programma is erop gericht het belang in ABN AMRO verder af te bouwen tot 30%.3

Ik hecht waarde aan een bankenlandschap met voldoende diversiteit. Diversiteit draagt bij aan een vitale bankensector met stabiele en efficiënte dienstverlening aan consumenten en bedrijven. Voor een divers bankenlandschap vind ik het al dan niet houden van een belang in een bank door de staat, zoals het geval is bij ABN AMRO en de Volksbank, niet noodzakelijk. Onder diversiteit versta ik een sector die zich kenmerkt door spelers met verschillende bedrijfsmodellen, producten en balansstructuren.

De leden van de fractie van NSC vragen of het klopt dat een door de overheid aangeboden default dienst een bodem in de markt kan leggen in term van (maximale) prijs en (minimale) kwaliteit. Daarnaast vragen de leden van de fractie van NSC of het dat een overheidsbank een nuttige rol zou kunnen spelen in oligopolistische markten, zoals daar zijn de markt voor spaartegoeden en hypotheken.

Het is de rol van de overheid om de voorwaarden te scheppen voor een goed functionerende bancaire markt. Een goed functionerende markt betekent onder andere dat er voldoende concurrentie is. Als een markt goed functioneert, is er geen rol voor de overheid om diensten aan te bieden op deze markt. Als geconstateerd wordt dat een markt niet goed functioneert, bijvoorbeeld omdat er onvoldoende concurrentie is, kan de overheid stappen zetten om de werking van de markt te verbeteren, bijvoorbeeld via wet- en regelgeving. Het aangaan of aanhouden van een deelneming, zoals een overheidsbank, is een ingrijpende vorm van overheidsingrijpen.

Ik zie geen rol weggelegd voor een overheidsbank in de markt voor spaartegoeden en hypotheken. De Volksbank en ABN AMRO, banken waar de overheid op dit moment een (deel)belang in heeft, functioneren en concurreren nu in een bancaire markt met private partijen die deze diensten aanbieden. Met een overheidsbank concurreren op de spaarmarkt zou een ingrijpende manier zijn om de samenstelling van de sector te beïnvloeden. Dit vind ik niet wenselijk en dit leidt mogelijk zelfs tot conflicten met (Europese) staatssteunkaders. Wel vind ik het belangrijk om te kijken naar beleid om de concurrentiedruk in de markt te verhogen. Dit kan gefaciliteerd worden door actieve keuzes en overstapgedrag van consumenten te stimuleren en te vergemakkelijken. Hiervoor is een combinatie van maatregelen nodig, die ik beschrijf in mijn appreciatie van het ACM-onderzoek naar de werking van de spaarmarkt.

De leden van de fractie van NSC vragen of het klopt dat een actieve overheidsbank ingezet kan worden om de positie van de consument te verbeteren (n.a.v. bevestiging ACM oligopolistische karakter markten).

De ACM constateert dat een grotere concurrentiedruk op de spaarmarkt kan leiden tot uitkomsten die gunstiger zijn voor spaarders en de maatschappij als geheel. Als voldoende consumenten ‘actief’ worden en een deel van hun spaargeld bij andere banken onderbrengen of gaan beleggen, worden (groot)banken meer aangemoedigd om op rentetarieven te concurreren. Hier profiteren ook ‘inactieve’ consumenten (niet-overstappers) van. De ACM concludeert dat er op dit moment sprake is van een marktuitkomst die – in economische zin – niet optimaal is voor consumenten en de maatschappij als geheel.

Ondanks dat de spaarmarkt in Nederland wordt gedomineerd door een aantal grootbanken, constateert de ACM ook dat er daarnaast een divers aanbod van kleinere spelers op de spaarmarkt is. Ook schrijft de ACM dat de toetredingsdrempels om actief te worden op de Nederlandse spaarmarkt lijken mee te vallen. Verder blijkt uit marktdata van de ECB dat er een groeiende groep consumenten is – hoewel nog wel relatief klein – die al actief keuzes maakt binnen het aanbod.4 Ook laat onderzoek zien dat in het eerste kwartaal van 2024 ongeveer 63 procent van de nieuwe spaarrekeningen werd geopend bij een kleine of buitenlandse bank.5

In het licht van deze bevindingen zie ik daarom geen specifieke rol voor een overheidsbank weggelegd in de Nederlandse spaarmarkt. Wel ben ik het met de ACM eens dat het goed is als meer consumenten ‘actief’ worden op de spaarmarkt, om zo de concurrentiedruk te verhogen. Dit kan gefaciliteerd worden door actieve keuzes en overstapgedrag van consumenten te stimuleren en te vergemakkelijken. Hiervoor is een combinatie van maatregelen nodig, die ik beschrijf in mijn appreciatie van het ACM-onderzoek.

De leden van de fractie van NSC vragen of het klopt dat de Volksbank de enige grotere bank is die nog een relatief groot netwerk van bankkantoren in stand houdt en of dat dit niet meer gegarandeerd kan worden als de Volksbank is geprivatiseerd. Daarnaast vragen de leden van de fractie van NSC of het klopt dat het openhouden van bankkantoren en andere voorzieningen een belangrijke bijdrage kan leveren en of de minister ingaan op het borgen van de publieke belangen (maatschappelijke verankering van banken) bij een privatisering van de Volksbank.

Een recente analyse van Betaalvereniging Nederland laat zien dat de Volksbank de meeste bankkantoren heeft: de Volksbank had 647 bankkantoren in 2022, de Rabobank 122, ING 57 en ABN AMRO 27.6 Banken bieden veelal alternatieven aan voor bankkantoren, zoals servicepunten, financiële zorgcoaches en mobiele adviseurs. Indien de Volksbank geprivatiseerd wordt, is het aan een nieuwe aandeelhouder om de strategie van de bank te bepalen. Dat geldt ook voor de fysieke dienstverlening.

De toegankelijkheid van het betalingsverkeer heb ik hoog in het vaandel staan. Ik vind het belangrijk dat iedereen in Nederland zelfstandig kan bankieren. De toegankelijkheid van het betalingsverkeer kan worden gewaarborgd door verschillende maatregelen. Fysieke dienstverlening via bankkantoren en servicepunten kan daarbij een rol spelen, maar er zijn ook andere manieren om dit te borgen, bijvoorbeeld via mobiele adviseurs en financiële zorgcoaches.

Aandeelhouderschap in de Volksbank is niet vereist voor het borgen van dit publieke belang. Uit de analyse naar de borging van publieke belangen in de financiële sector van 27 oktober 2023 bleek dat er publieke belangen in de financiële sector zijn die beter geborgd kunnen worden, waaronder de fysieke dienstverlening, en dat het ook mogelijk is om deze belangen te borgen via sectorbrede instrumenten, zoals zelfregulering, afspraken met de sector of concrete (aankomende) wet- en regelgeving.7

Een manier waarop invulling wordt gegeven aan het borgen van het belang van de toegankelijkheid van het betalingsverkeer, is via het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB). Het MOB is in 2002 opgericht door de minister van Financiën en is een overlegplatform waarin zowel aanbieders als afnemers van betaaldiensten vertegenwoordigd zijn. Het MOB zet zich in voor een veilig, betrouwbaar, toegankelijk en efficiënt betalingsverkeer voor iedereen. Eind november 2022 heeft het MOB de banken opgeroepen om meer prioriteit te geven aan de toegankelijkheid van het betalingsverkeer, mede naar aanleiding van het DNB-onderzoek dat aantoonde dat ruim 1 op de 6 volwassen Nederlanders (2,6 miljoen mensen) hun bank- en betaaldiensten niet geheel zelfstandig uit kan voeren. De banken, waaronder de Volksbank, zijn als reactie op dit rapport gestart met het programma Toegankelijk bankieren.8 Zij ontplooien gezamenlijke initiatieven onder dit programma om de dienstverlening van banken toegankelijker en inclusiever te maken en doen dit in samenwerking met andere instellingen en organisaties. Ook nemen banken individuele maatregelen om de toegankelijkheid van hun dienstverlening te verbeteren. Graag verwijs ik naar de Kamerbrief jaarrapportage MOB van 24 juni 2024 met de laatste stand van zaken van de voortgang die is geboekt door de banken.9 Ik blijf de ontwikkelingen rondom de toegankelijkheid van het betalingsverkeer nauwgezet volgen.

De leden van de fractie van de VVD vragen wat in algemene zin het beleid/visie is op het afbouwen van het belang van de Nederlandse staat in de financiële instellingen. Tevens vragen de leden van de VVD-fractie wat de plannen van het nieuwe kabinet zijn voor de verdere afbouw van de ABN AMRO als staatsdeelneming en welke stappen de minister wil gaan zetten. Ook vragen de leden van de fractie van de VVD wanneer het nieuwe kabinet een besluit gaat nemen over de toekomst van de Volksbank.

ABN AMRO en de Volksbank zijn destijds in staatshanden gekomen met het oog op het borgen van de stabiliteit van het financiële stelsel. Het uitgangspunt is en blijft dat het aandeelhouderschap in deze deelnemingen van tijdelijke aard is. Het uitgangspunt van dit kabinet is, net als voorgaande kabinetten, om deze deelnemingen zo snel als verantwoord is volledig terug naar de markt te brengen.

Op 11 september 2024 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het op 23 november 2023 gestarte verkoopprogramma ABN AMRO is afgerond en het belang is afgebouwd naar 40,5%.10 Ik heb uw Kamer op 15 oktober jl. geïnformeerd dat ik heb ingestemd met het advies van NLFI voor een nieuw verkoopprogramma certificaten ABN AMRO. Het programma is erop gericht het belang in ABN AMRO verder af te bouwen tot 30%.11

Voor de Volksbank geldt hetzelfde uitgangspunt om de bank weer volledig naar de markt te brengen. NLFI concludeert dat de opties onderhandse verkoop of beursintroductie realistische toekomstopties zijn en dat de opties staatsbank, coöperatieve bank en stichting beheer niet worden aanbevolen. Ik volg de conclusies van NLFI.12 Uit de analyse van NLFI blijkt dat de Volksbank nog een aantal jaar nodig heeft om helemaal verkoopgereed te zijn. Ik heb NLFI en de Volksbank gevraagd parallel het voorbereidingsproces voor de toekomstopties onderhandse verkoop en beursgang uit te werken. Dit voorbereidingsproces heeft geen nadelen en/of onomkeerbare gevolgen, mocht uiteindelijk een ander besluit worden genomen. Zoals ik ook schreef in mijn Kamerbrief van 1 oktober 2024 ga ik graag met uw Kamer in gesprek over de toekomstopties alvorens daadwerkelijk een richtinggevend besluit te nemen.

  1. TenneT

De leden van de fractie van NSC vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de kapitaalinjectie in TenneT in het kader van de energietransitie? Daarbij vragen de leden van de fractie van NSC wat de stand van zake is met betrekking tot de Duitse belangen van TenneT en welke eventuele acties wil de minister nemen?

De leden van de VVD-fractie vragen naar een meer uitgebreide toelichting op de consequenties voor de lange- en korte termijn van de niet geslaagde verkoop van TenneT Duitsland. Daarnaast vraagt de VVD-fractie welke investeringen er voor TenneT Duitsland de komende jaren gedaan moeten worden en wat de kapitaalbehoefte is voor TenneT Nederland en TenneT Duitsland in de komende jaren. Tot slotte vraagt de VVD-fractie hoe de minister de kapitaalbehoefte voor zowel de Nederlandse als Duitse activiteiten gaat oplossen, hoe de minister de komende tijd verder gaat met dit dossier en wanneer er nadere informatie aan de kamer kan worden gegeven.

Op dinsdag 17 september 2024 hebben de minister van Financiën en de minister van Klimaat en Groene Groei een Kamerbrief verstuurd met daarin de stand van zaken naar het onderzoek in de structurele oplossingen voor de kapitaalbehoefte van TenneT.13 In de brief wordt ook ingegaan op de hoogte van de kapitaalbehoeftes van zowel TenneT Duitsland als TenneT Nederland. Dit betreft nog steeds de laatste inschatting van TenneT in mei 2024. Momenteel kijkt het ministerie van Financiën samen met TenneT of er manieren zijn om de kapitaalbehoefte te verlagen. Ik verwacht uw Kamer rond de jaarwisseling te kunnen informeren over de stand van zaken van de uitwerking van de structurele oplossing van TenneT Duitsland. Daarnaast wordt er op verzoek van de vaste commissie voor Financiën een technische briefing georganiseerd.


  1. Invest-NL/Invest International

De leden van de fractie van NSC vragen waarom het ziekteverzuim bij Invest-NL relatief hoog is. Daarnaast vragen de leden van de fractie van NSC welke actie het ministerie van financiën als aandeelhouder hierop heeft ondernomen?

Voor Invest-NL is per abuis een verkeerd ziekteverzuimcijfer opgenomen in het jaarverslag. Het ziekteverzuim bedroeg in 2023 4,5 procent.

De leden van de fractie van NSC hebben gevraagd waarom het jaarverslag van Invest International nog niet gereed is gezien de reeds verstreken termijn.

Vanwege afwezigheid van de voormalige CEO en het proces om de huidige ad interim co-CEO’s van Invest International aan te nemen, heeft de accountant langer nodig gehad om een controleverklaring af te geven op het jaarverslag van 2023. Het jaarverslag is inmiddels goedgekeurd en wordt tegelijkertijd met de publicatie van dit verslag aan de Kamer gestuurd.

De leden van de VVD-fractie lezen dat in 2025 voor InvestNL voor het eerst een rendementsdoelstelling zal worden opgelegd. Wat zal deze doelstelling worden en hoe wordt hiertoe besloten? Wat verklaart de afgenomen solvabiliteit van InvestNL?

Bij de oprichting van Invest-NL is bepaald dat na drie jaar een passende rendementsdoelstelling zal worden vastgesteld. Vanaf 2023 tot en met 2025 wordt reeds voor Invest-NL een rendementsdoelstelling van 2 procent gehanteerd. In 2025 zal met de deelneming en het vakdepartement het gesprek worden aangegaan over een adequate rendementsdoelstelling vanaf 2026.

De solvabiliteit is afgenomen doordat Invest-NL in 2023 naast kernkapitaal een lening heeft ontvangen van het ministerie van Economische Zaken ten bate van een lening van Invest-NL aan het bedrijf SIF. Beide leningen zijn in 2024 afgelost.

De leden van de VVD-fractie lezen dat in het Hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat InvestNL wordt verstevigd als belangrijk vehikel voor investeringen in innovatie en in de potentie van de economie. Hoe gaat de minister daar inhoud en een vervolg aan geven? De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe de minister kijkt naar Invest International in dit kader?

Met 900 miljoen euro aanvullende middelen wordt de slagkracht van Invest-NL vergroot op meerdere manieren. Met het vergroten van het kernkapitaal zal de doorgroei van innovatieve startups naar scale-ups bevorderd worden. Met het mogelijk maken van blended finance zullen investeringen mogelijk gemaakt worden in producten met meer maatschappelijke baten, zoals in de energietransitie. Op deze wijze versterkt Invest-NL haar positie om verdere innovatie te kunnen stimuleren.

Het kabinet hecht er belang aan dat Invest International op de lange termijn het internationale Nederlandse bedrijfsleven kan blijven ondersteunen. Daarom is een bedrag van 100 miljoen euro in 2026 vrijgemaakt uit de gereserveerde middelen voor Invest-NL. Tegelijkertijd onderzoekt het kabinet hoe de continuïteit van Invest International voor de toekomst kan worden geborgd, onder andere door te bezien of en, zo ja, onder welke voorwaarden een integratie van Invest International en Invest-NL mogelijk is op zodanige wijze dat de beleidsdoelen van beide organisaties worden versterkt (binnen de geldende budgettaire afspraken).

Air France-KLM (AFKL)

De leden van de fractie van NSC vragen waardoor het aandelenbelang in AFKL verwaterd is van 14,9 procent naar 9,1 procent. Daarnaast vragen de leden van de fractie van NSC hoe groot het belang van de Franse staat is in AFKL en waarom die belang veel groter is dan in 2019, terwijl het de bedoeling was dat het NL en FR aandeel ongeveer gelijk zouden blijven om zo wederzijdse publieke belangen in evenwicht te houden.

Als gevolg van de COVID-19-crisis heeft Air France–KLM verschillende maatregelen genomen om de eigenvermogenspositie te verbeteren. Dit is onder meer gedaan door een herkapitalisatiemaatregel van de Franse staat, aandelenemissie en uitgifte van converteerbare obligaties. Als gevolg van deze versterkingsmaatregelen zijn er nieuwe aandelen uitgegeven die impact hebben gehad op het belang van zowel de Nederlandse als de Franse staat in Air France–KLM. Het belang van de Nederlandse staat is daardoor afgenomen naar een belang van 9,1 procent (eind 2023). Het belang van de Franse staat in Air France–KLM is door met name de herkapitalisatiemaatregelen toegenomen naar een belang van 28 procent. Ten tijde van de aankoop van de aandelen Air France–KLM in 2019 was het uitgangspunt om een vrijwel vergelijkbaar belang in Air France–KLM te verkrijgen als de Franse staat. Als gevolg van de COVID-19-crisis en de door Air France–KLM genomen maatregelen is er een verschil ontstaan in de aandelenbelangen van de Franse en de Nederlandse staat.

  1. NS en beleidsdeelneming ProRail

De leden van de fractie van NSC vragen waarom het ziekteverzuim bij NS relatief hoog is. Daarnaast vragen de leden van de fractie van NSC welke actie het ministerie van Financiën als aandeelhouder hierop heeft ondernomen?

Ik begrijp van NS dat de onderneming veel aandacht heeft voor het terugbrengen van het verzuim onder het personeel. NS heeft te maken met een relatief hoog verzuim vanwege de personeelstekorten (onder andere als gevolg van pensionering en gespannen arbeidsmarkt) en de gevolgen van incidenten rondom sociale veiligheid. NS heeft de grondoorzaken van het verzuim geïdentificeerd en heeft actieplannen opgesteld. NS heeft mij aangeven dat het percentage ziekteverzuim daardoor lijkt te verbeteren, maar vooralsnog hoog blijft.

Als aandeelhouder sta ik op dit onderwerp op afstand. Het personeelsbeleid van een deelneming, valt onder de verantwoordelijkheid van het bestuur. Ik wil niet op de stoel van het bestuur plaatsnemen. Het is primair aan het bestuur van NS om het ziekteverzuim te monitoren en waar mogelijk te verminderen. De raad van commissarissen houdt daar toezicht op.

De leden van de NSC-fractie vragen zich af op welke manier het ministerie van Financiën als aandeelhouder betrokken is bij de voorgenomen tariefsverhoging van negen procent bij de NS? Zijn er alternatieven hiervoor onderzocht en hoe is de overige besluitvorming hierover verlopen?

In 2025 zou er sprake zijn van een uitgestelde stijging van de NS-tarieven van 8,7 procent. De Kamer is bij Prinsjesdag geïnformeerd over het dempen van deze uitgestelde tariefstijging.14 Het ministerie van Financiën is als aandeelhouder van NS op verschillende momenten betrokken geweest bij die gesprekken. Ik zie geen mogelijkheden om een grotere efficiencytaakstelling bij NS neer te leggen binnen de kaders van de huidige dienstverlening. NS heeft al een substantiële financiële bijdrage geleverd om de nieuwe hoofrailnetconcessie in te kunnen passen. Tot en met 2024 is een bezuinigingspakket van 1,4 miljard euro afgesproken. Vanaf 2025 moet NS aanvullend 90 miljoen euro per jaar efficiencybesparingen realiseren. Tijdens de concessieonderhandelingen is het bedrijfsmodel van NS grondig doorgelicht, ook door onafhankelijke adviseurs. Hieruit kwamen geen significante inefficiënties of mogelijkheden voor NS om verder te besparen zonder deze te behalen ten koste van de dagelijkse operatie of dienstverlening.

De leden van de VVD-fractie vragen toe te lichten hoe de hoogte van de beloning van de raad van bestuur in het verleden tot stand is gekomen? Hoe staat dit in verhouding tot vergelijkbare bedrijven? Hoe is dit gekoppeld aan de prestaties?

NS opereert in een competitieve markt en moet concurreren met andere vervoerbedrijven. Om effectief te kunnen concurreren, is het aantrekken van ervaren bestuurders met de benodigde relevante kennis essentieel. Tegelijkertijd vind ik dat een deelneming een beloningsbeleid moet hebben waar ook gelet wordt op het publieke karakter van een deelneming.

Bij het vaststellen van het beloningsbeleid van NS is daarom gebruikgemaakt van twee referentiegroepen: de (semi-)publieke sector en de Nederlandse private sector. In de (semi-) publieke sector wordt gekeken naar organisaties die qua aard, omvang, complexiteit en impact zoveel mogelijk van vergelijkbare orde zijn als NS, en bestaat uit staatsdeelnemingen en vervoerbedrijven. Voor de private sector wordt de Nederlandse ‘algemene bestuurdersmarkt’ als uitgangspunt genomen, met een functieweging volgens de zogenoemde Hay-methode.

De beloning van bestuurders is niet afhankelijk van prestatieafhankelijke indicatoren. De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, als concessieverlener voor het hoofrailnet, heeft heldere afspraken met NS over de prestaties die zij moet leveren. Via de instrumenten uit de vervoersconcessie kan hij hierop sturen, zoals de verantwoordingverplichtingen, de jaarlijkse beleidsprioriteiten, en via de bonus-malus op de afgesproken prestatie-indicatoren.

Ook vragen de leden van de VVD-fractie hoe er in het kader van het staatsdeelnemingenbeleid wordt gestuurd op het beter presteren van NS en ProRail voor de reiziger?

Bij uitoefening van het aandeelhouderschap staat borging van het publieke belang centraal. Voor NS is dit onder andere een goede bereikbaarheid. De treinreiziger moet kunnen rekenen op goed en betrouwbaar openbaar vervoer. Het verbeteren van de prestaties is wat mij betreft op dit moment dan ook de belangrijkste prioriteit voor NS. In de gesprekken die ik en de betrokken ambtenaren van het ministerie van Financiën met NS hebben is de noodzaak voor betere operationele prestaties een belangrijk onderwerp. Ook worden de benodigde verbeteringen besproken in de reguliere overleggen met de raad van commissarissen van NS.

Voor de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de aandeelhouder van ProRail, geldt hetzelfde. Ook hij stelt de borging van het publieke belang van ProRail, het beheer van het spoornetwerk, centraal in zijn rol als aandeelhouder. In zowel de bestuurlijke gesprekken als de aandeelhoudersvergaderingen wordt stil gestaan bij de operationele prestaties.

Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie wat NS en ProRail op korte termijn gaan doen om de prestaties voor de reiziger te verbeteren? Wat doet de minister als 100 procent aandeelhouder daaraan?

De zeggenschap over de prestaties onder de hoofdrailnetconcessie valt onder de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, als concessieverlener. Om verbeteringen te bewerkstelligen stuurt hij via het ingerichte verbeterprogramma Betrouwbaar Beter, een programma dat gericht is op het oplossen van de door ProRail en NS geïdentificeerde hoofdoorzaken achter de tegenvallende prestaties. Een aantal van de maatregelen in dit programma laat al verbetering zien. Andere maatregelen zullen pas op de langere termijn effect hebben omdat deze een lange(re) doorlooptijd hebben.

9. Schiphol

De leden van de NSC-fractie vragen op welke manier Financiën als aandeelhouder van Schiphol betrokken is bij het opkopen van stikstofruimte?

Schiphol is zelf verantwoordelijk voor het mitigeren van stikstofuitstoot, bijvoorbeeld door extern te salderen. Dit uitgangspunt geldt voor alle initiatiefnemers, inclusief Schiphol. De regels voor extern salderen zijn vastgelegd in beleidsregels (Stcrt 2020, 52486) en zijn voor alle initiatiefnemers gelijk. Er is geen sprake van betrokkenheid van de staat als aandeelhouder van Schiphol bij de transacties voor het opkopen van stikstofruimte. Als aandeelhouder staat de staat op afstand en is het aan het bestuur van Schiphol om zorg te dragen voor operationele aangelegenheden, waaronder het voldoen aan wet- en regelgeving. Private ondernemingen, waaronder Schiphol, zijn vrij om met elkaar transacties aan te gaan binnen de kaders van de Wet natuurbescherming (thans: Omgevingswet). De staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft het bevoegd gezag en is verantwoordelijk voor het beoordelen van vergunningaanvragen en verlenen van natuurvergunningen en omgevingsvergunningen voor Natura 2000-activiteiten. Schiphol heeft op 26 september 2023 een natuurvergunning verkregen.15 Zie ook de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Van der Molen, Boswijk en Inge van Dijk (allen CDA)16, schriftelijke vragen van de leden Oucke en Tjeerd de Groot (beiden D66)17, de leden Kröger en Bromet (beiden GroenLinks)18 en de leden Hertzberger en Olger van Dijk (beiden NSC)19.

De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat de hubfunctie van Schiphol en daarbij de rol van KLM behouden kan blijven. Het hoofdlijnenakkoord spreekt ook van het behoud van de netwerkkwaliteit van Schiphol. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de minister denkt daaraan bij te kunnen dragen door de betrokken staatsdeelnemingen en het beleid voor staatsdeelnemingen.

Als aandeelhouder heeft de staat verschillende mogelijkheden om de relevante publieke belangen te borgen. Op informele wijze doe ik dat via periodieke gesprekken met raden van bestuur en raden van commissarissen. De formele bevoegdheden geven de staat (in ieder geval als meerderheidsaandeelhouder van Schiphol) onder andere invloed op de strategie en er is een goedkeuringsrecht op grote investeringen boven een bepaalde drempelwaarde. Die instrumenten zal ik inzetten om de kabinetsdoelen en borging van de publieke belangen te verwezenlijken.

Toetssteen daarbij is altijd primair het publieke belang, en daarmee (onder andere) het behoud van de hubfunctie voor Schiphol en ten behoeve daarvan netwerkkwaliteit voor KLM.

De leden van de VVD-fractie vragen als het gaat om Schiphol, hoe het kan dat het salaris voor de COO in de Raad van Bestuur 227.000 euro is in 2023 voor de periode tot 1 februari 2023 (pagina 80 van het jaarverslag).

Per 31 januari 2023 heeft de raad van commissarissen de arbeidsovereenkomst van de COO beëindigd wegens een verschil van inzicht tussen de directie en de raad van commissarissen, die na gezamenlijke intensieve inspanningen met de COO niet te overbruggen bleken. De arbeidsovereenkomst liep tot 31 juli 2023, vanwege de opzegtermijn van zes maanden. Het bedrag van 227.000 euro betreft het salaris van de COO tot die periode.

Stedin

De leden van de VVD-fractie vragen naar de reden waarom er specifiek bij Stedin is gekozen voor het aandeelhouderschap. De leden vragen zich af waarom Stedin niet kon voorzien in de eigen kapitaalbehoefte terwijl andere netwerkbeheerders dit blijkbaar wel kunnen.

Alle regionale netbeheerders moesten destijds, en moeten nog steeds, fors investeren in het kader van het Nederlandse energiebeleid en de energietransitie om de klimaatdoelen te halen en economische groei te faciliteren. Op de lange termijn verdienen de regionale netwerkbedrijven de efficiënte investeringen plus een redelijk rendement terug via de nettarieven. Echter, op de korte termijn moeten zij deze investeringen voorfinancieren met een combinatie van vreemd en eigen vermogen. Hierbij is een solide kredietwaardigheid van groot belang om toegang tot vreemd vermogen te behouden tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

In de jaren voorafgaand aan het aandeelhouderschap in Stedin hebben de aandeelhouders van de regionale netwerkbedrijven bijgedragen aan de financieringsbehoefte door de eigenvermogenspositie te versterken met kapitaalinjecties: 500 miljoen euro voor Enexis, 600 miljoen euro voor Alliander, en 451 miljoen euro voor Stedin (grotendeels door het niet uitkeren van de 251 miljoen euro verkoopresultaat uit de verkoop van Joulz Diensten).

Desondanks had Stedin behoefte aan een aanvullend eigen vermogen om haar kredietwaardigheid te behouden en de benodigde investeringen in met name het elektriciteitsnet op peil te houden. De bestaande gemeentelijke aandeelhouders konden of wilden deze kapitaalbehoefte niet volledig invullen. Als gevolg daarvan besloot de staat om over te gaan tot een kapitaalstorting en verkreeg zij het aandeelhouderschap in Stedin, waarmee zij het publieke belang van het verder brengen van de energietransitie en leveringszekerheid heeft geborgd. Zie ook de Kamerbrief van 8 september 2023.20

In dit kader is de staat ook een Afsprakenkader aangegaan met Stedin, Alliander en Enexis waarin een proces is beschreven onder welke voorwaarden de netwerkbedrijven de staat mogen verzoeken om eigen vermogen (zonder dat de staat daartoe gehouden is). Op basis van dit Afsprakenkader en de reservering voor de participatie in Stedin in de begroting heeft kredietbeoordelaar Standard & Poor’s de drie netwerkbedrijven een zogenoemde government related entity uplift toegekend, die heeft gezorgd voor meer investeringsruimte en een lagere kapitaalbehoefte. Met andere instrumenten dan het aandeelhouderschap was dit niet mogelijk geweest.

  1. Thales

De leden van de fractie van de VVD vragen wat bij Thales de reden is om geen informatie te verschaffen over de beloning van de bestuurder en raad van commissarissen?

Thales geeft aan dat het onder verwijzing naar artikel 383 van het BW de beloning van het bestuur en de raad van commissarissen niet bekend maakt.

  1. Kansspelaanbieders - Nederlandse Loterij en Holland Casino

De leden van de fractie van de NSC hebben vragen over die deelnemingen die zijn aangewezen waar het publiek aandeelhouderschap niet langer voldoende toegevoegde waarde zou hebben. De leden van de NSC-fractie zijn niet op alle punten even overtuigd van de argumenten om deze overheidsbedrijven op termijn te privatiseren. De leden van de NSC-fractie constateren dat een deel van de opbrengsten van de Nederlandse Loterij naar de sportsector gaat. Na privatisering is deze afdracht in beginsel juridisch niet meer verplicht en zal mogelijk te komen vervallen. Kan de minister hierop ingaan?

Op 21 december 2023 is het rapport “Verkenning toekomstvarianten NLO” met de Kamer gedeeld.21 In het rapport worden verschillende varianten geschetst voor privatisering van de Nederlandse Loterij. In alle varianten zijn er voor de beneficianten (de sportsector en goede doelen) verschillende oplossingen denkbaar waarin hun financiële belangen worden geborgd. Als er besloten wordt tot privatisering zullen de belangen van de beneficianten meegenomen worden in de besluitvorming.

Mede naar aanleiding van de evaluatie van het aandeelhouderschap Nederlandse Loterij en Holland Casino zijn de leden van de VVD-fractie voorstander van het beëindigen van het aandeelhouderschap. De leden van de VVD-fractie vragen wat de plannen zijn en de planning van het nieuwe kabinet.

De Nota 2022 schrijft voor dat minimaal eens in de zeven jaar het aandeelhouderschap in de staatsdeelnemingen geëvalueerd dient te worden. In 2023 is het aandeelhouderschap in Nederlandse Loterij en Holland Casino geëvalueerd en zijn de conclusies hiervan naar de Kamer gestuurd.22 In deze evaluatie werd voor beide staatsdeelnemingen geconcludeerd dat wet- en regelgeving mogelijkheden bieden om de publieke belangen die de deelnemingen vertegenwoordigen te kunnen borgen. Een verkenning naar alternatieve opties en randvoorwaarden is dan de volgende stap volgens het afwegingskader omtrent afstoten en aangaan uit de Nota zijn.

Ik streef ernaar om u rond de zomer van 2025 te informeren over de ontwikkelingen bij beide deelnemingen. Voor Nederlandse Loterij onderzoek ik, in lijn met het deelnemingenbeleid en met de inzichten uit de verkenning, die op 15 december 2023 naar de Kamer is verstuurd, verdere vervolgstappen.23 Met Holland Casino ben ik op dit moment in gesprek over de impact van de voorgenomen verhoging van de kansspelbelasting. De verhoging van de kansspelbelasting zet de continuïteit van de onderneming mogelijk onder druk. In deze gesprekken gaat het over maatregelen die het herstel kunnen bevorderen en opties om de toekomstige uitdagingen het hoofd te kunnen bieden. Bij de voornoemde trajecten houd ik rekening met de uitkomsten van de evaluatie van de Wet kansspelen op afstand en de beleidsreactie daarop, en de beleidsvisie op kansspelen die de staatssecretaris Rechtsbescherming naar verwachting voor het kerstreces naar de Kamer zal sturen.

De leden van de fractie van NSC vragen waarom het ziekteverzuim bij Holland Casino relatief hoog is. Daarnaast vragen de leden van de fractie van NSC welke actie het ministerie van financiën als aandeelhouder hierop heeft ondernomen?

Het ziekteverzuim bij Holland Casino was in 2023 7,7 procent. Holland Casino geeft aan dat dit met name te maken had met werkdruk van medewerkers omdat de gewenste personeelsbezetting nog op sterkte moest worden gebracht. De afgelopen periode heeft Holland Casino meer mensen weten aan te trekken en is het ziekteverzuim significant gedaald. Dit valt onder de dagelijkse bedrijfsvoering en aansturing van de onderneming en is daarmee de taak van het bestuur van Holland Casino. De raad van commissarissen houdt daar toezicht op.

De leden van de VVD-fractie vragen de minister en staatssecretaris om een reactie te geven op de inhoud van het artikel “Holland Casino in rode cijfers beland” in De Telegraaf van 22 augustus 2024. De leden lezen in dat artikel dat de CFO van Holland Casino niet uitsluit dat Holland Casino bij de overheid aan moet kloppen voor een kapitaalinjectie of aandeelhouderslening. De leden vragen om welke bedragen het dan zou kunnen gaan en hoe de minister en staatssecretaris hierin staan.

Ik heb kennisgenomen van het artikel van De Telegraaf met als titel “Holland Casino belandt in rode cijfers en verwacht financiële ramp: ’Hele sector krijgt het moeilijk”. In dit artikel noemt de CFO van Holland Casino dat hij niet kan uitsluiten dat Holland Casino, als het bedrijf nog verder in zwaar weer verzeild raakt, bij de overheid zal moeten aankloppen voor staatssteun. Ik neem het signaal dat de CFO met deze uitspraak afgeeft zeer serieus. Het is aan de raad van bestuur en de raad van commissarissen van Holland Casino om maatregelen te nemen om de continuïteit van Holland Casino te borgen. Ik vind het als aandeelhouder van belang dat Holland Casino daarbij alle mogelijkheden onderzoekt om de verhoging van de kansspelbelasting op te vangen, bijvoorbeeld door te reorganiseren en kosten te besparen. De maatschappelijke rol van Holland Casino blijft hierin randvoorwaardelijk. Een verzoek om staatssteun is nu niet aan de orde.

In het artikel van De Telegraaf doet de CFO ook zijn beklag over de verhoging van de kansspelbelasting. Het is de taak en verantwoordelijkheid van de leiding van het bedrijf te zorgen op een verantwoorde manier met externe ontwikkelingen om te gaan en actie te ondernemen. De leden van de VVD-fractie vragen welke plannen, dan wel acties er bij Holland Casino (en de Nederlandse Loterij) worden genomen om dit op te kunnen vangen en het bedrijf in de toekomst gezond te houden. De leden vragen daarnaast wat de fors afgenomen solvabiliteit van Holland Casino verklaart in de periode van 2019 tot en met 2023.

Holland Casino en Nederlandse Loterij onderzoeken momenteel hoe zij de aangekondigde verhoging van de kansspelbelasting kunnen opvangen. Om de verhoging van de kansspelbelasting op te vangen, overwegen zij opbrengstverhogende en kostenbesparende maatregelen. Ik vind het als aandeelhouder van belang dat zij alle mogelijkheden onderzoeken om de verhoging van de kansspelbelasting op te vangen. Tegelijkertijd blijft hun maatschappelijke rol hierin randvoorwaardelijk.

Onder solvabiliteit wordt de verhouding tussen het eigen vermogen en schulden van een onderneming verstaan. Over de periode 2019 tot en met 2023 is deze solvabiliteit bij Holland Casino gedaald van 49,5 procent in 2019 naar 24,5 procent in 2023. De grootste daling vond plaats in de jaren 2020 en 2021. De oorzaken hiervoor waren de maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van COVID-19. Tijdens de pandemie moesten de fysieke vestigingen van Holland Casino tijdelijk geheel sluiten. Hierdoor nam de omzet van Holland Casino flink af, terwijl het grootste deel van de kosten doorliep. Holland Casino heeft in deze periode ook een belastingschuld opgebouwd. Dit resulteerde in een schuld die Holland Casino nu gefaseerd aan het afbetalen is.

  1. Beleidsdeelnemingen

De leden van de VVD-fractie constateren dat in 2020 een afbouwplan is opgesteld dat toewerkt naar beëindiging van GasTerra’s bedrijfsactiviteiten op 31 december 2026. De leden van de fractie vragen zich af wat daarvan de stand van zaken is? Voorziet het kabinet ook een manier om de kennis en expertise die bij GasTerra zit over de gasmarkt te behouden gezien de nog steeds volatiele gasmarkt de komende jaren?

GasTerra is een samenwerkingsverband tussen Shell (25 procent), ExxonMobil (25 procent), EBN (40 procent) en de staat (10 procent) met als hoofddoelstelling het verkopen van het door NAM geproduceerde Groningengas. Vanwege het in 2018 genomen besluit tot beëindigen van de winning uit het Groningenveld is in 2019 besloten om GasTerra af te bouwen. De afgelopen jaren zijn hier veel stappen in gezet. Per 1 januari 2024 zijn de leveringen aan de binnenlandse energiebedrijven en industrieklanten beëindigd. GasTerra heeft nog verkoopcontracten met drie buitenlandse afnemers, waarbij de verplichtingen jaarlijks afnemen. Deze verplichtingen eindigen uiterlijk op 1 oktober 2029 en zijn de laatste jaren beperkt van omvang.24 GasTerra is in onderhandeling met deze afnemers om de verplichtingen per 1 oktober 2026 te kunnen beëindigen.

Op de gasmarkt zijn vele partijen actief en een partij die actief is op deze markt zal de nodige kennis en kunde moeten hebben. Kennis en kunde van de gasmarkt is daarmee niet voorbehouden aan GasTerra.

De leden van de VVD constateren dat op 9 maart 2023 hebben de aandeelhouders Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, België, Denemarken, Finland, Noorwegen, Spanje, Zweden en Nederland hebben besloten tot ontmanteling van Instex. De leden van de VVD-fractie vragen wat daarvan de (financiële) gevolgen zijn?

Instex is het betalingsvehikel waarmee legitieme handel tussen de EU en Iran wordt gefaciliteerd in het licht van het behoud van het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA). INSTEX werkt met een clearing en settlement-mechanisme waarbij geen betalingen naar Iran plaatsvinden, maar Europese betalingsvorderingen vloeiend uit exporteren en importeren naar en van Iran tegen elkaar worden weggestreept.

Bij het besluit tot ontmanteling van INSTEX is door de aandeelhouders een curator aangesteld. Momenteel handelt deze curator de ontmanteling van INSTEX af. Aandeelhouders zullen naar rato van hun aandelenbezit delen in eventuele financiële reserves na de ontmanteling. De ontmanteling is nog niet voltooid en daarom valt nog niet te zeggen wat de exacte financiële gevolgen zijn. Het Nederlandse aandeel in INSTEX betreft 4,21 procent van de aandelen (oorspronkelijke waarde 418.500 euro).

De leden van de VVD-fractie hebben gevraagd om een update over de verkoop van Intravacc te ontvangen.

Intravacc B.V. is een (contract)ontwikkelaar van innovatieve vaccins voor infectieziekten en immunotherapie. De verkoop van Intravacc is geëffectueerd en de aandelen zijn overgedragen aan F.D.I. Biosciences B.V.. De Kamer is hierover geïnformeerd per Kamerbrief 26 april 2024.25


  1. Kamerstukken II 2024-2025, 28 165 nr. 429.↩︎

  2. Kamerstukken II, 2023-2024, 31 789, nr. 117.↩︎

  3. Kamerstukken II 2024-2025, 31 789, nr. 118.↩︎

  4. Het percentage van het spaargeld dat op een buitenlandse rekening staat, steeg van 0,8 procent in het begin van 2020 naar 2,3 procent in het eerste kwartaal van 2024.↩︎

  5. Ipsos I&O / TOF tracker. TOF Tracker is een grootschalig multiclient onderzoek waarbij elk kwartaal aan netto 22.500 respondenten wordt gevraagd welke financiële producten ze het afgelopen kwartaal hebben afgesloten. Deze steekproef wordt m.b.v. CBS-data herwogen naar o.a. leeftijd, opleiding en regio, waardoor deze representatief is voor de 18+ populatie in Nederland.↩︎

  6. Kamerstukken II, 2022-2023, nr. 1689.↩︎

  7. Kamerstukken II, 2023-2024, 32 013, nr. 286.↩︎

  8. Voor meer informatie kunt u de website toegankelijkbankieren.nl raadplegen.↩︎

  9. Kamerstukken II, 2023-2024, 27 863, nr. 142.↩︎

  10. Kamerstukken II, 2023-2024, 27 863, nr. 142.↩︎

  11. Kamerstukken II 2024-2025, 31 789, nr. 117.↩︎

  12. Kamerstukken II, 2024-2025, 31 789, nr. 118.↩︎

  13. Kamerstukken II, 2024-2025, 28 165, nr. 429.↩︎

  14. Kamerstukken II, 2024-2025, 29 984, nr. 1207.↩︎

  15. Kamerstukken II, 2023-2024, 29665, nr. 485.↩︎

  16. Kamerstukken II, 2022-2023, nr. 1421.↩︎

  17. Kamerstukken II, 2022-2023, nr. 1561.↩︎

  18. Kamerstukken II, 2022-2023, nr. 1563.↩︎

  19. Kamerstukken II, 2023-2024, nr. 1715.↩︎

  20. Kamerstukken II, 2022-2023, 28 165, nr. 410.↩︎

  21. Kamerstukken II, 2023-2024, 28 165, nr. 414.↩︎

  22. Kamerstukken II, 2022-2023, 28 165, nr. 395.↩︎

  23. Kamerstukken II, 2023-2024, 28 165 nr. 414.↩︎

  24. Kamerstukken II, 2022-2023, 33 529, nr. 1153.↩︎

  25. Kamerstukken II, 2023–2024, 34 951 nr. 17.↩︎