Toelichtende Nota
Bijlage
Nummer: 2024D44281, datum: 2024-11-15, bijgewerkt: 2024-11-15 14:19, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Zweden inzake de uitwisseling en wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens; Stockholm, 18 januari 2024 (2024D44280)
Preview document (š origineel)
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Zweden inzake de uitwisseling en wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens; Stockholm,
18 januari 2024 (Trb. 2024, 25)
TOELICHTENDE NOTA
Algemeen
Door middel van dit Verdrag verzekeren Nederland en Zweden zich ervan dat nationale gerubriceerde gegevens die onderling worden uitgewisseld in beide landen een vergelijkbaar niveau van beveiliging ontvangen. Naast maatregelen voor de beveiliging van nationale gerubriceerde gegevens valt daaronder tevens de strafbaarstelling in het geval van compromittering van nationale gerubriceerde gegevens.
Het Verdrag maakt de uitwisseling van nationale gerubriceerde gegevens mogelijk, maar verplicht beide landen daar niet toe. Het is telkens de eigenstandige afweging van de respectieve overheden om nationale gerubriceerde gegevens al dan niet uit te wisselen. Deze uitwisseling kan plaatsvinden tussen overheden onderling, of tussen overheid en bedrijfsleven, wanneer de overheid een gerubriceerde opdracht verleent aan een bedrijf in het andere land. Dit Verdrag biedt Nederlandse bedrijven daarmee de mogelijkheid om opdrachten voor Zweden uit te voeren waarvoor toegang tot Zweedse gerubriceerde gegevens nodig is en vice versa.
Vanwege de nauwe banden tussen Nederland en Zweden biedt dit Verdrag waarborgen voor samenwerking in het geval dat nationale gerubriceerde gegevens moeten worden uitgewisseld. Dit is onder andere aan de orde op militair gebied.
Tijdens de onderhandelingen hebben vertegenwoordigers van de overheden van beide landen informatie uitgewisseld over de respectieve nationale wet- en regelgeving voor de bescherming van nationale gerubriceerde gegevens en de implementatie daarvan. Vervolgens is op basis daarvan de tekst van het Verdrag opgesteld, besproken en afgerond, die aansluit bij de wet- en regelgeving en de uitvoeringspraktijk in de beide landen.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Doel en reikwijdte
Het Verdrag strekt ertoe de beveiliging van nationale gerubriceerde gegevens die worden uitgewisseld tussen Nederland en Zweden te waarborgen. Het Verdrag regelt dat de informatie die onderling onder het Verdrag wordt uitgewisseld in beide landen een vergelijkbaar en passend niveau van beveiliging krijgt. In het Verdrag zijn de procedures en regelingen voor de beveiliging vastgelegd.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Artikel 2 bevat de omschrijvingen van enkele in het Verdrag voorkomende, voor beveiligingsverdragen overigens gebruikelijke, begrippen.
Artikel 3 Bevoegde beveiligingsautoriteiten
De verantwoordelijke autoriteit voor de implementatie en uitvoering van het Verdrag wordt in het Verdrag omschreven als de Competent Security Authority (CSA, zie ook artikel 2 onder c van het Verdrag). Deze rol is in Nederland belegd bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD).
De CSA is het eerste aanspreekpunt voor bedrijven en overheden uit beide landen over de uitvoering van het Verdrag, ziet toe op de naleving van het Verdrag bij de eigen overheid en de bedrijven die onder haar jurisdictie vallen en draagt zorg voor de uitvoering van onderzoek ten behoeve van veiligheidsmachtigingen voor personen en/of bedrijven.
De CSA is bevoegd bepaalde verantwoordelijkheden te delegeren aan een zogenoemde delegated Competent Security Authority. Voor Nederland is dit de beveiligingsautoriteit (BA) van het ministerie van Defensie. De Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD)/Bureau Industrieveiligheid (BIV) heeft hierin een aantal taken in de richting van betrokken bedrijven teneinde uitvoering te geven aan bepaalde verplichtingen, zoals het afgeven van veiligheidsmachtigingen in het militaire domein.
Artikel 4 Rubriceringsniveaus
In het eerste lid van dit artikel is een vergelijkingstabel opgenomen met de rubriceringsniveaus van de twee landen. De tabel geeft de equivalentie weer tussen de rubriceringsniveaus die Nederland en Zweden volgens hun wet- en regelgeving hanteren. Gerubriceerde informatie die Nederland ontvangt van Zweden zal worden beveiligd volgens de maatregelen zoals die in Nederland gelden voor het equivalente nationale rubriceringsniveau. Vice versa geldt hetzelfde.
Door gerubriceerde informatie afkomstig van de andere partij ook te voorzien van de equivalente nationale rubricering (de ādubbele markeringā), wordt de herkenbaarheid vergroot en de naleving van de vereiste beveiligingsmaatregelen bevorderd. Deze waarborg is vastgelegd in het tweede lid van dit artikel.
Het aanbrengen van een initiƫle rubricering is aan de partij onder wier gezag de gerubriceerde gegevens zijn gecreƫerd. Dit brengt met zich mee, dat wijziging of verwijdering van die rubricering tevens aan die partij is voorbehouden. Deze waarborg is opgenomen in het derde lid.
Artikel 5 Toegang tot gerubriceerde gegevens
Dit artikel beschrijft onder welke voorwaarden toegang tot gerubriceerde informatie verstrekt wordt. Voor toegang tot gegevens met een rubricering van Stg. CONFIDENTIEEL en hoger, is een persoonlijke veiligheidsmachtiging vereist, aldus het eerste lid van dit artikel. Deze screening vindt in Nederland plaats op basis van de Wet Veiligheidsonderzoeken (Wvo). Daarnaast dient de persoon die zich toegang wenst te verschaffen tot dergelijke gerubriceerde gegevens daarvoor geĆÆnformeerd te zijn over de verantwoordelijkheden ten aanzien van die toegang. Tevens moet die persoon gebonden zijn aan geheimhouding, door middel van het ondertekenen van een geheimhoudingsverklaring of als gevolg van een wettelijke verplichting.
Uit het tweede lid van dit artikel volgt dat een persoonlijke veiligheidsmachtiging niet nodig is, alvorens toegang kan worden verkregen tot DEPARTEMENTAAL VERTROUWELIJKE gegevens. Voor die toegang gelden enkel de overige vereisten als genoemd in het eerste lid van dit artikel.
Artikel 6 Beveiligingsmaatregelen
Het eerste lid van dit artikel geeft de verplichting van Partijen weer om alle onder de nationale wet- en regelgeving benodigde maatregelen te treffen om de veiligheid van de onder het Verdrag uitgewisselde gegevens te kunnen waarborgen.
Het tweede en derde lid, omschrijven de verantwoordelijkheden van de verstrekkende en ontvangende partij van gerubriceerde gegevens. Belangrijk hierbij om te vermelden is, dat het aan de verdragsluitende partijen is om erop toe te zien dat deze verantwoordelijkheden worden nageleefd.
Tot slot geeft het vierde lid weer op welke wijze de classificatie zal worden aangebracht als het gaat om informatie die onder het gezag van beide partijen tot stand is gekomen.
Artikel 7 Beveiligingssamenwerking
Tijdens de onderhandelingen die hebben geleid tot het Verdrag hebben beide partijen elkaar geĆÆnformeerd over de wederzijdse wet- en regelgeving en bijbehorende uitvoeringspraktijk. Het eerste lid van dit artikel voorziet in een blijvende informatie-uitwisseling tussen partijen daaromtrent.
Dit artikel ziet verder met name op de samenwerking tussen de CSAās met betrekking tot de (veiligheidsonderzoeken ten behoeve van de) afgifte van veiligheidsmachtigingen voor personen of bedrijven. Het betreft uitsluitend de samenwerking met betrekking tot het afgeven van veiligheidsmachtigingen voor personen of bedrijven in de gevallen waarbij uitwisseling van onder dit verdrag bedoelde gerubriceerde gegevens aan de orde is.
Zo bepaalt het tweede lid dat de CSAās elkaar onderling kunnen bevragen over de geldigheid van afgegeven veiligheidsmachtigingen voor personen of bedrijven. CSAās zullen voorts de over en weer de in overeenstemming met nationale wet- en regelgeving afgegeven veiligheidsmachtigingen erkennen, aldus het derde lid. Ook zullen de CSAās elkaar desgevraagd ondersteunen bij de uitvoering van onderzoeken ten behoeve van de afgifte van voornoemde veiligheidsmachtigingen volgens het vierde lid. Dit kan bijvoorbeeld door informatie te verstrekken over personen indien deze personen gedurende een deel van de onderzoeksperiode in hun land verblijf hebben gehad. Het verstrekken van de informatie ā en meer in het algemeen enige vorm van samenwerking zoals bedoeld in dit artikel ā gebeurt uitsluitend in overeenstemming met de nationale wet- en regelgeving. De relevante wet- en regelgeving ten behoeve van het afgeven van veiligheidsmachtigingen voor personen in Nederland betreft de Wet op inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) en de Wet Veiligheidsonderzoeken. In Nederland is de Unit Veiligheidsonderzoeken van de AIVD en de MIVD belast met het uitvoeren van de veiligheidsonderzoeken in het kader van de afgifte van veiligheidsmachtigingen onder dit verdrag en binnen het civiele en militaire domein.
Voorafgaand aan het verstrekken van informatie aan de verdragspartij ā in dit geval Zweden ā in het kader van de afgifte van veiligheidsmachtigingen wordt nagegaan of er een zodanige samenwerkingsrelatie ex artikel 88 Wiv 2017 bestaat dat de verstrekking verantwoord kan gebeuren. Indien een daartoe geĆ«igende samenwerkingsrelatie ontbreekt zal geen verstrekking van informatie aan Zweden plaatsvinden.
De samenwerking met Zweden is derhalve te allen tijde onderworpen aan de nationale wet- en regelgeving en de nadere voorwaarden die daarin aan dergelijke samenwerkingen zijn gesteld.
In aanvulling hierop, is in het vijfde lid van dit artikel bepaald dat CSAās elkaar informeren over wijzigingen in afgegeven veiligheidsmachtigingen voor personen of bedrijven die werkzaam zijn met gerubriceerde gegevens die onder dit verdrag worden uitgewisseld.
Tevens zullen de CSAās elkaar informeren wanneer nationale wet- en regelgeving met betrekking tot openbare toegang tot documenten of toegang tot informatie van invloed zijn op onder dit Verdrag uitgewisselde gerubriceerde gegevens, aldus het zesde lid.
Het zevende en laatste lid van dit artikel bepaalt dat de voertaal tussen partijen voor wat betreft de samenwerking als omschreven in dit artikel Engels is.
Artikel 8 Gerubriceerde contracten
Dit artikel regelt de procedures voor het gunnen van gerubriceerde opdrachten door de overheid van de ene partij aan bedrijven die vallen onder de jurisdictie van de andere partij. Voor Nederlandse bedrijven die mee willen dingen naar een gerubriceerde opdracht van de Zweedse overheid zal door de Nederlandse overheid onderzoek worden uitgevoerd ten behoeve van veiligheidsmachtigingen voor personen en bedrijven en zal tijdens de uitoefening van de gerubriceerde opdracht bovendien periodiek toezicht worden gehouden bij deze bedrijven. Deze procedure komt op hoofdlijnen overeen met de gehanteerde procedures voor gerubriceerde opdrachten van internationale organisaties, namelijk de EU, NAVO en ESA.
Het eerste lid bepaalt dat wanneer een partij of een bedrijf onder diens jurisdictie een gerubriceerde opdracht (vanaf het niveau Stg. CONFIDENTIEEL en diens Zweedse equivalent) wil gunnen aan een bedrijf werkzaam onder de jurisdictie van de andere partij, deze partij/ dit bedrijf eerst een schriftelijke bevestiging dient te verkrijgen van de andere partij dat het bedrijf aan wie zij/ hij de opdracht wil gunnen over de benodigde veiligheidsmachtigingen (voor bedrijfslocatie en voor personeel) beschikt. Als het bedrijf niet over deze veiligheidsmachtigingen beschikt, moet hij deze aanvragen bij de CSA. In Nederland geldt, binnen het militaire domein, het vereiste van een veiligheidsmachtiging voor bedrijfslocatie tevens voor gerubriceerde opdrachten op niveau DEPARTEMENTAAL VERTROUWELIJK. Dit verklaart de toevoeging van de laatste zin in het eerste lid.
Het tweede lid kent de CSA de verantwoordelijkheid toe om toezicht te houden op bedrijven die een gerubriceerd contract aangaan.
Het derde lid stelt eisen aan de gerubriceerde contracten, teneinde te bewerkstelligen dat beveiligingseisen in de praktijk voor alle betrokken partijen kenbaar zijn en juridisch kunnen worden afgedwongen. De CSAās dienen een kopie van de beveiligingseisen zoals vastgelegd in het gerubriceerde contract te ontvangen teneinde toezicht te kunnen houden.
Het vijfde lid van dit artikel bevat een verwijzing naar artikel 11 van het Verdrag, dat specifiek ingaat op de procedures voor wanneer een persoon een bedrijf of overheidslocatie wenst te bezoeken, waarbij toegang tot nationale gerubriceerde gegevens nodig is.
Het kan in de praktijk voor komen dat bedrijven een (deel van een) gerubriceerde opdracht uitbesteden aan een onderaannemer. Vandaar dat ook āsub-contractorsā in dit artikel worden genoemd.
Artikel 9 Overbrenging van gerubriceerde gegevens
Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de uitwisseling van nationale gerubriceerde gegevens plaatsvindt in overeenstemming met de nationale wet- en regelgeving van de verstrekkende partij of op een wijze die tussen de CSAās wordt afgestemd.
Voor zover het gaat om elektronische verzending van nationale gerubriceerde gegevens, geldt het vereiste van cryptografische middelen. De exacte procedure hiervoor zal tussen CSAās moeten worden afgestemd, aldus het tweede lid.
Artikel 10 Reproductie, vertaling en vernietiging van gerubriceerde gegevens
Dit artikel bevat een aantal specifieke bepalingen omtrent de reproductie, vertaling en vernietiging van gerubriceerde gegevens, met specifieke aandacht voor gegevens met de hoogste rubricering en voor noodsituaties. Deze bepalingen zijn erop gericht te waarborgen dat de partij onder wier gezag de betreffende gerubriceerde gegevens gecreƫerd zijn, zoveel als mogelijk controle houdt over de betreffende informatie.
Artikel 11 Bezoeken
Dit artikel omschrijft de procedures voor wanneer een persoon een bedrijf of overheidslocatie wenst te bezoeken, waarbij toegang tot nationale gerubriceerde gegevens nodig is.
Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn, wanneer een medewerker van een Nederlands bedrijf in de uitvoering van een gerubriceerde opdracht de Zweedse overheid of een Zweeds bedrijf wil bezoeken waarbij toegang tot (in dit geval Zweedse) nationale gerubriceerde gegevens nodig is. In een dusdanig geval, wordt via de in dit artikel beschreven procedure bij de Nederlandse CSA nagegaan of de betrokkene op dat moment over een geldige veiligheidsmachtiging beschikt en of aan de overige voorwaarden in dit artikel wordt voldaan. Dit wordt vervolgens gemeld aan de Zweedse CSA voorafgaand aan het bezoek en geldt als voorwaarde voor toegang tot de nationale (in dit geval Zweedse) gerubriceerde gegevens. Deze procedure geldt tevens vice versa.
Artikel 12 Beveiligingsincident
Dit artikel beschrijft de te doorlopen procedure in het geval van (vermoedelijke) beveiligingsincidenten (zie hiertoe het eerste lid). Hier is een rol weggelegd voor de CSAās.
De CSAās zullen elkaar onmiddellijk informeren over (vermoedelijke) beveiligingsincidenten waarbij gerubriceerde gegevens van de andere partij betrokken zijn. Dit staat omschreven in het eerste lid.
De CSA van het land onder wiens gezag de gerubriceerde gegevens zijn gecreƫerd, kan assisteren in onderzoek naar het (vermoedelijke) beveiligingsincident, aldus het tweede lid.
Het derde lid bepaalt vervolgens dat de CSA van het land waar het beveiligingsincident heeft plaatsgevonden, verantwoordelijk is voor het nemen van mitigerende maatregelen, alsmede maatregelen teneinde herhaling te voorkomen. Deze CSA informeert de CSA van het land waar de gerubriceerde gegevens vandaan komen over deze maatregelen.
Artikel 15 Uitvoeringsregelingen
Volgens dit artikel zijn CSAāsĀ bevoegd om, indien daar aanleiding toe bestaat, nadere afspraken te maken ter uitvoering van het Verdrag. In dit geval kan dat gebeuren voor nadere afspraken die benodigd zijn bijvoorbeeld in het militaire domein. Vanwege het specifieke beleid dat het Ministerie van Defensie hanteert ten aanzien van beveiliging van gerubriceerde gegevens in het militaire domein,Ā zou hetĀ voor het Ministerie van DefensieĀ noodzakelijk kunnen zijn dat, indien er defensie of -industrie gerelateerde uitwisseling van gerubriceerde informatie voortvloeit uit dit Verdrag, er nadere afspraken gemaaktĀ worden. Hiervoor, alsmede voor de implementatie van die afspraken, is het Ministerie van Defensie als eerste aanspreekpunt verantwoordelijk.
Artikel 16 Slotbepalingen
Dit artikel bevat de gebruikelijke slotbepalingen.
Uit het tweede lid van dit artikel volgt dat op de datum dat het Verdrag in werking treedt, de op 29 oktober 1984 tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Zweden inzake de wederzijdse bescherming van geclassificeerde militaire gegevens (Trb. 1984, 137) zal ophouden van kracht te zijn.
In het zevende lid is een bepaling opgenomen voor het geval het Verdrag beƫindigd wordt. De nationale gerubriceerde gegevens die op het moment van beƫindiging onder de reikwijdte van het Verdrag vallen, zullen de bescherming van het Verdrag behouden zolang ze een onder het Verdrag verkregen nationale rubricering behouden.
Bijlage
In de Bijlage staan de CSAās, als verantwoordelijke autoriteiten, voor Nederland en Zweden opgenomen.
In Zweden zijn de taken van de CSA die uit dit Verdrag voortvloeien verdeeld over drie autoriteiten. Zo is de Military Intelligence and Security Service, Swedish Armed Forces (MilitƤra underrƤttelse- och sƤkerhetstjƤnsten, Fƶrsvarsmakten) verantwoordelijk voor hetgeen onder het militaire domain valt. De Swedish Security Police (SƤkerhetspolisen) is de verantwoordelijke autoriteit voor het civiele domein. Tot slot is de Swedish Defence Materiel Administration (Fƶrsvarets Materielverk) de verantwoordelijke autoriteit ten aanzien van de implementatie en de uitvoering van de verplichtingen uit dit Verdrag die betrekking hebben op gerubriceerde contracten. Deze autoriteiten werken nauw samen met elkaar. In de praktijk betekent dit onder andere dat indien de Nederlandse CSA een verzoek indient bij de onjuiste Zweedse autoriteit de desbetreffende autoriteit het verzoek uit eigen beweging naar de juiste autoriteit zal doorzenden.
De Bijlage vormt een geĆÆntegreerd onderdeel van het Verdrag en is van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de Bijlage behoeven, ingevolge artikel 7, onderdeel f van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.
Een ieder verbindende bepalingen
Het Verdrag bevat naar het oordeel van de regering enkele eenieder verbindende bepalingen in de zin van artikel 93 en 94 Grondwet die aan rechtssubjecten rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. Het gaat hierbij om artikel 4, tweede en derde lid, artikel 8, eerste lid, artikel 9, artikel 10, artikel 11 en artikel 12, tweede lid, in verband met de positie van bedrijven aan of door wie die gerubriceerde opdrachten zijn verleend of waaraan men opdrachten wil gunnen.
Koninkrijkspositie
Het Verdrag zal, wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor het Europese en het Caribische deel van Nederland gelden (zie ook artikel 16, tweede lid). Dit is in lijn met de andere bilaterale beveiligingsverdragen die Nederland heeft gesloten (bijvoorbeeld met de Republiek Polen, Trb. 2023, 18). Dit maakt het mogelijk voor bedrijven in het Caribische deel van Nederland om gerubriceerde opdrachten voor de Zweedse overheid uit te voeren en maakt het tevens mogelijk om informatie die door de Zweedse overheid wordt gedeeld met overheidsinstanties in het Caribische deel van Nederland te delen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Minister van Buitenlandse Zaken,
De Minister van Defensie,