[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2024D44304, datum: 2024-11-15, bijgewerkt: 2024-11-15 14:20, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Beveiligingsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Noorwegen inzake de uitwisseling en wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens; Oslo, 7 november 2023 (2024D44303)

Preview document (šŸ”— origineel)


Beveiligingsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Noorwegen inzake de uitwisseling en wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens; Oslo,

7 november 2023 (Trb. 2023, 132)

TOELICHTENDE NOTA

Algemeen

Door middel van dit Verdrag verzekeren Nederland en Noorwegen zich ervan dat nationale gerubriceerde gegevens die onderling worden uitgewisseld in beide landen een vergelijkbaar niveau van beveiliging ontvangen. Naast maatregelen voor de beveiliging van nationale gerubriceerde gegevens valt daaronder tevens de strafbaarstelling in het geval van compromittering van nationale gerubriceerde gegevens.

Het Verdrag maakt de uitwisseling van nationale gerubriceerde gegevens mogelijk, maar verplicht beide landen daar niet toe. Het is telkens de eigenstandige afweging van de respectieve overheden om nationale gerubriceerde gegevens al dan niet uit te wisselen. Deze uitwisseling kan plaatsvinden tussen overheden onderling, of tussen overheid en bedrijfsleven, wanneer de overheid een gerubriceerde opdracht verleent aan een bedrijf in het andere land. Dit Verdrag biedt Nederlandse bedrijven daarmee de mogelijkheid om opdrachten voor Noorwegen uit te voeren waarvoor toegang tot Noorse gerubriceerde gegevens nodig is en vice versa.

Vanwege de nauwe banden tussen Nederland en Noorwegen biedt dit Verdrag waarborgen voor samenwerking in het geval dat nationale gerubriceerde gegevens moeten worden uitgewisseld. Dit is bijvoorbeeld aan de orde op militair gebied.

Tijdens de onderhandelingen hebben vertegenwoordigers van de overheden van beide landen schriftelijk en in een gezamenlijke fysieke sessie informatie uitgewisseld over de respectieve nationale wet- en regelgeving voor de bescherming van nationale gerubriceerde gegevens en de implementatie daarvan. Vervolgens is op basis daarvan de tekst van het Verdrag afgerond, die aansluit bij de wet- en regelgeving en de uitvoeringspraktijk in de beide landen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Het Verdrag strekt ertoe de beveiliging van nationale gerubriceerde gegevens die worden uitgewisseld tussen Nederland en Noorwegen te waarborgen. Het Verdrag regelt dat de informatie die onderling onder het Verdrag wordt uitgewisseld in beide landen een vergelijkbaar en passend niveau van beveiliging krijgt. In het Verdrag zijn de procedures en regelingen voor de beveiliging vastgelegd.

Artikel 2

Artikel 2 bevat de omschrijvingen van enkele in het Verdrag voorkomende, voor beveiligingsverdragen overigens gebruikelijke, begrippen.

Artikel 3

De verantwoordelijke autoriteit voor de implementatie en uitvoering van het Verdrag wordt in het Verdrag omschreven als de Competent Security Authority (CSA, zie ook artikel 2, onder c, van het Verdrag). Deze rol is in Nederland belegd bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD).

De CSA is het eerste aanspreekpunt voor bedrijven en overheden uit beide landen over de uitvoering van het Verdrag, ziet toe op de naleving van het Verdrag bij de eigen overheid en de bedrijven die onder haar jurisdictie vallen en draagt zorg voor de uitvoering van onderzoek ten behoeve van veiligheidsmachtigingen voor personen en/of bedrijven.

De CSA is bevoegd bepaalde verantwoordelijkheden te delegeren aan een zogenoemde delegated Competent Security Authority. Voor Nederland is dit de beveiligingsautoriteit (BA) van het ministerie van Defensie. De Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD)/Bureau Industrieveiligheid (BIV) heeft hierin een aantal taken in de richting van betrokken bedrijven teneinde uitvoering te geven aan bepaalde verplichtingen, zoals het afgeven van veiligheidsmachtigingen in het militaire domein.

Artikel 4

In lid 1 van dit artikel is een vergelijkingstabel opgenomen met de rubriceringsniveaus van de twee landen. De tabel geeft de equivalentie weer tussen de rubriceringsniveaus die Nederland en Noorwegen volgens hun wet- en regelgeving hanteren. Gerubriceerde informatie die Nederland ontvangt van Noorwegen zal worden beveiligd volgens de maatregelen zoals die in Nederland gelden voor het equivalente nationale rubriceringsniveau. Vice versa geldt hetzelfde.

Door gerubriceerde informatie afkomstig van de andere partij ook te voorzien van de equivalente nationale rubricering (de ā€˜dubbele markeringā€™), wordt de herkenbaarheid vergroot en de naleving van de vereiste beveiligingsmaatregelen bevorderd. Deze waarborg is vastgelegd in het tweede lid.

Het aanbrengen van een initiƫle rubricering is aan de partij onder wiens verantwoordelijkheid de informatie in kwestie tot stand is gekomen. Dit brengt met zich mee, dat wijziging of verwijdering van die rubricering tevens aan die partij is voorbehouden. Deze waarborg is opgenomen in het derde lid. De partij onder wiens verantwoordelijkheid de informatie tot stand is gekomen, zal de partij die deze informatie ontvangt altijd informeren over veranderingen van de rubricering; zie het vierde lid.

Artikel 5

Dit artikel beschrijft onder welke voorwaarden toegang tot gerubriceerde informatie verstrekt wordt. Zo dient men daarvoor geĆÆnformeerd te zijn over de verantwoordelijkheden ten aanzien van die toegang. Daarnaast dient de persoon die zich toegang wenst te verschaffen gebonden te zijn aan geheimhouding, door middel van het ondertekenen van een geheimhoudingsverklaring. Voor toegang tot gegevens met een rubricering van Stg. CONFIDENTIEEL en hoger, is daarnaast een persoonlijke veiligheidsmachtiging vereist (zie het eerste lid van dit artikel). Deze screening vindt in Nederland plaats op basis van de Wet Veiligheidsonderzoeken (Wvo).

Aangezien volgens de toepasselijke nationale wet- en regelgeving een veiligheidsmachtiging niet nodig is, alvorens toegang kan worden verkregen tot DEPARTEMENTAAL VERTROUWELIJKE gegevens, is in het tweede lid van dit artikel opgenomen dat voor die toegang enkel de overige vereisten als genoemd in het eerste lid gelden.

Artikel 6

Dit artikel beschrijft maatregelen die partijen nemen ter beveiliging van gerubriceerde gegevens. Zo geeft het eerste lid aan dat partijen gerubriceerde informatie van de andere partij beveiligen op basis van hun eigen wet- en regelgeving; aldus dezelfde wijze als waarop ze hun eigen gerubriceerde gegevens beveiligen.

Het tweede en derde lid, omschrijven de verantwoordelijkheden van de verstrekkende en ontvangende partij van gerubriceerde gegevens. Belangrijk hierbij om te vermelden is, dat het aan de verdragsluitende partijen is om erop toe te zien dat deze verantwoordelijkheden worden nageleefd.

Artikel 7

Tijdens de onderhandelingen die hebben geleid tot het Verdrag hebben beide partijen elkaar geĆÆnformeerd over de wederzijdse wet- en regelgeving en bijbehorende uitvoeringspraktijk. Het eerste lid van dit artikel voorziet in een blijvende informatie-uitwisseling tussen partijen daaromtrent.

Dit artikel ziet verder specifiek op samenwerking met betrekking tot de (veiligheidsonderzoeken ten behoeve van de) afgifte van veiligheidsmachtigingen voor personen of bedrijven. Het betreft uitsluitend de samenwerking met betrekking tot het afgeven van veiligheidsmachtigingen voor personen of bedrijven in de gevallen waarbij uitwisseling van onder dit verdrag bedoelde gerubriceerde gegevens aan de orde is.

Zo kunnen partijen elkaar onderling bevragen over de geldigheid van afgegeven veiligheidsmachtigingen voor personen of bedrijven, aldus het tweede lid. Ook zullen de partijen elkaar desgevraagd ondersteunen bij de uitvoering van onderzoeken ten behoeve van de afgifte van voornoemde veiligheidsmachtigingen, volgens het derde lid. Dit kan bijvoorbeeld door informatie te verstrekken over personen indien deze personen gedurende een deel van de onderzoeksperiode in hun land verblijf hebben gehad. Het verstrekken van de informatie ā€“ en meer in het algemeen enige vorm van samenwerking zoals bedoeld in dit artikel ā€“ gebeurt uitsluitend in overeenstemming met de nationale wet- en regelgeving. De relevante wet- en regelgeving ten behoeve van het afgeven van veiligheidsmachtigingen voor personen in Nederland betreft de Wet op inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) en de Wet Veiligheidsonderzoeken. In Nederland is de Unit Veiligheidsonderzoeken van de AIVD en de MIVD belast met het uitvoeren van de veiligheidsonderzoeken in het kader van de afgifte van veiligheidsmachtigingen onder dit verdrag en binnen het civiele en militaire domein.

Voorafgaand aan het verstrekken van informatie aan de verdragspartij ā€“ in dit geval Noorwegen ā€“ in het kader van de afgifte van veiligheidsmachtigingen wordt nagegaan of er een zodanige samenwerkingsrelatie ex artikel 88 Wiv 2017 bestaat dat de verstrekking verantwoord kan gebeuren. Indien een daartoe geĆ«igende samenwerkingsrelatie ontbreekt zal geen verstrekking van informatie aan Noorwegen plaatsvinden.

De samenwerking met Noorwegen is derhalve te allen tijde onderworpen aan de nationale wet- en regelgeving en de nadere voorwaarden die daarin aan dergelijke samenwerkingen zijn gesteld.

In aanvulling hierop, is in het vierde lid van dit artikel bepaald dat partijen elkaar informeren over wijzigingen in afgegeven veiligheidsmachtigingen voor personen of bedrijven die werkzaam zijn met gerubriceerde gegevens die onder dit verdrag worden uitgewisseld.

Artikel 8

Dit artikel regelt de procedures voor het gunnen van gerubriceerde opdrachten door de overheid van de ene partij aan bedrijven die vallen onder de jurisdictie van de andere partij. Voor Nederlandse bedrijven die mee willen dingen naar een gerubriceerde opdracht van de Noorse overheid zal door de Nederlandse overheid onderzoek worden uitgevoerd ten behoeve van veiligheidsmachtigingen voor personen en bedrijven en zal tijdens de uitoefening van de gerubriceerde opdracht bovendien periodiek toezicht worden gehouden bij deze bedrijven. Deze procedure komt op hoofdlijnen overeen met de gehanteerde procedures voor gerubriceerde opdrachten van internationale organisaties, namelijk de EU, NAVO en ESA.

Het eerste lid bepaalt dat wanneer een partij of een bedrijf onder diens jurisdictie een gerubriceerde opdracht (vanaf het niveau Stg. CONFIDENTIEEL en diens Noorse equivalent) wil gunnen aan een bedrijf werkzaam onder de jurisdictie van de andere partij, dit bedrijf/ deze partij eerst een schriftelijke bevestiging dient te verkrijgen van de andere partij dat het bedrijf aan wie zij de opdracht wil gunnen over de benodigde veiligheidsmachtiging beschikt. Als het bedrijf niet over deze veiligheidsmachtiging beschikt, moet hij deze aanvragen bij de CSA. In Nederland geldt, binnen het militaire domein, het vereiste van een veiligheidsmachtiging voor bedrijven tevens voor gerubriceerde opdrachten op niveau DEPARTEMENTAAL VERTROUWELIJK. Dit verklaart toevoeging van de laatste zin in het eerste lid.

Het tweede lid kent aan de CSA de verantwoordelijkheid toe om toezicht te houden op bedrijven die een gerubriceerde opdracht aangaan.

Het derde lid stelt eisen aan de gerubriceerde contracten, teneinde te bewerkstelligen dat beveiligingseisen in de praktijk voor alle betrokken partijen kenbaar zijn en juridisch kunnen worden afgedwongen.

Het kan in de praktijk voor komen dat bedrijven een (deel van een) gerubriceerde opdracht uitbesteden aan een onderaannemer. Vandaar dat ook ā€œsub-contractorsā€ in dit artikel worden genoemd.

Artikel 9

Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat nationale gerubriceerde gegevens op niveau Stg. ZEER GEHEIM enkel tussen partijen zal worden uitgewisseld via diplomatieke kanalen. Voor alle andere niveaus van nationale gerubriceerde gegevens, geldt dat uitwisseling daarvan plaatsvindt op een wijze die tussen de CSAā€™s wordt afgestemd.

Voor zover het gaat om elektronische verzending van nationale gerubriceerde gegevens, geldt het vereiste van cryptografische middelen. De exacte procedure hiervoor zal tussen CSAā€™s moeten worden afgestemd, aldus het tweede lid.

Artikel 10

Dit artikel bevat een aantal specifieke bepalingen omtrent de reproductie, vertaling en vernietiging van gerubriceerde gegevens, met specifieke aandacht voor gegevens met de hoogste rubricering en voor noodsituaties. Deze bepalingen zijn erop gericht te waarborgen dat de partij van wie de betreffende gerubriceerde informatie afkomstig is, zoveel als mogelijk controle houdt over de betreffende informatie.

Artikel 11

Dit artikel omschrijft de procedures voor wanneer een persoon een bedrijf of overheidslocatie wenst te bezoeken, waarbij toegang tot nationale gerubriceerde gegevens nodig is.

Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn, wanneer een medewerker van een Nederlands bedrijf in de uitvoering van een gerubriceerde opdracht de Noorse overheid of een Noors bedrijf wil bezoeken waarbij toegang tot (in dit geval Noorse) nationale gerubriceerde gegevens nodig is. In een dusdanig geval, wordt via de in dit artikel beschreven procedure bij de Nederlandse CSA nagegaan of de betrokkene op dat moment over een geldige veiligheidsmachtiging beschikt. Dit wordt vervolgens gemeld aan de Noorse CSA voorafgaand aan het bezoek en geldt als voorwaarde voor toegang tot de nationale (in dit geval Noorse) gerubriceerde gegevens. Deze procedure geldt dus tevens vice versa.

Artikel 12

Dit artikel beschrijft de te doorlopen procedure in het geval van (vermoedelijke) beveiligingsincidenten. Hier is een rol weggelegd voor de CSAā€™s.

De CSA van het land waar het beveiligingsincident (mogelijk) heeft plaatsgevonden informeert de CSA van het land waar de gerubriceerde gegevens vandaan komen over het (vermoedelijke) beveiligingsincident. Dit staat omschreven in het eerste lid.

De CSA van het land waar de gerubriceerde gegevens vandaan komen, kan bovendien assisteren in onderzoek naar het (vermoedelijke) beveiligingsincident, aldus het tweede lid.

Het derde lid bepaalt vervolgens dat de CSA van het land waar het beveiligingsincident heeft plaatsgevonden, verantwoordelijk is voor het nemen van mitigerende maatregelen, alsmede maatregelen teneinde herhaling te voorkomen. Deze CSA informeert de CSA van het land waar de gerubriceerde gegevens vandaan komen over deze maatregelen.

Artikel 16

Volgens dit artikel zijn CSAā€™sĀ bevoegd om, indien daar aanleiding toe bestaat, nadere afspraken te maken ter uitvoering van het Verdrag. In dit geval kan dat gebeuren voor nadere afspraken die benodigd zijn in het militaire domein. Vanwege het specifieke beleid dat het Ministerie van Defensie hanteert ten aanzien van beveiliging van gerubriceerde gegevens in het militaire domein,Ā zou hetĀ voor het Ministerie van DefensieĀ noodzakelijk kunnen zijn dat, indien er defensie of -industrie gerelateerde uitwisseling van gerubriceerde informatie voortvloeit uit dit Verdrag, er nadere afspraken gemaaktĀ worden. Hiervoor, alsmede voor de implementatie van die afspraken, is het Ministerie van Defensie als eerste aanspreekpunt verantwoordelijk.

Artikel 17

Dit artikel bevat de gebruikelijke slotbepalingen.

In het vijfde lid is een bepaling opgenomen voor het geval het Verdrag beƫindigd wordt. De nationale gerubriceerde gegevens die op het moment van beƫindiging onder de reikwijdte van het Verdrag vallen, zullen de bescherming van het Verdrag behouden zolang ze een onder het Verdrag verkregen nationale rubricering behouden.

Bijlage I

In Bijlage I staan de CSAā€™s, als verantwoordelijke autoriteiten, voor Nederland en Noorwegen opgenomen. Noorwegen heeft ervoor gekozen om tevens op te nemen welke partij aan hun zijde verantwoordelijk is voor de bezoeken als genoemd in artikel 11, omdat dit een andere partij betreft dan hun CSA.

De Bijlage vormt een geĆÆntegreerd onderdeel van het Verdrag en is van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de Bijlage behoeven, ingevolge artikel 7, onderdeel f van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

Een ieder verbindende bepalingen

Het Verdrag bevat naar het oordeel van de regering enkele eenieder verbindende bepalingen in de zin van artikel 93 en 94 Grondwet die aan rechtssubjecten rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. Het gaat hierbij om artikel 5, artikel 6, tweede en derde lid, artikel 8, eerste lid, artikel 9, eerste lid, artikel 10, artikel 11, artikel 12, tweede lid en artikel 17, vijfde lid, in verband met de positie van bedrijven aan of door wie die gerubriceerde opdrachten zijn verleend of waaraan men opdrachten wil gunnen.

Koninkrijkspositie

Het Verdrag zal, wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor het Europese en het Caribische deel van Nederland gelden (zie ook artikel 17, tweede lid). Dit is in lijn met de andere bilaterale beveiligingsverdragen die Nederland heeft gesloten (bijvoorbeeld met de Republiek Polen, Trb. 2023, 18). Dit maakt het mogelijk voor bedrijven in het Caribische deel van Nederland om gerubriceerde opdrachten voor de Noorse overheid uit te voeren en maakt het tevens mogelijk om informatie die door de Noorse overheid wordt gedeeld met overheidsinstanties in het Caribische deel van Nederland te delen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

De Minister van Defensie,