[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde Agenda Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 19 november 2024 (Kamerstuk 21501-28-272)

Defensieraad

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2024D44555, datum: 2024-11-18, bijgewerkt: 2024-11-29 10:25, versie: 3

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 28-273 Defensieraad.

Onderdeel van zaak 2024Z18670:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


21 501-28 Defensieraad

Nr. 273 Verslag van een schriftelijk overleg

Vastgesteld 18 november 2024

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister van Defensie over de brief van 5 november 2024 over de geannoteerde Agenda Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 19 november 2024 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 272).

De vragen en opmerkingen zijn op 12 november 2024 aan de minister van Defensie

voorgelegd. Bij brief van 18 november 2024 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Kahraman

Adjunct-griffier van de commissie,

Procee



Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en het verslag. De leden van de PVV-fractie hebben nog de volgende vraag.

Vraag 1

De leden van de PVV-fractie vragen aan de minister of de resultaten van het Duitse onderzoek naar de aanslagen op Nord Stream al bekend zijn of in hoeverre dit onderzoek al gevorderd is.

Antwoord

Er wordt door de Duitse autoriteiten onderzoek gedaan naar de toedracht van de explosies bij de Nordstream pijpleidingen. De resultaten van het onderzoek zijn nog niet bekend. Het is aan de Duitse autoriteiten om over het onderzoek naar buiten te treden. Nederland wacht de resultaten van het Duitse onderzoek af.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en het verslag. Zij hebben hiertoe nog enkele vragen en opmerkingen.

Vraag 2

De leden van de VVD-fractie staan achter de actieve inzet van de minister om de in de Coordinated Annual Review on Defence (CARD) geïdentificeerde samenwerkingsmogelijkheden, zoals op het gebied van technologische ontwikkelingen en vraagbundeling van aanschaf van defensieproducten, verder uit te werken. Daarbij wordt ook door de minister genoemd dat dat de Europese landen meer verantwoordelijkheid zouden moeten nemen voor de eigen veiligheid, en daarom meer samenwerking nodig is en stappen moeten worden gezet op interoperabiliteit, schaalbaarheid, uitwisselbaarheid en standaardisatie. Kan de minister inzicht geven in welke stappen hij hier precies bedoelt en wat ervoor nodig is om deze met de andere lidstaten op te zetten?

Antwoord

Europese landen dienen meer verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen veiligheid, ten behoeve van collectieve verdediging in NAVO-verband. De Nederlandse inzet op Europese defensiesamenwerking is gericht op het mitigeren van kritieke capaciteitstekorten die volgen uit het nationale proces Strategie en Krijgsmacht Ontwikkeling (SKMO) en de NAVO capaciteitsdoelstellingen. Concrete stappen om voor meer interoperabiliteit te zorgen zijn het harmoniseren van militaire vereisten, gezamenlijk onderzoek, vraagaggregatie onder andere door harmoniseren van defensieplanningen en gezamenlijke aanschaf. Door te beschikken over hetzelfde materieel kan op termijn ook makkelijker worden samengewerkt door middel van gezamenlijke trainingen of schaalvoordeel in het onderhouden van materieel. Defensie kijkt actief naar manieren om beter en meer samen te werken met EU-lidstaten en andere partners.

Vraag 3, 4 en 5

De leden van de VVD-fractie willen daarnaast vragen om een update over ontwikkelingen wat betreft de productiesnelheid van de militaire steun aan Oekraïne. Want snelheid is van groot belang om ervoor te zorgen dat Oekraïne zich kan blijven verdedigen tegen het geweld uit Rusland. Deze leden hebben kennisgenomen van de blokkade van € 6,6 miljard aan European Peace Facility (EPF)-steun en de eerste tranche van € 1,5 miljard uit bevroren tegoeden. Welke kansen ziet de minister op dit moment om de productiesnelheid van de materiële steun die geleverd wordt aan Oekraïne vanuit de Europese lidstaten te verhogen?

Ook vragen deze leden zich af welke belemmeringen er op dit moment zijn op dit vlak, namelijk of dat alleen op de productiecapaciteit zit, of ook op de wet- en regelgeving van lidstaten of de EU.

Kan de minister in dit kader specifiek ingaan op welke concrete juridische of politieke belemmeringen er bestaan bij het vrijmaken van de genoemde € 6,6 miljard en € 1,5 miljard, en welke stappen Nederland onderneemt om deze belemmeringen weg te nemen?

Antwoord

(3 & 4) Het verhogen van de productiesnelheid en het versterken van de bredere defensie-industrie zijn van essentieel belang om voortzetting van de Oekraïense zelfverdediging op de korte termijn en Europese veiligheid op de lange termijn te bewerkstelligen. In dit kader werkt Defensie, samen met betrokken departementen, op basis van de Actieagenda Productie- en Leveringszekerheid, aan deze opgave. Bijvoorbeeld door het adresseren van belemmeringen in de financiering van defensie-industrie. Uw Kamer is reeds geïnformeerd over deze Actie-agenda en de voortgang die reeds is gemaakt (Kamerstuk 36 410 X, nr. 93, van 7 juni 2024 - Actieagenda productie- en leveringszekerheid munitie en defensiematerieel; Kamerstuk 36 600 X, nr. 8: Voortgang structurele versterking van de Europese productie van munitie en defensiematerieel).

De belangrijkste wijze van het versterken van de defensie-industrie blijft het plaatsen van orders, zowel voor de Nederlandse krijgsmacht als voor de urgente Oekraïense behoefte. Zo heeft Nederland onder meer besloten om middels een actieplan €400 miljoen in de ontwikkeling van drones te investeren, ten behoeve van Oekraïne. De productie van verschillende soorten geavanceerde drones zal zowel in Nederland als, onder andere, in Oekraïne plaatsvinden. Hiermee kan Nederlandse kennis en technologie effectief worden samengebracht met Oekraïense kennis en ervaringen op het slagveld. In Europees verband wordt met instrumenten zoals EDIP gewerkt aan het opschalen van de Europese defensie-industrie, waaronder het vergroten van de productiesnelheid. Ook de tweede tranche aan ‘windfall profits’ kan een rol spelen bij versterken van Europese en Oekraïense productiecapaciteit.

(5) De lidstaten krijgen vanuit de Europese Vredesfaciliteit (EPF) een vergoeding voor geleverde steun aan Oekraïne. Hiervoor is momenteel een bedrag van € 6,6 miljard beschikbaar. Het uitkeren van de vergoedingen staat echter stil door een blokkade van Hongarije. Nederland spant zich in om de steun via de EPF te bespoedigen, onder andere via samenwerking met EDEO en de lidstaten om tot creatieve oplossingen te komen. Er zijn geen blokkades op de genoemde eerste tranche rente-inkomsten van € 1,5 miljard. Ook de tweede tranche wordt nu vrijgegeven.

Vraag 6

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorgestelde European Defence Agency (EDA) budgetverhoging van € 2,54 miljoen voor 2025. Deze leden steunen in principe deze verhoging, maar constateren dat er nu pas wordt gesproken over het bijeenbrengen van nationale defensieplanners om synergiën te identificeren. Gezien de oorlog in Oekraïne al sinds februari 2022 gaande is, vragen deze leden zich af waarom dit initiatief niet eerder is genomen. Kan de minister specifiek aangeven welke samenwerkingsprojecten het EDA met deze extra middelen beoogt te financieren en hoe deze bijdragen aan de versterking van de Europese defensiecapaciteit?

Antwoord

Het bijeenbrengen van nationale defensieplanners op Europees niveau is gericht op het concreet uitwerken van samenwerkingsmogelijkheden die volgen uit de Capability Development Priorities (CDP) die eind 2023 zijn vastgesteld en het Coordinated Annual Review on Defence (CARD)- rapport dat tijdens de aankomende EDA Bestuursraad zal worden aangenomen. De budgetverhoging wil het EDA o.a. inzetten voor projecten op luchtverdediging, loitering munitions, European Combat Vessels en Electronic Warfare. De budgetverhoging ziet daarnaast deels op een correctie voor inflatie. De samenwerkingskansen voor projecten op deze onderwerpen volgen uit het CARD-rapport. Voor al deze onderwerpen geldt dat ze bijdragen aan de mitigatie van capaciteitstekorten die volgen uit de NAVO-doelstellingen.

Vraag 7

De leden van de VVD-fractie verwelkomen het initiatief om de informatie-uitwisseling tussen de EU en NAVO te verbeteren. Deze versterkte samenwerking is cruciaal voor een effectieve Europese defensiestrategie en het voorkomen van duplicatie van inspanningen. Deze leden zien het belang hiervan in voor gezamenlijke dreigingsanalyses en operationele planning. Kan de minister toelichten welk type niet geclassificeerde informatie via dit initiatief gedeeld zal worden en welke concrete knelpunten in de huidige samenwerking hiermee worden opgelost?

Antwoord

De NAVO en EU delen in regulier overleg een breed scala aan niet-geclassificeerde informatie om coördinatie en strategische afstemming te bevorderen. Tijdens de eerste gestructureerde dialoog op hoog-ambtelijk niveau tussen de EU- en NAVO instellingen over de defensie-industrie is afgesproken om de komende tijd vervolgsessies te organiseren waarbij militaire standaarden, vraagbundeling en steun aan Oekraïne verder zullen worden uitgediept. Dit kan bijvoorbeeld gezamenlijke aanschaf van materieel of munitie door NAVO-bondgenoten en EU-lidstaten vergemakkelijken.

Vraag 8

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de ontwikkeling van het Maritime Surveillance Network (MARSUR III) met 15 andere EDA-lidstaten. Gezien de recente incidenten rond kritieke infrastructuur in de Noordzee en het toegenomen belang van maritieme veiligheid, vragen deze leden zich af hoe dit netwerk bijdraagt aan de bescherming van onze vitale onderzeese infrastructuur. Kan de minister aangeven hoe dit systeem zich verhoudt tot bestaande maritieme beveiligingsinitiatieven en welke concrete verbeteringen in de bescherming van kritieke infrastructuur worden verwacht?

Antwoord

De bescherming van onze vitale infrastructuur op zee vraagt om robuuste internationale samenwerking. Nederland staat zowel bilateraal als in NAVO, EU- en Noordzee-verband in nauw contact met andere landen om informatie over het dreigingsbeeld uit te wisselen en gezamenlijke maatregelen te treffen om onze infrastructuur te beschermen. Zo is Nederland deel van het NAVO Critical Undersea Infrastructure Network, waarbinnen deze uitwisseling tussen de NAVO en bondgenoten plaatsvindt. Het Maritime Surveillance Network (MARSUR III) project is gericht op de informatie-uitwisseling tussen EU maritieme hoofdkwartieren en het ondersteunen van Common Security and Defence Policy (CDSP)-missies zoals Sophia en Irini. MARSUR is een van de langstlopende EDA-projecten en richt zich specifiek op het verbeteren van Maritime Situational Awareness. Zo draagt het bij aan de veiligheid van de Europese zeebassins. Defensie onderzoekt de mogelijkheden van gedeeltelijke of gehele integratie van MARSUR in de Nederlandse maritieme informatiesystemen, zodat dit mogelijk ook ten behoeve bescherming vitale infrastructuur kan worden toegepast.

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 19 november 2024. Deze leden hebben enkele vragen over de inzet van het kabinet gedurende deze Raad Buitenlandse Zaken.

Vraag 9

De conclusies in het rapport van Niinistö en de resultaten van de Eurobarometer-peiling van september 2024 versterken alleen maar meer de zorgen die er op dit moment zijn bij de leden van de NSC-fractie. Niet alleen ten aanzien van de paraatheid van de Europese burgers maar ook van de Nederlandse bevolking bij grote, complexe crises zoals een aanval op een lidstaat of een epidemie. Burgers voelen zich onvoorbereid. Deelt de minister deze zorgen omtrent de weerbaarheid? En kan de minister aangeven wat hij met de conclusie en resultaten concreet gaat doen ten aanzien van het nationale en internationale beleid?

Antwoord

Door geopolitieke ontwikkelingen staat onze veiligheid en die van onze bondgenoten onder druk. Nederland spant zich in om de nationale weerbaarheid tegen hybride en militaire dreigingen te versterken. In december zal het kabinet uw Kamer informeren over de aanpak tegen militaire en hybride dreigingen en de opgaven die er liggen daar vorm aan te geven. We beginnen gelukkig niet vanaf nul. De afgelopen jaren zijn er reeds belangrijke stappen gezet om ons voor te bereiden op en te weren tegen een breed palet aan dreigingen, bijvoorbeeld middels de aanpak statelijke dreigingen, de aanpak cyberdreigingen, het versterken van vitale infrastructuur en het versterken van de crisisstructuur. Onze aanpak weerbaarheid bouwt hierop voort.

Het kabinet zal uw Kamer eveneens een appreciatie van het Niinisto-rapport sturen, waarin uitgebreid stil wordt gestaan bij de aanbevelingen van het rapport en raakvlakken met nationaal beleid. Het rapport bevat aanbevelingen die naar verwachting deels plek zullen krijgen in de EU Preparedness Union Strategy, die in 2025 wordt verwacht. Wanneer de Commissie met voorstellen komt, zal het kabinet deze in meer detail beoordelen en met uw Kamer delen in lijn met het gebruikelijke BNC-proces.

Vraag 10

Uit de stukken blijkt dat de onderhandelingen over het European Defence Industry Programme (EDIP) vertraging oplopen. Het is de vraag of het nieuwe streven om midden 2025 klaar te zijn gehaald kan worden. De leden van de NSC-fractie maken zich zorgen over de gevolgen van deze vertraging. Daarnaast heeft de Europese Rekenkamer zich kritisch uitgelaten over de conclusie van de Europese Commissie dat het budget van € 1,5 miljard niet voldoende is om de ambities te realiseren. De leden van de NSC-fractie zijn benieuwd naar de kabinetsappreciatie van het rapport van de Europese Rekenkamer over EDIP. Kan de minister ook toelichten wat de gevolgen zijn voor de munitie-industrie en voor de Nederlandse krijgsmacht als het nieuwe streven van midden 2025 niet wordt gehaald?

Antwoord

Nederland erkent het belang van voortgang in de onderhandelingen over het Europees Defensie-Industrie Programma (EDIP) en zet zich actief in om samen met andere EU-lidstaten spoedig tot een akkoord te komen. Het budget van EDIP is inderdaad beperkt, dit is echter de ruimte die het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK) biedt. Ik ben mij bewust van het door de Europese Rekenkamer genoemde risico dat dit budget mogelijk ontoereikend is om de beoogde ambities van het EDIP te realiseren. Desondanks is EDIP een cruciale stap richting meer samenwerking op het opschalen van productiecapaciteit, industrialiseren van R&D-projecten, gezamenlijke aanschaf en het ontwikkelen van nieuwe capaciteiten. Ik kan niet vooruitlopen op de onderhandelingen over het nieuwe MFK.

Het is belangrijk dat de lidstaten zorgen dat ze voldoen aan de NAVO-norm, om daarmee hun krijgsmachten te versterken. Ook als er nog geen akkoord is bereikt op het EDIP kunnen lidstaten samenwerken, bijvoorbeeld door over te gaan tot gezamenlijke aanschaf.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Vraag 11

De leden van de BBB-fractie komen met voorstellen om in EU-verband de wapenindustrie sneller op te schalen, waarbij zij de EU-economie ook kunnen helpen. Want een weerbare samenleving heeft ook een gezonde economie nodig. Dit betreft niet alleen de vrijgevallen productiecapaciteit in Nederland, maar ook in de Duitse auto industrie. Ziet het kabinet daarin (extra) kansen nu de huidige Duitse regering voortijdig verkiezingen heeft uitgeschreven?

Antwoord

Defensie is voortdurend in gesprek met Duitsland over verschillende materieelprojecten, bijvoorbeeld de aanschaf van de Leopard gevechtstanks en de Boxer gevechtsvoertuigen. Binnenkort spreek de Staatssecretaris van Defensie met zijn evenknie en spreekt de minister met de Duitse minister op de Raad Buitenlandse Zaken op 19 november. Inschakeling van de Nederlandse defensie technologische- en industriële basis (NLDTIB) is voor het kabinet van belang bij de invulling van de groeiende defensiebehoeften in Europa. Door het versterken, beschermen en internationaal positioneren van de NLDTIB vergroten we de gereedheid en het voortzettingsvermogen van de Nederlandse krijgsmacht. Wij zoeken zo veel als mogelijk de samenwerking met de industrie voor militaire productiecapaciteit op, maar elk land maakt zijn eigen afweging voor de allocatie van de eventuele overcapaciteiten in de (civiele) industrie. Het is aan Duitsland om te beoordelen of er sprake is van overcapaciteit bij zijn nationale (civiele) industrie en zo ja, of men het opportuun acht deze in te zetten voor defensieproductie.

Vraag 12

De leden van de BBB-fractie maken zich zorgen over de luchtverdedigingscapaciteit van de EU. Deze schiet tekort om de grote bevolkingscentra te kunnen verdedigen en bovendien wordt er met verschillende systemen gewerkt. De leden van de BBB-fractie zouden graag zien dat dit punt bij de Raad besproken wordt om te onderzoeken hoe we niet alleen de luchtverdedigingscapaciteit van de EU sneller kunnen opschalen, maar ook beter en uniformer op elkaar kunnen afstemmen binnen zowel de EU als de NAVO. In dit licht is het ook van belang om te bespreken hoe er moet worden afgewogen of het leveren van luchtverdediging aan Oekraïne niet ten koste gaat van de eigen luchtverdediging van de landen die deze leveren. Dit zou parallel moeten lopen en niet hiervan ten koste mogen gaan.

Antwoord

Het opschalen van de productiecapaciteit en het vergroten van interoperabiliteit is een continu proces. Voor de Nederlandse luchtverdedigingscapaciteit zijn de NAVO-kaders en doctrine leidend. Nederland pleit in Europees verband voor verdergaande standaardisatie. Ook is Nederland er voorstander van om te bezien of hier in Europees verband gewerkt kan worden aan versterking van de Europese luchtverdediging. In de political guidelines van Von Der Leyen wordt geïntrigeerde luchtverdediging als een van de mogelijke Defence Projects of Common European Interest genoemd.

Het leveren van luchtverdedigingssystemen blijft één van de prioriteiten ten aanzien van de internationale militaire steun aan Oekraïne. Nederland heeft tot op heden Patriot lanceerinrichtingen, raketten, mobiele luchtdoelkanonnen, Stingerraketten en radars geleverd. Via de levering van F-16’s, als co-lead van de Air Force Capabilty Coalition, en als lid van de Integrated Air and Missile Defence (IAMD) Capability Coalition draagt Nederland eveneens bij aan de ontwikkeling van de huidige en toekomstige Oekraïense geïntegreerde luchtverdediging, interoperabel met westerse systemen.

De effecten van de geleverde steun op de gereedheid van de Nederlandse strijdkrachten worden, gezien de omstandigheden, door Defensie als acceptabel beoordeeld.

Vraag 13

Bovenstaande moet aansluiten met onderstaande passsage uit de geannoteerde agenda van 5 november jl.: ‘Europese landen moeten meer verantwoordelijkheid nemen voor de eigen veiligheid, ten behoeve van de collectieve verdediging van de NAVO. Om dat effectief te kunnen doen is meer Europese samenwerking nodig en dienen we stappen te zetten op interoperabiliteit, schaalbaarheid, uitwisselbaarheid en standaardisatie’. Hoe ziet het kabinet dit in de context van de herverkiezing van Trump en zijn eerdere opmerkingen over de NAVO en het niet halen van de 2%-norm door veel EU-lidstaten? Kan het kabinet de andere desbetreffende lidstaten hierop aanspreken en waarschuwen voor de gevolgen van het niet nakomen van hun afspraken hierover?

De leden van de BBB-fractie zien graag dat er op de Raad verder gesproken wordt over hoe niet alleen de rente-inkomsten, maar ook de mogelijkheden om bijvoorbeeld de bevroren tegoeden van de Russische Centrale Bank zelf kunnen worden ingezet, om niet alleen Oekraïne te ondersteunen maar ook de leningen aan de Oekraïne, waarvoor ook Nederland borg staat, te kunnen terugbetalen. De leden van de BBB-fractie zien de bespreking over de strategische herziening van de Permanent Structured Cooperation (PESCO) met veel belangstelling tegemoet omdat met betere onderlinge afstemming, schaalvoordelen, interoperabiliteit en een beter op elkaar afgestemde visie meer kan worden bereikt.

Antwoord

De plannen van de regering-Trump moeten nog vorm krijgen. Ongeacht het beleid van de nieuwe regering, is het van belang dat Europa meer verantwoordelijkheid neemt voor de eigen veiligheid. Dit is ook iets wat de Verenigde Staten nadrukkelijk van Europa vragen. In de basis betekent dit dat alle NAVO-bondgenoten voldoen aan de Defence Investment Pledge en aan hun capaciteitendoelstellingen. De NAVO houdt bij in hoeverre individuele bondgenoten hun afspraken hierover nakomen en spreekt achterblijvende bondgenoten daarop aan. Nederland blijft ook richting bondgenoten onderstrepen dat 2% de absolute ondergrens is.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

Vraag 14

De leden van de Volt-fractie hechten er groot belang aan dat de steun aan Oekraïne onverminderd voortgezet wordt. In dat licht achten zij het van groot belang dat ook de Hongaarse blokkade omtrent de Europese Vredesfaciliteit stopt of wordt omzeild. Deze leden vragen zich hierbij af welke opties het kabinet ziet om de Hongaarse blokkade te stoppen dan wel te omzeilen. Zij vragen zich specifiek af of het kabinet het idee steunt om bijdragen aan de Vredesfaciliteit vrijwillig te maken in plaats van een verplichting op basis van het bbp van een lidstaat. Zij horen graag van het kabinet welke voor- en nadelen zij zien aan dit idee.

Antwoord

De lidstaten krijgen vanuit de Europese Vredesfaciliteit (EPF) een vergoeding voor geleverde steun aan Oekraïne. Hiervoor is momenteel een bedrag van € 6,6 miljard beschikbaar. Het uitkeren van de vergoedingen staat echter stil door een blokkade van Hongarije. Er worden nu opties onderzocht binnen het bestaande EPF Raadsbesluit om deze middelen toch vrij te krijgen. Een van die opties is te werken via gecoördineerde vrijwillige bijdragen, met deelname van alle lidstaten, behalve Hongarije. Gesprekken daarover zijn nog gaande tussen de lidstaten. Nederland doet er alles aan om constructief bij te dragen aan een oplossing en kijkt dan ook met een positieve houding naar voorliggende mogelijkheden. Zodra er overeenstemming is bereikt zal uw Kamer daarover worden geïnformeerd.

Vraag 15

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de opgelopen vertraging omtrent de onderhandelingen over de EDIP. Zij betreuren dit, met name nu de urgentie voor de Europese Unie om haar eigen verdediging op orde te krijgen enorm is toegenomen met de verkiezing van Donald Trump. De leden van de Volt-fractie vragen zich in het licht van de onderhandelingen af wat de voornaamste discussiepunten zijn omtrent de EDIP die voorliggen in de Raad.

Antwoord

Nederland erkent het belang van voortgang in de onderhandelingen over het Europees Defensie-Industrie Programma (EDIP) en zet zich actief in om samen met andere EU-lidstaten spoedig tot een akkoord te komen. Belangrijke discussiepunten zijn de mate van openheid van EU-financiering voor bedrijven uit derde landen, het juridisch kader voor materieelsamenwerking (SEAP) en het leveringszekerheidsregime.

Nederland steunt het streven naar meer Europese samenwerking, dit laat onverlet dat ook samenwerking met niet-geassocieerde partnerlanden van belang blijft, zoals NAVO-bondgenoten die geen EU-lidstaat zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de Verenigde Staten; Nederland zet zich hiervoor in bij de onderhandelingen. Hierbij denkt Nederland bijvoorbeeld aan coproductie van munitie en wapensystemen van entiteiten afkomstig uit niet-geassocieerde derde landen, waardoor coproductie in de EU mogelijk wordt gemaakt. Nederland is van mening dat ook hiermee de Europese defensie-industrie wordt versterkt.

Nederland staat in beginsel positief tegenover specifieke maatregelen zoals voorgesteld binnen het voorstel voor vaststelling van een juridisch raamwerk (SEAP) om materieelsamenwerking te stimuleren. Hierbij is van belang dat dit raamwerk toegevoegde waarde biedt aan de al bestaande mogelijkheden om internationaal samen te werken.

Nederland verwelkomt maatregelen die gericht zijn op het verbeteren van leveringszekerheid van defensieproducten, ook in tijden van crisis. Het kabinet ondersteunt de mogelijkheid in de verordening tot het openen van raamcontracten als de urgentie van de situatie dit rechtvaardigt. Daarnaast is het kabinet in beginsel positief over de mogelijkheid tot gezamenlijke inkoop van componenten en grondstoffen van defensieproducten om strategische voorraden aan te leggen ten behoeve van de defensieproductie. Het is positief dat de besluitvorming omtrent aanschaf door de Commissie bij de lidstaten ligt. Het kabinet is echter kritisch over de mogelijkheid van aanschaf van defensie- (eind)producten door de Commissie. Het kabinet is van mening dat deze taak beter belegd is bij de daarvoor bestemde inkooporganisaties van militaire producten, die over de benodigde capaciteit en ervaring beschikken.

Vraag 16

Daarnaast vragen de leden zich af hoe er in Raadsverband gekeken wordt naar de oproep van de aangenomen motie Dassen om de positie van Moldavië onder het huidige European Defence Industry Reinforcement through common Procurement Act (EDIRPA) te waarborgen onder de EDIP. Is de Raad het hier unaniem over eens? Ziet het kabinet verdere mogelijkheden om de positie van Moldavië en de defensie-industrie van Moldavië vanuit en/of samen met de EU te versterken? Hoe kijkt het kabinet bijvoorbeeld naar het idee van de leden van de Volt-fractie om de Moldavische defensie-industrie op te nemen in (de uitwerking van) het Moldova Growth Plan van de Europese Commissie? De leden van de Volt-fractie vragen zich af of het kabinet bereid is hiervoor te pleiten in Europees verband.

Verder merken de leden van de Volt-fractie op dat de positie voor Oekraïne onder de voorgestelde EDIP o.a. voorziet in de mogelijkheid voor Oekraïne om deel te nemen aan gezamenlijke aanschaf van defensiematerieel en voorziet in de Oekraïense defensie-industrie onderdeel maken van de EU's Defence Technological and Industrial Base (EDTIB), evenals deze te versterken. De leden vragen zich af of het kabinet mogelijk eenzelfde positie voor Moldavië weggelegd ziet onder de European Defence Industrial Strategy (EDIS) en de bijbehorende EDIP-wetgeving. Zo ja, kan het kabinet hiervoor pleiten in Raadsverband?

Nederland zet zich conform de motie-Dassen en de kabinetspositie in voor het behoud van de positie van Moldavië binnen EDIRPA in EDIP. Het lijkt erop dat dit in uiteindelijke Raadsakkoord wordt opgenomen, maar de onderhandelingen binnen de Raad zijn nog gaande. Zodra de Raad tot een akkoord komt, starten de triloogonderhandelingen met de Europese Commissie en het Europees Parlement. Er staat dus nog niets vast. Na afloop van de onderhandelingen wordt uw Kamer geïnformeerd over het definitieve akkoord. Nederland zal onderzoeken welke verdere mogelijkheden er zijn om de defensie-industrie van Moldavië binnen EDIP te versterken.

Nederland verwelkomt verdere GBVB-aansluiting van Moldavië en zet in op verdere defensiesamenwerking met Moldavië via de Letter of Intent. Het door de Commissie voorgestelde Groeiplan is gericht op sociaaleconomische convergentie met de EU, mede in het kader van het EU-toetredingstraject. Graag verwijs ik u naar de kabinetsappreciatie over het voorgestelde Groeiplan voor Moldavië en het voorstel tot een verordening voor de oprichting van een Hervormings- en Groeifaciliteit. Het kabinet is niet op de hoogte van een voorstel om de Moldavische defensie-industrie expliciet op te nemen in (de uitwerking van) het Groeiplan van Moldavië.


Vraag 18

Verder vragen de leden van de Volt-fractie zich af hoe het kabinet kijkt naar de kritiek van de Europese Rekenkamer op het voorgestelde bedrag van 1,5 miljard euro voor de uitvoering van de EDIP. Is het kabinet van mening dat, met de verkiezing van Donald Trump, 1,5 miljard euro te weinig is voor het versterken van de Europese defensie-industrie in de komende jaren? Is het kabinet bereid te pleiten voor een groter bedrag? Zo nee, waarom niet? Wat is de positie van het kabinet over het voorstel van het Europees Economisch en Sociaal Comité om de streefcijfers uit EDIS (40% gezamenlijke aanschaf en 50% aanschaf in Europa in 2030) over te nemen in de EDIP-verordening?

Antwoord

Een sterkere Europese defensie-industrie is nodig om als Europese landen meer verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor onze eigen veiligheid en een evenredige bijdrage te leveren aan de collectieve zelfverdediging in NAVO-verband. Meer investeren, samen met onze partners, bij de Europese defensie-industrie is essentieel voor de versterking van onze industriële capaciteit. Defensie gaat de komende periode significant investeren in defensiematerieel, een aanzienlijk deel van deze investeringen wordt samen met Europese partners gedaan en mondt voor een belangrijk deel uit in contracten voor Europese defensiebedrijven en toeleveranciers. De toegevoegde waarde van EDIP zit vooral in de directe investeringen in Europese defensiebedrijven om productie op te schalen en de prikkels die beogen toeleveringsketens grensoverschrijdender te maken. Nederland ziet op dit moment nog geen meerwaarde in het opnemen van de streefcijfers in EDIP, omdat hier geen stimulerende werking vanuit gaat. De oplossing zit onder andere in financiële stimulans en het vereenvoudigen van samenwerking door middel van versoepelen van regelgeving en ondersteunen van vraagaggregatie. Hieraan wordt gewerkt binnen EDIP.

Het budget van EDIP is inderdaad beperkt, dit is echter de ruimte die het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK) biedt. Het kabinet is zich bewust van het door de Europese Rekenkamer genoemde risico dat dit budget mogelijk ontoereikend is om de beoogde ambities van het EDIP te realiseren. Desondanks is EDIP een cruciale stap richting meer samenwerking op het opschalen van productiecapaciteit, industrialiseren van R&D-projecten, gezamenlijke aanschaf en het ontwikkelen van nieuwe capaciteiten. Het kabinet loopt niet vooruit op de onderhandelingen over het nieuwe MFK.

Vraag 19

De leden vragen zich verder ook nog af wat de positie van het kabinet is over het voorstel uit het rapport van Draghi om bij aanschaf van nieuw materieel de voorkeur te geven aan Europees materieel. Graag een toelichting.

Antwoord

Draghi stelt in zijn rapport dat Europese landen meer moeten investeren in de Europese defensie-industrie, onder andere door meer materieel (gezamenlijk) in Europa aan te schaffen. Nederland onderschrijft deze noodzaak. Eerder informeerde het kabinet uw Kamer al dat Defensie haar inkoopstrategie wijzigt ten behoeve van het versterken van de productie- en leveringszekerheid van defensiematerieel en munitie. Defensie laat het oude mantra ‘beste product, voor de beste prijs’ los, en laat de factor tijd en herkomst van het product – bij voorkeur Europees of Nederlands – zwaarder meewegen. Dat laat onverlet dat hechte materieelsamenwerking met partners buiten de Europese Unie, zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen van groot belang blijft om binnen de NAVO technologisch hoogwaardig materieel, interoperabiliteit en bondgenootschappelijke afschrikking zeker te stellen. Over de uitgebreide kabinetsreactie op het Draghi-rapport is uw Kamer op 4 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-30, nr. 614) en 4 november jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2956) geïnformeerd.


Vraag 20

De leden van de Volt-fractie hebben met grote interesse kennisgenomen van het rapport van de voormalig Finse president Niinistö over weerbaarheid in en van de Europese Unie. Zij kijken uit naar de kabinetsappreciatie van het rapport en hebben hierover nu al enkele vragen aan het kabinet. Kan het kabinet ingaan op de aanbeveling over het in grotere mate delen van inlichtingen? De leden verzoeken het kabinet in het antwoord tevens de enorme Europese afhankelijkheid van de VS op het gebied van inlichtingen te betrekken. Is het kabinet voorstander van een zogenoemde EU Preparedness Law? In hoeverre en op welke manier werkt het kabinet aan voldoende Europese inbedding van de eigen plannen voor het vergroten van de weerbaarheid van de Nederlandse samenleving? Tot slot zien de leden van de Volt-fractie uit naar de uitkomsten van de CARD voor 2024. Zij verzoeken het kabinet om de uitkomsten hiervan met de Kamer te delen zodra deze bekend zijn.

Antwoord

Zoals eerder aangegeven verwelkomt Nederland het rapport van Niinisto en onderstreept de kern van het rapport dat meer inzet nodig is om de weerbaarheid van de samenleving te versterken. Het kabinet zal een appreciatie van het rapport naar uw Kamer sturen, waar uitgebreid zal worden stilgestaan bij de aanbevelingen van het rapport en raakvlakken met nationaal beleid. Het rapport bevat aanbevelingen die naar verwachting deels plek zullen krijgen in de EU Preparedness Union Strategy, die in 2025 wordt verwacht. Wanneer de Europese Commissie met concrete voorstellen komt, zal het kabinet deze in meer detail beoordelen en met uw Kamer delen in lijn met het gebruikelijke BNC-proces.

In algemene zin staat Nederland positief tegenover het versterken van de EU-inlichtingenanalysecapaciteit (SIAC), gebaseerd op het uitgangspunt dat inlichtingen een soevereine capaciteit zijn en het delen van inlichtingen vrijwillig is. Nederland is voorstander van het verbeteren en stroomlijnen ervan om dit doel te bereiken, maar er moet aantoonbare meerwaarde zijn. Naast ons eigen belang en meerwaarde voor ons, is het belangrijk dat de EU als instituut haar werk goed kan doen en dus voldoende is toegerust voor de eigen taken. Verder is Nederland het eens dat Europese weerbaarheid moet verbeteren. Het is nu nog te vroeg om een eventuele EU-Preparedness Law te bespreken.

Ondertussen werkt Nederland om de nationale weerbaarheid tegen hybride en militaire dreigingen te verhogen. Daarover wordt uw Kamer in december geïnformeerd. Internationale initiatieven rondom weerbaarheid vanuit de EU en NAVO zijn hierbij belangrijke aanknopingspunten en worden daarom meegenomen in de verdere aanpak.