Rollen, taken en verantwoordelijkheden betrokken organisaties
Bijlage
Nummer: 2024D44715, datum: 2024-11-19, bijgewerkt: 2024-11-19 10:14, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Reactie op verzoek commissie over de mishandeling in Vlaardingen voorafgaand aan begrotingsbehandeling (2024D44714)
Preview document (🔗 origineel)
BIJLAGE - Rollen, taken en verantwoordelijkheden betrokken organisaties
Veilig Thuis
Gemeenten zijn vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verantwoordelijk voor de inrichting van een Veilig Thuis-organisatie (VT), die fungeert als advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Er zijn 25 VT-organisaties die een regionale functie vervullen. Iedereen, professional of burger, kan advies vragen of een melding doen bij VT als er sprake is van een vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling.
Bij een adviesvraag denkt de VT-medewerker met de vrager mee, de adviesvrager blijft zelf aan zet. Veilig Thuis registreert in deze gevallen ook alleen de gegevens van de adviesvrager (en niet van degene over wie de melding gaat) die desgewenst ook anoniem kan blijven.
Wanneer iemand een melding doet bij Veilig Thuis, registreert Veilig Thuis zowel de gegevens van de melder als de gegevens van de persoon om wie de melding gaat. Bij elke melding vindt een veiligheidsbeoordeling plaats. Aan de hand van de melding wordt een inschatting gemaakt van de urgentie en welke expertise nodig is om het geweld te stoppen. Hierbij wordt altijd eerst gelet op directe onveiligheid: bij acute situaties wordt direct ingegrepen.
VT vraagt bij een veiligheidsbeoordeling informatie op bij de direct betrokkenen en bij betrokken professionals. Bij de beoordeling maakt Veilig Thuis gebruik van een speciaal voor Veilig Thuis ontwikkeld triage-instrument om het besluitvormingsproces van de professionals te onderbouwen en ondersteunen. De uitkomst van de veiligheidsbeoordeling kan zijn dat:
Er geen vervolgstappen nodig zijn en bemoeienis van VT direct kan worden beëindigd.
Er een veiligheidsplan wordt gemaakt, waarbij de verantwoordelijkheid voor de uitvoering bij verschillende organisaties (bijv. lokaal team of al betrokken organisatie) en/of personen (zoals het huishouden zelf) worden belegd. VT heeft dan de verantwoordelijkheid om na drie en twaalf maanden te monitoren hoe het is met de veiligheid.
Er nog onvoldoende zicht op de situatie is. Veilig Thuis kan dan vervolgonderzoek inzetten. Wettelijk is vastgelegd dat VT binnen tien weken het onderzoek afgerond dient te hebben.
Indien nodig kan Veilig Thuis na een veiligheidsbeoordeling bij de RvdK een verzoek tot onderzoek indienen voor het overwegen van een kinderbeschermingsmaatregel. Richtlijnen voor het uitvoeren van het onderzoek, maar ook voor alle vervolgstappen zijn opgenomen in het Handelingsprotocol1 van Veilig Thuis.
In oktober 2024 heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) een rapport uitgebracht, waarin wordt aangegeven dat de VT-organisaties in veel gevallen hun wettelijke termijnen niet halen en wat daarvan de consequenties zijn voor gezinnen die wachten op hulp. In de Voortgangsbrief Jeugd2 van 5 november 2024 is hier een beleidsreactie op gegeven.
Voor het uitoefenen van de wettelijke taken heeft Veilig Thuis specifieke bevoegdheden waardoor Veilig Thuis geen toestemming van de directbetrokkenen nodig heeft voor het vastleggen van een melding, het inwinnen van informatie, het bewaren van informatie en het verstrekken daarvan aan derden.
Deze bevoegdheden van Veilig Thuis kunnen diep ingrijpen in het leven van directbetrokkenen. Daarom stelt de wet een aantal voorwaarden. Per casus wordt afgewogen of informatie aan derden mag en kan worden verstrekt. Ook geldt de plicht dat Veilig Thuis open dient te zijn richting directbetrokkenen (ook op basis van AVG). Veilig Thuis informeert daarom directbetrokkenen zo spoedig mogelijk na het in ontvangst nemen van de melding over de inhoud van de melding, de melder, de verwerking en informatiedeling van de gegevens, het doel daarvan en over de rechten die hij/zij kan uitoefenen.
Met deze bij Veilig Thuis wettelijke belegde taken, vervult Veilig Thuis ook een radarfunctie om signalen van kindermishandeling van diverse organisaties te kunnen combineren.
Veiligheid Voorop
Veilig Thuis, de politie, het Openbaar Ministerie (OM), de RvdK en de reclassering werken samen in de aanpak Veiligheid Voorop3. In de aanpak Veiligheid Voorop stemmen de genoemde zorg- en strafpartners bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling vroegtijdig af en brengen ze informatie bij elkaar. Op die manier kunnen zij zo snel mogelijk de juiste hulp en interventies inzetten die bijdragen aan de veiligheid in gezinnen en huishoudens. Sinds 2018 wordt in elke regio aan deze aanpak gewerkt.
Ten behoeve van deze vroegtijdige samenwerking, mag VT op grond van de Wmo op dit moment gegevens verstrekken aan de politie en de RvdK. In de alinea over ontwikkelingen rond wetgeving hieronder wordt toegelicht dat met een wetswijziging de juridische grondslag van gegevensdeling tussen Veilig Thuis en samenwerkingspartners per 1 januari 2025 wordt versterkt in de Wmo.
Lokaal team
Sommige jeugdigen of hun ouders/opvoeders krijgen te maken met problemen die verder reiken dan vanuit het dagelijks netwerk opgelost kunnen worden. Hiervoor is door gemeenten een lokale infrastructuur ingericht, die vaak wordt aangeduid als lokaal team. Het lokaal team kijkt samen met ouders en jeugdigen wat er aan de hand is en kan hulp organiseren, ook op het gebied van veiligheid. De opdracht die lokale teams hebben als er sprake is van onveiligheid staat omschreven in de leidraad ‘Werken aan Veiligheid’4. Het lokaal team signaleert en maakt zorgen en vragen over onveiligheid bespreekbaar. Als aanvullende expertise of bevoegdheden nodig zijn, kan het lokaal team advies vragen aan bijvoorbeeld Veilig Thuis of hier een melding doen. Ook kan het lokaal team een verzoek tot onderzoek bij de RvdK indienen bij acute en/of structurele onveiligheid die niet in het vrijwillig kader kan worden opgelost en waar een kinderbeschermingsmaatregel dien te worden overwogen. Voor het omgaan met huiselijk geweld of kindermishandeling wordt in het algemeen de visie ‘gefaseerd werken aan veiligheid’ gehanteerd.5
Politie
Bij acute onveiligheid grijpt de politie direct in, zodat het geweld stopt. Als het kan, dan doet de politie dit meteen samen met Veilig Thuis. De politie en Veilig Thuis delen informatie om een helder beeld van de situatie te krijgen en Veilig Thuis maakt een veiligheidsbeoordeling. De politie doet onderzoek naar strafbare feiten. Het Openbaar Ministerie bepaalt of iemand wordt vervolgd. Samen stemmen zij af welke veiligheidsmaatregelen passen bij de situatie. Bij alle vermoedens van huiselijk geweld, kindermishandeling of overige zorgen over jeugdigen, dus ook wanneer het niet acuut onveilig is, stuurt de politie een zorgmelding naar Veilig Thuis. Als de veiligheidsbeoordeling daartoe aanleiding geeft, stemt Veilig Thuis met politie en het OM af over een passende aanpak. Dit is op basis van de hierboven toegelichte aanpak Veiligheid Voorop.
Raad voor de Kinderbescherming
De RvdK kan uitsluitend op verzoek of na melding van een GI, lokaal team of VT onderzoek doen naar een opvoedingssituatie van een minderjarige. De RvdK valt niet onder de Wet verplichte meldcode. Wanneer bij de RvdK signalen van burgers of professionals binnenkomen, verwijst de RvdK hen door naar de eerstelijnsorganisatie VT.
Om uitvoering te geven aan de wettelijke taken is de RvdK bevoegd om aan andere (overheids)organisaties (persoons)gegevens te vragen of te verstrekken. Een voorbeeld hiervan is de eerder toegelichte aanpak Veiligheid Voorop. Hierbij wordt altijd bekeken of de gegevens die verwerkt worden ter zake dienend zijn en beperkt blijven tot wat noodzakelijk is voor het doel van het onderzoek.
Gecertificeerde instelling
Indien de rechter heeft besloten dat er een kinderbeschermingsmaatregel komt, voert de GI die uit. Bij een ondertoezichtstelling wordt er met het gezin een plan van aanpak gemaakt en kan er jeugdhulp worden ingezet. Ouders zijn verplicht om mee te werken met de adviezen en aanwijzingen van de jeugdbeschermer. In het geval van een voogdijmaatregel heeft de GI het gezag over het kind en is dan de wettelijke vertegenwoordiger van een kind.
Informatiepositie GI
GI’s hebben een gezamenlijk privacyregelement6 waarin ook de informatieverstrekking (aan derden) is geregeld. In principe geldt dat toestemming van de cliënt nodig is voor het verstrekken van informatie aan derden. Toestemming is niet noodzakelijk voor het verstrekken van informatie aan hulpverleners en andere betrokkenen die direct zijn betrokken bij het uitvoeren van de kinderbeschermingsmaatregel. Indien de GI de voogdij over een kind heeft, hoeft geen toestemming aan ouders gevraagd te worden, omdat de GI de wettelijk vertegenwoordiger is. De GI mag dan zonder toestemming van de cliënt en andere betrokkenen informatie aan Veilig Thuis of de RvdK verstrekken. Deze informatie moet wel noodzakelijk zijn voor het onderzoek van Veilig Thuis of de RvdK, zelfs als er wel toestemming is voor het delen van informatie. Dit is in de praktijk dus maatwerk en is afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval. De jeugdbeschermer maakt hierin een professionele afweging.
De pleegzorgaanbieder
De ondersteuning en begeleiding van een pleeggezin en het kind is de verantwoordelijkheid van de pleegzorg. Daarmee is deze ook verantwoordelijk voor een veilig leefklimaat in het pleeggezin. Naast regelmatige gesprekken en/of huisbezoeken, wordt de veiligheid van het pleegkind in ieder geval tijdens de jaarlijkse evaluatie expliciet in kaart gebracht en gemonitord door het invullen en gezamenlijk bespreken van een veiligheidschecklist (indien twijfels bestaan, wordt niet op de jaarlijkse check gewacht). De pleegzorgaanbieder spreek dan ook het pleegkind, zónder aanwezigheid van pleegouders, voor zover de leeftijd en ontwikkeling van het kind dat toelaten. In de veiligheidscheck zijn indicatoren opgenomen die onder andere betrekking hebben op de veiligheid van het kind, en zijn risicofactoren benoemd. Deze checklist is opgenomen in de Onderbouwing van de Richtlijn Pleegzorg7. Pleegzorgaanbieders mogen ook andere lijsten aanhouden. Bij het taxeren van de veiligheid van het kind gaat het expliciet niet alleen om de fysieke veiligheid van het kind in het pleeggezin, maar ook of voldoende ontwikkelingsperspectief voor het kind aanwezig is.
Indien kindermishandeling binnen een pleeggezin wordt vermoed, geldt de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling. Pleegzorgaanbieders hebben hier een intern handelingsprotocol voor.
Samenwerking tussen GI en pleegzorgaanbieder
Er is altijd een nauwe samenwerking tussen de jeugdbeschermer van de GI en de pleegzorgaanbieder. De ondersteunings- en begeleidingstaak van ouders ligt in eerste instantie (vanuit de wettelijke taak) bij de GI. De GI en de pleegzorgaanbieder kunnen afspreken dat de begeleiding van ouders wordt uitgevoerd door de pleegzorgaanbieder.
Vanaf de start van de plaatsing is er een multidisciplinair zorgteam waarin de professionals van pleegzorg en jeugdbescherming de voortgang van de plaatsing en de doelen monitoren en afstemmen. Conform Hoofdstuk 4 van de Richtlijn Pleegzorg8, spreken de pleegzorgbegeleider en jeugdbeschermer regelmatig met (pleeg)ouders en het pleegkind over opvoeden, opgroeien en de ondersteuningsbehoeften van de (pleeg)ouders en de ontwikkeling van het kind.
Daar waar vermoedens zijn van onveiligheid in het pleeggezin gaan de GI en de pleegzorg met elkaar in gesprek om te komen tot een plan van aanpak om de veiligheidsrisico’s voor het kind weg te nemen. Mochten deze risico’s niet weggenomen (kunnen) worden dan kan de GI het pleegkind overplaatsen naar een andere verblijfsplek. Als een kind langer dan een jaar in het pleeggezin verblijft dan is hiervoor toestemming van de rechter nodig.
Rol Onderwijs
Scholen spelen een belangrijke rol in het signaleren en melden (van vermoedens) van kindermishandeling. Scholen zijn verplicht om met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te werken en het gebruik hiervan te bevorderen. De schoolleider heeft hierin een overkoepelende verantwoordelijkheid. Vaak heeft op scholen een intern begeleider of zorgcoördinator de rol van aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling. Op sommige scholen is de aandachtsfunctionaris een aparte functie. Onderwijsgevend en ondersteunend personeel hebben een belangrijke rol in het signaleren en bespreekbaar maken van mogelijk onveilige thuissituaties bij leerlingen. We zien dat kennis en gebruik van de meldcode op de ene school beter is geborgd dan op de ander. Er is blijvend aandacht nodig in het onderwijs voor een goede rolverdeling op school en voldoende kennis bij onderwijsprofessionals om invulling te geven aan de eigen rol. Het ministerie van OCW werkt aan een plan om scholen en professionals hierin te ondersteunen.
Rol Inspecties Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en Justitie en Veiligheid (IJenV)
Organisaties in het jeugddomein moeten calamiteiten bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd melden. Organisaties die onder de Jeugdwet vallen, zijn dit wettelijk verplicht. Deze verplichting geldt ook voor Veilig Thuis organisaties op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Met andere organisaties, zoals de RvdK, zijn hierover procesafspraken met de IGJ en IJenV gemaakt. Na een melding stellen de inspecties de organisaties in de gelegenheid om binnen acht weken en met inachtneming van door de inspecties aan te geven eisen, zelf onderzoek te doen naar de relevante feiten, tenzij de aard van de melding of andere informatie over de instelling de inspecties aanleiding geven dit niet te doen. De inspecties IGJ en IJenV stellen een eigen onderzoek in wanneer sprake is van een calamiteit, waarbij er sprake is van grote maatschappelijke onrust en waarbij de ernst van de calamiteit vraagt om een onafhankelijk en uitgebreid onderzoek naar de geleverde kwaliteit.
Niet alle meldingen zijn calamiteiten. Een calamiteit is een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de jeugdhulp en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een jeugdige of een ouder heeft geleid.9.
Kamerstukken II 2023-2024, 31 839 nr. 1031↩︎
visie_gefaseerd_samenwerken_aan_veiligheid_januari2021.pdf (vng.nl)↩︎
Privreglement-GI-voor-clienten-versie-3.0-april-2020-en-Privacywijzers-2.pdf (jeugdzorgnederland.nl)↩︎
https://richtlijnenjeugdhulp.nl/wp-content/uploads/2015/08/Richtlijn-Pleegzorg_Onderbouwing_Beveiligd.pdf (zie pagina 182 voor de Checklist indicatoren veiligheid kind in pleegzorg).↩︎
https://richtlijnenjeugdhulp.nl/pleegzorg/kindermishandeling-in-het-pleeggezin-voorkomen-en-aanpakken/preventie-signalering-en-handelen-tijdens-de-plaatsing/↩︎
Leidraad Meldingen Jeugd | Richtlijn | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (igj.nl)↩︎