Evaluatie CO-stelsel
Bouwbesluit
Brief regering
Nummer: 2024D44875, datum: 2024-11-19, bijgewerkt: 2024-11-21 14:48, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Ooit BBB kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 32757 -190 Bouwbesluit.
Onderdeel van zaak 2024Z18810:
- Indiener: M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- 2024-11-21 13:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-11-26 16:30: Procedurevergadering commissie Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- 2025-02-13 12:30: Klimaatakkoord Gebouwde Omgeving (Commissiedebat), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Preview document (🔗 origineel)
32757 Bouwbesluit
Nr. 190 Brief van de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2024
Met deze brief bied ik u de door KWINK Groep uitgevoerde evaluatie van het wettelijk stelsel ‘certificering werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties’ (CO-stelsel) aan. Dit stelsel zorgt ervoor dat werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties, zoals cv-ketels, geisers en gashaarden/-kachels, alleen nog mogen worden uitgevoerd door (installatie)bedrijven die daarvoor zijn gecertificeerd.
Het stelsel is opgezet na advies van de Onderzoeksraad voor Veiligheid die onderzoek heeft uitgevoerd naar incidenten met koolmonoxide (CO)1. De onderzoeksraad constateerde dat er jaarlijks ongeveer 5 tot 10 doden en 200 gewonden door koolmonoxide-ongevallen zijn, maar ook dat de werkelijke aantallen waarschijnlijk veel hoger liggen. Daarbij constateerde de onderzoeksraad dat een substantieel deel van de incidenten het gevolg is van niet of niet goed handelen van in de sector erkende installateurs. De onderzoeksraad heeft het kabinet daarom geadviseerd een wettelijke erkenningsregeling op te stellen voor het uitvoeren van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties.
Bij de behandeling van dit wettelijk stelsel in 2019 is met uw Kamer afgesproken dat 3 jaar na publicatie, en daarmee eerder dan gebruikelijk, verslag zal worden gedaan van de doeltreffendheid en effecten van het stelsel (evaluatie CO-stelsel)2. Met de publicatie van het stelsel in oktober 2020 zou de evaluatie derhalve in 2023 moeten zijn uitgevoerd. Op het moment van publicatie werd er echter nog vanuit gegaan dat de verplichting in het wettelijk stelsel, dat bedrijven gecertificeerd moeten zijn, op 1 april 2022 zou ingaan. Deze verplichting is uiteindelijk een jaar later ingegaan, op 1 april 20233, omdat de implementatie van het stelsel meer tijd heeft gekost dan destijds aangenomen. Om die reden is ook de evaluatie een jaar naar achteren geschoven, zodat daarin ten minste op één stookseizoen onder de nieuwe wettelijke verplichting kan worden teruggekeken. Met de Verzamelwet BZK4 bent u daarover geïnformeerd.
De evaluatie die ik u met deze brief toestuur is samen met alle direct bij het stelsel betrokken partijen5 uitgevoerd. Daarbij zijn door de onderzoekers ook interviews gehouden met andere relevante partijen, zoals Vereniging Eigen Huis en de Nederlandse Brandwondenstichting. Bij de evaluatie is ook betrokken het jaarverslag 2023 van de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw (TloKB) en de daarbij door de TloKB geformuleerde aanbevelingen voor verbeteringen van het CO-stelsel6. De TloKB voert namens mij een aantal wettelijke taken uit en is toezichthouder bij het stelsel.
Belangrijke conclusie in het door KWINK Groep opgeleverde evaluatierapport is dat het stelsel te kort in werking is om nu al goed onderbouwde uitspraken te kunnen doen over de effectiviteit van het stelsel, maar ook dat sinds de invoering van het stelsel bij gecertificeerde bedrijven de kwaliteit van werkzaamheden en daarmee de veiligheid is verbeterd. Als belangrijk maar ook voorzien neveneffect noemen de onderzoekers de kosten die het stelsel met zich meebrengt. Hierbij merken de onderzoekers op dat deze kosten voor zzp-ers en kleine bedrijven hoger zijn uitgevallen dan bij aanvang van het stelsel voorzien. Ik vind dit een belangrijk signaal en ga daarom ook graag in gesprek met de sector om te kijken hoe de kosten voor zzp-ers en kleine bedrijven binnen de uitgangpunten van het stelsel kunnen worden verminderd. Als neveneffect noemen de onderzoekers ook knelpunten bij complexen met een collectieve rookgasafvoer. Hierover heeft ook Vereniging Eigenhuis mij onlangs geïnformeerd en door uw Kamer zijn hier vragen over gesteld. De antwoorden op deze Kamervragen heb ik u gelijktijdig met deze brief toegestuurd. Ook blijkt uit evaluatie dat de tarieven die installatiebedrijven aan de consument berekenen zijn toegenomen. De onderzoekers geven daarbij aan dat dit deels komt door de invoering van het CO-stelsel, maar wijzen als oorzaak voor de hogere tarieven ook op andere factoren, zoals gestegen personeels- en materiaalkosten. Voor een volledig beeld van hetgeen de evaluatie heeft opgebracht verwijs ik u naar het evaluatierapport.
Naar aanleiding van het evaluatierapport ga ik komende tijd samen met betrokken partijen kijken naar de mogelijkheden voor verbeteringen in de uitvoering van het stelsel. Daarbij beschouw ik de 8 aanbevelingen die de onderzoekers in het evaluatierapport hebben gedaan. Een eerste reactie op deze aanbevelingen geef ik hieronder.
Aanbeveling 1 betreft het bevorderen van periodiek onderhoud. Volgens een grove schatting van de onderzoekers gaat het om circa 10-15% van de gasverbrandingsinstallaties die nu niet worden onderhouden. Deze installaties vallen buiten de reikwijdte van het stelsel, terwijl het risico op een incident met koolmonoxide hier ook groot kan zijn. De onderzoekers noemen verschillende denkbare mogelijkheden voor zowel de overheid als de sector om periodiek onderhoud bij deze woningen en gebouwen te bevorderen, variërend van zachte naar harde maatregelen (met als uiterste maatregel een verplichting). Hierbij noemen ze ook het vergroten van het bewustzijn over de gevaren van koolmonoxide en het belang van onderhoud. Dit sluit aan bij aanbeveling 5 van de onderzoekers om de huidige publieksvoorlichting over de risico’s van koolmonoxide en de wettelijke verplichting te continueren (mogelijk ook voor specifieke doelgroepen).
In reactie hierop geef ik aan dat, net zoals voor de afgelopen twee stookseizoenen, ook komend stookseizoen (2024-2025) in samenwerking met de Nederlandse Brandwondenstichting en Brandweer Nederland publieksvoorlichting over de gevaren van koolmonoxide en de wettelijke verplichting wordt gevoerd. Daarbij is er ook aandacht voor het belang van periodiek onderhoud, dat natuurlijk primair aan de eigenaren van gasverbrandingsinstallaties is met het oog op hun eigen veiligheid en gezondheid.
Aanbeveling 2 is aan de sector gericht en betreft vereenvoudiging en gebruiksgemak voor monteurs (bijvoorbeeld via apps), zodat de regeldruk afneemt. Zoals ik ook hiervoor al aangegeven heb, vind ook ik het belangrijk dat de regeldruk voor zzp-ers en kleine bedrijven vermindert en ga hierover in gesprek met de sector. Ook ga ik graag in gesprek met de sector over het handelingskader voor werkzaamheden aan gasverbrandingstoestellen in appartementen die zijn aangesloten op een collectieve rookgasafvoer en de ruimte die dit handelingskader aan VvE’s biedt om de collectieve rookgasafvoer te laten controleren (aanbeveling 3). Daarbij betrek ik ook Vereniging Eigen Huis die mij, zoals hiervoor aangegeven, geïnformeerd heeft over knelpunten die hierbij spelen. Verder ga ik de in de regelgeving opgenomen melding van bijna-ongevallen herzien. Ik vind het belangrijk dat die melding voor het bevoegd gezag beter uitvoerbaar is (aanbeveling 4). In relatie tot aanbeveling 6 (verbetering toezicht en handhaving) merk ik op dat ik met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in overleg ga over de mate waarin het bevoegd gezag in staat is adequaat toezicht te houden op de naleving van de in het stelsel opgenomen verplichting dat alleen gecertificeerde installatiebedrijven werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties mogen uitvoeren. Ook ga ik samen met partijen kijken naar de mogelijkheden om de beschikbaarheid van data over incidenten met koolmonoxide te verbeteren, zodat de effectiviteit van het stelsel beter kan worden gemonitord (aanbeveling 7). Bij de verbeteringen, die ik in afstemming met de sector en betrokken partijen in het stelsel wil aanbrengen, betrek ik ook het meest recente rapport van de Gezondheidsraad. Op 3 september 2024 heeft zij het rapport over lagere (strengere) advieswaarden voor blootstelling aan koolmonoxide7 uitgebracht.
Aanbeveling 8 houdt verband met, door met name de sector, ingebrachte voorstellen voor aanvullende regelgeving. Het betreft hier onder andere een verplichting voor periodiek onderhoud en een verbod op de vrije verkoop van gasverbrandingstoestellen. Wanneer aanvullende regelgeving wordt overwogen adviseren de onderzoekers vooraf een ex-ante analyse uit te voeren om de voor- en nadelen (proportionaliteit, kosten en opbrengsten) van de eventuele maatregelen goed in kaart te brengen. Daarbij geven de onderzoekers echter ook aan dat het stelsel eerst langer in werking moet zijn om de meerwaarde van eventuele aanvullende regelgeving te kunnen bepalen. Ik sluit mij daarbij aan. De evaluatie geeft mij geen aanleiding om direct tot aanvullende regelgeving over te gaan. De evaluatie geeft mij wel, zoals hiervoor aangegeven, aanleiding om in samenwerking met partijen verbeteringen in het stelsel door te voeren.
Over de verdere opvolging van de 8 aanbevelingen informeer ik uw Kamer voor de zomer van 2025.
Afsluitend merk ik op tevreden te zijn over de groei van het aantal gecertificeerde bedrijven. Inmiddels zijn meer dan 3.100 bedrijven gecertificeerd en dit aantal neemt toe. Naar verwachting zullen meer bedrijven zich laten certificeren dan het bij aanvang van het stelsel ingeschatte aantal (3.500) bedrijven dat in dit vakgebied werkzaam is. Ook het aantal door de sector op het gebied van koolmonoxide opgeleide monteurs is groter dan eerder verwacht. Inmiddels hebben circa 23.000 monteurs hiervoor hun vakbekwaamheidsbewijs behaald. Dat is belangrijk omdat de kwaliteit van werkzaamheden hiermee verbetert en daarmee de veiligheid voor de consument.
De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
M.C.G. Keijzer
Onderzoek ‘Koolmonoxide, onderschat en onbegrepen gevaar’ d.d. 18 november 2015↩︎
Kamerstuk 35 022, nr. 8↩︎
Staatsblad 2022, nr. 503↩︎
Kamerstuk 36 481↩︎
Techniek Nederland, de Nederlandse Haarden- en Kachelbranche, InstallQ, de NVCi, Dekra, Kiwa, SKG-IKOB, Bureau Veritas, Normec, de Raad voor Accreditatie, de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw, de Nederlandse Vereniging Bouw en Woningtoezicht en de Vereniging Nederlandse Gemeenten.↩︎
Jaarlijks verslag CO-stelsel aangeboden aan het ministerie van BZK | Nieuwsbericht | Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw (tlokb.nl)↩︎
Advies voor grenswaarde koolmonoxide | Nieuwsbericht | Gezondheidsraad↩︎