Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp op 14 november 2024
Brief regering
Nummer: 2024D44906, datum: 2024-11-19, bijgewerkt: 2024-11-21 11:32, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (Ooit PVV kamerlid)
Onderdeel van zaak 2024Z18822:
- Indiener: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2024-11-20 10:15: Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025 (36600-XVII) antwoord 1e TK + rest (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-12-05 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Preview document (š origineel)
Geachte voorzitter,
Hierbij treft u de schriftelijke antwoorden aan op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp op 14 november jl.
Tevens ga ik hier in op de toezegging gedaan tijdens het CD RBZ Handel van 12 november jl. inzake de vraag of het kabinet zich in wil zetten om dubbele belasting op te heffen om meer handel met Taiwan mogelijk te maken (TZ202411-051). Nederland hecht grote waarde aan het voorkomen van dubbele belasting om zo obstakels voor internationale handel weg te nemen. In 2001 zijn Nederland en Taiwan op basis van wederkerigheid een regeling overeengekomen ter voorkoming van dubbele belasting en het tegengaan van belastingontwijking. De regeling verdeelt heffingsrechten tussen Nederland en Taiwan waardoor het risico op dubbele belasting sterk wordt tegengegaan. Daarmee wordt ook de handel tussen Nederland en Taiwan bevorderd.
De minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingshulp,
Reinette Klever
Vragen van het lid Hirsch (GL-PvdA)
Vraag 1
We zien een verkapte bezuiniging van EUR 1,9 mld, doordat geld wordt besteed aan de opvang van asielzoekers. Dit loopt op tot het 1/3 van het budget in 2026. Waarom stelt het kabinet pas in 2027 paal en perk in i.p.v. Motie Thijssen uit te voeren?
Antwoord
De eerstejaarsopvang van asielzoekers uit ontwikkelingslanden voldoet aan de criteria voor ODA. In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat vanaf 2027 het ODA-deel van de kosten van de eerstejaars asielopvang maximaal 10% is van het ODA-budget. Dit sluit aan bij de Motie Thijssen (36435-XVII, nr. 11) om de toerekening van eerstejaarsopvangkosten aan ODA-middelen langjarig te maximeren. Tot en met 2026 worden mee- en tegenvallers in de uitgaven voor eerstejaarsopvang van asielzoekers volledig ten gunste of ten laste van het ODA-budget gebracht. De raming voor de toerekening voor de eerstejaars asieluitgaven is ongeveer EUR 1,9 miljard in 2025 en EUR 2,4 miljard in 2026. Dit is staand beleid en geen bezuiniging.
Vraag 2
Ook zien we bezuinigingen op het gebied van op het klimaatfinanciering. Hoe houdt dit samen met de verklaring die MP gisteren tekende waarin hij opriep tot meer klimaatfinanciering van het mondiale zuiden?
Antwoord
Er is een verschil tussen wat er voor de klimaattransitie wereldwijd nodig is aan investeringen, en wat er gefinancierd wordt uit het BHO-budget. In de verklaring van deĀ High Ambition CoalitionĀ wordt expliciet benoemd dat financiering vanuit alle vormen van bronnen mogelijk is. De financiering vanuit andere dan publieke stromen zoals bijvoorbeeld private klimaatinvesteringen, is minstens zo belangrijk en omvangrijk. Zo zijn de wereldwijde buitenlandse directe investeringen in hernieuwbare energie opgeteld aanzienlijk groter dan de internationale publieke klimaatfinanciering. Vanzelfsprekend blijft de ondersteuning vanuit publieke bronnen ook nodig, zeker op het terrein van klimaatadaptatie. Met deze verklaring roepen we ook andere landen op hun rol op dit terrein te vervullen. Ook onze partners Frankrijk, Duitsland, Spanje en de Europese Commissie steunen deze verklaring.
Vragen van het lid Ram (PVV)
Vraag 1
Waarom geeft de regering subsidie aan organisaties die veel eigen vermogen hebben (bijv. CNV EUR 3 miljoen, FNV EUR 2,8 miljoen; moederorganisatie FNV EUR 700 miljoen)? Kan er een vermogenstoets komen voor NGOās en haar moederorganisatie met een drempelwaarde voor maximaal vermogen?
Antwoord
Het kabinet verstrekt subsidies aan organisaties die voldoen aan de vereisten die daarvoor worden gesteld. In die vereisten is op dit moment geen vermogenstoets opgenomen, wel een drempelcriterium ten aanzien van het percentage niet-BZ-inkomsten.
Zoals aangekondigd in de brief āToekomst samenwerking met maatschappelijke organisaties in ontwikkelingshulpā, doet het kabinet onderzoek naar het aanscherpen van de eigen inkomsten-eis voor maatschappelijke organisaties om voor subsidie uit de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp in aanmerking te komen. Ik zal in de loop van 2025 over de uitkomsten van dit onderzoek aan uw Kamer rapporteren en dan ook ingaan op uw suggestie voor een vermogenstoets.
Vragen van het lid Kamminga (VVD)
Vraag 1
Hoe staat het met de stappen van Nederland op het versterken van de Nederlandse strategische autonomie en defensie-industrie? En hoe staat het met de toetreding tot het verdrag van Aken?
Antwoord
Het kabinet zet in op intensievere Europese samenwerking in de defensie-industrie, voor onze veiligheid en ons verdienvermogen. Een gelijk Europees speelveld op het vlak van wapenexportbeleid is daarbij essentieel. Nederland heeft bij Duitsland, Frankrijk en Spanje aangegeven toe te willen treden tot het verdrag āinzake exportcontrole in het defensiedomeinā Op het moment is het kabinet in afwachting van de reactie van de verdragspartijen.
Daarnaast streeft het kabinet er naar om in de lopende herziening van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport elementen op te nemen die de convergentie van het Europese wapenexportbeleid bevorderen om zo te komen tot een meer eenduidige toepassing van de toetsingscriteria. Elementen van het verdrag āinzake exportcontrole in het defensiedomeinā zijn hierbij van nut.
Vraag 2
Kan de minister nader toelichten hoe dit subsidiekader in haar bredere inzet past? Komt er bijvoorbeeld nog separaat aandacht voor mondiale gezondheidszorg?
Antwoord
Met het beleidskader voor de samenwerking met maatschappelijke organisaties in ontwikkelingshulp vul ik een deel in van mijn bredere beleid waarover ik begin 2025 een brief zal sturen aan uw Kamer. In dit beleidskader kiest Nederland voor samenwerking met maatschappelijke organisaties op onderwerpen waar Nederland bijzondere kennis en expertise op heeft, zoals de effectieve bestrijding van hiv/aids. Zoals eerder aan uw Kamer toegezegd kom ik in de beleidsbrief terug op mijn prioriteiten water en voedselzekerheid en gezondheid.
Vraag 3
Kan de minister toelichten welke stappen ze nationaal en Europees zet om onze strategische autonomie te vergroten en welke mogelijkheden ze ziet om dit te versnellen?
Antwoord
Het kabinet zet zich in voor een weerbare en concurrerende nationale en Europese economie, waarin we onze eigen keuzes kunnen blijven maken om publieke belangen, zoals nationale veiligheid, de volksgezondheid, economische groei en werkgelegenheid, goed te kunnen behartigen. We versterken onze open strategische autonomie langs drie lijnen, te weten versterking van de Europese interne markt, het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden, en het versterken van het geopolitiek handelingsvermogen van de EU.
Hierbij kunt u bijvoorbeeld denken aan het versterken van het vestigingsklimaat en het bevorderen van een mondiaal gelijk speelveld. Het kabinet pakt de risicoās van strategische afhankelijkheden aan met doelgerichte maatregelen, bijvoorbeeld op het gebied van energie en op het gebied van kritieke grondstoffen door afspraken te maken met grondstofrijke landen buiten de EU. Het kabinet kan zich verder vinden het in voornemen van de volgende Commissie om een economisch buitenlandbeleid vorm te geven waarin meer samenhang wordt aangebracht tussen het handelsbeleid en andere instrumenten van extern beleid, zoals de Global Gateway.
Vraag 4
Hoe zorgen we weer dat het voor ondernemers makkelijker wordt om in het buitenland te ondernemen? Hoe weegt de minister de terughoudendheid van banken om te investeren binnen de EU en het VK? En welke rol ziet zij voor de kapitaalmarktunie? En hoe ziet zij de samenwerking op dit onderwerp met de minister van EZ en Financiƫn?
Antwoord
Internationale handel is essentieel voor het verdienvermogen van Nederland, en daarmee het inkomen van Nederlanders. Het kabinet ondersteunt Nederlandse bedrijven die in het buitenland willen ondernemen of hun buitenlandse handel willen uitbreiden. We bevorderen de Nederlandse export, onder andere door middel van handelsmissies en de inzet van ons handels- en financieringsinstrumentarium. Samen met het ministerie van Economische Zaken en VNO-NCW werkt het ministerie van Buitenlandse Zaken aan de bevordering van internationale innovatie in combinatie met handel door de ondersteuning van internationale publiek-private samenwerking. Bijvoorbeeld met de inzet van instrumenten voor meerjarige marktbewerking op strategische markten. Daarnaast beschikt de EU over een omvangrijk instrumentarium om handelsbelemmeringen aan te pakken en oneerlijke concurrentie of economische dwang tegen te gaan. Zo heeft de EU een groot aantal anti-dumping en anti-subsidiemaatregelen in werking. Het kabinet zet in op een gebalanceerde inzet van dit EU instrumentarium, waarbij de Nederlandse belangen leidend zijn. In het eerste kwartaal van volgend jaar volgt een beleidsbrief waarin het kabinet de voornemens op handelsterrein uiteenzet.
Het kabinet vindt het van belang dat bedrijven adequate toegang hebben tot financiering. Investeringen in een innovatieve, duurzame en weerbare economie komen immers onze productiviteit, veiligheid en het concurrentievermogen ten goede. Om dergelijke private investeringen aan te jagen, zet het kabinet in op het versterken van de kapitaalmarktunie. De minister van Economische Zaken heeft toegezegd aan uw Kamer dat het kabinet schriftelijk terugkomt op de Nederlandse inzet op de kapitaalmarktunie. De minister van Financiƫn is voornemens om in het eerste kwartaal van 2025 een brief aan uw Kamer te sturen die de ambitie van dit kabinet op de kapitaalmarktunie uiteenzet. Ten aanzien van de rol van banken zal het kabinet binnenkort met een reactie komen op het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Bedrijfsfinanciering.
Vragen van het lid Boswijk (CDA)
Vraag 1
CDA steunt de inzet op voedselzekerheid. Voedselzekerheid betekent niet dat we dat hier moeten produceren en dan exporteren naar Afrika. Daarmee helpen we de agrarische sector in Afrika om zeep. Landen moeten zelfvoorzienend en weerbaarder worden. Hoe ziet de minister dat?
Antwoord
Het kabinet streeft ook naar grotere zelfvoorziening en weerbaarheid van landen in Afrika. Vanuit mijn ministerie werken we daar op verschillende manieren aan zoals bijvoorbeeld door verbetering van bodemvruchtbaarheid, zorgen voor betere toegang tot goed zaaizaad en door de versterking van het ondernemingsklimaat.
Het kabinet is echter niet van mening dat handel en export per definitie negatief zijn. Bijvoorbeeld: door de snelgroeiende bevolking in West-Afrika neemt ook de vraag naar betaalbare voedselproducten snel toe. De lokale productie blijft achter bij deze vraag. Import, onder andere uit Nederland, en de inzet van Nederlandse kennis en kunde, kan dan juist bijdragen aan voedselzekerheid en aan het voorzien in de lokale voedselbehoefte. Tegelijkertijd is opbouw van de lokale productiecapaciteit van groot belang. De inzet op voedselzekerheid zal verder worden uitgewerkt in de beleidsbrief die begin 2025 naar de Kamer gestuurd zal worden.
Vraag 2
Recent bezocht de Kamercommissie het World Vegetable Center in Taiwan. Daar werkt men samen met Nederlandse bedrijven aan weerbare gewassen voor de Sahel regio. Dit project SafeVeg is een voorbeeld van hoe Nederland kan bijdragen aan voedselzekerheid in strategisch belangrijke regioās. De financiering loopt begin 2025 af. Kan het kabinet toezeggen dat dit project wordt voortgezet?
Antwoord
Projecten die aflopen worden eerst zorgvuldig beoordeeld op resultaat en effectiviteit, voordat er besloten wordt tot eventuele voortzetting. Daarnaast wil het kabinet niet vooruit lopen op de beleidsbrief, waarin de toekomstige inzet op voedselzekerheid verder zal worden uitgewerkt. Op dit moment kan dus geen uitspraak worden gedaan over al dan niet voortzetten van SafeVeg.
Vragen van het lid Zeedijk (NSC)
Vraag 1
Europa moet koers bepalen, we moeten in gesprek gaan met landen die onze grondstoffen kunnen zekerstellen. China doet dit al heel strategisch en het zou me niet verbazen als de VS dit ook actiever gaat oppakken. Laten we daar een duurzame Europese waarde propositie tegenover zetten met meer gelijkwaardigheid en autonomie voor de landen met wie we spreken. China en de VS hebben diepere zakken maar wij moeten het hebben van de relatie en de samenwerking. Welke landen heeft de minister op het lijstje staan en welke landen dan eerst?
Antwoord
Het kabinet zet zoveel mogelijk in op samenwerking in EU-verband, ook bij het afsluiten van partnerschappen. Door binnen de EU en richting derde landen gezamenlijk op te trekken, kan de Nederlandse industrie zijn positie in internationale mijnbouwketens verder versterken. Er zijn reeds EU-partnerschappen afgesloten met Canada, AustraliĆ«, OekraĆÆne, Kazachstan, Oezbekistan, NamibiĆ«, Rwanda, ArgentiniĆ«, Chili, de Democratische Republiek Congo (DRC), Zambia, ServiĆ«, Groenland en Noorwegen. Voorts is er een gezamenlijk partnerschap tussen de EU, VS, DRC, Zambia en Angola over de Lobito Corridor. In samenwerking met de EU en haar lidstaten zet het kabinet in op de concretisering van deze partnerschappen via onder meer strategische projecten.
Aansluitend verkent het kabinet de mogelijkheden voor bilaterale samenwerkingsverbanden op kritieke grondstoffen. Indien dat leidt tot nieuwe samenwerkingsverbanden wordt de Kamer hierover geĆÆnformeerd. Zo heeft het kabinet reeds bilaterale samenwerkingsverbanden afgesloten met Vietnam, Zuid-Korea en Canada en wordt samenwerking verkend met andere mogelijke partners.
Vraag 2
Belang van het openhouden van waterwegen, belangrijk als handelsnatie. Houthi's maken het de schepen in de Rode zee steeds moeilijker. Kunnen we bijdragen aan de veiligheid daar?
Antwoord
Het belang van vrijheid van navigatie en recht van doortocht is kraakhelder voor dit kabinet. Nederland is een groot handelsland, meer dan een derde van ons BBP is gerelateerd aan de export. Bovendien hebben we nogal een geschiedenis en naam hoog te houden als het aankomt op internationaal zeerecht. Vrijheid van navigatie dient niet alleen een economisch belang, maar ook een geopolitiek belang. We kunnen het niet aan ons voorbij laten gaan dat groepen zoals de Houthiās in Jemen een belangrijk goed als vrij scheepvaartverkeer gegijzeld houdt.
Nederland draagt daarom bij aan diverse operaties in de Rode Zee, waaronder de EU-operatie Aspides, Operation Prosperity Guardian en Operatie Poseidon Archer. Deze operaties zijn voor het handhaven van vrijheid van navigatie en doortocht.
Over eventuele vervolginzet in de Rode Zee wordt de Kamer geĆÆnformeerd via de Samenhangbrief. Mijn collega van Buitenlandse Zaken heeft deze brief tijdens het CD Missies en Operaties van 22 oktober jl. toegezegd.
Vraag 3
In de Straat van Taiwan ligt een toenemende dreiging. Tijdens reis naar Taiwan werd duidelijk dat de aanwezigheid van de Tromp zeer gewaardeerd werd. Wat wordt hier het beleid?
Antwoord
Aanwezigheid van een fregat in de Indo-Pacific is nadrukkelijk in het Nederlands belang, gezien de grote economische en veiligheidsbelangen in deze regio. De Indo-Pacific vormt de belangrijkste economische groeiregio in de wereld en in toenemende mate ook een geopolitiek zwaartepunt. Nederland droeg daarom bij met de reis van Zr.Ms. Tromp naar de Indo-Pacific. Gezien deze Nederlandse belangen blijftĀ betrokkenheid bij de regio en maritieme aanwezigheid belangrijk. Zoals toegezegd door de minister van Buitenlandse Zaken tijdens het CD missies en operaties van 22 oktober jl., zal het kabinet in het eerste kwartaal van 2025 de Kamer via een brief over de samenhangende visie op missies en operaties informeren.
Vraag 4
Nederlandse regering wil hulp focussen op landbouw en watermanagement en de ambassadeur van OekraĆÆne vroeg om aandacht te geven aan specifieke regio's, vooral de bevrijde regio's in het zuiden. Is die aanpak inmiddels ingericht?
Antwoord
Bij het invullen van de Nederlandse steun aan OekraĆÆne volgt het kabinet de noden die door OekraĆÆne zelf als prioritair worden bestempeld. Steun moet terechtkomen juist daar waar dat het meest nodig is en loopt via kanalen waarmee zo snel mogelijk resultaten kunnen worden behaald. Daarbij zet het kabinet ook in op themaās waar Nederland kennis en expertise heeft, zoals landbouw, gezondheid en watermanagement.
Na een succesvolle eerste ronde is recent de tweede ronde van het Ukraine Partnership Facility (UPF) geopend ter waarde van EUR 32,5 mln., waarmee Nederlandse bedrijven in onder andere de landbouw- en water- en gezondheidssector worden ondersteund om bij te kunnen dragen aan de wederopbouw.
Vraag 5
In de begroting is alleen voor 2025 en 2026 geld ingeboekt voor OekraĆÆne, hoever is de minister met vooruit plannen? Zijn er al plannen om de scope uit te breiden naar wederopbouw, bijvoorbeeld in de energievoorziening of infrastructuur?
Antwoord
Het kabinet onderschrijft het belang van het actief en onverminderd steunen van OekraĆÆne - politiek, militair, financieel en moreel. Bij de Voorjaarsbesluitvorming 2024 is financiering vanuit algemene middelen voor wederopbouw en humanitaire hulp aan OekraĆÆne beschikbaar gesteld voor de jaren 2024 en 2025. Besluitvorming over toekomstige financiĆ«le steun zal plaatsvinden tijdens de volgende Voorjaarsbesluitvorming.
Het kabinet zet zowel in op het verlichten van de onmiddellijke noden als de wederopbouw voor de langere termijn. Daarbij wordt specifiek gekeken naar de energievoorziening en infrastructuur. De constante en toenemende Russische aanvallen hebben echter een enorme impact en de noden zijn zeer omvangrijk. De aandacht van het kabinet gaat daarom op dit moment vooral uit naar OekraĆÆne helpen de winter door te komen.
Vraag 6
20.000 kinderen uit OekraĆÆne zijn meegenomen naar Rusland. Wat weet de minister over de status en kan Nederland of de internationale gemeenschap nog meer doen?
Antwoord
Kindontvoeringen is een van de zaken die onnoemelijk groot leed veroorzaken in OekraĆÆne. Nederland is een voortrekker op dit onderwerp, en zet zich in om zo veel mogelijk gedeporteerde kinderen naar OekraĆÆne terug te laten keren. De vraag of Nederland meer kan doen voor gedeporteerde kinderen uit OekraĆÆne valt onder het beleidsterrein van de minister van Buitenlandse Zaken.
Vragen van het lid Dobbe (SP)
Vraag 1
Gaat de minister de jarenlange algemene vergunningen op wapenexport nu wel regelmatig toetsen? En gaat het kabinet pas op de plaats maken in het toetreden tot het verdrag van Aken?
Antwoord
Algemene wapenexportvergunningen zijn ingesteld om exporten met een laag risicoprofiel op basis van de aard van de transactie of de ontvanger te faciliteren. Zo is er bijvoorbeeld een algemene vergunning waaronder de overdracht van militaire goederen naar de strijdkrachten van andere EU-lidstaten kan plaatsvinden en een algemene vergunning die de overdracht voor expositie of demonstratiedoeleinden in andere lidstaten regelt.
Momenteel ligt in de F-35-zaak aan de Hoge Raad de rechtsvraag voor in hoeverre de Staat zijn eigen buitenlandbeleid kan vormgeven ten aanzien van het al dan niet heroverwegen van algemene vergunningen.
In het licht van de brede geopolitieke ontwikkelingen en de veiligheidsdreigingen die op Nederland en onze Europese partners afkomen is versterking van de Europese defensiesamenwerking van groot belang. Daarom blijft het kabinet zich onverminderd inzetten voor Nederlandse toetreding tot het verdrag āinzake exportcontrole in het defensiedomeinā (hierna Ā«het verdragĀ») waar momenteel Duitsland, Frankrijk en Spanje bij zijn aangesloten. Toetreding levert door middel van een duidelijker regelgevend kader een belangrijke bijdrage aan verdere Europese defensiesamenwerking en daarmee aan de versterking van de Nederlandse krijgsmacht.
Vraag 2
Wat gaat de minister nog meer doen om de wapenhandel naar Soedan te stoppen, naast dit eenmalig te benoemen in een internationaal fora?
Antwoord
Het kabinet zet op nationaal en internationaal niveau in om de export van militaire goederen naar Soedan te voorkomen. Elke vergunningaanvraag voor de uitvoer van militaire goederen wordt zorgvuldig getoetst aan de Europese criteria voor wapenexportcontrole. Daarbij wordt onder meer aandacht besteed aan het risico dat uit te voeren goederen worden gebruikt voor ernstige schendingen van mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht en aan het risico dat de goederen een andere (ongewenste) bestemming, krijgen of onder ongewenste voorwaarden opnieuw worden uitgevoerd. Daar waar risicoās zijn op omleiding worden exportvergunningen dan ook afgewezen.
In Europees verband pleitte het kabinet naar aanleiding van de motie Dobbe tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van oktober 2024 voor uitbreiding van het VN wapenembargo naar het hele land. Ook is op ambtelijk niveau in de EU-raadswerkgroep Export van Conventionele Wapens (COARM) bij de andere lidstaten aandacht gevraagd voor het risico op omleiding van wapens via derde landen naar de strijdende partijen in Soedan. Binnen de EU wordt tevens gesproken over het verkennen van sancties op entiteiten die de oorlog in Soedan faciliteren. Nederland steunt deze verkenning.
Vraag 3
Is de minister bereid om te zorgen dat er extra humanitaire hulp komt voor Soedan?
Antwoord
In april dit jaar, op het moment dat prognoses op mogelijke hongersnood in Soedan duidden, heeft Nederland meteen EUR 10 miljoen vrijgemaakt voor extra noodhulp aan Soedan en aan Soedanese vluchtelingen in Tsjaad. Ook heeft de Dutch Relief Alliance in 2024 EUR 3 miljoen vrijgemaakt voor acute hulp aan Soedan en EUR 3 miljoen voor opvang van Soedanese vluchtelingen in Tsjaad. Het VN Central Emergency Relief Fund (CERF), waarvan Nederland een grote donor is, heeft in 2024 USD 66 miljoen gealloceerd voor Soedan. Hiermee is Nederland een grote humanitaire donor voor Soedan en dragen we ruimschoots bij. Ik blijf deze crisis nauwgezet volgen en zal blijven aandringen op toegang voor hulporganisaties om mensen in nood te kunnen bereiken.
Vragen van het Ergin (DENK)
Vraag 1
Kan de minister iets delen over de inzet voor hulp aan Palestijnse gebieden in 2025? Wat is ze daarbij van plan?
Antwoord
Nederland draagt in 2025 EUR 19 miljoen aan UNRWA bij voor de levering van basisvoorzieningen voor alle Palestijnse vluchtelingen, waaronder in de Palestijnse gebieden. Tevens geeft Nederland ook in 2025 flexibel inzetbare bijdragen aan humanitaire organisaties, waaronder organisaties die essentiƫle hulp leveren in de Palestijnse Gebieden. Dat gaat bijvoorbeeld om VN-organisaties en om de Rode Kruis en de Halve Maanbeweging. Met deze bijdragen stelt Nederland deze organisaties in staat om snel, effectief en efficiƫnt te reageren op de humanitaire noden wereldwijd. Die wendbaarheid helpt de humanitaire sector om ook in 2025 adequaat te reageren op de humanitaire noden in het Midden-Oosten, waaronder in de Palestijnse Gebieden. Er zijn op dit moment geen additionele bijdragen gepland.
Vraag 2
Israƫl verbiedt UNRWA. UNRWA is een VN institutie die met unanieme instemming van de VN is opgericht. Kan de minister bevestigen dat dit onacceptabel is en dat het schending is van het internationaal recht?
Antwoord
Nadat IsraĆ«l in juni 1967 de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook bezette, heeft IsraĆ«l UNRWA gevraagd om assistentie te verlenen ten aanzien van Palestijnse vluchtelingen in deze gebieden. Dit verzoek en de acceptatie daarvan door UNRWA is vastgelegd in de zogeheten Comay-Michelmore Exchange of Letters. De overeenkomst voorziet in de mogelijkheid tot eenzijdige opzegging en dus kan IsraĆ«l deze overeenkomst opzeggen. Dat het kan, wil niet zeggen dat het verstandig is om dit op dit moment te doen. De humanitaire situatie is erbarmelijk en het leveren van humanitaire hulp is van groot belang. Het kabinet is dan ook bezorgd over de IsraĆ«lische wetgeving over UNRWA. Op dit moment worden de wetten nog niet geĆÆmplementeerd, daar heeft IsraĆ«l een periode van 90 dagen voor ingeruimd. Nederland blijft, samen met andere partners, aandringen bij IsraĆ«l om zich te houden aan internationale afspraken en dat ze de impact van deze wetgeving voor Palestijnse vluchtelingen hierbij in acht nemen.
Vraag 3
Wat betekent het advies van het Internationaal Gerechtshof over het optreden van Israƫl in de bezette Palestijnse gebieden voor het Nederlandse ontmoedigingsbeleid?
Antwoord
Het Nederlandse ontmoedigingsbeleid is van toepassing op activiteiten van Nederlandse bedrijven als zij direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen, of als zij de aanleg of instandhouding ervan direct faciliteren. Op 10 september jl. is de Kamer een brief (23432-537) toegegaan met een juridische appreciatie van het advies van het Internationaal Gerechtshof inzake het optreden van Israƫl in de bezette Palestijnse Gebieden. Zoals gesteld in de brief zal het kabinet in de komende periode nader analyseren of aanleiding bestaat het huidige beleidskader aan te passen op basis van het advies van het Hof.
Vraag 4
Er vindt eind november een wapenbeurs in de Ahoy in Rotterdam plaats, mede mogelijk gemaakt door de KPN. In eerdere edities waren ook Israƫlische bedrijven aanwezig. Kan de minister aangeven of bedrijven die in de eerdere edities deel hebben uitgemaakt en op dit moment onderdeel uitmaken van de oorlogsindustrie van Israƫl en betrokken zijn bij genocide op Palestijnen ook dit jaar aanwezig zijn bij de wapenbeurs in Rotterdam?
Antwoord
Nee, het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen betrokkenheid bij de organisatie van deze beurs in Nederland. Deze wordt privaat georganiseerd door de Stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV).
Vragen van het lid Teunissen (PvdD)
Vraag 1
Wat gaat dit kabinet doen ā qua concrete maatregelen ā om de toegang tot humanitaire hulp in Noord-Gaza te verbeteren?
Antwoord
De situatie in Noord-Gaza is desastreus, en het is onacceptabel dat zo veel mensen in Noord-Gaza verstoken blijven van humanitaire hulp en bescherming. Israƫl is verantwoordelijk voor de bescherming van burgers in heel Gaza, niet alleen in de door Israƫl aangewezen veilige zones. Om een nog grotere catastrofe in Noord-Gaza te voorkomen, dient Israƫl snelle en drastische maatregelen te nemen om acute hongersnood af te wenden. Het is essentieel dat de internationale gemeenschap de druk op Israƫl hoog houdt.
Nederland blijft oproepen tot en Israƫl aanspreken op de noodzaak van onmiddellijke verbetering van veilige, ongehinderde en structurele humanitaire toegang tot alle mensen in nood in Gaza, inclusief in Noord-Gaza. Nederland bouwt diplomatieke druk op in gezamenlijkheid met een groep andere (m.n. Europese landen).
Vragen van het lid Van Houwelingen (FvD)
Vraag 1
Is het correct dat deze minister eind september namens Nederland het Pact for the Future stilzwijgend heeft laten goedkeuren? En dat Nederland daarmee stilzwijgend instemt met het versneld invoeren van Agenda 2030?
Antwoord
Het Pact is een niet-juridische bindende politieke verklaring en is het resultaat van een lang onderhandelingsproces en de compromistekst is vervolgens door de Algemene Vergadering op 22 september jl. aangenomen. Het Pact constateert dat het behalen van de duurzame ontwikkelingsdoelen fors achterloopt op de ambitie zoals die werd uitgesproken in 2015. Derhalve formuleert het Pact een reeks actiepunten om voortgang te kunnen maken om het oorspronkelijke voorziene tijdpad voor 2030 te kunnen behalen. Oftewel; het Pact stelt dat er een versnelling nodig is om de doelstellingen in 2030 daadwerkelijk halen. Het is en blijft aan landen zelf om eigen beleidskeuzes te maken ten aanzien van de internationale ontwikkelingsdoelen.
Vraag 2
Wat vindt de minister van Agenda 2030 en de 17 duurzaamheidsdoelen die daarbij horen en waar deze minister primair verantwoordelijk is? Zijn deze doelen toe te juichen en zijn ze haalbaar?
Antwoord
De duurzame ontwikkelingsdoelen zijn een leidraad om grensoverschrijdende uitdagingen aan te pakken. Het is een concrete agenda waarin we samen met andere landen, maar ook met bedrijven, effectief kunnen bijdragen aan ontwikkeling en om voortgang daarop te kunnen meten ā in zekere zin zijn ze vergelijkbaar met zogenaamde key performance indicators (KPIās) in het bedrijfsleven. Het ambitieniveau van de doelen is hoog en volgens laatste cijfers is slechts 17% van de doelen op schema om in 2030 behaald te worden. Enkele van de ontwikkelingsdoelen, zoals voedselzekerheid, gezondheid, en water, zijn ook prioriteiten uit het regeerprogramma van dit kabinet. Het is en blijft aan landen zelf om eigen beleidskeuzes te maken ten aanzien van de internationale ontwikkelingsdoelen.
Vraag 3
Is de minister bekend dat klimaat transitie een belangrijk onderdeel, misschien wel het hart vormt, van Agenda 2030?
Antwoord
De 2030 agenda is een integrale agenda met ook aandacht voor de klimaat transitie. Doelstelling 13 is een van de 17 doelen en is gericht op de aanpak van klimaatverandering. Ook voor Nederland geldt voor 2030 een reductiedoelstelling voor emissies van broeikasgassen van 55% ten opzichte van 1990 waarnaar ook verwezen wordt in het regeerprogramma van dit kabinet.
Vraag 4
Is de minister ermee bekend dat via het concept One Health klimaat en volksgezondheid aan elkaar gekoppeld worden? Omdat klimaatverandering de uitbraak van een nieuw virus tot gevolg kan hebben. En dat daarmee Agenda 2030 logischerwijs van belang is voor de pandemische paraatheid in ons land?
Antwoord
Virussen stoppen niet aan de grens. Daarom is investeren in goede basisgezondheidszorg wereldwijd, zoals is vastgelegd in Agenda 2030, ook in het belang van de pandemische paraatheid in ons eigen land. Dat belang neemt bovendien toe doordat het risico op verspreiding van ziektes naar Europa, zoals dengue toeneemt. Dit komt bijvoorbeeld door klimaatverandering, door toenemende verbondenheid tussen gezondheid van mensen en dier (one health) en mensen wereldwijd.
Vraag 5
Is de minister ermee bekend dat collega minister Agema door de NCTV is ingelicht over de NAVO-verplichting op het terrein van pandemische paraatheid? En dat de Amerikaanse ambassadeur haar in een brief heeft verzocht deze week geld te blijven vrijmaken voor Global Health en Climate Change? Is deze minister door de NCTV of iemand anders gewezen op NAVO-verplichtingen waar ze aan geacht wordt te voldoen? Zo ja, kan ze de Kamer deze NAVO-verplichtingen doen toekomen?
Antwoord
Als het gaat om pandemische paraatheid in medische zin, in Nederland en internationaal inclusief onze weerbaarheid op dat terrein ligt de verantwoordelijk bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en verwijs ik u door naar haar.
Vragen van het lid Stoffer (SGP)
Vraag 1
UNRWA kan vervangen worden op het gebied van voedselhulp. Qua onderwijstaken moeten we blijven werken aan de vervanging van UNRWA, voordat er weer een docent een Hamasstrijder blijkt te zijn. Wanneer is de maat vol voor de minister en gaat ze de samenwerking met en financiering van UNRWA afbouwen?
Antwoord
Zorgen over de neutraliteit van UNRWA moeten uiteraard worden opgevolgd. Het belang van neutraliteit, in het bijzonder neutraliteit van het onderwijs van UNRWA en de noodzaak om streng toe te zien op naleving hiervan, brengen we consequent op bij UNRWA. In mijn gesprek met de Commissaris Generaal van UNRWA, de heer Lazzarini, erkende hij onze zorgen en gaf hij aan hier al stappen op te ondernemen, waaronder gesprekken met de Palestijnse Autoriteit. Vandaar dat het kabinet implementatie van de aanbevelingen uit het Colonna rapport naar het neutraliteits- en integriteitsbeleid van de organisatie nauwgezet volgt. Dat onderzoek wijst uit dat UNRWA een ārobuust raamwerkā heeft om te acteren op neutraliteitsproblemen, en dat dit raamwerk beter is ontwikkeld dan bij vergelijkbare VN-organisaties en/of ngoās.
UNRWA heeft een door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties verleend mandaat om hulp en basisvoorzieningen te leveren aan Palestijnse vluchtelingen in de hele regio. Het mandaat van UNRWA is gekoppeld aan de totstandkoming van een duurzame politieke oplossing tussen beide partijen, waarna de taken van UNRWA eindigen. Zes miljoen Palestijnen vallen onder het mandaat van UNRWA en bij wegvallen van UNRWA zijn de gastlanden ā Libanon, JordaniĆ« en SyriĆ«, en IsraĆ«l voor de bezette Palestijnse gebieden ā verantwoordelijk voor het voorzien in acute hulp en hun basisbehoeften. Andere (VN) organisaties hebben niet het mandaat om deze taken over te nemen. Tevens geven zij aan niet in staat te zijn de werkzaamheden van UNRWA over te nemen. Dat geldt in het bijzonder voor de basisdiensten die UNRWA levert. Zo zou het een grote uitdaging zijn om bijvoorbeeld de onderwijzers, artsen en verpleegkundigen die momenteel in dienst zijn van UNRWA op korte termijn te vervangen door ander gelijkelijk gekwalificeerd personeel. Overigens voeren UNRWA-docenten het curriculum van de betreffende lokale onderwijsautoriteiten uit, waarbij UNRWA een additionele toets doet of dat onderwijsmateriaal in overeenstemming is met de neutraliteitsbeginselen van de organisatie.
Toezegging CD RBZ Handel
Schriftelijke beantwoording toezegging (TZ202411-051) gedaan tijdens het CD RBZ Handel (12 november 2024) inzake dubbele belasting Taiwan n.a.v. vraag van het lid Paternotte (D66) of het kabinet zich in wil zetten om dubbele belasting op te heffen om meer handel met Taiwan mogelijk te maken.
Antwoord
Nederland hecht grote waarde aan het voorkomen van dubbele belasting om zo obstakels voor internationale handel weg te nemen. In 2001 zijn Nederland en Taiwan op basis van wederkerigheid een regeling overeengekomen ter voorkoming van dubbele belasting en het tegengaan
van belastingontwijking. De regeling verdeelt heffingsrechten tussen Nederland en Taiwan waardoor het risico op dubbele belasting sterk wordt tegengegaan. Daarmee wordt ook de handel tussen Nederland en Taiwan bevorderd.